• No results found

De invloed van culturele erfgoedwaarden op de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente Hof van Twente

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van culturele erfgoedwaarden op de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente Hof van Twente"

Copied!
121
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van culturele

erfgoedwaarden op de ruimtelijke

kwaliteit in de gemeente Hof van

Twente

Afstudeerscriptie

Arjan Tichelaar

(2)

De invloed van culturele erfgoedwaarden op de

ruimtelijke kwaliteit in de gemeente Hof van

Twente

Opdrachtgever

Gemeente Hof van Twente School

Saxion Hogeschool Enschede Opleiding

Bachelor Opleiding Bestuurskunde/Overheidsmanagement/Compact Student Arjan Tichelaar Praktijkbegeleider mr. M. van der Aa Begeleider Saxion drs. J.J. Nijrees Datum

(3)

Managementsamenvatting

Gemeenten staat gezien actuele sociale thema’s en de voortdurend veranderingen in de samenleving voor een groot aantal uitdagingen. Een van die uitdagingen is het aantrekkelijk houden van stads- en dorpscentra. Momenteel loopt in veel gemeenten het aantal bezoekers terug, hetgeen invloed heeft op de leefbaarheid van de hele gemeente. Ook de gemeente Hof van Twente heeft te maken met deze ontwikkeling. Er wordt daarom op diverse manieren gekeken naar mogelijkheden om deze trend om te buigen. Aangezien de gemeente Hof van Twente van oudsher bekend staat om zijn cultureel erfgoed zag de gemeente graag onderzocht welke rol dit erfgoed speelt op de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente. Het onderzoek moest zich richten op de ruimtelijke kwaliteit in de centra en dan specifiek op de puien en gevels van de hierin gelegen (winkel)panden. Daarnaast was de gemeente Hof van Twente benieuwd of het instellen van een regeling om de gevels van bestaande panden in hun oude glorie te herstellen van meerwaarde kan zijn als aanvulling op het bestaande beleidsinstrumentarium.

Voor het uitvoeren van het onderzoek heeft de onderzoeker de volgende probleemstelling geformuleerd:

Welke mogelijkheden zijn er om waarden van cultureel erfgoed een rol te laten spelen bij het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit van stads- en dorpscentra, op welke wijze oefenen deze waarden invloed uit op het huidige beleid van de gemeente Hof van Twente en kan het instellen van een puienregeling een nuttige aanvulling op dit huidige beleid zijn?

Om deze probleemstelling te kunnen beantwoorden is gebruik gemaakt van

literatuuronderzoek en het afnemen van interviews. Voor de interviews is gesproken met vijf ondernemers uit Hengelo die hebben deelgenomen aan de puienregeling die in deze stad al is ingevoerd. De uitkomsten van het literatuuronderzoek en de interviews zijn met elkaar vergeleken en dit heeft geleid tot de volgende resultaten.

Uit het onderzoek blijkt dat de invloed die cultureel erfgoed uitoefent op de ruimtelijke kwaliteit met name op het gebied van de “belevingswaarde” is gelegen. Belevingswaarde is het gevoel en de emotie die bewoners, gebruikers en bezoekers van een bepaald gebied ervaren. De mate waarin cultureel erfgoed aanwezig is speelt hierdoor een niet te miskennen rol in de mate van ruimtelijke kwaliteit. Zo kan door het versterken van monumentale of historische waarden van een stads- of dorpscentrum, de ruimtelijke kwaliteit ervan worden vergroot. Tevens blijkt dat panden, door het terugbrengen van hun traditionele

verschijningsvormen, in veel gevallen een meer herkenbaar en eigen karakter

tentoonspreiden. Mensen zijn gevoelig voor een “eigen” karakteristieke omgeving, ofwel een eigen identiteit. Onderzoek heeft uitgewezen dat mensen zich aangetrokken voelen tot plaatsen die zij herkennen en waar zij een zekere band mee hebben. Sporen uit het verleden, die veelal verankerd zitten in cultureel erfgoed, spelen hierin een hoofdrol. Door deze link met een eigen identiteit heeft cultureel erfgoed ook invloed op het

vestigingsgedrag van mensen. Het vergroten van de eigen identiteit kan een stad- of dorp aantrekkelijker maken en hiermee de komst of het behoud, van bewoners, winkels, restaurants, etc. bevorderen.

Naast de belevingswaarde die door het cultureel erfgoed wordt beïnvloed, heeft erfgoed ook effect op de functionele kant, of de “gebruikswaarde”, van de ruimtelijke kwaliteit.

Dit vertaalt zich onder andere in de waarde van onroerend goed. Uit onderzoek blijkt dat de mate en staat van het aanwezige cultureel erfgoed invloed heeft op de waardeontwikkeling van het vastgoed in dat gebied. De verhoogde waarde geldt niet alleen voor het cultureel erfgoed zelf maar ook voor het omliggende onroerend goed. Daarnaast blijkt dat er een duidelijke relatie bestaat tussen cultureel erfgoed en de mate van toerisme. Indien er meer cultureel erfgoed in een stad- of dorp aanwezig is zijn toeristen bereid hiervoor verder te reizen. Gezien de genoemde positieve uitwerkingen van culturele erfgoedwaarden op de

(4)

ruimtelijke kwaliteit is het van belang om hier in de gemeentelijke beleidsstukken rekening mee te houden.

De uitgevoerde analyse geeft aan dat de gemeentelijke beleidsstukken van Hof van Twente zich hoofdzakelijk toespitsen op het benoemen en beschermen van culturele

erfgoedwaarden. Bij het benoemen en beschermen gaat het om het behoud van de bestaande culturele erfgoedwaarden. Zo zijn er beleidsstukken waarin het aanwezige erfgoed is beschreven en is er beleid waarin regelgeving is opgenomen die het cultureel erfgoed beschermt tegen handelingen die dit erfgoed schade kunnen toebrengen. Van het vergroten van de waarden, en in het verlengde daarvan een vergroting van de ruimtelijke kwaliteit, is hierbij geen sprake. Daarbij gaat het vrijwel uitsluitend om materiele waarden, zoals monumentale gebouwen, archeologische bodemvondsten, monumentale bomen en beschermde stads- en dorpsgezichten.

Naast het benoemen en beschermen wordt er in vijf beleidsstukken in meer of mindere mate ingegaan op (mogelijke) maatregelen die er op zijn gericht om culturele erfgoedwaarden te versterken. Veelal betreft het hier adviezen en aanbevelingen om te komen tot het uitbreiden van het aantal monumenten of het versterken van de positie van monumenten. In twee gevallen is er daadwerkelijk sprake van regelingen die rechtstreeks invloed uitoefenen op het vergroten van culturele waarden dan wel de ruimtelijke kwaliteit. Het gaat hier om het

standaardiseren van minder gedetailleerde gebruiksvoorschriften in bestemmingsplannen, waardoor panden voor meer doeleinden gebruikt kunnen worden. Daarnaast is er de

subsidieregeling voor (gemeentelijke) monumenten waarbij eigenaren een tegemoetkoming in de kosten kunnen ontvangen voor het verbeteren van panden. Tot slot zijn er twee beleidsstukken die wijzen op de mogelijkheden om de exploitatie van culturele erfgoedwaarden te stimuleren. Het betreft hier in beide gevallen adviezen om de

communicatie over gemeentelijk erfgoed te intensiveren en om de factor toerisme een rol te laten spelen bij de aanwijzing van nieuwe monumenten. Aangezien het hier om adviezen gaat zullen deze moeten worden omgezet in beleid. Pas dan kan er invloed worden uitgeoefend op de culturele erfgoedwaarden en de hier mee samenhangende ruimtelijke kwaliteit.

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat er in het bestaande beleidsinstrumentarium van de gemeente Hof van Twente één regeling opgenomen die door middel het verstrekken van subsidie de eigenaren van panden stimuleert hun panden te onderhouden dan wel te verbeteren. Het gaat hierbij om de “Subsidieverordening beschermde gemeentelijke monumenten Hof van Twente 2012”. Daarnaast is er een soortgelijke rijksregeling voor de beschermde rijksmonumenten. Deze regelingen zijn echter alleen van toepassing op panden die als gemeentelijk- of rijksmonument geregistreerd staan, alle andere panden vallen

hierbuiten.

Door het invoeren van een puienregeling worden meer eigenaren gestimuleerd om de puien/gevels van hun panden te restaureren. Dit aangezien meer eigenaren kunnen rekenen op een financiële tegemoetkoming in de kosten. Hierdoor wordt de kans op meer eenheid en samenhang in de bebouwing van de stads-en dorpscentra aanzienlijk vergroot, hetgeen de ruimtelijke kwaliteit ten goede komt. Daarnaast heeft het terugbrengen van de oude waarden van meerdere panden tevens een positieve uitwerking op de herkenbaarheid en karakteristiek van de verschillende stads- en dorpskernen, hierdoor zal ook de mate van ruimtelijke identiteit toenemen.

(5)

Voorwoord

Voor u ligt het onderzoeksrapport dat is opgesteld in het kader van de afstudeerfase, ter afronding van mijn studie Bestuurskunde aan de Saxion Hogeschool in Enschede. Het onderzoek heb ik uitgevoerd in opdracht van de gemeente Hof van Twente waar ik sinds 2001 werkzaam ben.

Aangezien ik mij binnen de gemeente enkele jaren bezig heb gehouden met de werkzaamheden op het gebied van monumenten heb ik wel enige affiniteit met het onderzoeksonderwerp. Ik heb dan ook doorgaans met veel plezier aan deze afstudeeropdracht gewerkt.

Ik wil bij deze graag iedereen bedanken die een bijdrage heeft geleverd aan het tot stand komen van deze scriptie. In het bijzonder wil ik mijn praktijkbegeleider Marieke van der Aa bedanken voor haar begeleidende en ondersteunende rol. Tevens wil ik Joost Nijrees, mijn afstudeerbegeleider vanuit de opleiding Bestuurskunde, bedanken voor de goede

begeleiding tijdens het afstudeertraject. Daarnaast ben ik de voorzitter van de gemeentelijke erfgoedcommissie, Evert Jan Krouwel dankbaar voor al zijn goede adviezen die hij, vooral in het voortraject, heeft gegeven.

Tot slot wil ik graag mijn dank uitspreken aan de geïnterviewde ondernemers uit Hengelo voor het verlenen van hun medewerking aan dit onderzoek.

Hengelo, 25 oktober 2014 Arjan Tichelaar

(6)

Inhoudsopgave

1. Inleiding...………. …1

2. Analyse van de opdracht...…………2

2.1 De verkenning van de opdracht……… …2

2.1.1 Analysekaders………. …2

2.1.2 Afbakening van de opdracht………. …3

2.2 Doelstelling... …3 2.2.1 Praktijkdoelstelling………. …3 2.2.2 Onderzoeksdoelstelling………. …3 2.3 Probleemstelling en onderzoeksvragen……….. …4 2.3.1 De probleemstelling……… …4 2.3.2 De onderzoeksvragen……… …4 2.3.3 Toelichting kernbegrippen……… …4 2.4 De opdracht……….. …4

3. Oriëntatie op het vraagstuk vanuit de theorie……… …5

3.1 Culturele erfgoedwaarden……….. …5

3.1.1 De verschijningsvormen van culturele erfgoedwaarden………….. …6

3.1.2 De invloed van culturele erfgoedwaarden in de praktijk………….. ....9

3.1.3 De kansen van cultureel erfgoed………. ..12

3.2 Ruimtelijke kwaliteit………. ..12 3.2.1 Ruimtelijke identiteit………. ..14 3.3 Gemeentelijke beleidsstukken……….. ..16 3.4 Analyse puienregelingen……… ..25 4. Onderzoeksopzet... ..28 4.1 Gebruikte onderzoeksmethoden………... ..28 4.1.1 Methode onderzoeksvraag 1……… ..28 4.1.2 Methode onderzoeksvraag 2………... ..28 4.1.3 Methode onderzoeksvraag 3……… ..29 4.1.4 Methode onderzoeksvraag 4……… ..29

4.2 Keuze van de respondenten……….. ..30

4.3 Interviewvragen……… ..30 4.4 Onderzoekskwaliteit……… ..32 4.4.1 Betrouwbaarheid………. ..32 4.4.2 Validiteit……… ..32 4.4.3 Bruikbaarheid……….. ..33 4.5 Beperkingen………. ..33 5. Onderzoeksresultaten……….. ..34 5.1 Inleiding………. ..34 5.2 Het interview……… ..34 5.2.1 Interviewvragen……….. ..34

5.3 De uitkomsten van de interviews……….. ..34

5.3.1 Serie 1……….. ..34

5.3.2 Serie 2……….. ..35

5.3.3 Serie 3………. ..36

5.3.4 Serie 4……….. ..37

5.3.5 Verbanden……… ..37

5.4 Uitkomsten van de geanalyseerde beleidsstukken……… ..37

5.4.1 Beleidsstukken gemeente Hof van Twente……… ..37

(7)

5.5 Onderzoeksresultaten gekoppeld aan de theorie……….. ..45

5.5.1 Het interview……… ..45

5.5.2 De beleidsstukken van de gemeente Hof van Twente………. ..45

6. Conclusie en aanbevelingen………... ..46 6.1 Inleiding………. ..46 6.2 Beantwoording onderzoeksvragen………..46 6.2.1 Onderzoeksvraag 1……… ..46 6.2.2 Onderzoeksvraag 2……… ..47 6.2.3 Onderzoeksvraag 3……… ..48 6.2.4 Onderzoeksvraag 4……… ..49 6.3 Beantwoording probleemstelling……….. ..50 6.4 Aanbevelingen………... ..52 Literatuurlijst Bijlagen

Bijlage 1: Format interviewvragen Bijlage 2: Interviewvragen

Bijlage 3: Verwerkte interviews in format Bijlage 4: Open coderingsronde

Bijlage 5: Axiale coderingsronde Bijlage 6: Selectief coderen

(8)

1.

Inleiding

De gemeente Hof van Twente is in 2001 ontstaan uit het samenvoegen van vijf gemeenten, te weten Ambt Delden, Stad Delden, Diepenheim, Goor en Markelo. Hierdoor heeft de gemeente meerdere stads- en dorpskernen.

Zoals veel gemeenten heeft ook de gemeente Hof van Twente te maken met een teruglopend aantal bezoekers van de centra in de verschillende kernen. Minder winkelaanbod, meer leegstand van panden en het op de loer liggend gevaar van

verpaupering. Het zijn zo maar enkele voorbeelden die de meeste mensen uit hun eigen omgeving wel herkennen.

Hoewel in alle kernen het aantal bezoekers terugloopt is het probleem het duidelijkst zichtbaar in de grootste kern, namelijk die van Goor.

Om deze trend te doorbreken en om het stadscentrum vitaler te maken hebben de gemeente en de Goorse ondernemersvereniging besloten de handen ineen te slaan. Dit heeft onder andere geleid tot een in 2012 uitgebrachte “Structuurvisie masterplan centrum Goor”. Hierin is de gewenste ontwikkelingsrichting aangegeven. Er worden onder andere aanbevelingen gedaan op het gebied van bereikbaarheid, situering, en diversiteit van winkels, de inrichting van het openbaar gebied en de beeldkwaliteit van het winkelgebied. Hierbij moet worden opgemerkt dat het masterplan weliswaar spreekt over beeldkwaliteit maar dat het

zwaartepunt van het plan op gemeentelijke initiatieven ligt, zoals de invulling van de openbare ruimte, parkeervoorziening en verkeersstromen.

Ten aanzien van de panden die gelegen zijn in het centrumgebied en niet in eigendom zijn van de gemeente worden in het masterplan weliswaar enkele suggesties gedaan voor het verbeteren van de uitstraling hiervan. Dit blijft echter bij impressies voor mogelijke

aanpassingen van drie winkelpanden.

Naar aanleiding van aanbevelingen uit het masterplan is de gemeente Hof van Twente overgegaan tot het vernieuwen en aanpassen van de openbare ruimte in het centrum van Goor. Omdat de (beeld)kwaliteit van een centrum uiteraard niet alleen bestaat uit de

openbare ruimte wil de gemeente, in het verlengde van het masterplan, ook de kwalitatieve uitstraling van de in het centrum gelegen winkelpanden stimuleren.

In het masterplan centrum Goor is niet inhoudelijk ingegaan op de wijze waarop de

gemeente de beoogde kwaliteitsverbetering van de winkeluitstraling zou kunnen stimuleren. Er is hier sprake van een stimuleringssituatie aangezien de gemeente uiteraard geen zeggenschap heeft over de (in private eigendom zijnde) panden. Uiteraard hebben de betreffende winkeliers natuurlijk zelf ook baat bij een kwalitatief goede uitstraling van de winkelstraat.

Een van de mogelijkheden om de kwaliteit van de uitstraling van winkels te stimuleren is het in het leven roepen van een winkelpuienregeling. Hierbij worden kwalitatieve verbeteringen aan de winkelpuien door middel van advies en een kleine financiële bijdrage gestimuleerd. Er zijn verschillende gemeenten, waaronder het naast de gemeente Hof van Twente gelegen Hengelo, die zo’n regeling al hebben. De gemeente Hof van Twente overweegt nu ook een zo’n regeling te initiëren.Voordat de gemeente echter een dergelijk traject opzet wil zij een totaalbeeld van de huidig situatie. Zij mist inzicht in de wijze waarop de gemeente

momenteel met de (potentiele) erfgoedwaarden van de bestaande (winkel)bebouwing in haar centra omgaat. Om een totaal overzicht te krijgen is het wenselijk om breder te kijken en te onderzoeken in welke mate culturele erfgoedwaarden invloed uitoefenen op de ruimtelijke kwaliteit, of deze waarden een rol spelen in de huidige beleidsinstrumenten die de gemeente tot haar beschikking heeft en of een eventuele puienregeling een nuttige aanvulling op dit instrumentarium is.

(9)

2.

Analyse van de opdracht

2.1. De verkenning van de opdracht

Om inzicht te krijgen in de problematiek is in eerste aanleg een overleg gevoerd met de beleidsmedewerker economie en leefbaarheidvan de gemeente Hof van Twente. Deze kan als initiator van het onderzoek worden aangemerkt. Hierbij is gesproken over de aanleiding, waarbij de huidige stand van zaken voor de uitvoering van het masterplan in Goor zijn doorgenomen. Vervolgens is gekeken naar het uit te voeren onderzoek. Hierbij zijn zaken aan de orde gekomen als de noodzaak van het onderzoek en waarom dit onderzoek nu moet plaatsvinden. Er is gesproken over het uiteindelijke doel van de opdracht, het op te leveren eindproduct maar ook is de omvang van het onderzoek in de zin van afbakening

-doorgenomen. Naar voren kwam dat het uit te voeren onderzoek zich niet enkel dient te richten op de mogelijkheden voor het invoeren van een puienregeling, maar gezien moest worden in een breder perspectief. Uitgangspunt is de wijze waarop de waarden van cultureel erfgoed momenteel bij de gemeentelijke beleidsinstrumenten worden betrokken. Vervolgens kan aan de hand hiervan worden bekeken of het invoeren van de genoemde puienregeling hierop een bruikbare aanvulling kan zijn.

Opvolgend aan het bovenstaande overleg is er een voorlichtingsbijeenkomst geweest in de gemeente Hengelo. Hierbij is door de stadsarchitect/stedebouwkundige van deze gemeente uitvoerig uitgelegd waarom de gemeente Hengelo gekomen is tot het invoeren van een puienregeling, hoe deze regeling eruit ziet en wat de resultaten tot dusver zijn. Hierbij was tevens aanwezig de voorzitter van de erfgoedcommissie van de gemeente Hof van Twente, de bedrijfscontactfunctionaris en de monumentenambtenaar.

Door deze bijeenkomst is een duidelijk beeld ontstaan voor een opzet voor een mogelijke puienregeling. Echter uit het eerste gesprek is al naar voren gekomen dat de waarden van het cultureel erfgoed een centrale rol spelen. Als vervolg hierop heeft er een verkenning van het onderwerp plaatsgevonden.Deze zijn uitgewerkt in een plan van aanpak.

In een hierop volgend gesprek met de initiator zijn de eerste bevindingen besproken, hetgeen de volgende uitgangspunten heeft opgeleverd:

• De opdrachtgever sluit zich aan bij het tijdsbestek dat in het kader van de opleiding is gesteld. Hierdoor zal het eindproduct in de eerste helft van juni 2014 afgerond zijn. • Aan de wijze van onderzoek (onderzoeksmethoden) worden op zich geen

beperkingen gesteld. 2.1.2 Analysekaders

Het is bij het uitvoeren van een onderzoek zaak dat de probleemstelling zo scherp mogelijk te krijgen. Het benoemen van de kern van het vraagstuk is een opgave op zich. Indien dit niet zorgvuldig gebeurd bestaat de kans dat er antwoorden worden gezocht voor de verkeerde vragen en dat hierdoor de kern van het te onderzoeken onderwerp niet wordt geraakt. Om zo veel mogelijk aspecten van het vraagstuk in beeld te krijgen is er bij het opstellen van het eerder genoemde plan van aanpak gebruik gemaakt van de analyse instrumenten

“Mindmap” en “Causaal veldmodel”. Voor de analyse van de problematiek zijn drie mindmaps opgesteld. In de eerste mindmap zijn de factoren die samenhangen met de termen “Culturele erfgoedwaarden” en “Ruimtelijke kwaliteit” zo volledig mogelijk weergegeven. Hierdoor werden dan weliswaar teveel kanten belicht om te gaan

onderzoeken, er ontstond wel een beeld van de vele raakvlakken die deze termen hebben. Hierdoor kon er op een betere basis een schifting worden gemaakt in aspecten die wel of niet moesten worden betrokken bij het onderzoek. In de tweede mindmap zijn de gevonden factoren gecategoriseerd waardoor er een duidelijker beeld ontstond van de onderwerpen die een rol spelen bij de twee genoemde termen. Uit deze mindmap kwamen vier

(10)

onderwerpen naar voren die een grote relatie hebben met de termen “Culturele erfgoedwaarden” en “Ruimtelijke kwaliteit” dit zijn:

(a)“gemeentelijke beleidsinstrumenten”, (b)“puienregeling”, (c)“gebruikers” en (d)“aantrekkelijkheid centrumgebied”.

Naast de bovengenoemde mindmaps is er nog een derde mindmap opgesteld, deze was speciaal gericht op het onderdeel: Puienregeling”. Dit aangezien de puienregeling een van de uitgangspunten van het onderzoek is. Door het opstellen van deze mindmap is ook de “onderzoeksomgeving” voor de puienregeling in kaart gebracht.

Om ook inzicht te krijgen in de invloeden die verschillende factoren op elkaar uitoefenen is er een causaal veldmodel opgesteld.

Door de informatie die is verkregen door het opstellen van de mindmaps en het causaal veldmodel is het mogelijk geweest om bij het opstellen van de probleemstelling en de hierbij behorende onderzoeksvragen zo breed mogelijk te kijken en alle aspecten te betrekken. Dat de in de mindmaps en causaal veldmodel gevonden aspecten niet allen een rol spelen in de probleemstelling en de onderzoeksvragen mag duidelijk zijn. Zij hebben echter wel

bijgedragen aan zorgvuldige beoordeling van het probleem en de hieruit voortgekomen probleemstelling.

2.1.2 Afbakening van de opdracht

Om het onderzoek te kunnen uitvoeren is een afbakening hiervan van groot belang. Samen met de opdrachtgever zijn deze grenzen van het onderzoek vastgesteld, deze zijn hieronder weergegeven.

- Duidelijk is dat het onderzoek enkel van toepassing is op centrumgebieden ofwel de winkelgebieden in het hart van stad of dorp. Dat betekent dat alle andere gebieden buiten beschouwing blijven.

- Het onderzoek richt zich op de doelstellingen die onder paragraaf 2.2 zijn verwoord. Het is niet de bedoeling de specifieke cultuurhistorische waarden van de verschillende stads- en dorpskernen van de gemeente Hof van Twente in kaart te brengen. Wel wordt ingegaan op uitkomsten van het onderzoek die specifiek van waarde kunnen zijn voor de gemeente Hof van Twente.

2.2 Doelstelling

2.2.1 Praktijkdoelstelling

De verwachting is dat de onderzoeker met het resultaat van het onderzoek kan achterhalen op welke wijze cultuurhistorische erfgoedwaarden invloed op de ruimtelijke kwaliteit kunnen uitoefenen en in hoeverre de gemeente Hof van Twente culturele erfgoedwaarden een rol laat spelen in de huidige gemeentelijke beleidsstukken. Met deze informatie kan de

gemeente bepalen of er mogelijkheden zijn om culturele erfgoedwaarden meer te betrekken bij het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit van haar stads- en dorpscentra, bijvoorbeeld door het aanpassen van haar beleidsinstrumenten. Deze gegevens kunnen door de gemeente tevens worden meegewogen bij de beslissing of het instellen van een puienregeling een meerwaarde oplevert ten opzichte van de huidige situatie. 2.2.2 Onderzoeksdoelstelling

Het doel van het onderzoek is om de relatie tussen culturele erfgoedwaarden en de

ruimtelijke kwaliteit van stads- en dorpscentra in kaart te brengen. En aan de hand van deze gegevens te komen tot een conclusie over de mate waarin de gemeente Hof van Twente cultuurhistorische waarden herkent en erkent en deze borgt in zijn beleidsmatig

instrumentarium. In het verlengde hiervan kan een indicatie worden gegeven over de meerwaarde die het instellen van een puienregeling al dan niet kan genereren.

(11)

De onderzoeker heeft de bovenstaande doelstellingen vertaald in de hieronder weergegeven concrete probleemstelling. Deze probleemstelling wordt beantwoord door middel van de hierbij behorende set onderzoeksvragen. De probleemstelling en de onderzoeksvragen zijn mede door de bevindingen uit een eerdere verkenning tot stand gekomen.

2.3 Probleemstelling en onderzoeksvragen

Naar aanleiding van de in paragraaf 2.2 genoemde doelstellingen is er voorafgaand aan dit onderzoek een probleemstelling geformuleerd. Om deze probleemstelling met voldoende diepgang te kunnen beantwoorden zijn er vier onderzoeksvragen opgesteld.

2.3.1 De probleemstelling

Welke mogelijkheden zijn er om waarden van cultureel erfgoed een rol te laten spelen bij het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit van stads- en dorpscentra, op welke wijze oefenen deze waarden invloed uit op het huidige beleid van de gemeente Hof van Twente en kan het instellen van een puienregeling een nuttige aanvulling op dit huidige beleid zijn?

2.3.2 De onderzoeksvragen

1. Wat is de omvang en betekenis van culturele erfgoedwaarden?

2. Op welke manier kunnen culturele erfgoedwaarden invloed uitoefenen op de ruimtelijke kwaliteit van stads- en dorpscentra?

3. Op welke wijze maakt de gemeente Hof van Twente gebruik van culturele

erfgoedwaarden binnen het huidige beleidsinstrumentarium, en hoe zou de gemeente de rol van deze waarden kunnen versterken?

4. Wat zou de meerwaarde van het instellen van een puienregeling als aanvulling op het bestaande instrumentarium kunnen zijn voor de ruimtelijke kwaliteitsbeleving van de stads- en dorpscentra in de gemeente Hof van Twente?

2.3.3 Toelichting kernbegrippen

Cultureel erfgoed: Grondgebonden/onroerende sporen uit het verleden zoals

winkelpanden, huizen, bedrijfsgebouwen, kerken, stedenbouwkundige elementen als stads- en dorpsgezichten en oude verkeersinfrastructuren. Alsmede immateriële zaken als tradities en gewoonten.

Ruimtelijke kwaliteit: Gebruikswaarde + belevingswaarde + toekomstwaarde. Stads- en dorpscentra: de centrumgebieden van de kernen Delden, Diepenheim,

Goor en Markelo.

Puienregeling; een (stimulerings)regeling ter bevordering van de kwaliteit van winkelpuien.

2.4 De opdracht

Het onderzoek is conform de verstrekte opdracht uit de volgende onderdelen opgebouwd. • Een analyse van de opdracht waarbij naast de probleemstelling en

onderzoeksvragen ook het onderzoeksdoel duidelijk naar voren komt;

• Een onderzoek verantwoording waarbij wordt aangegeven hoe de praktijk zich verhoud ten opzichte van de bekende theorie.

• Een beschrijving van de wijze waarop het onderzoek is vormgegeven, ofwel een uiteenzetting van het onderzoeksdesign;

• Een analyse van de vergaarde informatie en de beantwoording van de onderzoeksvragen;

• Op basis van de analyse van de informatie en de beantwoording van de onderzoeksvragen te komen tot de beantwoording van de probleemstelling; • Het trekken van conclusies;

(12)

3.

Oriëntatie op het vraagstuk vanuit de theorie

De beantwoording van de onderzoeksvragen en in het verlengde hiervan de probleemstelling is voor een groot gedeelte gebaseerd op deskresearch. Hierbij is gebruik gemaakt van de in de literatuurlijst genoemde onderzoeksrapporten en gemeentelijke beleidsstukken. Hieronder is er in de volgorde van de opgestelde onderzoeksvragen een literatuurstudie uitgevoerd waarbij de onderwerpen zo uitvoerig mogelijk, maar binnen de kaders van het onderzoek, worden belicht.

3.1 Culturele erfgoedwaarden

De begrippen cultuurhistorie, cultureel erfgoed en cultuurhistorische waarden zijn containerbegrippen. Als er wordt gekeken in de Memorie van Toelichting bij het Besluit Ruimtelijke Ordening wordt met betrekking tot cultuurhistorische waarden de volgende definitie gegeven:

"Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze

leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken"

Deze definitie biedt in het kader van de wettelijke voorschriften, zoals die zijn opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening, voldoende houvast. Echter beslaat zij niet het hele spectrum aan betekenissen die onder de noemer “culturele erfgoedwaarden” kunnen worden verstaan. Om een goed inzicht te krijgen in de reikwijdte van het begrip culturele erfgoedwaarden is het noodzakelijk om deze term verder te analyseren.

Culturele erfgoedwaarden is allereerst te splitsen in de woorden “cultureel erfgoed” en “waarden”.

Om te beginnen met cultureel erfgoed, deze term wordt dikwijls gedefinieerd als “sporen uit het verleden die een betekenis hebben in het heden”. De in deze definitie gebruikte woorden behoeven echter ook een nadere uitleg. Het woord “sporen” bijvoorbeeld heeft namelijk een zeer breed bereik. Hieronder wordt (materieel erfgoed) in de vorm van concrete tastbare overblijfselen, zoals gebouwen, archeologische vondsten en complete landschappen gerekend, maar ook allerlei vormen van immaterieel erfgoed zoals verhalen, herinneringen, plaats- en veldnamen en tradities kunnen hieronder worden geschaard.

Daarnaast gaat het over sporen uit het verleden. Deze relatie met het verleden is een belangrijke toevoeging. Hierdoor hebben de erfgoedobjecten wortels in de geschiedenis en bezitten zij, weliswaar in verschillende mate, een vorm van historische authenticiteit. (Renes H. 2011,p6/7).

Het hierboven genoemde begrip authenticiteit is moeilijk te duiden. Zo zijn er goede voorbeelden te geven over objecten waarvan de schijn van authenticiteit voldoende is om toeristen te trekken. Een goed voorbeeld hiervan is de klokkentoren op het San Marcoplein in Venetië. Weinig toeristen realiseren zich dat de oorspronkelijke klokkentoren in 1902 is ingestort en dat op de foto’s die zij maken een replica uit de jaren erna te zien is. Uit dergelijke voorbeelden blijkt dat replica’s eenzelfde ervaring kunnen opleveren als de oorspronkelijke objecten.

Toch kan deze constatering niet universeel worden aangehouden. Een oorspronkelijk object is doorgaans aanzienlijk meer waard dan een reproductie, zelfs als deze in een minder goede staat is. Veel mensen hebben schijnbaar toch behoefte aan iets dat hen verbindt met historische gebeurtenissen of personen. (Renes H. 2011,p7)

(13)

Het tweede deel van de te beschrijven term betreft het woord “waarden”. Net als sporen kent ook het begrip waarden een groot aantal betekenissen. Het lijkt op het eerste gezicht lastig om al deze synoniemen te plaatsen. Echter bij nadere beschouwing blijkt dat er op

hoofdlijnen twee groepen van betekenis zijn te onderscheiden. Het gaat hierbij om “waarde als prijs” en “waarde als gehalte”. In de eerste betekenis speelt het begrip een grote rol in het economisch domein, in de tweede betekenis juist erbuiten. (Bazelmans J. 2013.p14) Bij de eerste groep gaat het om waarden die betrekking hebben op zowel kracht of nut (of bruikbaarheid), als op prijs (ruilwaarde of verkoopwaarde). De genoemde verkoopwaarde kan worden uitgedrukt in geld. Men kan spreken van waarde als het dagelijks wordt gebruikt of omdat het wordt gekocht of verkocht. Deze waarden zijn weliswaar aan elkaar verbonden maar daarom nog niet hetzelfde. Er zal een afweging worden gemaakt of het praktische nut (de waarde voor de koper) zich verhoudt tot de prijs die doormiddel van vraag en aanbod vormt. De prijs is wat je betaalt, de waarde is wat je krijgt.

Deze vorm van waarde heeft als eigenschap dat het mogelijk is om de omvang ervan te meten. Zoals aangegeven wordt de omvang niet enkel weergegeven in geld. Er kan ook gedacht worden aan omvangbepalingen in de vorm van bijvoorbeeld voedingswaarde, isolatiewaarde of sluitertijdwaarde. Het feit dat waarde één van de kernbegrippen is in het economische verkeer is terug te vinden in het groot aantal woorden dat hierop betrekking heeft. Hierbij kan worden gedacht aan “ marktwaarde, boekwaarde, executiewaarde, inruilwaarde, beurswaarde, etc. (Bazelmans J. 2013.p14/15)

Bij de tweede groep gaat het om waarden die betrekking hebben om op de goede of slechte eigenschappen van iets of iemand. Het gaat hier om waarden in de zin van allooi (gehalte), belang (significantie) en betekenis of verdienste (merite).

Taalkundig wordt bij deze vorm van waarde gesproken in termen als; intrinsieke waarde, vaste waarde, hoogste waarde, onschatbare waarde, eigenwaarde of belevingswaarde. Het is ongebruikelijk deze termen te gebruiken in combinatie met het werkwoord “schatten”. Wel gebruikelijk is de combinatie met het werkwoord “ hechten (aan)”. Deze waarden kun je in dat kader dan ook; toekennen, vertegenwoordigen, uitdragen, herstellen, of ze kunnen vervagen. Vaak komt waarde in deze vorm ter sprake als; norm, deugd, betekenis, principe, uitgangspunt, traditie, ideaal, zingeving, opvatting en fatsoen. Significant van deze vorm van waarde is de wijze waarop deze een hoofdrol speelt in de manier waarop mensen aankijken tegen hun omgeving, hoe te denken en doen in termen van goed en fout en hoe om te gaan met anderen. Met andere woorden naastenliefde, duurzaamheid en eerbied spelen hierbij de belangrijkste rol. Dit in tegenstelling van de eerste groep waarden, waarbij eigenbelang doorgaans centraal staat. (Bazelmans J. 2013.p16)

Door samenvoeging van de woorden “cultureel erfgoed” en “waarden” ontstaat het pluriforme begrip culturele erfgoedwaarden. Met andere woorden, het betreft een begrip die een breed scala aan verschijningsvormen kent. Deze verschijningsvormen kunnen zowel materieel als immaterieel zijn maar hebben een relatie met het verleden. Daarnaast kan er sprake zijn van erfgoedwaarden die aantoonbaar meetbaar zijn, maar ook van een erfgoedwaarden die een meer gevoelsmatig karakter bezitten.

3.1.1 De verschijningsvormen van culturele erfgoedwaarden

In de huidige tijd wordt de waardering van erfgoed vrijwel uitsluitend in wetenschappelijk-inhoudelijke of cultuurhistorische termen gedefinieerd. In de waardering wordt daarbij uitdrukking gegeven aan de objectieve staat of conditie van het object, hierbij kan worden gedacht aan gaafheid en aan de betekenis die het erfgoed heeft voor geschiedschrijving van professionele archeologen, kunst- en architectuurhistorici, historisch-geografen en historici. Het perspectief van eigenaren, gebruikers, belanghebbenden en belangstellenden worden niet of slechts zijdelings meegewogen. Andersoortige waarden, zoals bijvoorbeeld

gebruikswaarde, marktwaarde, belevingswaarde of levensbeschouwelijke waarden spelen dan ook nauwelijks of geen rol. (Bazelmans J. 2013.p14)

(14)

Om inzicht te krijgen in de verschijningsvormen waarin culturele erfgoedwaarden zich kunnen manifesteren wordt hieronder deze verschillende waarden op basis van de genoemde publicatie van Bazelmans geanalyseerd.

Gebruikswaarde

Gebruikswaarde kan worden aangemerkt als de meest basale waarde. Het betreft hier de mate waarin het erfgoed nuttig is voor het alledaagse leven. In onroerend erfgoed kan bijvoorbeeld worden gewoond of gewerkt. De gebruikswaarde kan door omstandigheden als slijtage, breuk, functieverlies of overdracht in eigendom verloren gaan. Het is bij deze

omstandigheden dat de keuze aan de orde komt waarbij het erfgoed onbruikbaar en afval wordt. Of dat deze, in weerwil van het verlies van zijn oorspronkelijke gebruikswaarde, bewaard moet worden. Het is pas vaak in dit stadium dat er wordt nagedacht over de

aanwezigheid of afwezigheid van andere waarden en in het verlengde hiervan of het erfgoed moet worden gewaardeerd of moet worden opgegeven.

Marktwaarde

Erfgoed heeft in vele gevallen ook een financiële waarde. Deze waarde komt onder invloed van vraag en aanbod in de vorm van marktwaarde tot stand. Door het uitdrukken van

erfgoedwaarden in financiële waarden, zoals vastgoedwaarden of betalingsbereidheid, wordt het erfgoed voorzien van een prijs die wordt uitgedrukt in geld. Door geld kunnen zaken die onvergelijkbaar zijn met elkaar worden vergelijken en is onderlinge uitruil mogelijk. Het bepalen van de marktwaarde van roerend of onroerend erfgoed wordt doorgaans in handen gelegd van taxateurs en makelaars. Zij bepalen de waarde op basis van gaafheid, ouderdom (en zeldzaamheid), materiaal, bewerking, stijl, indien relevant de naam en bekendheid van de maker en op de eerder genoemde gebruikswaarde of de investeringen die noodzakelijk zijn om deze gebruikswaarde te herstellen of toe te voegen. Daarnaast speelt de vraag uit de markt een belangrijke rol, zijn er wel of geen potentiele liefhebbers, verzamelaars of

gebruikers voor het object. Wel moet hierbij de kanttekening worden geplaatst dat veel eigenaren van erfgoed weliswaar benieuwd zijn naar de (markt)waarde van hun object maar dat deze in veel gevallen niet van plan zijn deze daadwerkelijk te verkopen. Men is vaak te gehecht aan de (geërfde) objecten en verkoop is daarom doorgaans alleen aan de orde als er sprake is van hoge financiële nood. Met andere woorden, erfgoed staat veelal voor meer dan de marktwaarde.

Cultuurhistorische waarde

Hierbij gaat het om de wetenschappelijk-inhoudelijke cultuurhistorische waarde. Hoewel wetenschappers en professionals in de erfgoedzorg bewust afstand houden tot de markt en tot taxateurs zijn veel van de bij de marktwaarde genoemde criteria ook van invloed op de cultuurhistorische waarde. Ook hier spelen gaafheid, zeldzaamheid en conservering een rol. Echter wordt er ook waarde toegekend aan de mate samenhang en context, eventuele relaties met historische gebeurtenissen, representativiteit en de betekenis van de objecten voor de kennis over het verleden.

In tegenstelling tot de marktwaarde wordt de cultuurhistorische waarde gevormd in het wetenschappelijk debat. Dit debat heeft een theoretische grondslag en is gebaseerd op onderzoek dat empirisch, logisch, systematisch, openbaar, controleerbaar, herhaalbaar en ethisch neutraal is. Deze wijze van onderzoek die door de eeuwen heen is gegroeid kan weliswaar worden aangemerkt als een professionele waardering van erfgoed, echter kunnen er vraagtekens worden gezet bij de mate van objectiviteit van het proces. Om te komen tot een meer gedragen methode van statusbepaling zal de huidige werkwijze, waarbij de

waardering berust op zuiver wetenschappelijke principes, moeten worden gecombineerd met een bredere, meer participatieve vorm van waardering. Dit zal echter in de praktijk een grote opgave zijn.

(15)

Belevingswaarde

In tegenstelling tot de wetenschappelijk-inhoudelijke proceseisen die bij de vaststelling van de cultuurhistorische waarde aan de orde zijn, speelt bij belevingswaarde de mate van gevoel en emotie een belangrijke rol. Het gaat hierbij om het ervaren van het directe en onmiddellijke contact met het verleden. Hierbij neemt geloofwaardigheid, authenticiteit, echtheid en waarheid een belangrijke rol. “ Men beschouwt of ervaart iets als echt of onecht, waar of onwaar, op basis van een complex samenspel van suggestie, vertrouwen,

overreding, verwachting en ervaring. Op alle zintuigen wordt een beroep gedaan.” (Bazelmans J. 2013.p19)

Het is niet eenvoudig om het begrip belevingswaarde onder woorden te brengen, emotie en gevoel zijn immers persoonlijk en subjectief en daardoor lastig te duiden. Ondanks dat lukt het de meeste mensen wel om te vertellen wat cultureel erfgoed met hen doet. Het lukt hen doorgaans goed om aan te geven van welke betekenis of waarde het is en welk verhaal het hen vertelt. Tegenwoordig wordt men zich steeds bewuster van het feit dat het bij de

menselijke kennis van zijn omgeving niet alleen gaat om het woord, maar ook om het lichaam. Hierbij is niet alleen sprake van abstracte beschouwing, maar ook van concrete ervaring en beleving. Het emotionele element dat mensen hierbij ervaren speelt een zeer grote rol.

Onderscheidingswaarde

Het begrip (cultureel) erfgoed heeft van oudsher een direct verband met uitdrukkingen als waardigheid, eerbied, achting, respect en aanzien. De waarden van erfgoed

vertegenwoordigden, en vertegenwoordigen vele gevallen nog steeds, het hiërarchisch onderscheid tussen mensen en tussen groepen. Erfgoed kan een belangrijke rol spelen in he zichtbaar maken van posities in waardigheid. Dit kunnen bijvoorbeeld prestigieuze oude gebouwen van bedrijven of instellingen zijn maar ook (collecties) van erfstukken en

erfgoederen van instellingen, dorpen, steden of families. Van dit laatst genoemde is het vaak eeuwenoude bezit van adellijke families een goed voorbeeld. In deze gevallen is de relatie tussen erfgoed en de positie zo sterk dat dikwijls de relatie tussen subject en object wordt omgedraaid. Het is dan niet de adellijke familie die het naam dragend landgoed of kasteel met inventaris bezit, maar omgekeerd.

Levensbeschouwelijke waarde

Waarde heeft ook een relatie met de vaak gebruikte uitdrukking “normen en waarden”. Deze twee woorden worden vaak als elkaars synoniem gebruikt. Dit is echter onjuist. Daar waar de normen staan voor concrete (instrumentele) gedragsregels, gaat het bij waarden om

nastrevenswaardige, diepbeleefde idealen en motieven. Deze kunnen onder woorden worden gebracht door voorbeelden als; liefde, gelijkheid, vrijheid, respect en

rechtvaardigheid. Hoe deze waarden terugkomen in cultureel erfgoed kan bijvoorbeeld worden geduid door Paleis Soesdijk. Uit recent onderzoek blijkt dat veel Nederlanders dit erfgoed associëren met voormalig koningin Juliana en met de waarde waar Juliana voor stond, namelijk verbondenheid en betrokkenheid tussen de mensen. Mensen denken bij Soesdijk dan ook aan; historie, cultuur, grandeur, waardigheid, dichtbij, toegankelijk, rust en nostalgie. (Van Dijk T. & Graumans I. 2012.p.5)

Een ander voorbeeld is de stad Heerlen, deze gebruikt het aanwezige culturele erfgoed, in de vorm van haar mijnbouwverleden, als citymarketing. Zij presenteert de stad daarin met waarden als; hard werken, vertrouwen, tolerantie en verenigingsleven.

Dergelijke voorbeelden geven aan dat cultureel erfgoed kan staan voor sociale waarden die levensbeschouwelijk zijn gedefinieerd.

Door het bovenstaande wordt aangegeven dat (culturele) erfgoedwaarden zich op veel meer vlakken kunnen bevinden dan doorgaans wordt herkend. En als deze waarden niet worden herkend is het ook niet mogelijk deze te erkennen. Hierdoor bestaat er naast het gevaar dat deze waarden niet worden geborgd ook de kans dat deze waarden onvoldoende worden blootgelegd waardoor er een potentieel aan ruimtelijke kwaliteit verborgen blijft.

(16)

3.1.2 De invloed van culturele erfgoedwaarden in de praktijk

Onroerend goed waarde:

Cultureel erfgoed draagt bij aan een waardeontwikkeling van vastgoed. Uit onderzoek blijkt dat woningeigenaren extra geld over hebben om in of in de nabijheid een gemeente met veel cultureel erfgoed te wonen. (Lazrak F. & Rouwendal J. 2013)

Erfgoed kan op twee manieren invloed uitoefenen op de waarde van onroerend goed, het betreft hier het directe en indirecte effect.

Bij het directe effect gaat het om een hogere waarde doordat het betreffende pand zelf tot cultureel erfgoed kan worden gerekend. Aan panden met bijvoorbeeld een

monumentenstatus of panden die zijn gelegen in een beschermd stads- en dorpsgezicht worden doorgaans een grotere gebruikswaarde toegekend, meestal is de extra “schoonheid” hierin een belangrijke factor. Daarnaast is het mogelijk dat de status van het erfgoed

(bijvoorbeeld als monument), los van de objectieve kenmerken, al bijdraagt aan een hogere waarde.

Bij het indirecte effect gaat het om de invloed die het erfgoed uitoefent op onroerend goed die is gelegen in de nabijheid van dit erfgoed. Dit indirecte effect is gelimiteerd over de ruimte, dat wil zeggen dat erfgoed minder invloed heeft op onroerend goed dat verder weg ligt dan op panden die dichterbij zijn gelegen.

Door onderzoek te doen waarbij gebruik wordt gemaakt van hedonistische prijsanalyse, kunnen de beide effecten van erfgoed (in dit geval monumenten) op de waarde van onroerend goed in beeld worden gebracht. Door deze techniek is het mogelijk om twee verkochte panden die identiek zijn in alle opzichten, behalve de monumentenkenmerken, met elkaar te vergelijken. Hierdoor is het prijsverschil toe te schrijven aan het verschil in monumentenkenmerken. Als het gaat om twee panden waarbij de ene wel en de andere geen monument is, wordt het directe effect gemeten. Als het om twee panden gaat waarbij de ene wel en de andere niet in de buurt van erfgoed is gelegen dan wordt het indirecte effect gemeten. (Lazrak F. & Rouwendal J. 2013) In de onderstaande tabellen 1 en 2 is een korte weergave gegeven van de verschillen in waarde door de invloed van cultureel erfgoed. In dit voorbeeld zijn monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten in Zaanstad als uitgangspunt genomen.

Tabel 1

prijs* m² prijs/m²

rijksmonument €266.000 135 €1.970

overige verkochte huizen €150.000 103 €1.550

percentage 66% 31% 27%

Tabel 2

prijs* m² prijs/m²

beschermd dorps& of stadsgezicht €241.000 124 €1.940

overige verkochte huizen €160.000 103 €1.550

percentage 51% 20% 25%

*2000 prijzen

Bron: Lazrak F. & Rouwendal J. 2013

(17)

Toerisme:

Er is een duidelijke relatie tussen erfgoed en toerisme. Cultureel erfgoed als monumentale gebouwen, vestingwerken, oude haventjes, etc. trekt, meestal in samenspel met het omringende landschapsschoon, een hoeveelheid toeristen die voor de betreffende kern economisch interessant (en soms zelfs van levensbelang) is. (Korthals Altes H.J., Mier P. & Vercraeye H. 2004.p3).

De toeristische sector is in grote mate afhankelijk van de waardering van bezoekers voor de artistieke, de esthetische, de historische, de culturele of emotionele waarde van de culturele objecten in een stad of dorp.

Uit onderzoek blijkt dat het aantal monumenten, de oppervlakte aan beschermde stads en dorpsgezichten en het aantal musea in een stad of dorp direct van invloed zijn op de bestemmingskeuze van Nederlandse vakantiegangers. Deze invloed wordt gemeten in het aantal kilometers die deze toeristen bereid zijn verder te rijzen voor het genoemde erfgoed. De resultaten van het onderzoek tonen aan dat hoe meer monumenten en musea aanwezig zijn, en hoe groter het oppervlakte beschermd stadsgezicht, hoe hoger een bestemming gewaardeerd wordt en hoe groter de kans dat de bestemming bezocht wordt.

Hierbij komt naar voren dat van de drie onderzochte variabelen het oppervlak aan beschermt stadsgezicht de meeste invloed heeft. Het ensemble-effect van meerdere oude gebouwen op één bestemming wordt door bezoekers blijkbaar gewaardeerd. In de onderstaande tabel zijn deze afstanden weergegeven. (Van Loon R. 2013)

Erfgoed variabelen Per extra: Is de extra reisbereidheid:

Oppervlakte beschermt stadsgezicht

(gemiddelde consument) 0,25 km² 38km

Monumenten (gemiddelde consument) 100 monumenten 25km

Musea 1 museum 33km

Bron: (Van Loon R. 2013.p66)

Toerisme brengt lusten en lasten. Bij lusten kan gedacht worden aan de bron van inkomsten voor ondernemers en werknemers in toeristische- en detailhandelsbranche, een vergroting van de levendigheid van de stad of het dorp en de naamsbekendheid die een plaats door meer toerisme genereerd. Bij lasten kunnen onderwerpen als parkeer/verkeeroverlast, hogere huizenprijzen, zwerfvuil aan de orde zijn. Ook wordt door sommige oorspronkelijke bewoners een verstoring van de rust en de rustieke, historische sfeer ervaren. Of toerisme als lust of als last wordt ervaren ligt grotendeels aan de belangen van de betreffende actor. Zo zullen ondernemers doorgaans meer lusten dan lasten ervaren, terwijl burgers meer geneigd zullen zijn zich kritischer op te stellen. (Korthals Altes H.J., Mier P. & Vercraeye H. 2004)

Vestigingsgedrag:

Erfgoed verbeterd doorgaans, net als aantrekkelijke architectuur, het aanzien van een stad. Het erfgoed zelf kan worden gezien als publiek goed, dat de kwaliteit van leven in een stad verhoogt. Daarnaast vormt het een aantrekkelijk decor voor een winkelgebied, restaurants, musea, enzovoort. Erfgoed is voor het imago van een stad van toegevoegde waarde en vaak één van de factoren die de identiteit van de stad bepaald. Het is hierom dat veel gemeenten erfgoed gebruiken om zich te profileren en hun aantrekkingskracht vergroten (citymarketing). (Van Duijn M. & Rouwendaal J. 2013)

Door de genoemde effecten van cultureel erfgoed worden steden niet alleen aantrekkelijker voor huishoudens, maar ook voor bedrijven, toeristen en andere stedelijke voorzieningen. De komst van deze voorzieningen als winkels, restaurants en theaters verhoogt vervolgens weer

(18)

de aantrekkelijkheid van de stad. Cultureel erfgoed lijkt daardoor een multiplier effect te hebben.

Onderzoek heeft uitgewezen dat huishoudens zich graag vestigen in de buurt van cultureel erfgoed. Dit resulteert in een hogere vraag en hogere huizenprijzen. De aanwezigheid van cultureel erfgoed heeft daarnaast nog een ander effect. Onderzoek in de vorm van

sorteermodellen (Berry Levinsohn en Pakes 1995, Epple and Sieg 1999, Bayer et al. 2007) beschrijven hoe een populatie die bestaat uit verschillende huishoudens zich verdeelt over steden of buurten. Onder deze huishoudens zijn liefhebbers van cultureel erfgoed,

doorgaans hoogopgeleiden, en mensen die er onverschillig tegenover staan. Indien in de steden of buurten geen erfgoed aanwezig is, of dat dit erfgoed geen of onvoldoende aandacht krijgt, zullen deze groepen zich evenredig verdelen.

Maar als er in de stad of buurt (hetgeen in de praktijk vaak het centrum betreft) wel erfgoed aanwezig is, dan wonen de liefhebbers van erfgoed liever in deze stad of centrum. Er

ontstaat dan druk op de woningmarkt in deze gebieden. De liefhebbers zijn doorgaans bereid iets meer te betalen waarop de markt reageert en de vastgoedprijzen stijgen. Dit ontstane prijsverschil versnelt het sorteereffect. Vervolgens past ook het aanbod van winkels, cafés en restaurants zich aan hetgeen de aantrekkelijkheid van de stad of centrum verder kan

vergroten. (Renes H. 2011)

Onderzoek naar de mate waarin huishoudens bereid zijn om meer geld voor huizen te betalen als deze zelf cultureel erfgoed zijn, of in de nabijheid van cultureel erfgoed zijn gelegen, bevestigd dit. Cultureel erfgoed, en dan met name stadsgezichten en

rijksmonumenten, is een belangrijke locatiekeuze voor huishoudens. Een gemiddeld huishouden is bereid om bijna € 5.500,- per vierkante kilometer beschermt stadsgezicht meer te betalen. Hogeropgeleide alleenstaanden hebben zelfs nog een betalingsbereidheid die een kleine € 360,- hoger dan het gemiddelde huishouden ligt. (Van Duijn M. &

Rouwendaal J. 2013) (1) Gemiddelde huishouden (2) Hoogopgeleide alleenstaanden (3) Hoogopgeleide tweeverdieners (4) Huishoudens met kinderen (onder 18) (5) Leeftijd (+10)

Stadsgezichten (+km²) 5495.4 357.2 123.1 &98.2 &60.5 Stadsgezichten in omliggende gemeenten (+km²) 1025.7 13.6 35.1 24.1 12.4 Dorpsgezichten (+km²) 84.2 (ns) 201.1 220.3 &22.0 (ns) 70.1 Dorpsgezichten in omliggende gemeenten (+km²)

&216.8 (ns) &9.8 6.9 (ns) &5.2 &1.0 (ns)

Rijksmonumenten (+100) 1651.5 74.3 34.2 &19.6 &8.8 Rijksmonumenten in

omliggende gemeenten (+100)

172.7 (ns) 1.3 (ns) 9.4 5.2 3.4

(19)

3.1.3 De kansen van cultureel erfgoed

De effecten van culturele erfgoedwaarden kunnen op verschillende manieren worden ingezet. Dit door aanwezige waarden in kaart te brengen en deze mee te nemen in beleidsinstrumenten of toekomstvisies. Hieronder zijn enkele van deze

toepassingsmogelijkheden weergegeven.

- Het aanwezige erfgoed gebruiken bij het neerzetten van een thema, (citymarketing) Hierbij wordt een dorp, stad of gebied door het aanwezige culturele erfgoed op de kaart gezet. Een voorbeeld hiervan is als een stad zich naar aanleiding van het aanwezige erfgoed uit haar mijnbouwverleden presenteert als de stad van hard werken, vertrouwen, tolerantie en verenigingsleven.

- Het versterken van de eigen identiteit. Dit geeft een “sense of belonging”. Waardoor

mensen zich aangetrokken voelen tot een stad. Cultureel erfgoed versterkt het gevoel van de stad. Hierbij is het zaak andere steden niet te kopiëren. Het gaat om het culturele DNA van je eigen stad, daarin speelt cultuurhistorie een grote rol. (Commissie Derksen. 2014)

- Het erfgoed gebruiken voor het huisvesten van nieuwe functies en deze hiermee interessant maken voor de eigen bevolking maar ook voor toeristen. Hierbij kan gedacht worden aan hotels en restaurants, maar ook aan culturele functies zoals onlangs is gebeurd bij voormalig Herberg de Pol in Diepenheim die nu dienst doet als cultuurcentrum.

- Erfgoed betrekken bij kleinschalige evenementen. Hierbij kan worden gedacht concerten, exposities, boekenbeurzen of culturele manifestaties. Deze evenementen kunnen zo worden bedacht en ingericht dat ze voortbouwen op de identiteit van de plek en inhaken op de eigenschappen van het gebouw of de omgeving. Bijvoorbeeld een vlootschouw van oude zeilschepen in een haven of een expositie van religieuze kunstobjecten in een (lege) kerk. (Korthals Altes H.J., Mier P. & Vercraeye H. 2004)

- (Industrieel) erfgoed gebruiken voor woondoeleinden.

Een goed voorbeeld hiervan zijn delen van de voormalige textielgebouwen in het centrum van Enschede. Door het ten onder gaan van deze industriële bedrijfstak kwamen deze gebouwen leeg te staan en raakten in verval. Veel van dit cultureel erfgoed is afgebroken. Echter er zijn ook enkele gebouwen gespaard gebleven door deze om te bouwen als appartementengebouw.

- Het aanwezige erfgoed gebruiken voor het promoten van stad of dorp als woonlocatie om hiermee nieuwe inwoners aantrekken. Cultureel erfgoed verwerken in

nieuwbouw/inbreidingslocaties, bijvoorbeeld door oude structuren of kenmerkende plaatselijke culturele elementen terug laten komen.

3.2 Ruimtelijke kwaliteit

Deze term wordt veelvuldig kort uitgelegd als “gebruikswaarde + belevingswaarde +

toekomstwaarde” en is afgeleid van de definitie zoals gebruikt in de Vierde nota Ruimtelijke Ordening uit 1988. Deze nota vermeldt als complete definitie: ‘Het ruimtelijk beleid is er op gericht de gebruikswaarde van een gebied te vermeerderen, de belevingswaarde te

verhogen en de toekomstwaarde te vergroten. De concrete invulling van die ruimtelijke kwali-teit zal daarbij van geval tot geval verschillen’ (Ministerie van VROM, 1988: 6).

Hoewel het Ministerie van VROM destijds aangaf dat deze waarden niet moeten worden uitgelegd als economische, sociale en ecologische waarden, ligt een dergelijke vertaling naar de mening van de VROM-Raad wel voor de hand. De parlementaire werkgroep Vijfde nota Ruimtelijke Ordening (2001) erkende dan ook dat een dergelijke uitleg gerechtvaardigd is en gaf tevens aan dat deze waarden terug te voeren zijn op de ideeën van de bekende

Romeinse architect en grondlegger van de hedendaagse bouwkunst Marcus Vitruvius Pollio. Deze Romeinse bouwmeester gebruikte rond 60 voor Christus de dimensies; Utilitas

(20)

(doelmatigheid), Venustas (uiterlijk schoon) en Firmitas (duurzaamheid) om de kwaliteit van bouwwerken te omschrijven. De door hem benoemde dimensies passen goed bij de trits gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Deze afgeleide dimensies zijn echter ruimer opgevat dan die van Vitruvius.

De genoemde waarden kunnen worden omschreven als:

Gebruikswaarde: Dit is de functionele kant van de ruimtelijke kwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld: wonen, werken, recreëren, natuur en water. Daarnaast gaat het bij gebruikswaarde ook om praktische zaken als: nabijheid, bereikbaarheid en toegankelijkheid. Tot slot vallen ook financiële zaken als economisch rendement onder de noemer

gebruikswaarde.

Belevingswaarde: Dit deel van de ruimtelijke kwaliteit gaat over kenmerken als:

herkenbaarheid, identiteit, attractiewaarde, levendigheid, cultuur, eigenheid, rust, contrasten, etc. Het gaat hierbij dus om de persoonlijke gevoelens die de ruimtelijke kwaliteit bij mensen losmaakt.

Toekomstwaarde: Dit betreft de houdbaarheid van de ruimtelijke kwaliteit. Of wel de

houdbaarheid op de langere termijn. Hierbij spelen aspecten als “flexibiliteit” in de vorm van aanpasbaarheid, faseerbaarheid, hergebruikmogelijkheden, etc een grote rol. Daarnaast zijn er de “beheersaspecten” waaronder onderhoudseisen en beheerskosten kunnen worden geschaard, en de “duurzaamheidaspecten” waaronder zaken als energiezuinigheid, biodiversiteit en milieukwaliteit vallen. (Provincie Overijssel 2014)

Hoewel de genoemde definitie “gebruikswaarde + belevingswaarde + toekomstwaarde” suggereert dat ruimtelijke kwaliteit van de som van deze drie waarden betreft, is er in de praktijk veelal sprake van het toevoegen/benutten van waarden en het afwegen van belangen. Waarbij de waarden de eerdergenoemde gebruiks-, belevings- en toekomst waarden zijn en de belangen worden aangeduid als ‘economische belangen, ecologische belangen, sociale belangen en culturele belangen. (Provincie Overijssel 2014)

In de toelichting van de, wel opgestelde maar uiteindelijk niet vastgestelde, Vijfde nota Ruimtelijke Ordening uit 2001 worden ter operationalisering van deze drie klassieke dimensies, zeven aanvullende dimensies voor ruimtelijke kwaliteit geïntroduceerd. Het gaat hierbij om: ruimtelijke diversiteit, economische en maatschappelijke functionaliteit, culturele diversiteit, sociale rechtvaardigheid, duurzaamheid, aantrekkelijkheid en menselijke maat (Ministerie van VROM, 2001).

De SER ziet in haar advies ten aanzien van deze Vijfde Nota deze aanvullende dimensies als “Een hulpmiddel om voorkeuren en waarderingen geordend uit te wisselen en om te bewaken dat alle relevante dimensies van kwaliteit de nodige aandacht wordt gegeven”. Hiermee doelt de SER op de drie klassieke dimensies voor de (ruimtelijke) kwaliteit,

namelijk: gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde (Jansen-Jansen L. ea. 2009 p.6).

Al naar gelang de situatie ligt het zwaartepunt van de ruimtelijke kwaliteit in meer of mindere mate op één of meerdere waarde(n) en belang(en). Bij planologische regelingen als “Ruimte voor Ruimte” worden bijvoorbeeld stallen met doorgaans nog hoge restwaarden gesloopt met als doel het terugbrengen van openheid in het landschap. Hierbij prevaleren sociaal-culturele en ecologische belangen boven het economische belang. Ruimtelijke kwaliteit hangt dan ook erg samen met het doel dat voor ogen wordt gehouden. Ruimtelijke kwaliteit is daarom een begrip dat relatie tussen ruimte en de menselijke gebruiker duidt. Deze relatie komt tot stand door verschillende processen bijvoorbeeld het fysieke gebruik of het gebruik in spirituele betekenis (beleving). Hierbij staat het waardebegrip centraal. Mensen kennen aan de functies van de ruimte waarden toe. Ruimtelijke kwaliteit is een aanduiding van de waarde die gebruikers in een concreet gebied op een bepaald tijdstip aan de ruimte toekennen (Jansen-Jansen L. ea. 2009 p.6).

De provincie Overijssel beschrijft in aansluiting op het bovenstaande de term “Ruimtelijke kwaliteit” in haar in 2013 opgestelde omgevingsvisie als “Het resultaat van menselijk

(21)

handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is”.

Belangrijk bij het begrijpen van de definities van Ruimtelijke kwaliteit is dat deze uitgaan van een brede, gebiedsgerichte benadering. Ruimtelijke kwaliteit gaat niet alleen over beleving, maar juist ook over het gebruik en de betekenis van een gebied of plek. Over het maken van een afweging tussen nu en straks. (Provincie Overijssel 2014)

Ruimtelijke kwaliteit speelt een belangrijke rol in de huidige samenleving. “Een belangrijke trend is dat mensen in toenemende mate gaan wonen waar de kwaliteit van de

woonomgeving hoog is. Mensen kiezen een woonstad die ze aantrekkelijk vinden. Veelal zijn dat veilige steden, met veel historie en stedelijke voorzieningen”. (Marlet G & Ponds R. 2011) 3.2.1 Ruimtelijke identiteit.

Er is de laatste tijd een verandering -of misschien beter gezegd een aanvulling- op te merken ten aanzien van de omschrijving ruimtelijke kwaliteit. Steeds vaker komt de

uitdrukking ruimtelijke identiteit ter sprake. Hierbij wordt de ruimtelijke kwaliteit toegespitst op bepaalde kenmerken van stad of dorp waardoor deze zijn eigen karakter houdt of juist versterkt, er kan worden gezegd dat het “smoel” geeft aan een gebied. Hierbij spelen (culturele) erfgoedwaarden een significante rol.

“De waarde van erfgoed heeft vele aspecten. Het is een belangrijke drager van de identiteit van een plek” (Rouwendal J. 2013).

Als er wordt gesproken over de identiteit van een stad of streek, worden hierbij doorgaans de gebiedskarakteristieken als bepalende factor aangemerkt. Het voormalige ministerie van VROM, thans het Ministerie van IenM geeft aan identiteit de volgende uitleg:

“Vele gebiedskarakteristieken bepalen de identiteit

De identiteit van gebieden wordt bepaald door de sociaal-culturele en economische

geschiedenis, de fysieke eigenschappen van een gebied en de natuurlijke ontwikkeling die het gebied heeft doorgemaakt. Daarbij gaat het om de ligging, de ruimtelijke vorm van een gebied, het gebruik van het gebied door bewoners en bezoekers, hun eigenschappen en waardeoriëntaties, hun manier van omgaan met elkaar en hun rituelen. Het gebied

weerspiegelt het sociale weefsel en de dynamiek daarin. Mede als gevolg van globalisering zoeken mensen meer dan voorheen ‘hun plekje’. Een plek waar ze trots op (kunnen) zijn en waar ze zich betrokken en medeverantwoordelijk voor voelen. Waar ze zich thuis voelen.”

“Identiteit bindt

De identiteit van een gebied heeft het vermogen om mensen te binden. Ze is herkenbaar en vaak uniek. Zelfs in gebieden met een slecht imago zijn sporen uit het verleden aanwezig om aan een positieve identiteit te werken. Identiteit hoeft niet conserverend te werken, maar kan ook eigentijdse en toekomstgerichte inkleuringen krijgen. Ook de toevoeging van nieuwe iconen kan tot een onderscheidende en herkenbare kwaliteit in gebieden leiden die mensen weet te binden.” (Ministerie van VROM/ IenM, 2014).

In de bovenstaande beschrijving wordt er vanuit gegaan dat de karakteristieken van het gebied leidend zijn in de wijze waarop de identiteit van dit gebied wordt ervaren. Er zijn echter ook omschrijvingen die de mens en zijn beleving van de omgeving centraal stellen. Dit sluit aan bij de betekenis zoals aangegeven in het woordenboek.

Deze omschrijft het woord identiteit als: een eenheid van wezen, volkomen

overeenstemming, persoonsgelijkheid, eigen karakter en het individuele kenmerk. Er wordt bij het geven van de betekenis van het woord identiteit dus een directe link gelegd met personen. Een verwijzing met een plaats of een gebied komt hierbij niet aan de orde.

(22)

Indien de identiteit van een gebied te eenzijdig wordt omschreven bestaat het gevaar dat er ook maar één identiteit wordt gecreëerd. De beleving van de identiteit is echter afhankelijk van de persoon die waarneemt. Voor de één zal de identiteit worden bepaald door zijn eigen geschiedenis, leefwijze en relatie met deze plek. Voor een ander kan de identiteit

daarentegen wel worden bepaald door het gebruik en beleving van de plek, en speelt persoonlijke geschiedenis geen enkele rol. Dit geeft aan dat een gebied of plaats meerdere identiteiten kan hebben, die door elkaar bestaan, en elkaar beïnvloeden. “Want

aantrekkelijkheid en karakter van een plek worden juist gevormd door de meerdere

betekenissen die het door meerdere gebruikers krijgt. Met andere woorden: een plek heeft meerdere identiteiten” (Kramer A. 2005, p.28)

Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen drie vormen van identiteit, dit zijn:

Sociaal/culturele identiteit, Ruimtelijk/fysieke identiteit en Functioneel/economische identiteit. Sociaal/culturele identiteit:

Het betreft hier de manier waarop de plek wordt gebruikt en wat deze te bieden heeft. Hierbij kan gedacht worden aan kwaliteiten als: taal, tradities, streekproducten, erfgoed en

cultuurhistorie.

Ruimtelijk/fysieke identiteit:

Hierbij gaat het om karakteristieke plekken en de ruimtelijke structuren die van bijzondere waarde zijn voor de inwoners en gebruikers van een gebied. Deze structuren zijn meestal historisch tot stand gekomen. Voorbeelden hiervan zijn: de kleinschaligheid, de informaliteit in woonvormen, de karakteristieke openbare ruimte die zich uiten in de in elkaar

overvloeiende ruimtes en de beperkte scheiding tussen openbaar en prive. Functioneel/economische identiteit:

Dit zijn de betekenissen die aan een gebied worden toegekend en die steeds aan verandering onderhevig zijn. Hierbij wordt bewust een bepaald beeld van het gebied neergezet. Dit proces van beeld- en identiteitsvorming kan worden omschreven als imagobuilding. Hiervan is citybranding een bekend voorbeeld, hierbij wordt de beeld- en identiteitsvorming van mensen over een bepaald plek of gebied beïnvloed. Citybranding maakt duidelijk dat beeld- en identiteitsvorming strategisch te sturen valt. (Kramer A. 2005, p.31)

(23)

3.3 Gemeentelijke beleidsstukken

In deze paragraaf is weergegeven op welke wijze culturele erfgoedwaarden zijn opgenomen in de gemeentelijke stukken. Hierbij is volgens een vast format het betreffende beleidsstuk geanalyseerd. De onderdelen die worden vastgelegd zijn: de datum van vaststelling, de doelstelling van het beleidsstuk, de betrokken actoren en de relatie van het beleidsstuk met culturele erfgoedwaarden.

Het betreft hier de volgende stukken:

1. Standaard handboek bestemmingsplannen; 2. Bestemmingsplannen;

3. Monumentenverordening;

4. Subsidieverordening beschermde gemeentelijke monumenten Hof van Twente 2012; 5. Erfgoednota;

6. Welstandsnota;

7. Beeldkwaliteitsplannen;

8. Notitie “Karakteristieken Beschermd stadsgezicht Delden”; 9. Nota recreatie en toerisme Hof van Twente 2012-2017; 10. Beleidsnotitie Cultuur “2014-2018”;

11. Structuurvisie masterplan Goor;

12. Detailhandelsnota Hof van Twente 2013-2016; 13. Reclamebeleid 2011;

14. Nadere regels voor het hebben van winkeluitstallingen; 15. Bomenverordening;

16. Archeologische inventarisatie, verwachtings- en beleidsadvieskaart. 1. Standaard handboek bestemmingsplannen

Datum vaststelling:

Dynamisch document, wordt minimaal één maal per jaar geactualiseerd. Doelstelling beleidsstuk:

Het zoveel als mogelijk standaardiseren en vastleggen van bestemmingsplanvoorschriften. Waarbij de standaardisatie grotendeels betrekking heeft op de te voeren procedure, waarbij de vast te leggen voorschriften en wijze waarop deze voorschriften worden vastgelegd het zwaartepunt vormen. Hierdoor ontstaat er een universeel format waardoor alle

bestemmingsplannen volgens dezelfde systematiek worden opgesteld. Betrokken actoren:

Ambtelijke werkgroep en het college van burgemeester en wethouders. Relatie beleidsstuk met culturele erfgoedwaarden:

De directe relatie tussen het standaard handboek bestemmingsplannen en culturele erfgoedwaarden is minimaal. Er wordt in het beleidsstuk op enkele onderdelen verwezen naar culturele erfgoedwaarden. Het betreft hier het gemeentelijke archeologiebeleid en de monumentale bomenlijst. Er wordt aangegeven dat de in deze beleidsstukken opgenomen uitgangspunten moeten worden gerespecteerd bij het opstellen van een bestemmingsplan. Wel gaat het handboek in op een minder gedetailleerde bestemmingssystematiek in de centrum gebieden. Hierdoor ontstaat een meer gevarieerde gebruiksmogelijkheid van de in het centrum aanwezige panden, waardoor er sneller kan worden ingespeeld op

functieveranderingen als gevolg van veranderingen draagvlak.

Ten aanzien van wonen in het centrumgebied wordt echter een restrictie gesteld. Daar waar al woonfuncties zijn gelegen, mogen deze blijven bestaan. Wonen op de verdieping is mogelijk, met dien verstande dat het aantal woningen niet mag toenemen. Op de begane grond kan een woonfunctie alleen worden gevestigd door middel van een door de gemeente verleende vergunning. (Gemeente Hof van Twente, 2014)

(24)

2. Bestemmingsplannen Datum vaststelling: Divers

Doelstelling beleidsstuk:

Het vastleggen van bestemmingsplanvoorschriften voor een bepaald gebied. Leidraad is hierbij het Standaard handboek bestemmingsplannen. De inhoud van de voorschriften is uiteraard aangepast op de specifieke ruimtelijke omstandigheden waar het betreffende bestemmingsplan van kracht is.

Betrokken actoren:

Ambtelijke werkgroep, stedenbouwkundig bureau, het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad

Relatie beleidsstuk met culturele erfgoedwaarden:

Door het volgen van de werkwijze zoals vastgelegd in het Standaard handboek

bestemmingsplannen worden culturele erfgoedwaarden ten aanzien van archeologie en monumentale bomen opgenomen in het bestemmingsplan. Daarnaast krijgt een eventueel (gemeentelijk) stads- en dorpsgezicht hierin zijn beslag. Hierbij worden de omschreven wat er binnen de grenzen van dit stad- en dorpsgezicht maximaal mogelijk is en welke

toetsingscriteria hierbij van toepassing zijn. 3. Monumentenverordening

Datum vaststelling: Januari 2003

Doelstelling beleidsstuk:

Het vastleggen van de regelgeving voor: het aanwijzen van gemeentelijke monumenten, het verbod op het beschadigen of vernielen van gemeentelijke monumenten en het aanvragen van een monumentenvergunning voor het wijzigen of afbreken van gemeentelijke

monumenten, het aanwijzen van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht Betrokken actoren:

Monumentenraad (huidige erfgoedcommissie), college van burgemeester en wethouders, gemeenteraad.

Relatie beleidsstuk met culturele erfgoedwaarden:

De relatie met culturele erfgoedwaarden is bij de monumentenverordening vooral gelegen in de bescherming van de gemeentelijke monumenten en de gemeentelijke stads- en

dorpsgezichten. Door deze bescherming heeft het cultureel erfgoed dat hieronder valt een zekere mate van bescherming tegen zaken als afbraak, beschadiging of verstoring. Echter verwaarlozing maakt geen onderdeel uit van deze bescherming. Het kan een eigenaar van een monument niet worden verplicht zijn pand te onderhouden. (Gemeente Hof van Twente, 2003)

4. Subsidieverordening beschermde gemeentelijke monumenten Hof van Twente 2012 Datum vaststelling:

November 2012

Doelstelling beleidsstuk:

Het vastleggen van de regelgeving voor het toekennen van subsidie voor

onderhoudswerkzaamheden van gemeentelijke monumenten. Hierbij betreft het; de subsidiabele werkzaamheden, de aanvraagprocedure, de wijze van bepaling van het subsidiebedrag en de wijze van uitbetaling van het subsidiebedrag.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De LCG WMS is bevoegd in geschillen waarin het bevoegd gezag instemming of advies over een voorgenomen besluit heeft gevraagd, maar niet in geschillen waarin het bevoegd gezag

3 In het nieuwe coalitieakkoord worden ambities geformuleerd, zoals kleinere klassen, een rijke schooldag en meer inclusief onderwijs; hoe wordt dit vertaald in de wensen en eisen

In 1948 richtte Gary Vermeer zijn gelijknamige bedrijf op in Pella, Iowa en zijn filosofie voor succes was even sim- pel als doeltreffend: ‘Kijk waar behoefte aan is en voorzie

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

De arbeidsmarktpositie van hoger opgeleide allochtone jongeren is weliswaar nog steeds niet evenredig aan die van hoger opgeleide autochtonen, maar wel veel beter dan die

De waardering voor de samenwerking tussen deze organisaties is ten opzichte van vorig jaar niet significant veranderd, maar over de langere termijn zien we een positieve

Aangezien in het onderzoek is uitgegaan van de levensgebeurtenis en het perspectief van de burger of ondernemer bij zijn of haar contact met de overheid kan de ‘keten van

een goed signaal betreffende het commitment van de uitvoeringsinstellingen zijn, wanneer het opdrachtgeverschap voor het programma niet automatisch bij BZK wordt neergelegd,