• No results found

De Woongroep (en) Staatsliedenbuurt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Woongroep (en) Staatsliedenbuurt"

Copied!
79
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Woongroep (en) Staatsliedenbuurt

De verhouding tussen een buurt en haar krakers

Masterscriptie Publieksgeschiedenis, Universiteit van Amsterdam Hannah Bakx 10242929 Scriptiebegeleider: Dr. Paul Knevel Tweede lezer: Prof. Dr. Gemma Blok

(2)

2 Afbeelding voorblad: WIJCK.

(3)

3

Voorwoord

Voor je ligt de scriptie De Staatsliedenbuurt en de Woongroep. Een afsluitend werk waarin ik mijn kennis en vaardigheden van zowel de master Stadsgeschiedenis als Publieksgeschiedenis heb toegepast. Dit was niet gelukt zonder de hulp van Gemma Blok, mijn eerste scriptiebegeleider vanuit de master Stadsgeschiedenis. Samen met haar heb ik het onderwerp van deze scriptie bedacht en uitgewerkt. Zij heeft mij daarbij het vertrouwen gegeven in de haalbaarheid en afronding van het onderzoek. Hetzelfde geldt voor mijn tweede scriptiebegeleider vanuit de master Publieksgeschiedenis, Paul Knevel. Tijdens het onderzoek heeft hij altijd klaargestaan voor het beantwoorden van vragen en het geven van goede adviezen en tips. Waarvoor heel veel dank, eveneens voor de toelating tot de master.

Natuurlijk wil ik degene die mij te woord wilden staan van harte bedanken voor hun tijd en aandacht. In het bijzonder wil ik daarvoor Jack van Lieshout en Eric Duivenvoorden bedanken. Daarnaast wil ik graag mijn studiemaatje, tevens collega-tentoonstellingsmaker, Roos Hamelink bedanken voor je inzichten, kennis en hulp. En last but not least: Tom en Floor, mijn ouders. Jullie steun en eindeloze geduld hebben me geholpen om deze masters - hopelijk - tot een goed einde te brengen. Ik hoop dat jullie genieten van het eindresultaat!

(4)

4

Abstract

The Staatsliedenbuurt in Amsterdam has been in disrepair since the 1970s. While urban renewal had been initiated in other parts of Amsterdam from the 1960s onwards, a plan for the

Staatsliedenbuurt was lacking. This resulted in a rundown neighbourhood to which the

municipality of Amsterdam did not pay much attention. This created room for Woongroep

Staatsliedenbuurt to emerge as a well-organised squatter movement which pushed for problems

in the neighbourhood to be solved. These problems included overdue housing maintenance, the lack of facilities as well as the lack of an urban renewal plan.

In 1984, the Woongroep organised the Staatstribunaal (State Tribunal). Most local residents were involved in this tribunal through various residents’ organisations. The Woongroep demanded mayor Ed van Thijn to pay attention to the neighbourhood’s problems. By gathering the locals in a tribunal, unity within the neighbourhood was reinforced. “More wood behind fewer arrows” was the goal. A few days after the tribunal, mayor Van Thijn visited the Staatsliedenbuurt. Opinions regarding this visit were strongly divided, both among local residents and within the Woongroep. The ramifications and opinions regarding the neighbourhood were not always as unequivocal as previously described.

(5)

5 Inhoudsopgave Voorwoord pag. 3 Abstract pag. 4 Inleiding pag. 6 Historiografie pag. 8

Historische context pag. 11

Stadsvernieuwing pag. 12

Stedelijk sociale beweging pag. 14

Historische relevantie pag. 16

1. De Staatsliedenbuurt pag. 17

1.1 Stadsvernieuwing in de Staatsliedenbuurt pag. 21

2. De Woongroep Staatsliedenbuurt pag. 25

2.1 Een stedelijke sociale beweging pag. 26

2.2 Organisatie pag. 28

2.3 Politiek kraken pag. 33

2.4 Het Staatstribunaal pag. 37

3. De buurt en de Woongroep pag. 41

3.1 Het bezoek van Van Thijn pag. 49

Conclusie pag. 53

Bronnenlijst pag. 56

Secundaire literatuur pag. 57

Bijlage I pag. 59

Bijlage II pag. 77

(6)

6

Inleiding

De Staatsliedenbuurt was in 1971 ten dode opgeschreven. De gemeente voerde een politiek van passieve euthanasie. De buurt zou wegkwijnen tot er niets meer te redden was en vervolgens worden gesloopt. Nieuwbouw was de toekomst. Langs de oude binnenstad, bewesten de Singelgracht, zou eerlang een nieuwe Bijlmer verrijzen.

Een langzame dood sterven zonder medicatie of zelfs stervensbegeleiding, dat zinde de bewoners allerminst. Velen kozen eieren voor hun geld door uit te wijken naar de nieuwe satellietsteden. Anderen kwamen in opstand.

Over de opvallende bleekheid van de buurt legde zich de rosse gloed van woede, opwinding en inspanning. De praatjesmakers op het stadhuis beloofden van alles, maar deden niets. Dus namen de bewoners zelf het herstel en behoud van de buurt ter hand. Het werd een begin van een wederopstanding, van de herschepping van een opgegeven buurt.1

De Staatsliedenbuurt raakte in 1971 aan haar einde, als we historicus Leo Adriaenssen moeten geloven. En geheel ongelijk had hij niet. In de eerste helft van de jaren zeventig begonnen stadsbesturen overal in Nederland met vernieuwingen. Dat was hard nodig ook, want de samenleving had na de wederopbouwjaren van de Tweede Wereldoorlog te maken met toenemende motorisering, welvaartsstijging, explosieve bevolkingsgroei en nieuwe leefpatronen. In feite lagen drie nieuwe, ruimtelijke moderniseringsprocessen ten grondslag aan het idee dat een binnenstadreconstructie noodzakelijk was: suburbanisatie, motorisering en cityvorming. Door de daaruit voortkomende stadsvernieuwingsoperaties raakten bestuurders, projectontwikkelaars en bewoners in alle grote steden in Nederland in conflict.2 De confrontatie

tussen de ruimtemakers en de burgers ziet historicus Tim Verlaan als twee visies die tegenover elkaar kwamen te staan: ‘De stad als een routinematige, technisch en sociaal geraffineerde metropool versus de stad als verblijfplaats met ruimte voor individualiteit, verscheidenheid en interactie.’3

De stadsvernieuwing in de jaren zeventig ging gepaard met een toenemende belangstelling voor, en eis van inspraak in de ruimtelijke ordening. Politieke vernieuwers en

1 Leo Adriaenssen, Een dwarse buurt (Amsterdam 1996) 1.

2 Tim Verlaan, De ruimtemakers. Projectontwikkelaars en de Nederlandse binnenstad 1950-1980 (Nijmegen

2017) 13.

(7)

7

wetenschappers besteedden in deze jaren veel aandacht aan het gebrekkig functioneren van de democratie. Zij zagen burgers vaak als een van de mogelijkheden om die democratie te verbeteren. Bewoners ondervonden de veranderingen in ruimtelijk beleid duidelijk, wat leidde tot conflictstof. Zij beseften steeds meer dat het moderne ruimtelijke overheidsbeleid diep in hun leefmilieu en in de ontwikkeling van de samenleving zou ingrijpen. Daarom eisten de burgers zelf ook meer inspraak.4

De Staatsliedenbuurt was er in de jaren zeventig en begin jaren tachtig bouwtechnisch slecht aan toe. Veel woningen hadden gebreken en stonden leeg. De stadsvernieuwing kwam hier (te) laat op gang, waardoor de bewoners zich genoodzaakt zagen om zelf in te grijpen. Zij gingen zich organiseren in groepen. De grootste en opvallendste groep was de Woongroep Staatsliedenbuurt, voortgekomen uit verschillende kraakgroepen in de buurt. Medio jaren zeventig ontwikkelde deze groep een consequente en levendige actiecultuur in de buurt.5 De

leden van de groep waren sterk en hecht georganiseerd en bemoeiden zich met alle aspecten van de buurt. De Woongroep groeide uit tot belangrijkste politieke factor in de buurt.6

Het hoogtepunt van bemoeienissen van de Woongroep met de buurt was het Staatstribunaal, ook wel Buurttribunaal genoemd, gehouden op 15 december 1984. De Woongroep Staatsliedenbuurt speelde als initiatiefnemers van het Tribunaal een hoofdrol in het proces. Samen met andere buurtgroepen wilde de Woongroep burgermeester Ed van Thijn ter verantwoording roepen. Het Tribunaal dagvaardde Van Thijn en de aanklacht luidde als volgt:

Wij klagen burgemeester Van Thijn, zijn wethouders, zijn commissarissen en andere functionarissen van de politie, zijn voorgangers en alle andere politiek verantwoordelijken aan wegens het stelselmatig en schromelijk verwaarlozen van de Staatsliedenbuurt, wegens het minachtend veronachtzamen van de klachten, verzoeken, rapporten, initiatieven en eisen die sinds jaar en dag door de buurtbewoners naar voren zijn gebracht, wegens het afwentelen van de gevolgen van het wanbeleid op de bewoners, wegens deelname aan de hetzerige wijze waarop delen van de pers zich vergapen aan de verpaupering en verloedering van de buurt en

4 H.B. Harmsen en F. Hund, Bezwaar maken een vorm van inspraak (Amsterdam 1976) 3, 6 en 14. 5 Eric Duivenvoorden, ‘De aap is uit de mouw. Geschiedenis van het ontstaan van de Woongroep

Staatsliedenbuurt’, in: Jubileumboek ter gelegenheid van 25 jaar Wijkcentrum Staatslieden- en Hugo de Grootbuurt (Amsterdam 1996) 1.

(8)

8

- last but not least - wegens de voorkeur voor politionele oplossingen van de sociale problemen.7

Er was geen ziel die zich niet aangesproken voelde door het Tribunaal, volgens historicus én kraker Eric Duivenvoorden.8 Zijn woorden over het Tribunaal leken niet onwaar gezien de vele

bewonersorganisaties die zich aansloten bij het Tribunaal. Ouderen, kinderen, migranten en vrouwen lieten hun stem horen via groeperingen als De wijkpost voor Bejaarden, Buurthuis de Witte Brug, Zaal 100 en jongerencentrum United World.9 De Woongroep was even van en

voor de buurt. Maar was dit werkelijk het geval? De groep bestond namelijk voor een belangrijk deel uit jonge nieuwkomers van buiten de stad. Dat roept de vraag op of de Woongroep inderdaad wel zo’n sterke band met de oudere buurtbewoners had opgebouwd als zij zelf en anderen achteraf beweerden. Hoe keken buurtbewoners die niet actief waren in de Woongroep of affiniteit hadden met de kraakbeweging eigenlijk naar het handelen van de Woongroep en wat zegt dat over de ideeën die onder buurtbewoners leefden over het beleid van het gemeentebestuur en de toekomst van hun eigen buurt?

Voordat ik antwoord geef op deze vragen situeer ik het onderwerp in deze inleiding in de historiografie en plaats ik het in een historische context. Hierbij worden de termen stadsvernieuwing en stedelijke sociale beweging uiteengezet. Vervolgens geef ik in hoofdstuk één een introductie van de buurt. Wie woonden er in de Staatsliedenbuurt? Welke voorzieningen waren er? Daarna bestudeer ik in hoofdstuk twee het optreden en functioneren van de Woongroep: hoe was de groep georganiseerd, hoe waren de verhoudingen binnen de groep, hoe kon het Tribunaal uitgroeien tot het hoogte punt van de Woongroep en wat beoogde de groep met het Tribunaal? Tenslotte kijk ik in hoofdstuk drie naar de verhoudingen tussen de buurt en de Woongroep.

Historiografie

De achteruitgang van grote steden zoals Amsterdam in de tweede helft van de twintigste eeuw is een veel besproken thema in de geschiedschrijving. Veel aandacht is daarbij besteed aan teruglopende inwonersaantallen, problemen rondom stadsvernieuwing, radicale jongerenbewegingen en de heroïne problematiek. (Auto)biografieën, wetenschappelijke

7 Procesmap, Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG), Staatsarchief, inv. nr. SAVRZ002, map

2.2, doos 3.

8 Eric Duivenvoorden, Een voet tussen de deur. Geschiedenis van de kraakbeweging 1964-1999 (Amsterdam

2000) 268.

(9)

9 artikelen en publicaties lichten gebeurtenissen en ontwikkelingen, die te maken hebben met deze achteruitgang, in Amsterdam vaak per thema uit. Deze thema’s komen in het Staatstribunaal van 1984 samen in een climax. Nooit eerder is er uitvoerig onderzoek gedaan naar het Staatstribunaal. Wel is er veel geschreven over de problematiek en betrokken partijen van het Tribunaal.

De Woongroep was een goedgeorganiseerde krakersbeweging die vanaf de jaren zeventig stelselmatig actief was in de buurt. De organisatie, acties en samenstelling van de Woongroep zijn in verschillende publicaties beschreven, met als belangrijkste het werk van Duivenvoorden Een voet tussen de deur. Geschiedenis van de kraakbeweging 1964-1999. Duivenvoorden kwam in 1980 in aanraking met de Amsterdamse krakerswereld en tussen 1981 en 1985 maakte hij deel uit van de krakersbeweging van de Staatsliedenbuurt.

Vanaf het begin van de jaren negentig hield Duivenvoorden zich bezig met het bijeenbrengen van al het actiemateriaal dat in het bezit was van vele krakers. De collectie bestaat uit notulen, pamfletten, periodieken, krantenknipsels, honderden uren audio- en videomateriaal en duizenden foto’s en affiches. Zijn boek is een weerslag van dit archief en daarom een sleutelpublicatie als het gaat om de geschiedschrijving van de krakersbeweging in Amsterdam. Op chronologische wijze beschrijft hij de ontwikkelingen in de geschiedenis van de krakers. Enkele thema’s komen tussendoor naar voren. Zoals Duivenvoorden zelf aangeeft in zijn voorwoord wachten er nog talloze verhalen om gehoord te worden. Zijn werk biedt een historisch overzicht dat goed bruikbaar is voor verder onderzoek.10

Naast het werk van Duivenvoorden zijn er ook diverse (auto)biografieën verschenen over het leven van krakers. Zo heeft Victor Luchteling zijn ervaringen in de krakerswereld waarbij hij sinds 1984 betrokken was, beschreven in zijn werk Axtie! Herinneringen uit de

Amsterdamse kraakbeweging. In tegenstelling tot Duivenvoorden streeft hij minder naar een

objectieve weergave van de kraakbeweging op basis van bronnen, maar geeft hij meer ruimte aan zijn persoonlijke visie en emoties.11 Persoonlijke verhalen en belevingen zijn waardevolle

bronnen voor de geschiedschrijving. Deze bronnen vertellen ons iets over emoties en sfeer. Het werk van Luchteling is zo’n bron, maar gezien het ontbreken van bronvermelding is het noodzakelijk om genoemde feiten na te gaan.

Geen kraker, maar wel zeer bekend met de kraakbeweging is Ed van Thijn, burgemeester van Amsterdam van 1983 tot en met 1994. Hij geeft in zijn autobiografie BM een

10 Duivenvoorden, Een voet tussen de deur, 9-11.

(10)

10 thematische beschrijving van zijn periode als burgemeester, waarbij ook het bezoek aan de Staatsliedenbuurt aan bod komt. Van Thijn besteedt echter geen aandacht aan het Tribunaal. Dit is opmerkelijk, aangezien het Tribunaal het werkbezoek aan de buurt erg heeft beïnvloed. Van Thijn acht het niet belangrijk, lijkt het. Dit kan deels verklaard worden door het feit dat hij zelf niet aanwezig was bij het Tribunaal. Zijn werk is, net als dat van Luchteling, gebaseerd op zijn persoonlijke ervaring. Hij maakt echter wel meer gebruik van aanvullend bronnenmateriaal, zoals passages uit krantenartikelen.12

Veel sociale wetenschappers hebben zich in de afgelopen decennia eveneens afgevraagd wat de kraakbeweging teweeg heeft gebracht en wat de effecten zijn geweest van de beweging op een buurt of de samenleving. Zo onderzocht politicoloog Ronald van Eerten het effect van het gebruik van geweld door krakers.13 Wim van Noort heeft samen met het

Centrum voor Onderzoek naar Maatschappelijke Tegenstellingen aan de Universiteit van Leiden geanalyseerd wat de invloed was van de kraakbeweging op de besluitvorming van gemeentelijke overheden. Zij hebben hierbij gekeken naar actoren en factoren die een rol hebben gespeeld bij de besluitvorming, naar de gebruikte actiemiddelen van de kraakbeweging en de besluiten die het gemeentebestuur heeft genomen met betrekking tot de door de kraakbeweging gestelde eisen.14

De Woongroep speelt een hoofdrol in het Tribunaal als de aanjager ervan en is wel bekend in de historiografie. De problematiek waarnaar de Woongroep verwijst is ook geen onbekende in de literatuur. Een van de aanklachten van het Tribunaal had betrekking op de achterblijvende stadsvernieuwing die hard nodig was in de buurt. Hoe het denken over stadsvernieuwing zich heeft ontwikkeld vanaf de jaren zeventig brengt politicoloog Herman de Liagre Böhl in beeld in Amsterdam op de helling. De Liagre Böhl doet niet alleen verslag van de politieke en ambtelijke strijd, hij beschrijft ook per buurt hoe de vernieuwing tot stand kwam en welke vormen die vernieuwing aannam.15De Staatsliedenbuurt komt in zijn werk niet aan

bod.

Historicus Ton Heijdra besteedt in zijn geschiedenis van het Westerpark wel aandacht aan de stadsvernieuwing, of eigenlijk aan het ontbreken daarvan in de Staatsliedenbuurt. In

Westerpark, Barren, Sparren en Koperen Knopen geeft hij een chronologische geschiedenis

12 Ed Van Thijn, BM (Amsterdam 2003) 33-37.

13 Ronald van Eerten, Kraakbeweging en geweld: effekten van het geweld van de kraakbeweging in Amsterdam

(Amsterdam 1968).

14 Wim van Noort, De effecten van de kraakbeweging op de besluitvorming van gemeentelijke overheden

(Leiden 1984) 6.

(11)

11 van het stadsdeel Westerpark, waarbij veel verschillende aspecten, zoals wonen, werken en het sociale karakter van de buurt, behandeld worden. Het ontbreken van een actief stadsvernieuwingsbeleid krijgt veel aandacht. Het boek heeft een wetenschappelijk karakter. Heijdra maakt gebruik van bronnenmateriaal uit onder andere het Stadsarchief Amsterdam en het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis en vult dit materiaal aan met literatuur. De vele plaatjes en de vlotte schrijfstijl maken het boek bovendien levendig.16

De kraakbeweging is dus vanuit verschillende perspectieven en op basis van veel verschillende bronnen bestudeerd en beschreven. Hetzelfde geldt voor de problematiek waarmee Amsterdam kampte in de jaren tachtig. Het gebruik van geschreven bronnen zoals notulen en correspondenties, in combinatie met orale geschiedenis is in veel publicaties over de kraakbeweging toegepast. Het enorme aanbod van geschreven bronnen in onder andere het Staatsarchief in het IISG en het feit dat we hier te maken hebben met recente geschiedenis maakt de keuze om geschreven en orale bronnen te combineren zeer voor de hand liggend. In dit onderzoek wordt dan ook gebruik gemaakt van deze combinatie. De belangrijkste orale bron is een radio-uitzending van de VARA van 20 oktober 1984, een reportage over de Staatsliedenbuurt. Aan de vooravond van het Tribunaal komen in deze uitzendingen de hoofdpersonen van dit onderzoek aan het woord: de krakers, buurtbewoners, Van Thijn, de politie en een gemeenteambtenaar. 17 Deze radio-uitzending, in combinatie met het uitgebreide

Staatsarchief van de Woongroep, gesprekken met oud-krakers en andere geluidsfragmenten, geven een veelzijdig beeld van de situatie.

Historische context

Optimistisch, overtuigd van de vooruitgang en zonder oog voor het verleden begon Amsterdam in de jaren zestig aan het vernieuwen van de binnenstad. De volgebouwde binnenstad moest ruimte maken voor werk en verkeer. Oude woningen moesten worden gesloopt om nieuwe verkeersaders en kantoorpanden aan te leggen. Dit megalomane plan stuitte al snel op groot verzet van inwoners, met als bekendste voorbeeld de Nieuwmarktrellen van 1975. Deze confrontatie vormde het naspel van een jarenlang conflict tussen gemeente en actievoerders. De gebeurtenissen op de Nieuwmarkt illustreren de onrust van de jaren zeventig en tachtig, waarin de plannen tot stadsvernieuwing krachtige, sociale bewegingen voortbrachten. 18 Deze

16 Ton Heijdra, Westerpark. Barren, sparren en koperen knopen (Amsterdam 2007).

17 VARA De Stand van Zaken 20-10-1984, IISG, Staatsarchief, inv. nr. BG GC11/55, bijlagen, pag. 61 t/m 78. 18 VPRO Andere Tijden 6-11-2011, Stad op de Schop Houttuinen en VPRO Andere Tijden 24-03-2015, Slag om

(12)

12 twee concepten, stadsvernieuwing en sociale bewegingen, worden hieronder toegelicht; zij bieden de historische context van de ontwikkelingen in de jaren zeventig in de Staatsliedenbuurt.

Stadsvernieuwing

De opkomst van de Woongroep vond plaats tijdens, of beter gezegd: was het gevolg van de (falende) stadsvernieuwingsplannen van de gemeente. Stadsvernieuwing stond voor nieuwbouw en herstel in de verpauperde en verkrotte stadsdelen. Eind jaren zestig verscheen de term ‘stadsvernieuwing’ voor het eerst in een publicatie. In 1969 werd er in de eerste Nota Stadsvernieuwing van de gemeente Amsterdam het volgende geconstateerd:

De woonomgeving is in vele delen van de binnenstad en de 19e-eeuwse wijken ver beneden het peil van de moderne stad gedaald. Dit is enerzijds het gevolg van het ontbreken van vele voorzieningen, zoals groen en speelplaatsen, en anderzijds van de met geparkeerde auto’s gevulde straten en de slechte toestand van de vele binnenterreinen. Deze veroudering legt een zware druk op de levensomstandigheden van vele Amsterdammers. […] Stadsvernieuwing vraagt concrete ingrepen in het stadslichaam. Vooral in de 19e-eeuwse wijken zal dit plaatsvinden door sloop en reconstructie. Nieuwe stadswijken zullen hier in de loop van de eerstkomende tientallen jaren tot stand moeten komen. […] Oude vertrouwde banden met wijk en woonomgeving moeten verbroken worden. Relaties tussen mensen, vaak gegroeid in vertrouwde omgeving, moeten opnieuw worden opgebouwd in het nieuwe en vreemde woonmilieu.19

Stadsvernieuwing omvatte dus vooral sanering, krotopruiming en totale afbraak gevolgd door nieuwbouw. Voor de bewoners van deze buurten in de binnenstad was weinig oog: zij moesten elders maar nieuwe relaties opbouwen. De stadsvernieuwing zou voor ingrijpende veranderingen zorgen in de levens van autochtone bewoners van de negentiende-eeuwse wijken. Het beleid dat eind jaren zestig werd gevoerd steunde op inzichten die in de jaren twintig waren geboren: geloof in de vooruitgang, geloof in de opkomst van verkeersmiddelen, geloof in de mogelijkheid om maatschappelijke processen met wetenschappelijke inzichten te sturen en het geloof in een geordende samenleving. De ideale stad die daarbij paste zag er zo

(13)

13 uit: verkeer gescheiden van het wonen, het wonen op zijn beurt weer gescheiden van het werken.20

De bewoners van de stad werden gezien als collectiviteiten, als een groep. Die gedachte zou botsen met de individualisering van de jaren zestig en zeventig en leiden tot conflicten. En dat niet alleen, ook de diepe minachting van de stedenbouwers voor negentiende-eeuwse wijken was conflictstof voor buurtbewoners en de gemeente. Die wijken werden afgedaan als het wanproduct van speculatiebouwers. De stedenbouwkundige aanleg deugde niet: domweg gebouwd op oude slotenpatronen. De wijken, met hun nauwe, donkere trappenhuizen, volgebouwde binnentuinen en verderfelijke alkoven dienden dan ook te verdwijnen om plaats te maken voor doorzonwoningen en efficiënte kantoorgebouwen die het centrum konden ontlasten.21

De opvattingen over stadsvernieuwing veranderden in de loop van de jaren zeventig onder druk van bewoners uit verschillende Amsterdamse buurten, zoals de Nieuwmarktbuurt en de Dapperbuurt. In plaats van sloop en nieuwbouw kwam er meer aandacht voor ‘bouwen voor de buurt’. In het stadsvernieuwingsprogramma van 1983-1986 werd de stadsvernieuwing in Amsterdam gepresenteerd als buurtgericht en integraal. Ingrepen moesten gefaseerd en in nauw overleg met de buurtbewoners plaatsvinden. Behoud en herstel kregen in het algemeen de voorkeur boven sloop en nieuwbouw. De aanpak werd voortaan afgestemd op de wensen en de mogelijkheden van de verschillende buurten. Daarbij trachtte de gemeente om het karakter van de buurt zoveel mogelijk te behouden. Verder moest de bestaande mix van wonen, winkels en bedrijven gehandhaafd blijven.22 De inzet van burgers begon haar vruchten af te werpen.

Bouwen voor de buurt was echter gemakkelijker gezegd dan gedaan. De gemeente bleek in de praktijk over onvoldoende juridische en bestuurlijke instrumenten te beschikken om het beleid van behoud en herstel vorm te geven. De subsidieregels voor sloop en nieuwbouw waren namelijk veel eenvoudiger na te leven dan de regels voor het in stand houden en renoveren van bestaande woningen. Daarnaast was het lastig om de gerenoveerde of nieuwgebouwde woningen betaalbaar te houden. De bijkomende stijgende woonlasten in deze periode versterkten dit probleem.23

Voor het woningtekort in Amsterdam, met name voor gezinnen, vond het Rijk een oplossing in het bestemmen van zogenaamde overloopgemeenten zoals Purmerend,

20 Ids Haagsma en Hilde de Haan, Stadsvernieuwing van Amsterdam (Amsterdam 1985) 10. 21 Haagsma en De Haan, Stadsvernieuwing van Amsterdam, 11.

22 Gemeente Amsterdam, Afdeling Coördinatie Stadsvernieuwing, Stadsvernieuwing in Amsterdam programma

1983-1986 (Amsterdam 1983) 11.

(14)

14 Hoofddorp, Hoorn, Lelystad en Almere. Midden jaren zeventig verlieten jaarlijks gemiddeld 20.000 Amsterdammers de stad. In totaal verlieten circa 197.000 Amsterdammers de stad voor overloopgemeenten. In 1985 telde de stad nog maar 675.570 inwoners. Ter vergelijking: in 1959 woonden er nog 872.000 mensen in Amsterdam.24

Daar gingen ze: de gezinnen met kinderen, de mensen met een redelijk inkomen, naar Purmerend, Hoofddorp, Hoorn, Lelystad en Almere. En de stad werd armer en armer en sneed zich met dit beleid in eigen vlees. Elke Amsterdammer die vertrok, betekende immers een korting op de uitkering uit het gemeentefonds. Daardoor moest uiteindelijk bezuinigd worden op allerlei voorzieningen. Scholen moesten sluiten door gebrek aan leerlingen, zwembaden gingen dicht, buurtwinkels sloten hun deuren.25

De gevolgen voor Amsterdam waren groot: veel sociale bewegingen en actiegroepen kwamen op in deze periode.26

Stedelijke sociale beweging

In de jaren zeventig en tachtig kampten de grote steden in Nederland met forse problemen. Hoewel er door de in de tweede helft van de jaren zeventig ingezette stadsvernieuwing enige resultaten werden geboekt, was de uittocht van de middenklasse begin jaren tachtig nog niet voorbij. Steden als Utrecht, Nijmegen en Amsterdam kregen te maken met oude buurten waar veel bewoners werkloos waren, zich steeds meer migranten vestigden en sociale problemen zich ophoopten. In de binnensteden blokkeerde het groeiende aantal auto’s de doorstroom van het verkeer. De softdrugshandel had in korte tijd via coffeeshops een vaste positie in de samenleving verworven. Gemeentelijke instanties als de politie, de GG en GD bleken geen vat te krijgen op de honderden harddrugsverslaafden die rovend en stelend in hun levensonderhoud voorzagen. De omvang van de criminaliteit nam ieder jaar toe. Daarbij kampten de steden met de eerdergenoemde problematiek: de gevolgen van de stadsvernieuwing, zoals de leegloop en verpaupering van buurten. Al deze problemen leidden tot verzet van burgers.27

Dit verzet was (meestal) goed georganiseerd: in veel gevallen, en zeker in de Staatsliedenbuurt, bleek er sprake te zijn van een zekere continuïteit in de actievoering. In 1984

24 Website Gemeente Amsterdam, Onderzoek, Informatie en Statistiek.

https://www.ois.amsterdam.nl/visualisatie/bevolking.html, (geraadpleegd op 20-06-2018).

25 De Liagre Böhl, Amsterdam op de helling, 55. 26 Ibidem, 54 en 55.

27 Guus Meershoek, Geschiedenis van de Nederlandse politie. De gemeente politie in een veranderende

(15)

15 was de Woongroep al zeker tien jaar actief in de buurt. Goede organisatie en continuïteit kenmerken volgens sociologe Virginie Mamadouh stedelijke sociale bewegingen. Zij ziet een stedelijke beweging als een netwerk van organisaties, groeperingen en individuen die bewust (buitenparlementaire) acties voeren en gedurende langere tijd gericht zijn op de totstandkoming van ruimtelijke en maatschappelijke veranderingen die gebaseerd zijn op alternatieve opvattingen over de herinrichting van de stad of buurt. Er is dus sprake van een stedelijke sociale beweging als ruimtelijke doelstellingen gepaard gaan met de formulering van alternatieve opvattingen over de stad. In de hoop die veranderingen tot stand te kunnen brengen zal de beweging zich richten op de lokale arena en gebruik maken van haar stedelijke netwerk.28

De stedelijke sociale beweging zoals Mamadouh die beschrijft, heeft een bepaalde mate van bewegingsruimte nodig. Deze ruimte kregen bewegingen bijvoorbeeld door het feit dat de machtsverhoudingen binnen de stad horizontaler waren geworden. De stedelijke overheid was in veel gevallen niet meer de enige machtsfactor, maar een van de hoofdrolspelers, naast het bedrijfsleven, de vakbeweging en andere belangrijke machtsgroepen, zoals actiegroepen van buurtbewoners. Veel meer dan vroeger moest de overheid verantwoording afleggen aan burgers. De legitimiteit, dat wil zeggen de geloofwaardigheid, van het overheidsoptreden was niet meer vanzelfsprekend maar werd in toenemende mate ter discussie gesteld.29 Het idee van de geëmancipeerde burger begon zich steeds verder te

ontwikkelen. Er ontstond een groot verlangen naar keuzevrijheid en individualisme, terwijl collectieve idealen als maatschappelijk goed en gemeenschappelijke ontwikkeling meer en meer op de achtergrond raakten.

De kraakbeweging was een belangrijke speler in deze nieuwe tegencultuur. Zij speelde in op die nieuwe houding tegenover de overheid en de aandacht voor individuele rechten. Vooral zaken als huisvesting, de rechten van de vrouw en kernenergie konden rekenen op grote belangstelling: zij leidden geregeld tot grote demonstraties en massale protesten en soms gewelddadige rellen. De kraakbeweging liep in dit soort kwesties vaak voorop en experimenteerde met alternatieve culturele uitingen zoals piratenradiozenders, gedrukte media en lokale televisie. Kraker zijn stond voor een bepaalde mentaliteit, ver weg van de mainstream. Zo werd kraken een leefstijl die stond voor verzet tegen de staat en onderdrukkende instanties.30

28 Virginie Mamadouh, De stad in eigen hand (Amsterdam 1992) 21-22.

29 Geert Mak, Buitenparlementaire Actie, de discussie over vormen van protest en burgerlijke

ongehoorzaamheid (Amsterdam 1984) 15.

30 Artikel Renec Hamminga via LinkedIn.

(16)

16 Al deze ontwikkelingen maakten een maatschappelijke verschuiving mogelijk in de jaren tachtig: een progressieve, maakbare samenleving die gericht is op emancipatie veranderde in een individualistische samenleving die vooral oog heeft voor een op eigen belang gerichte cultuur.31 Van alle sociale bewegingen en actiegroepen die eind jaren zestig

opkwamen, heeft de kraakbeweging zich het best aan de veranderende maatschappelijke en culturele omstandigheden weten aan te passen. De krakersacties stonden vanaf de oprichting van de beweging namelijk ook altijd in dienst van een direct eigenbelang: tegen de achtergrond van de luid verkondigde politieke verontwaardiging over de leegstand verschaften de krakers zich tevens een dak boven het hoofd. In die zin was de kraakbeweging niet alleen de meest pragmatische maar tegelijk ook de minst idealistische politieke actiegroep van allemaal. 32 Historische relevantie

De samenstelling, organisatie en acties van de Woongroep zijn in verschillende publicaties beschreven, echter nooit uitvoerig en vaak als onderdeel van een beschrijving en analyse van de Amsterdamse kraakbeweging. Los van het artikel van Eric Duivenvoorden ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van het Wijkcentrum Staatslieden- en Hugo de Grootbuurt is geen afzonderlijk onderzoek naar de Woongroep gedaan. Zoals eerder beschreven is het werk van Duivenvoorden, net als andere kraak en – buurtgeschiedenissen, geschreven vanuit het oogpunt van de krakers. Ook in het Staatsarchief zijn de meeste bronnen gericht op de krakers. Slechts af en toe staan er (soms tussen de regels door) reacties van buurtbewoners vermeld. Het ontbreken van de opvattingen van de oorspronkelijke bewoners van de buurt - in onderzoek naar de desbetreffende buurt vind ik opvallend. Aan de hand van orale bronnen en gesprekken met voormalige leden van de Woongroep ga ik op zoek naar de stem van de buurtbewoners.

31 Artikel Renec Hamminga via LinkedIn.

https://www.linkedin.com/pulse/de-jaren-80-begin-van-het-nu-een-alternatieve-blik-op-hamminga, (geraadpleegd op 06-11-2018).

(17)

17

1. De Staatsliedenbuurt

VARA – radio-uitzending 20-10-1984:

Geklemd tussen markthallen en de Jordaan. Geluiden van sloop en nieuwbouw. Lange smalle straten met monotone etagewoningen. Verzakte huizen, hier en daar dichtgetimmerde ramen. Sloopgaten en nieuwbouw en oorspronkelijke huizen wisselen elkaar systeemloos af. Verval enerzijds, een poging tot leefbaarheid tegen de verdrukking anderzijds. Fel beschilderde pandjes, alternatieve winkeltjes en cafés, muurschilderingen en spandoeken. Ook een prachtig centraal pleintje. Bijna Parijs, winkels en restaurants, een net gekraak vrouwenhuis in de winkel van meneer Jamin. Twee gifgroene telefooncellen en een grijs urinoir. Het café heet tramlijn Begeerte en de tramlijn heet 10. 14.000 mensen wonen hier. Een gemengde bevolking naar leeftijd en kleur. Het overgrote deel van de huizen is gekraakt. De duizenden krakers hebben hun eigen café: de Rioolrat. Trefcentrum van de zogeheten harde kern van de krakers. Ook wel de Woongroep genoemd. Symbool: een gigantisch gebalde vuist op het dak van het café. Een buurt met een veelbewogen geschiedenis. Met name de afgelopen tien jaar.33

De Staatsliedenbuurt in 1984: bij mij komt een gevoel van gemoedelijkheid op tijdens het luisteren naar dit fragment. Van oorsprong was de Staatsliedenbuurt een echte arbeidersbuurt. Er waren veel winkels en bewoners bezochten de katholieke of gereformeerde kerk die beide een belangrijke sociale functie had in de buurt. Politiek gezien waren vrijwel alle gezindten vertegenwoordigd, al voerden de socialisten de boventoon. De sfeer was goed: je maakte een praatje met je buurman en hield je stoep schoon.34 Ondanks de aangename sfeer die in het

fragment naar voren komt, sloeg de verloedering in de jaren zeventig toe. Hoe dit gebeurde en welke gevolgen die had voor de buurt beschrijf ik hieronder. De ontwikkeling van een buurt valt echter niet te doorgronden zonder de geschiedenis van een buurt en de stad waarin deze ligt bij de analyse te betrekken. Daarom volgt eerst een introductie van de buurt en de stad.35

De Staatsliedenbuurt werd gebouwd tussen 1881 en 1920 en was bestemd voor arbeiders en kleine industrie. De aanleg van de buurt is de te zien op afbeelding 1. De buurt besloeg ruim 110 hectare en werd omgrensd door de Singelgracht in het oosten, de Kattensloot en de

33 VARA De Stand van Zaken 20-10-1984, IISG, Staatsarchief, inv. nr. BG GC11/55, bijlagen, pag. 61. 34 Vraaggesprek met Jack van Lieshout, voormalig kraker, gehouden op 26-11-2018, interviewcollectie van de

auteur. Heijdra, Westerpark, 87 en 94.

(18)

18 Kostverlorenvaart in het zuidoosten, het Westelijk Marktkanaal in het westen en de Haarlemmervaart in het noorden. Binnen de Staatsliedenbuurt waren er vier sub-buurten te onderscheiden: Het Witteneiland (tussen de Nassaukade en de Wittenkade), de Noord-Oost Punt (het gedeelte van de Haarlemmerweg en de Wittenkade tot de Van Limburg Stirumstraat), de Fannius Scholtenbuurt (vanaf de Van Limburg Stirumstraat tot de Van Hallstraat) en de Westerstaatsman (Van Hallstraat, Buyskade, Visseringstraat, Van Bossestraat en Van Hogendorpstraat).36 De buurt ontleende haar naam aan de straatnamen, vernoemd naar

Nederlandse politici uit de achttiende en negentiende eeuw, toen nog staatslieden geheten. Een groot deel van de buurt lag in de Binnenpolder van de gemeente Sloten, waarvan het grondgebied in 1896 door Amsterdam was geannexeerd. De straten volgden het patroon van de oude verkavelsloten en paden naar de houtmolens. In het westen en noorden kwamen de grote openbare nutsbedrijven en langs de Kostverlorenvaart, een belangrijke binnenvaarroute, werden al snel industrieterreinen aangelegd.37

Afbeelding 1: Historische Kaart van Amsterdam, 1878, Stadsarchief Amsterdam.38

36 Helene Oppatja, De Amsterdamse Staatsliedenbuurt van 1900 tot nu (Hulst 1992) 6. 37 De Liagre Böhl, Amsterdam op de helling, 347.

38 Historische Kaart van Amsterdam waarop het plan van Uitbreiding der Stad, zoowel als de nieuwe

Spoorwegwerken, Handels- en Aanlegkaden, enz. zijn bijgewerkt, Stadsarchief Amsterdam (SAA), Collectie Stadsarchief Amsterdam: kaarten van geheel Amsterdam, toegangsnummer 10035, inv. nr. 1747.

(19)

19 De buurt lag in het voormalige stadsdeel Westerpark: de polder buiten de Haarlemmerpoort. Met de aanleg van de eerste spoorlijn naar Haarlem in 1839 en het graven van het Noordzeekanaal in 1876, kwam er een grote ommekeer in het gebied waar lang boerderijen, molens en huisjes het landschap hadden getekend. Deze maakten vanaf 1881 plaats voor fabrieken als de Stoom- en Meelfabriek Holland, de Wester Suiker Raffinaderij en de Westergasfabriek. De vele arbeiders hadden woningen nodig en zo ontstonden naast de Staatsliedenbuurt ook de Zeeheldenbuurt, Spaarndammerbuurt en de Hugo de Grootbuurt.39

De Staatsliedenbuurt werd voornamelijk bewoond door middenstanders en lagere ambtenaren van overheidsdiensten: spoorwegen, brandweer, politie, posterijen, gasfabriek en waterleiding. Het uniform voor deze diensten werd gekenmerkt door de koperen knopen. Vandaar dat de buurt ook wel de ‘Koperen-Knopenbuurt’ werd genoemd.40

Ingesloten door spoor- en waterwegen en door industrieterreinen kwam de Staatsliedenbuurt enigszins geïsoleerd te liggen van de rest van Amsterdam. De opening van de Centrale Markthallen in 1930 versterkte het isolement van de Staatsliedenbuurt. Een nieuwe brug tussen de Van Hallstraat en de Kostverlorenkade moest de dreigende isolatie enigszins tegengaan.41 Deze brug werd in 1932 in gebruik genomen. Het is goed mogelijk dat dit

isolement de buurt zelfvoorzienend heeft gemaakt en in de jaren zeventig en tachtig heeft geleid tot het ontstaan van hechte bewonersorganisaties. De buurt was in die tijd namelijk nog steeds slechts via de bovengenoemde bruggen toegankelijk. Door de afzondering was de buurt sterk op eigen voorzieningen aangewezen. De enige brug over de Kostverlorenvaart op de hoek van de Visseringstraat en de Buyskade zou verdwijnen door de Markthallen. Men kon de buurt verder namelijk alleen binnenkomen via de brug over de Kattensloot en via de Haarlemmerweg. De middenstand vreesde voor een achteruitgang van de winkelstand door het fysieke isolement.42

Bij voltooiing van de Staatsliedenbuurt - in 1920 - woonden er 38.663 mensen. Vanaf de jaren dertig nam het inwonersaantal in de buurt af. De huizen waren klein en vaak slecht onderhouden, waardoor bewoners wegtrokken. De buurt liep leeg, tot 21.123 bewoners in 1970.43 Niet alleen in de Staatsliedenbuurt liep het aantal bewoners terug. Zoals eerder

toegelicht daalde in heel Amsterdam het inwonersaantal tussen 1960 en 1985. Dit is goed te

39 Heijdra, Westerpark, 7.

40 Adriaenssen, Een dwars buurt, 9.

41 Oppatja, De Amsterdamse Staatsliedenbuurt van 1900 tot nu, 24. 42 Ibidem, 7.

(20)

20 zien op de onderstaande grafiek van de Gemeente Amsterdam. Waar de stad in 1960 nog ruim 850.000 inwoners telde, was dit aantal in 1985 teruggedrongen tot 675.000.44

Afbeelding 2: Gemeente Amsterdam, Bevolking, 2018, Onderzoek, Informatie en Statistiek.

Het probleem dat zich in Amsterdam voordeed en het teruglopende inwonersaantal in de hand werkte, waren de verschillende belangen die binnen de gemeente werden nagestreefd. Tussen de diensten Volkshuisvesting en Stadsontwikkeling bestonden grote tegenstellingen. De dienst Volkshuisvesting werd geconfronteerd met de woningnood van de bevolking door het huisvestingsbeleid dat gebaat was bij het snel bouwen van nieuwe huizen in de opvallende gaten van afgebroken panden. De dienst Stadsontwikkeling stond voor een meer toekomstgerichte lange termijnplanning, met name het herstructureren van de woonfunctie van de buurt. Door verkrotting en verslechtering van de huizen trokken de bewoners weg. Het draagvlak voor dienstverlening en economische zekerheid brokkelde daardoor af en er ontstond een eenzijdige bevolkingsgroep wat betreft beroepen.45

Het vertrek van met name de middengroepen was een gevolg van het zogenaamde ‘overloopbeleid’. Dit begrip stamt uit de negentiende-eeuwse praktijk in Engeland, waar het

overspill werd genoemd. Dit hield in dat de overbevolking van oude wijken werd verminderd

44 Website Gemeente Amsterdam, Onderzoek, Informatie en Statistiek.

https://www.ois.amsterdam.nl/visualisatie/bevolking.html, (geraadpleegd op 20-06-2018).

(21)

21 door de wijken uit te dunnen: de bevolking kreeg woningen aangeboden in ruimer aangelegde buitenwijken en villadorpen.46

Het overloopbeleid kon de strijd tegen de woningnood niet verhelpen. De vraag naar woongelegenheid bleef groter dan het aanbod. De vraag naar kleine woningen steeg door het individualiseringsproces dat in de jaren zeventig opkwam. Jongeren gingen op jongere leeftijd bij hun ouders weg, gingen eerder samenwonen en kregen later kinderen. Stadsvernieuwing betekende stadverdunning, waardoor er ruimer gebouwd werd, en woonverdunning waardoor gezinnen meer kamers tot hun beschikking hadden.47 Dat had grote gevolgen voor de

Staatsliedenbuurt.

1.1 Stadsvernieuwing in de Staatsliedenbuurt

In de Eerste Nota Stadsvernieuwing uit 1969 speelde de Staatsliedenbuurt nog geen rol. Er was geen bestemmingsplan voor de buurt, in tegenstelling tot buurten als de Kinkerbuurt en de Dapperbuurt. Dit was grotendeels te wijten aan het feit dat de buurt de status had gekregen van instandhoudingsgebied. Dit betekende dat er alleen verbeteringen aan de woningen zouden worden uitgevoerd, waardoor de wijk volgens de beleidmakers nog tien tot dertig jaar mee zou kunnen. Die keuze was vanuit het perspectief van de gemeente begrijpelijk. Het was vrijwel onmogelijk om de stadsvernieuwing op grote schaal aan te pakken: panden moesten worden aangekocht, onteigeningen georganiseerd en het verzet van voormalige eigenaren gebroken. Een tijd en geld rovend proces.48

De gevolgen van het ontbreken van een bestemmingsplan waren ingrijpend voor de Staatsliedenbuurt. Doordat de beloofde verbeteringen op zich lieten wachten, verkeerden veel woningen in slechte staat. Ze werden dichtgetimmerd voordat ze gesloopt werden. Panden stonden vaak jaren leeg; soms bewust gedaan door huisbazen, soms door het ontbreken van een bestemmingsplan. Veel jonge gezinnen met kinderen verlieten de buurt voor betere woningen en een ruimere woonomgeving. De buurt verloor hierdoor een deel van haar energieke en koopkrachtige inwoners, die de ruggengraat van de wijk vormde. De lage huren waren aantrekkelijk voor studenten en buitenlandse arbeiders. Het aantal buitenlanders in de Staatsliedenbuurt groeide in het begin van de jaren tachtig tot meer dan een kwart van de

46 Roegholt, Amsterdam na 1900, 350. 47 Ibidem.

(22)

22 bevolking van de buurt.49 Deze lage huren, in combinatie met het grote woningtekort, zorgden

ervoor dat de buurt een broedplaats werd voor de kraakbeweging.50

De gemeente zag de Staatsliedenbuurt als het vangnet van de stadsvernieuwingsproblemen elders in de stad. Ouderen, sociaal zwakkeren en jongeren bleven achter in de buurt. Studenten hadden de buurt ontdekt, omdat de bergzolders en halve woningen ideale studentenonderkomens waren. De overgrote meerderheid van de huizen was in handen van particulieren die niet de middelen hadden om de huizen op te knappen. Er was daarnaast onvoldoende stadsreiniging, slechte straatverlichting en weinig groen.51 De Staatsliedenbuurt

werd onleefbaar.

De woonomgeving was vervallen en triest. De verloedering had toegeslagen: zonder dat er plannen waren voor sloop of nieuwbouw, werden er honderden woningen dichtgetimmerd. De gemeente had veel bouwvallige woningen gekocht om te laten slopen. Door het ontbreken van bouwplannen stonden veel panden vaak jaren leeg. Dit werkte het eigenmachtig optreden van woningzoekenden in de hand. Het kraken van de slooppanden begon daarom halverwege de jaren zeventig.52 De buurt veranderde door de komst van de

krakers. Gezinnen vertrokken en een nieuwe generatie van zowel alleenstaanden als samenwonenden met een eigen cultuur kwamen ervoor in de plaats.

Er leek even sprake van vooruitgang in de buurt. Op 20 januari 1978 openden buurtbewoners de ‘Koperen Knoop’: een nieuw ontmoetingscentrum in het midden van de buurt met 114 seniorenwoningen, een buurtcentrum en een bibliotheek. Dit centrum kwam tot stand na uitvoerige inspraak van bejaarde buurtbewoners. In de Koperen Knoop zouden nog menige discussies gevoerd worden over de toekomst van de wijk en vond ook het Staatstribunaal plaats. Het centrum werd het nieuwe hart van de buurt. Even leek het erop dat de stadsontwikkeling in de buurt op gang was gekomen. De trage stadsontwikkeling was echter niet het enige probleem waar de Staatsliedenbuurt in deze periode mee kampte.53

In de jaren zeventig al nam het heroïnegebruik toe. Rond 1980 waren er zo’n 30.000 gebruikers in Nederland, Amsterdam telde er ongeveer 10.000.54 In 1981 woonden er zeven

heroïnedealers in de Staatsliedenbuurtbuurt, om precies te zijn in de Van Boetzelaarstraat. De gemeente verklaarde zich onmachtig om iets te doen aan de dealers door het gebrek aan

49 Haagsma en De Haan, Stadsvernieuwing van Amsterdam, 89.

50 De Liagre Böhl, Amsterdam op de helling, 353. Gemeente Amsterdam, Stadsvernieuwing in Amsterdam, 12. 51 Adriaenssen, Een dwarse buurt, 7.

52 De Liagre Böhl, Amsterdam op de helling, 350. 53 Heijdra, Westerpark, 142-144.

54 Gemma Blok, ‘’Heroïne is een vloek!’ – Hoe de opiaat – ‘epidemie’ in Nederland werd bedwongen’, in: Het

(23)

23 politionele krachten. Gedwongen door het machtsvacuüm rond de verdovende middelenhandel in de Staatsliedenbuurt, gingen bewoners zelf de verzieking van de buurt bestrijden.55

Vanaf het begin van de tachtiger jaren ontwikkelde de gemeente een beleid voor de Zeedijk: de buurt moesten worden opgeknapt en geschikt gemaakt worden voor toerisme. Daarom moest er iets gedaan worden aan de vele verslaafden daar. De gemeente wilde af van de florerende handel in harddrugs. Een van de initiatieven van de gemeente was in de ogen van de buurtbewoners van de Staatsliedenbuurt slechts symptoombestrijding. De gemeente verspreidde de verslaafden door de stad. Een gevolg hiervan was de komst van gebruikers in de Staatsliedenbuurt. Ze trokken in de voor sloop bestemde krotten. Dealers volgden. In sommige gevallen werden zelfs heroïnedealers door de politie van de Zeedijk naar de buurt verhuisd. De Woongroep beweerde zelfs dat de politie actief gebruikers en dealers in leegstaande woningen plaatste.56

Op het moment dat de dealers van nummer 54 waren opgepakt door de politie, heeft de Woongroep de woning gekraakt om te voorkomen dat de handelaren terug zouden keren. Naar aanleiding van het kraken van het pand, kwam de politie in actie. De krakers werden hardhandig aangepakt. Een kraker werd minutenlang geschopt en geslagen, terwijl zijn handen geboeid waren. Toen de politie hem meenam was hij bewusteloos. Diverse buurtbewoners die erbij stonden werden ook geslagen en vijf mensen werden gearresteerd. De krakers gaven achteraf toe dat ze zich onrustig en opgefokt gedroegen en dat dit onnodig was geweest. ‘Maar’, zo verklaarde de Woongroep in een brief aan de buurtbewoners, ‘het geweld van de politie was buiten proportioneel’.57 Dit politionele geweld kwam voort uit ergernis om het onvermogen

van de politie. Verbaasd waren de krakers door het harde optreden van de politie. De Woongroep vroeg zich in een brief hardop af waar de politie al die tijd is gebleven. En waarom deze pas optrad wanneer de bewoners zelf iets aan de problematiek probeerden te doen.58

De komst van dealers en verslaafden zorgde voor overlast en branden, in een geval zelfs met twee doden tot gevolg. De drugshandel werkte de verloedering van de buurt sterk in de hand. Daarbij bracht het vertrek van buurtbewoners het verenigingsleven en de winkeliers in de problemen. Kleine ondernemers konden hun hoofd nog nauwelijks boven water houden. De kerken hadden het moeilijk door het drastisch teruglopende aantal gelovigen en verloren

55 Brief aan de gemeenteraad namens de wijkraad op 17-9-1981, IISG, Staatsarchief, inv. nr. SAVRZ002, doos

6, map 2.1.

56 Geen Zeedijk in onze buurt, IISG, Staatsarchief, inv. nr. SAVRZ002, doos 10, map 4.

57 Brief aan buurtbewoners namens de Woongroep 16-9-1981, IISG, Staatsarchief, SAVRZ002, doos 6, map 2. 58 IISG, Staatsarchief, SAVRZ002, doos 6, map 2.

(24)

24 daarmee hun maatschappelijke (buurt) functie. Voorzieningen voor kinderen verdwenen door het vertrek van gezinnen. De leegloop en verloedering veranderden het karakter van de buurt.

In gemeentelijke documenten werd de problematiek in de Staatsliedenbuurt onderschreven. De Staatsliedenbuurt kende een groot percentage slechte woningen en verkeerde midden in een stadsvernieuwingsproces, waardoor veel bewoners in een onzekere situatie verkeerden. De huishoudens met lage inkomens kregen problemen met betalingen van huur en energiekosten, terwijl de overheidsbezuinigingen ervoor zorgden dat op welzijnsvoorzieningen moest worden gekort. Veel mensen waren afhankelijk van uitkeringen.59

De Staatsliedenbuurt kampte in de jaren tachtig met veel problematiek, zoals hierboven is beschreven. De Woongroep kwam daarom in actie, maar later dan gelijksoortige bewegingen in andere delen van Amsterdam. Er was in de buurt een harde kern van krakers actief, terwijl in de rest van de stad het kraken al over zijn hoogtepunt was.De mateloze woede van de krakers uit de Staatsliedenbuurt was het laatste summum van de krakersgolf in Amsterdam. Het kan wel gezien worden als de slotscène van een veel bewogen periode. In 1984 en 1985 verschenen er reportages in kranten over de teruglopende acties en omvang van de kraakbeweging. Er werden steeds meer panden aangekocht, waardoor de krakers tot huurders werden gedomesticeerd. Het bouwbeleid van wethouder Jan Schaefer leverde in de jaren tachtig grotere hoeveelheden nieuwbouwwoningen op in de stad, waardoor er meer hoop was voor woningzoekende.60 Tegen deze achtergrond beleefde de Woongroep juist haar hoogtepunt.

59 Inleiding, SAA, Archief van de Secretarie; Afdeling Kabinet van de Burgemeester, toegangsnummer 30004,

inv. nr. 30.

(25)

25

2. De Woongroep Staatsliedenbuurt

De Woongroep Staatsliedenbuurt was een goed georganiseerde krakersbeweging die rond 1974 stelselmatig actief werd in de buurt als een zelfstandige kraakgroep. Een moment van oprichting is er niet, noch bestaat er een eenduidig eindpunt; in de jaren zeventig werden de contouren van de beweging langzamerhand zichtbaar en halverwege de jaren tachtig viel de groep uiteen. De Woongroep ontwikkelde zich in deze periode tot een toonaangevende kraakgroep, niet alleen in de Staatsliedenbuurt, maar ook binnen de Amsterdamse kraakbeweging.61 De Woongroep was echter veel meer dan een kraakbeweging. De groep hield

zich bezig met andere zaken als de overlast van junks, het bewoonbaar maken en houden van de buurt, het ageren en actievoeren tegen bepaalde uitwassen, het creëren van een cultuur waarbinnen jongeren een eigen weg konden vinden. Zoals kraker Jack van Lieshout stelde: je

ging op pad, stappen, ging relaties aan en daar had je ruimte voor nodig. Die ruimte creëerde je.62

De Woongroep bestond uit verschillende krakersgroepen zoals de Woongroep A.A.P. (Amsterdamse Aktie Partij) en bewonersgroepen zoals de bewonersgroep Van Limburg Stirumstraat 34-36 en de Van Boetzelaerstraat. Rond 1974 gingen de verschillende groepen nauwer samenwerken en vormden zij langzamerhand de Woongroep Staatsliedenbuurt. De Woongroep promootte kraken om langdurige leegstand aan te pakken. Zij zagen het dichttimmeren en vernielen van woningen en de jarenlange leegstand als teken van falend gemeentebeleid. De buurt verpauperde en bewoners vertrokken uit de buurt. Daarnaast trokken de leegstaande panden ‘onvoorzichtige’ figuren aan, wat het risico op overlast en brand vergrootte. De Woongroep beoogde dit te voorkomen door de lege panden te betrekken.63

Er waren twee redenen waarom de groep de Woongroep Staatsliedenbuurt heette. Ten eerste wilde de groep liever Woongroep dan kraakbeweging genoemd worden, omdat hij zich bezighield met heel veel verschillende facetten. Ten tweede koos de groep voor Woongroep Staatsliedenbuurt omdat er in veel buurten Wijkraden en Wijkcentra waren. Mensen eisten steeds meer inspraak en om in te spelen op deze toenemende democratisering organiseerde en financierde de gemeente deze raden en centra. De Woongroep wilde lid worden van de Wijkraad Staatsliedenbuurt, zodat de groep gebruik kon maken van de faciliteiten van de

61 Duivenvoorden, ‘De aap is uit de mouw’, 3.

62 Vraaggesprek met Jack van Lieshout, voormalig kraker, gehouden op 26-11-2018, interviewcollectie van de

auteur.

63 Brief aan buurtbewoners namens de Woongroep 1976, IISG, Staatsarchief, inv. nr. SAVRZ002, doos 1, map

(26)

26 Wijkraad. Om beter te bemiddelen met de buurt, maar ook met de gemeente. Als kraakgroep was de Woongroep niet welkom, vandaar de naam.64

Hoe de groep precies was georganiseerd zet ik hieronder uiteen. Vervolgens kijk ik naar de verhoudingen binnen de groep en hoe het Tribunaal kon uitgroeien tot het hoogtepunt van de Woongroep.

2.1 Een stedelijke sociale beweging

De Woongroep was een echte stedelijke sociale beweging. Het kraken was een middel om de stedelijke omgeving te verbeteren. De groep bemoeide zich met de bestemming van panden en straten van de buurt en had ideeën over de inrichting van de stad die de groep door middel van pamfletten, krantjes en nieuwsbrieven verspreidde; kenmerken die volgens socioloog Virginie Mamadouh passen bij een stedelijke sociale beweging.65 Over het begrip en fenomeen

stedelijke sociale beweging is veel geschreven. Het werk van stadssocioloog Manuel Castells is toonaangevend. Hij introduceerde de term ‘stedelijke sociale beweging’ en is nog steeds een vooraanstaande theoreticus op dit gebied. Mamadouh heeft in haar werk De stad in eigen hand veelvuldig geput uit de theorie van Castells, maar ook kanttekeningen aangebracht. Zij heeft, in tegenstelling tot Castells, meer gekeken naar wat stedelijke sociale bewegingen waren en waar hun acties op doelden, in plaats van het succes van de bewegingen te toetsen. Deze invalshoek sluit goed aan bij dit onderzoek naar de Woongroep. Het werk van Mamadouh is daarom de voornaamste inspiratiebron geweest voor dit onderzoek. Haar definitie zoals in de inleiding besproken van een stedelijke sociale beweging hanteer ik.66

Er zijn veel mogelijkheden op het gebied van actievoeren en organisatie. Mamadouh ziet buitenparlementaire acties bij uitstek als dé activiteiten van een sociale beweging. Alvorens antwoord te geven op de vraag hoe de Woongroep georganiseerd was, worden de verschillende buitenparlementaire acties toegelicht. De volgende worden door Mamadouh onderscheiden:

Informeren, zoals het verstrekken van informatie aan het publiek (pamfletten, affiches)

of aan de media (persberichten, persconferenties), het organiseren van tentoonstellingen,

64 Vraaggesprek met Jack van Lieshout, voormalig kraker, gehouden op 26-11-2018, interviewcollectie van de

auteur.

65 Zie eerder, pagina 14 en 15.

(27)

27 tribunalen en hoorzittingen, het publiceren van onderzoeksresultaten, het plaatsen van advertenties;

Argumenteren met politieke vertegenwoordigers, zoals het lobbyen, het deelnemen aan

hoorzittingen en andere consultaties, het indienen van bezwaarschriften, het schrijven van brieven, het deelnemen aan overleg en onderhandelingen, het deelnemen in adviesorganen en commissies en het geven van stemadviezen;

Procederen, zoals het aanspannen van administratiefrechtelijke of een civielrechtelijke

procedure en het indienen van een klacht;

Demonstreren, zoals het houden van demonstraties, protestbijeenkomsten,

manifestaties, feesten, het organiseren van inzamelingsacties, handtekeningenacties en petities;

Confronteren, legaal zoals het staken, het (ver)storen van instituties, het bezetten van

leegstaande ruimte, en illegaal zoals het houden van een verboden staking of demonstratie, het verspreiden van verboden pamfletten, het illegaal uitzenden in de ether of op de kabel, het organiseren van een boycot, een blokkade of bezetting, het weigeren belasting te betalen, het weigeren plichten te vervullen, het ontvreemden van geld, gegevens of goederen, het inbreken in telecommunicatienetwerken en het openbaar maken van geheime documenten en symbolische vormen van geweld.

Ten slotte zijn er gewelddadige acties tegen goederen en mensen, zoals openlijke geweldpleging, inbraak, bekladding, vernieling, brandstichting, sabotage, gijzeling, mishandeling en moord.67

Voor het uitvoeren van de acties zijn mensen nodig. De participanten van een actiegroep kunnen volgens Mamadouh onderverdeeld worden in drie categorieën op grond van hun betrokkenheid bij de beweging: gangmakers (initiatiefnemers, leiders, kopstukken), deelnemers (actievoerders) en sympathisanten. Gangmakers binnen een beweging nemen het initiatief anderen te mobiliseren en te organiseren. Zij spelen een grote rol bij het formuleren van doelstellingen en opvattingen, het bepalen van de strategieën en tactieken van de beweging. Er zijn formele en informele leiders: voorzitters, medewerkers van organisaties, vertegenwoordigers of woordvoerders enerzijds, charismatische leiders, initiatiefnemers en ‘ideologen’ (intellectuelen die een theoretische bijdrage leveren aan de opbouw van een beweging) anderzijds. De overige deelnemers, bijvoorbeeld leden van organisaties, maken gebruik van de aangeboden gelegenheden actie te voeren. Sympathisanten nemen geen deel

(28)

28 aan acties, maar steunen de beweging onder meer door de instandhouding van bewegingsorganisaties mogelijk te maken (geld storten, een blad kopen).68

Zoals gezegd bestond de Woongroep uit verschillende krakers - en bewonersgroepen uit de Staatsliedenbuurt, die samen een hecht netwerk vormden binnen de groep. Kraken was een middel om het falende beleid van de gemeente tegen te gaan. De term kraken werd eind jaren zestig bedacht voor het bewonen, of op een andere manier gebruik maken van een gebouw zonder toestemming van de eigenaar.69

‘Kraken’ werd vaak verschillende geïnterpreteerd doordat er uiteenlopende definities van het begrip gehanteerd werden. In Nederland werd ook het met toestemming van de eigenaar, maar zonder woonvergunning wonen in een woning die onder woningdistributie viel, kraken genoemd. Historicus Hans Pruijt noemt als voorbeelden van verschillende definities dat kraken een zelfhulpbeweging kan zijn, een utopische strijd of een voorbeeld van tegencultuur van mensen uit de middenklasse. Ook de kraakbeweging werd op verschillende manieren geïnterpreteerd. Een van de aanduidingen van Pruijt, namelijk die van de kraakbeweging als ‘een samenstel van actoren en activiteiten dat gericht is op het bestrijden van woningnood en leegstand door het kraken van panden’, past goed bij de Woongroep.70 Althans, bij de

beginjaren van deze kraakbeweging. De Woongroep ontwikkelde zich uiteindelijk tot een politieke kraakgroep, met als politiek hoogtepunt het Staatstribunaal.

2.2 Organisatie

Historicus Herman de Liagre Böhl noemt de Woongroep in zijn boek een politieke factor en sluit daarmee aan bij de door Pruijt onderscheidde politieke kraakvorm.71 De Liagre Böhl moet

zijn beeld van de Woongroep echter gebaseerd hebben op de Woongroep in de jaren tachtig. In de beginjaren van de Woongroep was er nog nauwelijks sprake van een politiek motief en was huisvesting het belangrijkste thema. Dit blijkt onder andere uit de doelstellingen die in 1977 waren opgesteld. Deze doelstellingen luidden:

- Actievoeren tegen het beleid van de overheid en de gemeente, en tegen particuliere huiseigenaren;

68 Ibidem, 28.

69 Hans Pruijt, ‘Kraken in Europa’, in: Kritiek. Jaarboek voor socialistische discussie en analyse (Amsterdam

2009) 78-107, aldaar 79.

70 Pruijt, ‘Kraken in Europa’, 79.

(29)

29 - Acties organiseren voor andere woon- en leefsituaties;

- Hulp bieden aan woningzoekenden zoals jongeren, buitenlandse werknemers, mensen met woonproblemen als gevolg van hun persoonlijke leven en mensen die niet direct door de Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting (GDH) geholpen konden worden; - Informatie verschaffen aan woningzoekenden, krakers, buurtbewoners en

buurtgroepen, andere kraakgroepen en steden. De methodes die hierbij gehanteerd werden waren:

- Kraken: de Woongroep vond bredere actie noodzakelijk. In de eerste plaats acties die direct met de kraakproblematiek te maken hadden, zoals acties tegen de GDH. Daarnaast kon dat kraken niet losgezien worden van de problematiek ten aanzien van de volkshuisvesting en de stadsvernieuwing;

- Spreekuren organiseren voor hulp aan woningzoekenden;

- De buurt op de hoogte houden door een kraakkrantje te verspreiden; - Informatie verstrekken aan de buurt over de Woongroep;

- Zitting nemen in het stedelijk en landelijk kraak overleg.72

De doelstelling en methodes van de Woongroep liggen in lijn met de buitenparlementaire acties die Mamadouh onderscheidt. De Woongroep informeerde door het verstrekken van informatie aan de buurt en het verspreiden van een kraakkrantje, argumenteerde door zitting te nemen in kraak overleggen en demonstreerde en confronteerde door te kraken. In de jaren zeventig gebeurde dit vaak zonder geweld, maar dit veranderde in de jaren tachtig. De Woongroep werd een stuk gewelddadiger in de aanloop naar het Tribunaal.

De Woongroep moest een platte organisatie zijn: iedereen was gelijk, iedereen kon deelnemen in ruil voor contributie en/of andere bijdrage en de groep hanteerde geen democratie in de zin van de meeste stemmen gelden. Er werd net zo lang vergaderd tot iedereen het met elkaar eens was. Dat leidde nogal eens tot vergaderingen tot in de late uren. In de praktijk bestond er echter wel degelijk een hiërarchie binnen de groep. Deze rangorde werd grotendeels bepaald door ervaring. Gangmakers, deelnemers en sympathisanten waren duidelijk van elkaar te onderscheidden. De gangmakers bepaalden grotendeels de actielijn van de Woongroep, namen deel aan vergaderingen, acties en waren de initiatiefnemers van het Tribunaal. Voor enkelen was het zelfs een fulltime baan, onder wie kraker Jack van Lieshout. Nog steeds is hij

(30)

30 actief in de Staatsliedenbuurt en zet hij zich op allerlei mogelijke manieren in voor de buurt. Hij is geboren en getogen Amsterdammer en idealist. In gesprek met hem, in een koffiezaak in de Staatsliedenbuurt, in zijn buurt, kom ik steeds meer te weten over onder andere de verhoudingen binnen de Woongroep.73

Dat Jack een gangmaker was, dat wordt snel duidelijk. Hij bemoeide zich actief met de acties van de Woongroep, was aanwezig bij vrijwel alle vergaderingen: het was zijn werk. De Woongroep kende een omvangrijke achterban van jongeren die hielpen bij het kraken van panden, het spreekuur organiseerden of hier en daar een vergadering bijwoonden. Volgens Jack ging het om honderden jongeren. Sympathisanten kende de Woongroep eigenlijk nauwelijks, vrijwel iedereen moest bijdragen aan acties en deed dat ook. Je kon er als nieuwkomer niet vanuit gaan dat alles voor je werd geregeld. Er werd een groot beroep gedaan op het eigen initiatief.74

Individuele belangen stonden voorop in de Woongroep, maar het belang van de buurt speelde ook een grote rol. Het kraken hield de buurt leefbaar: geen lege, dichtgespijkerde woningen en verlaten straten. De krakers vormden klandizie voor de winkeliers. De Woongroep voorkwam wantoestanden door krakers goed te informeren en regels op te leggen, zoals het verplicht kennismaken met buren, het schoonhouden van de straat en het voorkomen van geluidsoverlast. Daarnaast ontstond er door de organisatie en het kraken een bepaalde betrokkenheid in de buurt en tussen krakers onderling. Er werden gezamenlijke activiteiten ontplooid voor een straat of een blok. Althans, dat was het ideaal. Of het in werkelijkheid zo gebeurde, is een tweede.75

De sterke organisatiegraad van de Woongroep was zeer opvallend, omdat geen andere kraakbuurt in Amsterdam zo’n intensieve vergadercultuur kende. Volgens de Woongroep waren alle krakers onderdeel van de groep en niet alleen degenen die de spreekuren bemanden of de administratie beheerden. Om het overzicht te behouden werden de leden van de groep verdeeld aan de hand van de woningen. Per pand hielden bewoners contact met elkaar over (kraak)aangelegenheden. In ieder pand kreeg de mening van alle bewoners op vergaderingen de aandacht. Zo zou elke mening gehoord worden en maakte iedereen in de praktijk daadwerkelijk deel uit van de Woongroep. Later werd de buurt opgedeeld in blokken (meerdere panden) met een blokhoofd. Er was regelmatig een blokhoofdenvergadering of coördinatie –

73 Vraaggesprek met Jack van Lieshout, voormalig kraker, gehouden op 26-11-2018, interviewcollectie van de

auteur.

74 Ibidem.

75 Discussie stuk t.a.v. motivatie, doelstellingen en methodes van de Woongroep Staatsliedenbuurt voor de

(31)

31 overleg om ervaringen uit te wisselen en afspraken te maken omtrent acties.Tijdens deze wekelijkse bijeenkomsten vertegenwoordigden de blokhoofden de mening van de bewoners van het blok. Op deze manier trachtte de Woongroep een overzichtelijke, alom vertegenwoordigde organisatiestructuur op te bouwen.76

De insteek van het coördinatie-overleg was om lopende zaken te bespreken en deze volgens de richtlijnen en principes van de grote vergadering te organiseren. Bij dit overleg waren twee personen van het spreekuur en de blokhoofden aanwezig. Deze coördinatoren regelden onder andere de distributie van de kraakkrant per blok en het ophalen van de contributie. Eveneens waren deze personen aanspreekpunt van het blok. Leden van de Woongroep wilden, naast een overzichtelijke en alom vertegenwoordigde structuur, een regime in de Woongroep voorkomen. Het beslissende orgaan bleef de grote vergadering waarbij iedereen aanwezig was.77

Eens per maand werd deze algemene of grote buurtvergadering voorbereid door de coördinatoren. Alle krakers werden uitgenodigd. In de regel kwamen hier gemiddeld enkele tientallen geïnteresseerden op af. Maar de Woongroep vergaderde niet alleen: er was een buurtkrant, de Kraakstaat, die werd samengesteld door een kleine redactie en de Koevoetraad bestierde kraakcafé de Vergulde Koevoet en café de Rioolrat. Verder was er een penningmeester overleg: de omzet van de Woongroep bedroeg jaarlijks enkele tienduizenden guldens.78 De inkomsten van de Woongroep kwamen onder andere uit de (maandelijkse)

bijdrage van alle activisten en krakers, de verkoop en verhuur van sloten, touw en blok en ander gereedschap, vrijwillige bijdragen en de verkoop van meubels.79

De Woongroep organiseerde spreekuren om nieuwkomers, ook wel ‘aspirant-krakers’ genoemd, te voorzien van informatie en waar nodig een helpende hand te bieden. Aspirant-krakers konden zich melden tijdens dit wekelijkse spreekuur. De Woongroep beschikte over een lijst met leegstaande panden en noteerde de gegevens en wensen van aspirant-krakers. Samen met iemand van de Woongroep werd besloten of het pand gekraakt mocht worden. Was de conclusie kraken, dan ging er iemand van de Woongroep mee om te helpen bij het openbreken van de deur en het inzetten van een nieuw slot. Tijdens de spreekuren werd er streng gewezen op de zorg voor een goed contact met buren en buurtbewoners en overlast en

76 Notulen coördinatie overleg 1978, IISG, Staatsarchief, inv. nr. SAVRZ002, doos 3, map 4.2. 77 IISG, Staatsarchief, inv. nr. SAVRZ002, doos 3, map 4.2.

78 De Liagre Böhl, Amsterdam op de helling, 351 en 352.

79 Notulen vergadering 1-9-1976 en discussie stuk t.a.v. motivatie, doelstellingen en methodes van de

woongroep Staatsliedenbuurt voor de vergadering van 13-12-1977, IISG, Staatsarchief, inv. nr. SAVRZ002, doos 1, map 1.1.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Tolstoi, zijn wezen en zijn werk.. vergeleken bij de trouwe, toegewijde liefde, de roerende aanhankelijkheid, de teedere zorg, die ons uit

Gerrit Krol, De schrijver, zijn schaamte en zijn spiegels.. Een goede roman is autobiografisch. Niet door de gebeurtenissen die erin beschreven worden, maar als verslag van de

De gemeente is op basis van de situatie per 1 juli 2018 op de interventieladder in fase "signaleren" geplaatst Per 31 december heeft de gemeente een achterstand van vijf

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Naar mijn oordeel past het bij de verantwoordelijkheid van de accountant zich te realiseren, dat financiële informatie over huishoudingen niet alleen voor deskundigen

Deze voorstelling van zaken geeft wel aan dat als een accountantskantoor de pretentie heeft een bedrijf niet alleen als contro­ leur, maar vooral ook als adviseur te

Aangezien ik in het bovenstaande heb trachten aan te tonen dat commissarissen geen toezichthoudende, maar een besturende taak tezamen met de directie ver­ vullen, zal

Dat hoor je wel vaker van sommige mensen binnen de SP, maar we kunnen er toch echt niet omheen dat banken heel belangrijk zijn voor de economie.. Zonder een instelling die