• No results found

Optimalisatie mogelijkheden beluchting rioolwaterzuiveringsinstallatie Asten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Optimalisatie mogelijkheden beluchting rioolwaterzuiveringsinstallatie Asten"

Copied!
76
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Optimalisatie mogelijkheden beluchting

Rioolwaterzuiveringsinstallatie Asten

Advies zuiveren

(2)
(3)

Documenttitel: Optimalisatie mogelijkheden beluchting rioolwaterzuivering te Asten

Status: Definitief

Opdrachtgever: Frans van de Molen

Projectleider: Robert Kras

Auteur: Daan de Wijs

Plaats: ’s-Hertogenbosch Datum: 2 april 2013 Waterschap Aa en Maas Pettelaarpark 70 5216 PP ’s-Hertogenbosch tel 073 615 66 66 fax 073 615 66 00 info@aaenmaas.nl www.aaenmaas.nl

(4)
(5)

Voorwoord

Met trots presenteer ik u het onderzoeksrapport van mijn afstudeeropdracht bij het waterschap Aa en Maas. Het onderzoeksrapport doet verslag van het onderzoek “Optimalisatie mogelijkheden van de beluchting op rioolwaterzuivering (RWZI) te Asten” waarmee ik in de periode september 2012 tot en met maart 2013 bezig ben geweest.

Het onderzoeksrapport geeft een overzicht van energiebesparingsmogelijkheden weer. Deze besparingsmogelijkheden zullen een bijdrage leveren aan de MJA (Meer jaren afspraken) energie-efficiëntie die het waterschap met de Rijksoverheid gemaakt heeft. Er is een vergelijking gemaakt tussen verschillende mogelijkheden waarbij op basis van energiebesparing en kosten aanbevelingen zijn geformuleerd. Daarnaast dient het rapport als belangrijkste bewijsstuk om de competenties voor de opleiding Milieukunde van Avans hoge school te Breda aan te tonen. Als schrijver ben ik zeer tevreden over het verloop van de afstudeerperiode. Ik heb met veel enthousiasme en motivatie aan de opdracht gewerkt waardoor een mooi eindresultaat is neer gezet.

Voor de steun, begeleiding, inhoudelijk feedback en interessante discussies wil ik de volgende personen bedanken: Robert Kras, Bastiaan Hommel, Marga Heijmas, Maurice Schellekens, Rob van de Sande, Henk Ooms, Jos van Lankveld, alle overige medewerkers van de afdeling advies zuiveren en alle overige medewerkers van de RWZI te Aarle-Rixtel.

(6)

Samenvatting

Waterschap Aa en Maas is met haar WM-plichtige inrichtingen aangesloten bij de meerjarenafspraken energie-efficiency, zijnde MJA3. Dit geld ook voor de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) te Asten. Het project betreft een onderzoek naar de optimalisatie mogelijkheden van de beluchting te Asten. Op deze RWZI is een biologische zuiveringstank geïnstalleerd van het type carrousel 2000 die is uitgevoerd met 3 puntbeluchters. De beluchtingscarrousel is de grootste energieverbruiker van de RWZI. Hier kan dus de grootste energie besparing gehaald worden. Om aan het MJA3 te voldoen moet het waterschap jaarlijks 2 procent energie besparen.

Voor de optimalisatie van de beluchting is eerst een literatuuronderzoek gedaan naar verschillende optimalisatie mogelijkheden. Vervolgens zijn de zuiveringsprestaties in beeld gebracht door middel van een bemonsteringsonderzoek en door het bestuderen van effluentconcentraties. Daarnaast zijn verschillende deelonderzoeken en berekeningen uitgevoerd om de hoofdvragen van het onderzoek op te lossen. De hoofdvragen van het onderzoek zijn 1..Is de dimensionering van de beluchters goed afgestemd op de zuurstofbehoefte?

2.Kan de beluchtingsregeling verder geoptimaliseerd worden?

3.Is het aantrekkelijk om over te stappen van puntbeluchters naar fijnbellenbeluchting? Uit de resultaten van het bemonsteringsonderzoek en de deelonderzoeken zijn verschillende conclusies getrokken. De berekeningen zorgen voor een theoretische onderbouwing van deze conclusies en zorgen er voor de energiebesparingsmogelijkheden helder in beeld te brengen. Samengevat kan uit het onderzoek het volgende worden geconcludeerd:

1. Zuiveringsprestaties

De zuiveringsprestaties op RWZI Asten liggen ruim boven de vergunningsvoorschriften. Hier uit kan geconcludeerd worden dat de zuiveringsprestaties geen aanleiding geven tot uitbreiding of vervanging van het beluchtingssysteem. Door de zuiveringsprestaties wat minder goed te maken kan energie bespaard worden.

2. Dimensionering van de puntbeluchters

Uit het onderzoek wordt geconcludeerd dat huidige dimensionering van de puntbeluchters niet goed is afgesteld op de zuurstofbehoefte. In de huidige regeling draaien de puntbeluchters op een energetisch inefficiënt toerental ten opzichten van het specifieke toerental. Hierdoor worden er relatief minder kilogrammen zuurstof per Kilowatt onttrokken vermogen ingebracht.

2. Optimalisatie beluchtingsregeling

Voor de optimalisatie van de beluchtingsregeling zijn er diverse optimalisatie mogelijkheden. De mogelijkheden die kunnen worden toegepast op de beluchting in Asten worden hieronder in chronologische volgorde weergegeven.

1. Aanpassing RPM-range beluchter 1, optoeren tot maximaal 1,1 van nspec; 2. Aanpassing regelstrategie beluchters;

(7)

A. BEL 1 naar maximale toeren van nspec als de zuurstofbehoefte toeneemt en wanneer BEL 2 wordt ingeschakeld om aan de zuurstofvraag te voldoen, BEL 1 Vasthouden op maximale toeren;

B. BEL 2 direct inschakelen op maximaal aantal toeren (31,1 rpm); Aanpassing rpm range BEL 2 en 3 naar 0,9 – 1,1 van nspec

Door deze optimalisatie van de regeling door te voeren kan er een energiebesparing gerealiseerd worden van 1.9 %.

4. Optimalisatie beluchtingssysteem

Vervanging puntbeluchter

Door puntbeluchter 1 te vervangen door een nieuwe puntbeluchter van het type Astrumear 111 zal het beluchtingssysteem verder geoptimaliseerd worden. De Astrumear 111 kan een extra energiebesparing opleveren van 6,7 % ten opzichte van de optimalisatie van de beluchtingsregeling.

Vervanging fijnbellensysteem

Uit het onderzoek volgt dat een energie besparing van 34 % behaald kan worden door puntbeluchter 1 en 2 te vervangen door een fijnbellensysteem. Het verschil in kapitaalslasten kan echter niet worden gecompenseerd door de energiebesparing die wordt behaald met een fijnbellensysteem. Dit betekent dat een fijnbellensysteem niet terug verdiend kan worden met de energiebesparing.

Om de beluchting op RWZI Asten te optimaliseren wordt geadviseerd de beluchtingsregeling aan te passen door de rpm-range van BEL 1 te regelen tussen 0,9 en 1,1 x het specifieke toerental. Daarnaast wordt geadviseerd om de regelstrategie tussen de beluchters in twee stappen te veranderen. Als laatste optimalisatie stap wat betreft te regeling wordt geadviseerd de rpm range van BEL 2 en BEL 3 te regelen tussen 0,9 en 1,1 van het specifiek toerental. Dit laatste advies wat betreft de beluchtingsregeling vergt wel een fysieke aanpassing.

Betreft de optimalisatie van het systeem wordt er geadviseerd om een nieuwe puntbeluchter van het type Astrumaer van de firma D. ten Hove consultancy te installeren.

Om mogelijk nog tot een betere en waterschap bredere energiebesparing te realiseren is het van belang dat de volgende vervolgonderzoeken uitgevoerd worden:

- Implementatie Beluchtingsregeling op andere RWZI’s. Hierbij wordt er gekeken of de nieuwe inzichten ook van toepassing zijn op andere RWZ’s. Vooral de inzichten van het nspec en de 0,9 – 1,1, range kunnen mogelijk op simpele wijzen worden toegepast op andere RWZI’s

- Benutten van de vergunningsruimte. Deze manier van energie besparen kan mogelijk tot weerstand leiden aangezien er minder goed gezuiverd wordt dan mogelijk. Ook is het noodzakelijk dat hier een duidelijke van het bestuur achter staat.

(8)

Afkortingenlijst

Afkorting Betekenis BEL 1 puntbeluchter 1 BEL 2 puntbeluchter 2 BEL 3 puntbeluchter 3 RWZI rioolwaterzuiveringsinstallatie

DWA droog weer aanvoer

RWA regenweer aanvoer

BZV biologisch zuurstofverbruik

CZV chemisch zuurstofverbruik

i.e. inwoner equivalent

HT hoog toeren

LT laag toeren

nspec specifiek toerental O&R ontwerp en realisatie

VS voortstuwer

(9)

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 7 1.1 Aanleiding ... 7 1.2 Doelstelling ... 7 1.3 Hoofdvragen ... 7 1.4 Onderzoeksfasering ... 7 1.5 Leeswijzer ... 8 2. Achtergrond informatie ... 9 2.1. Waterschap Aa en Maas ... 9 2.2 RWZI Asten ... 10 2.2.1 Waterlijn ... 10 2.2.2 Sliblijn ... 13 2.2.3 Geurbehandeling ... 13 3. Theoretische achtergrond ... 14 3.1 Introductie ... 14

3.2 Zuurstofbehoefte op basis van de BZV... 14

3.3 Puntbeluchting ... 16 3.4 Bellenbeluchting ... 17 3.5 Situatie in Asten ... 19 4. Methode beschrijving ... 21 5. Resultaten... 22 5.1 Zuiveringsprestaties ... 22 5.2 Bemonsteringsonderzoek... 23 5.3 Optimalisatie beluchting ... 25

5.3.1 Situatie Huidige regeling ... 25

5.4 Optimalisatie regeling ... 27

5.4.1 Voorstel Nieuwe regeling ... 27

5.4.2 Vergelijking tussen huidige en nieuwe regeling ... 31

5.5 Optimalisatie systeem ... 32 5.5.1 Nieuwe puntbeluchter ... 32 5.5.2 Fijnbellenbeluchting ... 35 6. Kostenvergelijking ... 38 7. Conclusie ... 40 8. Aanbevelingen ... 42

(10)

Bijlagen ... 45

Bijlage I: model zuurstofbehoefte ... 46

Bijlage II: monsternameplan ... 48

Bijlage III: Offerte D. Ten Hove consultancy; ... 55

(11)

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Waterschap Aa en Maas heeft als primaire taak het zuiveren van het rioolwater uit hun gebied. Deze taak voeren zij uit door het rioolwater te zuiveren op verschillende RWZI’s (rioolwaterzuiveringsinstallaties). Dit project betreft een onderzoek naar de optimalisatie mogelijkheden van de beluchting te Asten.

De RWZI Asten is een installatie met een capaciteit van 72.000. ie. (inwoner equivalent) Op deze RWZI is een biologische zuiveringstank geïnstalleerd van het type carrousel 2000 die is uitgevoerd met 3 puntbeluchters. De beluchtingscarrousel is de grootste energieverbruiker van de RWZI. Het waterschap moet jaarlijks 2 procent energie besparen om te voldoen aan de meer jaren afspraken energie efficiëntie (MJA) vanuit de Europese Unie. Om een bijdrage te leveren aan deze afspraken is dit project van start gegaan.

In het verleden is optimalisatie van de beluchting van RWZI Asten al een aandachtspunt geweest. Tijdens dit project is het onderzoek naar optimalisatiemogelijkheden vervolgd.

1.2 Doelstelling

De doelstelling van dit project is optimalisatiemogelijkheden van de beluchting in Asten te onderzoeken. Dit zal leiden tot een besparing van het energieverbruik. Hierdoor wordt invulling gegeven aan de reductie van de energie footprint waar de Nederlandse waterschappen in 2020 aan moeten voldoen. Hierbij moet het waterschap jaarlijks voldoen aan een energie besparing van 2%.

1.3 Hoofdvragen

1. Is de dimensionering van de beluchters goed afgestemd op de zuurstofbehoefte? 2. Kan de beluchtingsregeling verder geoptimaliseerd worden?

3. Is het aantrekkelijk om over te stappen van puntbeluchters naar fijnbellenbeluchting?

1.4 Onderzoeksfasering

Het onderzoek is verdeeld over verschillende fases.

Fase 0: voorbereiding op het onderzoek en samenstellen PVA (plan van aanpak).

In fase nul wordt het onderzoek voorbereid. Tijdens deze fase is het plan van aanpak gevormd. Ook is het onderzoek voorbereid door verschillende overlegbijeenkomsten te voeren en zijn diverse literatuurstukken bestudeerd.

Fase 1: huidig proces en mogelijke optimalisatie.

In deze fase is het proces van het huidige systeem in beeld gebracht. Om hier een goed beeld van te krijgen zijn verschillende metingen op de RWZI uitgevoerd en is een literatuurstudie van de beschikbare rapportages uitgevoerd. Tijdens deze fase is onderzocht of het huidige systeem geoptimaliseerd kan worden.

(12)

Fase 2: huidige systeem met andere puntbeluchter.

In fase 2 van het onderzoek is gekeken of de aanschaf van een andere puntbeluchter aantrekkelijk is. Hiervoor is met een leverancier overlegd en zijn rendementsberekeningen uitgevoerd om te bepalen of het aantrekkelijk is om een nieuwe puntbeluchter te installeren.

Fase 3: onderzoek vervangend systeem.

Naast de mogelijkheid van het behouden van het huidige systeem, is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om over te stappen naar fijnbellenbeluchting. Een leverancier van fijnbellenbeluchting heeft een installatievoorstel gedaan waarmee rendement en investeringsberekeningen zijn uitgevoerd.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 1, ‘Inleiding’ wordt de aanleiding, doelstelling en de fasering van het onderzoek weergegeven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 2, ‘achtergrondinformatie’ omschreven wat de kerntaken en werkgebied is van Aa en Maas en hoe het afvalwater door de RWZI stroomt en uit welke stappen het zuiveringsproces bestaat. In hoofdstuk 3, ‘Theoretische achtergrond’ worden de achtergronden van de beluchtingssystemen en de beluchtingsregeling uitgelegd. Daarna wordt in hoofdstuk 4 de ‘methodebeschrijving’ weergegeven. Vervolgens worden in hoofdstuk 5, ‘Resultaten’ met daarin de zuiveringsprestaties, optimalisatie beluchtingsregeling en de systeem optimalisatiemogelijkheden weergegeven. In hoofdstuk 6, ‘Kostenvergelijking’ wordt een overzicht gegeven van de investeringskosten en kapitaalsasten. Vervolgens wordt in hoofdstuk 7, ‘conclusie’ het antwoord op de hoofdvragen gegeven. In hoofdstuk 8, ‘Aanbevelingen’ worden aanbevelingen voorgesteld de beluchting van RWZI Asten te optimaliseren. In het volgende hoofdstuk wordt de literatuurlijst weergegeven en in het laatste hoofdstuk zijn de bijlagen uiteengezet.

(13)

2. Achtergrond informatie

2.1. Waterschap Aa en Maas

Waterschap Aa en Maas heeft als hoogste prioriteit de veiligheid, gezondheid en het welzijn van de inwoners van hun beheersgebied te waarborgen. Hierbij heeft het waterschap als missie het ontwikkelen, beheren en het in stand houden van gezonde en veerkrachtige watersystemen. Dit gaat gepaard met het duurzaam gebruik voor mens, dier en plant in het gebied, waarbij de veiligheid gewaarborgd is. Het waterschap werkt hiervoor aan de volgende thema’s:

-De veiligheid van hun inwoners -Voldoende oppervlaktewater -Schoon water

-Natuurlijk water en recreatie

Figuur 1 geeft het werkgebied van waterschap Aa en Maas weer

Figuur 1: werkgebied Waterschap Aa en Maas

Het project “Optimalisering van de beluchting van de RWZI te Asten” valt binnen de zorg voor schoon water en het zuiveren van afvalwater. Het waterschap zuivert het afvalwater van ongeveer 700.000 inwoners en 350 bedrijven in 7 rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s).De 7 RWZI’s staan in Aarle-Rixtel, Asten, Dinther, ’s-Hertogenbosch, Land van Cuijk, Oijen en Vinkel. Het vuile water wat binnenkomt, wordt na de behandeling op een van de RWZI’s weer schoon geloosd richting beken, sloten en weteringen. De RWZI’s zuiveren gezamenlijk gemiddeld 60

(14)

2.2 RWZI Asten

De RWZI Asten behandelt het ingezamelde afvalwater van huishoudens en bedrijven. Door drie strengen wordt het afvalwater van de volgende rioleringsgebieden aangevoerd:

Streng Helenaveen : Helenaveen, Neerkant, Liessel, de Hutten en Heusden Streng Someren : Someren-Heide, Someren-Zuid, Someren-Noord en Lierop Streng Vlierden : Vlierden, Ommel en Asten

De voornaamste processen van de RWZI zijn het zuiveren van afvalwater, het vergisten van slib en het ontwateren van resterend uitgegist slib. In de onderstaande tekst is het proces op de RWZI verder toegelicht onder de kopjes “waterlijn” en “sliblijn” [2].

2.2.1 Waterlijn

Het rioolwater voor de RWZI Asten wordt door middel van persleidingen en vrijvervalleidingen in de ontvangput van de zuivering verzameld. De RWZI is ontworpen voor de verwijdering van zwevende stoffen en het langs biologische weg verwijderen van CZV (chemisch zuurstofverbruik), BZV (Biologisch zuurstof verbruik), stikstof en fosfaat.

In Figuur 2 is op hoofdlijnen het proces van de waterlijn op de RWZI Asten geschetst met daarbij enkele maximale NAP-maten.

(15)

Onder normale omstandigheden ondergaat het aangeboden afvalwater de volgende mechanische en biologische behandelingen:

Ontvangstvoorzieningen

Het afvalwater wordt met behulp van drie vijzels (à 950 m3/uur) de RWZI in gestuurd. Het rioolwater van gemaal de Hutten (max. 450 m3/uur) wordt direct, via een stripperput, na de vijzels op niveau ingebracht. De RWZI is hydraulisch begrensd op 3300 m3/uur.

Roosters en zandvang

Het rioolwater wordt door fijnroosters geleid waarmee het grof materiaal uit het afvalwater wordt verwijderd. Het roostervuil wordt gespoeld en ontwaterd en wordt daarna afgevoerd naar de regionale afvalstort. Het spoelwater wordt terug naar de zandvanger geleid. Verder doorloopt het rioolwater een zandvanger. In de zandvanger bezinkt het zand en ander zwaar materiaal naar de bodem: een schraper verwijdert het bezonken materiaal uit de zandvanger. Het zandvangmateriaal wordt verzameld in een container. Een recyclebedrijf voert het zandvangmateriaal af en maakt het geschikt voor hergebruik. Op de zandvanger is een duikschot aangebracht om drijfvuil tegen te houden. Dit drijfvuil wordt afgevoerd naar een recycle bedrijf die het verwerkt in een vergisting [2].

Het mechanisch voorgezuiverde rioolwater passeert een selector. De selector draagt bij aan de beheersing van de slibindex, omdat hierin door specifieke procesomstandigheden het slib goede bezinkeigenschappen krijgt. De anaerobe omstandigheden in de selector zorgen er voor dat fosfaat accumulerende bacteriën vetzuren kunnen opnemen. Hierdoor hebben deze bacteriën een voordeel in een aëroob milieu [2][3].

Beluchting

Het voorgezuiverde afvalwater wordt naar een beluchtingscircuit geleid. Om een goede nitrificatie en denitrificatie te kunnen bewerkstelligen zijn in het beluchtingscircuit aërobe en anoxische zones gecreëerd. De aërobe zone zorgt ook voor de biologische verwijdering van fosfaat. In deze zone worden de beschikbare opgeslagen vetzuren/voedingsstoffen omgezet in energie waardoor de fosfaat accumulerende bacteriën fosfaat uit het water opnemen. Hiervoor zijn drie puntbeluchters geïnstalleerd. Om de voortstuwing te garanderen en tussentijdse bezinking van het slib te voorkomen, zijn er ook voortstuwers geïnstalleerd.

(16)

Op Figuur 3 is een luchtfoto met een markering van de beluchtingscarrousel van RWZI Asten weergegeven.

In het beluchtingscircuit wordt CZV, stikstof en fosfaat verwijderd. Om dit proces goed te laten verlopen is het beluchtingscircuit voorzien van diverse onlinemetingen (ammonium, nitraat, fosfaat en zuurstof). Aan de hand van het gemeten ammoniumgehalte wordt een setpoint voor het zuurstofgehalte in het beluchtingscircuit berekend, en worden de puntbeluchters aangestuurd tot het benodigde zuurstofgehalte is bereikt. Het ammoniumgehalte wordt elke 20 minuten bepaald. Indien de ammoniummeting niet goed functioneert wordt de regeling om gezet naar zuurstofregeling.

Er is een mogelijkheid om chemicaliën (alumiliumchloride, ijzerchloride) te doseren in het beluchtingscircuit en selector. In de toekomst zou dosering van chemicaliën nodig kunnen zijn om biologische processen te stimuleren, dan wel als aanvulling op deze biologische processen. Door de chemicaliën te doseren in het proces vindt er een neerslagreactie van fosfaat plaats. Door de neerslag kan het fosfaat in de nabezinktank samen met het fosfaatrijke spuislib onttrokken worden.

Nabezinking

Middels een verdeelwerk wordt het water/slibmengsel verdeeld over zes nabezinktanks.

Deze zes nabezinktanks scheiden het slib van het gezuiverde afvalwater door middel van bezinking. Het grootste deel van het slib wordt teruggevoerd naar het beluchtingscircuit en de selector. Een klein deel wordt gespuid naar de bandindikker. Het gezuiverde afvalwater wordt via de effluentgoten geloosd op het oppervlaktewater.

(17)

2.2.2 Sliblijn

Een deel van het retourslib (spuislib), afkomstig uit de nabezinktanks, wordt naar de bandindikker gepompt. De bandindikker dikt met behulp van PE (Poly-elektrolyt) het spuislib in tot ca. 6 % droge stof. Het filtraat afkomstig van de bandindikker wordt, als interne stroom, teruggevoerd naar de selector.

De PE-opslag en doseerinstallatie staan in het gebouw waar ook de bandindikker staat. Indien er een lekkage optreedt, zal het PE via de interne stroom in de waterlijn terecht komen.

Het ingedikte slib wordt naar de vergistingstank verpompt. Het slib verblijft ten minste 20 dagen in deze gistingstank. Bij een temperatuur van ca. 36 ˚ C wordt er biogas gevormd. Het gevormde biogas wordt via de gashouder in 2 WKK’s (warmte kracht koppelingen) verwerkt tot elektriciteit, die weer voor het bedrijven van de RWZI ingezet wordt.

Het uitgegiste slib wordt in de slibbuffer opgeslagen. Het uitgegiste slib wordt uiteindelijk ontwaterd op RWZI Aarle-Rixtel en daarna afgevoerd naar de centrale slibverbrandingsinstallatie Noord-Brabant (SNB) te Moerdijk [2].

2.2.3 Geurbehandeling

Bij de volgende onderdelen is een afdekking en afzuiging met geurbehandeling (lavafilters) geïnstalleerd:  influent gemaal  zandverwijdering  selector  stripperput  roosterinrichting  gravitaire indikker  slibgebouw.

(18)

3. Theoretische achtergrond

3.1 Introductie

RWZI Asten is uitgerust met een Carrousel 2000 voor de biologische verwijdering van stikstof en fosfaat in een gemengd systeem. De verwijdering van deze stoffen door de biomassa in de vorm van slib vindt plaats onder zowel zuurstofrijke als zuurstofarme omstandigheden. Tijdens de zuurstofrijke omstandigheden wordt ammonium omgezet naar nitraat (nitrificatie) en wordt fosfaat gebonden aan het slib. Tijdens zuurstofarme omstandigheden wordt het nitraat omgezet naar stikstofgas (denitrificatie). Om te zorgen dat het geloosde water aan de gestelde lozingseisen voldoet is het van belang dat de procescondities binnen de carrousel optimaal zijn.

Om zuurstof in het water te brengen bestaan er verschillende mogelijkheden. voorbeelden hiervan zijn puntbeluchting (zoals op RWZI Asten is geïnstalleerd) en fijnbellenbeluchting zoals op RWZI Aarle-Rixtel. Er zijn nog meer mogelijkheden om zuurstof in het water te brengen. Dit onderzoek richt zich echter alleen op puntbeluchting en fijnbellenbeluchting. Beide systemen worden in paragraaf 3.3 en 3.4 verder uitgelegd. Om te bepalen hoeveel zuurstof er door het beluchtingssysteem moet worden ingebracht is de zuurstofbehoefte berekend doormiddel van de BZV methode en uitgewerkt in een model. In de volgende paragraaf zal deze berekeningsmethode verder worden toegelicht.

3.2 Zuurstofbehoefte op basis van de BZV

Om een optimale zuurstof concentratie te realiseren binnen het biologische zuiveringssysteem, moet de zuurstofbehoefte van de bacteriemassa bepaald worden. De zuurstofbehoefte wordt met dit model bepaald doormiddel van de BZV-berekening. In deze berekening wordt op basis van de concentraties van BZV, nitrificatie, denitrificatie, endogene ademhaling, en constante als hydraulische piekfactor, de alpha en betafactor de zuurstofbehoefte per uur berekent. De kentallen die bij de berekening worden gebruikt komen uit het programma Prisma wat fungeert als data bron voor het Waterschap [4].

De BZV berekening bestaat uit de formule waarin: BZV = biologisch zuurstofverbruik [kg/d] nitr = nitrificatie [kg/d ]

endo. Ademh = endogene ademhaling [kg/d] denitr = denitrificatie [kg/d]

Hyfr Pf = hydraulische piekfactor [-]

α = alphafactor [-]

β = betafactor [-]

( )

Om Invulling te geven aan de bovenstaande formule moeten alle parameters afzonderlijk worden bepaald. Hieronder volgt een overzicht van de uit te voeren berekening die invulling geven aan de parameters.

(19)

BZV

Om 1 kg BZV te verwijderen is 0,5 kg zuurstof nodig. De zuurstof behoefte voor BZV wordt berekend met de formule waarin:

BI = BZV aanvoer in [mg/l] D = het aanvoer debiet [m3/d ]

BE = concentratie BZV in het Effluent [mg/l]

0,5 = omrekenfactor zuurstofverbruik voor BZV omzetting (kg O2/ kg BZV verwijderd) 1000 = omrekenfactor van mg/l naar kg/m3

( )

Nitrificatie

Om 1 kg ammonium (NH4-N) te verwijderen is 4,57 kg zuurstof nodig. Omdat al het organisch stikstof wordt omgezet naar ammonium stikstof wordt het Kjeldahl stikstof gehalte gebruikt bij de berekening. De zuurstofbehoefte voor nitrificatie bestaat uit de formule waarin:

NI = N kjeldahl influent [mg/l] D = het aanvoer debiet [m3/d] NE = N kjeldahl effluent [mg/l]

4,75 = omrekenfactor zuurstof verbruik voor NH4-N omzetting (kgO2/ kg NH4-N verwijderd) 1000 = omrekenfactor van mg/l naar kg/m3

zuurstofbehoefte nitrificatie = (NI – NE )/ 1000 * 4,57 * D

Endogene ademhaling

De endogene ademhaling is de hoeveelheid zuurstof die gebruikt wordt door de micro-organismen om in leven te blijven. De endogene ademhaling per kg droge stof per dag bedraagt 0.1 kg (O2 per KG ds/d). De zuurstofbehoefte voor endogene ademhaling bestaat uit de formule waarin:

DSA = droge stof gehalte actief slib [kg/m3] IAC = inhoud actiefslibcarrousel [m3]

0,1 = omrekenfactor zuurstof verbruik voor endogene ademhaling (kgO2/ kg droge stof per dag)

(20)

Denitrificatie

Tijdens het denitrificatie proces wordt er zuurstof afgegeven aan het water. Bij de verwijdering van 1 kg nitraat komt 2.86 kg zuurstof vrij (2,86 kg O2/ kg NO3-N verwijderd). De zuurstof afgifte door denitrificatie wordt berekend door de formule waarin:

NO3-Nv = nitraatgehalte - N verwijderd [mg/l] D = het aanvoer debiet [m3/d]

2,86 = omrekenfactor zuurstof levering door NO3-N omzetting (kg O2/ kg NO3 verwijderd) 1000 = omrekenfactor van mg/l naar kg/m3

Zuurstoflevering door denitrificatie:

Zuurstoflevering door denitrificatie =(NO3-Nv)/ 1000* D *2,86

Hydraulische piekfactor

De hydraulische piekfactor is de factor die wordt toegepast om de piek op te vangen van eRWA (Extreem regenweer aanvoer) dagen. Deze piekfactor is bepaald door de zuurstofbehoefte op RWA dagen te delen door de zuurstofbehoefte op DWA dagen. Deze piekfactor voor RWZI Asten is vastgesteld op 1,2.

Alphafactor α

De alpha-factor is de correctiefactor voor het toepassen van de zuurstofinbrengcapaciteit in een mengsel van actiefslib en afvalwater ten opzichte van schoon water. De alpha-factor is per beluchtingssysteem verschillend. Voor de berekening van de zuurstofinbrengcapaciteit in een laag belast actief-slibsysteem worden de volgende alpha-factoren gehanteerd:

- bellenbeluchting 0.6 - 0,7 [-]; - puntbeluchting 0,8 - 0,9 [-]; - rotoren 0,9 [-];

- snelle puntbeluchting 0,9 [-].

Betafactor β

De beta-factor of deficietfactor, is de correctiefactor aangaande het verschil in zuurstofopname onder invloed van temperatuur. Voor zuurstofopname geldt hoe lager de temperatuur hoe beter de zuurstofopname. Voor Asten wordt een betafactor van 1,1 gehanteerd [5], [9].

3.3 Puntbeluchting

Puntbeluchters zijn schotels die in het water ronddraaien. De vorm van de schotel bepaalt de manier van beluchten en het inbrengrendement. De nieuwe typen schotels zijn ten opzichte van de vorige generaties door de uitvoeringsvorm in staat meer turbulentie in het water te brengen, waardoor de zuurstofoverdracht verbetert. De draaiing van de schotels wordt vanaf de motor via een tandwielkast overgebracht.

Bij puntbeluchting wordt het zuurstofinbrengrendement bepaald door de volgende factoren: - de vorm van de schotel;

(21)

- het rendement over de tandwielkast en motor.

Door de leveranciers van puntbeluchters en rotoren wordt het zuurstofinbrengrendement opgegeven aan de as van de motor. Dit rendement bedraagt:

- 1,75 – 2,0 kg O2/kWh voor de vernieuwde typen puntbeluchters [5].

Momenteel zijn er op RWZI Asten 3 puntbeluchters van het type Landy- F zoals te zien op Figuur 4 geïnstalleerd.

Figuur 4: puntbeluchter Landy-F Specifiek toerental

Uit onderzoek van de firma Ten Hove is gebleken dat iedere puntbeluchter een specifiek toerental (nspec) heeft. Het specifiek toerental is het toerental waarop een puntbeluchter op een energetisch optimum draait waarbij het maximaal aantal kg zuurstof per kW kan worden ingebracht. Dit toerental wordt berekend door de formule:

nspec=(617,22/ D)2/3

waarin nspec = specifiek toerental (rpm)

D = diameter van de puntbeluchter (m). 617,22 = constante

Het onderzoek van ten Hove geeft ook aan dat de puntbeluchter energetisch zo optimaal mogelijk werkt wanneer deze wordt afgesteld in een range van 0,9 tot 1,1 rond het specifieke toerental [6].

De 3 puntbeluchters op RWZI Asten zijn identiek en hebben een diameter van 3,3 m. Daarmee komt het specfiek toerental voor de beluchters van RWZI Asten op:

nspec= (617,22 /3.3)2/3 = 32.7 rpm

3.4 Bellenbeluchting

Er zijn verschillende manieren om luchtbellen in water te brengen. Een steeds meer toegepaste vorm is om met behulp van compressoren lucht in het water in te brengen. De inbreng vindt plaats door middel van beluchtingselementen. Hieronder zal het principe van het belangrijkste

(22)

type compressor kort worden uitgelegd. Daarna zal het genoemde beluchtingselement besproken worden.

Compressoren

Met een compressor wordt omgevingslucht aangezogen en samengeperst. De samengeperste lucht wordt in het actief-slibmengsel ingebracht.

Beluchtingselementen

Vanuit de compressoren wordt de lucht via beluchtingselementen in het beluchtingscircuit gebracht. Het uitgangspunt van beluchtingselementen is gebaseerd op: hoe kleiner de luchtbel, hoe beter de luchtinbreng. Kleinere bellen hebben relatief een groter oppervlak en daarmee een hoger energetisch rendement. Er zijn meerdere type elementen. Het membraanbeluchtingstype is de meest voorkomende soort. Dit type beluchter zal hier onder verder toegelicht worden. (1)

Membraanbeluchtingselementen

Bij membraanbeluchtingselementen wordt een membraan met kleine insneden/perforaties over een schotel, buis of plaat gespannen. De luchtdruk die wordt opgebouwd vanuit de compressoren zorgt er voor dat het membraan iets is opgeblazen, waardoor de insneden open komen te staan doordat er lucht doorheen wordt geblazen en er bellen ontstaan. Wanneer er geen lucht door de het membraan wordt geblazen zijn de elementen dicht, hierdoor stroomt het water niet terug in het verdelingsraster. Door de druk die uitgeoefend wordt op de membranen zullen deze na enkele jaren oprekken of verstarren. Hierdoor zal het luchtinbrengrendement verslechteren. Met de huidige wetenschap moeten de membranen gemiddeld om de 10 a 15 jaar worden vervangen. Daarnaast kunnen de insneden vervuilen, waardoor het inbrengrendement ook zal verslechteren. In Figuur 5 worden de membraanbeluchtingselementen weergegeven [5].

Figuur 5: membraanbeluchting Zuurstofinbrengrendement

Het zuurstofinbrengrendement van beluchtingssystemen wordt uitgedrukt in kg O2 per kW. In principe wordt door de leveranciers het zuurstofinbrengrendement in schoon water opgegeven. Dit rendement bedraagt voor bellenbeluchting 4-6 kg O2/ kW. Het rendement van bellenbeluchting is dus aanzienlijk hoger dan dat van puntbeluchting [8].

(23)

Bij bellenbeluchting wordt het zuurstofinbrengrendement bepaald door de volgende factoren: - de benodigde luchtdruk, bepaald door de stijghoogte en de weerstand over het beluchtingselement, de regelklep en de luchtleiding;

- de efficiëntie van de zuurstofoverdracht; - de stroomsnelheid van het actief-slibmengsel; - het rendement van de compressor.

3.5 Situatie in Asten

Het beluchtingsproces wordt geregeld op basis van zuurstofconcentratie. Tijdens de plaatsing van de puntbeluchters en het implementeren van de regeling is de efficientie en het rendement van de puntbeluchters niet meegenomen. De regeling probeert een verhouding te bewerkstelligen tussen het totaalstikstofgehalte en het ammoniumgehalte. Een afwijking van deze verhouding geeft een setpointverandering van de zuurstofregeling.

De besturing van de beluchting in automatisch bedrijf heeft betrekking op de volgende werktuigen en instrumenten:

- voortstuwers VS1/2/3/4/5/6;

- puntbeluchter BEL1, frequentiegeregeld (FO) 50..100% (max 31,1 rpm); - puntbeluchter BEL2, tweetoeren 50%, 100% (max 31,1 rpm);

- puntbeluchter BEL3, enkeltoeren (max 31,1 rpm); - zuurstofmeting;

- ammoniummeting; - nitraatmeting; - fosfaatmeting.

Regeling puntbeluchter 1 (BEL1)

Puntbeluchter 1 wordt geregeld op basis van gemeten zuurstofconcentratie. De gewenste waarde van deze zuurstofregeling wordt bepaald door een regeling welke de verhouding tussen het totaalstikstofgehalte en het ammoniumgehalte constant tracht te houden. De regeling werkt onafhankelijk van de status van de beluchters BEL2 en BEL3. Door deze onafhankelijke werking zal het toerental van BEL 1 afnemen wanneer BEL 2 en BEL 3 worden ingeschakeld.

Regeling puntbeluchter 2 en 3 (BEL2 en BEL3)

Indien de door BEL1 ingebrachte hoeveelheid zuurstof niet toereikend is, worden de puntbeluchters BEL2 en BEL3 achtereenvolgens bijgeschakeld.

(24)

Besturing voortstuwers

Het inschakelen van de voortstuwers wordt bepaald door de status waarin de beluchters zich bevinden. De statussen van de beluchters en de bijbehorende gewenste toestand van de voortstuwers zijn vastgelegd in

Tabel 1.

Tabel 1: status van de beluchting en voortstuwing

*HT= hoogtoeren LT= laagtoeren VS = voortstuwer

status Beluchting Aantal voortstuwers

ingeschakeld

BEL1 BEL2 BEL3 VS1,2,3,4 VS5,6

6 50-100% HT IN 0 2 5 50-100% LT IN 0 2 4 50-100% HT UIT 1 2 3 50-100% LT UIT 2 2 2 75-100% UIT UIT 3 2 1 50-75% UIT UIT 4 2

(25)

4. Methode beschrijving

In dit hoofdstuk worden de methodes en middelen omschreven die gebruikt zijn om tot de resultaten te komen. Deze resultaten geven het antwoord op de drie hoofdvragen zoals deze in paragraaf 1.3 geformuleerd zijn.

Het onderzoek “Optimalisatie mogelijkheden beluchting RWZI Asten” is zoals beschreven in paragraaf 1.4 verdeeld in vier fases:

- Fase 0: voorbereiding op het onderzoek en samenstellen PVA; - Fase 1: huidig proces en mogelijke optimalisatie;

- Fase 2: huidige systeem met andere puntbeluchter; - Fase 3: onderzoek vervangend systeem.

Om tot de resultaten te komen van de zuiveringsprestaties, optimalisatie beluchting, optimalisatie beluchtingsregeling en optimalisatie van het systeem zijn de volgende methodes gebruikt:

Overleg medewerkers Aa en Maas

De overlegbijeenkomsten die gevoerd zijn met medewerkers van Aa en maas hadden als doel inzicht te geven in nieuwe optimalisatie en aanpassingsmogelijkheden. Daarnaast dienden zij als vraagbaak bij moeilijke vraagstukken. Hiervoor is voornamelijk overleg gevoerd met zuiveringstechnologen en procesoperators

Literatuuronderzoek

Het literatuuronderzoek heeft input gegeven aan de uitgevoerde berekeningen en heeft een inzicht gegeven in de zuiveringsprestaties uit het verleden. De voornaamste literatuur die hiervoor is nageslagen zijn milieujaarverslagen en cursusboeken.

Grafieken RWZI Asten

De grafieken van RWZI Asten hebben een inzicht gegeven in de processen en

zuiveringsprestaties van RWZI Asten. O.a. op basis van deze grafieken kon de huidige regeling in beeld gebracht worden waarna de optimalisatie strategie bepaald is.

Database software (Prisma)

De gegevens die verkregen zijn uit de database van het waterschap vormden een uitgangspunt voor de berekeningen.

Overleg leveranciers

De overlegbijeenkomsten met leveranciers hebben inzicht gegeven in de systemen die er op de markt zijn en welke zuiveringsprestaties deze systemen leveren. Deze

overlegbijeenkomsten hebben ook aanleiding gegeven tot het ontwikkelen van een nieuwe beluchtingsregeling.

Bemonsteringsonderzoek

Voor het bemonsteringonderzoek zijn er op 7 verschillende plaatsen binnen de

beluchtingscarrousel meetpunten bepaald. Door deze meetpunten te bemonsteren zijn de processen die zich afspelen op verschillende punten in de beluchtingscarrousel inzichtelijk geworden. Voor een uitgebreide beschrijving van de onderzoeksmethode van het

(26)

5. Resultaten

5.1 Zuiveringsprestaties

Bij de reguliere procesvoering wordt de effluentkwaliteit gestuurd op de parameters CZV, BZV5, onopgeloste stof, N-tot en P-tot. Ook parameters als zuurgraad, temperatuur en zuurstof worden getoetst aan de huidige vergunningsvoorschriften. De Wvo-vergunning van RWZI Asten is op 17 oktober 2007 geactualiseerd. Door de actualisatie zijn de voorschriften voor chloride en sulfaat komen te vervallen. In Tabel 2 zijn de lozingsnormen en de naleving daarvan weergegeven.

Tabel 2: lozingsnormen + naleving RWZI Asten Component Eis effluent

NBT's Wijze van toetsing * max. tov Wvo-eis (mg/l) jaargem. conc. (mg/l) Max. aantal overschrijdingen per jaar (Wvo)

Overschrijding Wvo vergunning ja/nee ** Eis aantal monsters per jaar Aantal bemonste-ringen BZV5 ≤ 20 3 8,2 6,2 5 x ten hoogste 100% nee 24 25 CZV ≤ 125 3 56 37 5 x ten hoogste 100% nee 48 49 Stikstof totaal ≤ 10 1 6,2 6,2 0 x nee 48 49 Totaal fosfaat ≤ 2 2 1,2 0,8 0 x nee 48 49 Onopg. best. ≤ 30 3 15 6,8 5 x ten hoogste 150% nee 48 49 Zuurgraad 6,5<p H<9 3 7,0 - 8,0 7,6 0 x nee 12 49 Zuurstof ≥ 4 4 min. = 5,0 5,5 0 x nee 12 12 Koper n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 6 6 Zink n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 6 6 Cadmium n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 6 6 In Tabel 2 komt duidelijk naar voren dat de zuiveringsprestaties ruim boven de vergunningsvoorschriften zitten, m.a.w. er wordt beter gezuiverd dan de vergunningsvoorschriften. Voor het optimalisatie onderzoek houdt dit in dat de zuiveringsprestaties op RWZI Asten geen argument vormen voor de uitbreiding dan wel vervanging van het beluchtingssysteem. Wel geeft de tabel aan dat er ruimte is om energie te besparen binnen de vergunningsvoorschriften. Door minder goed te zuiveren zal de beluchting minder vaak ingeschakeld worden waardoor de effluentconcentraties dichter bij de lozingsnorm komen. Dit zal een energiebesparing opleveren [9].

(27)

5.2 Bemonsteringsonderzoek

In deze paragraaf worden de resultaten en de werkwijze van het bemonsteringsonderzoek besproken.

Doelstelling

Het bemonsteringsonderzoek heeft als doel inzicht te krijgen op welke locaties in de beluchtingscarrousel de verschillende zuiveringsprocessen plaatsvinden en deze te controleren c.q. bevestigen.

Werkwijze

Om een beeld te krijgen van deze processen is er een bemonsteringsplan opgesteld. Om invulling te geven aan het bemonsteringsplan worden er op diverse plaatsen in de beluchtingscarrousel monsters genomen. Binnen de beluchtingscarrousel zijn 7 meetpunten bepaald. De monsters die op deze 7 meetpunten worden genomen worden geanalyseerd op de volgende nutriënten: ammonium, nitraat, nitriet en fosfaat. Ook wordt op ieder meetpunt de zuurstof concentratie gemeten. De keuze van deze meetpunten is gebaseerd op de verwachte veranderingen in de aanwezigheid van de nutriënten op de locatie van het meetpunt. In Figuur 6 staan de meetpunten van het bemonsteringsonderzoek weergegeven. Het volledige bemonsteringsonderzoek is opgenomen in bijlage II.

(28)

Resultaten

In Tabel 3 en Figuur 7 worden de gemiddelde waarde van de resultaten uit het onderzoek weergegeven. In bijlage II is het meetplan opgenomen met daarin de resultaten van alle metingen.

Tabel 3: gemiddelde meetwaarde DWA omstandigheden Ammonium NH4-N [mg/l] Fosfaat PO4-P [mg/l] Nitraat NO3-N [mg/l] Zuurstof O2 [mg/l] Meetpunt 1 17,27 12,88 0,32 0,37 meetpunt 2 4,43 1,83 0,72 0,26 meetpunt 3 1,67 0,29 1,67 0,17 meetpunt 4 2,07 0,28 1,66 0,19 meetpunt 5 1,50 0,12 1,66 0,83 meetpunt 6 1,27 0,08 1,69 0,21 meetpunt 7 1,23 0,11 1,67 0,21 Conclusie onderzoek

Uit het meetonderzoek kan dezelfde conclusie getrokken worden als uit de Tabel 2. Met uitzondering van meetpunt 1 en 2 (alleen voor fosfaat) geven de resultaten van het meetonderzoek weer dat de concentraties ver onder de lozingsnorm vallen. Ook hieruit blijkt dat de beluchtingscarrousel ruim binnen zijn capaciteit uitgevoerd wordt. Doordat het water van meetpunt 1 (anoxische zone) langs alle meetpunten door de beluchtingszone (aerobe zone) stroomt, neemt de zuurstof concentratie in het water toe waardoor en nitrificatie en fosfaat opname plaatsvind. Hierdoor stijgt het nitraat gehalte en dalen de gehalte van ammonium en

(29)

fosfaat. De resultaten lopen uit het bemonsteringsonderzoek wijken niet extreem af van het patroon wat er in de carrousel verwacht wordt.

5.3 Optimalisatie beluchting

5.3.1 Situatie Huidige regeling

In de huidige regeling wordt geen rekening gehouden met het specifieke toerental van de puntbeluchters. Het specifiek toerental geeft aan op welke toeren de beluchters het hoogste rendement hebben. De praktijksituatie leert echter dat:

1. Max rpm van BEL 1,2 en 3 lager licht dan nspec waardoor nspec niet wordt gehaald;

2. BEL 1 regelmatig op een inefficiënt toerental draait waardoor het rendement omlaag gaat; 3. BEL 3 regelmatig op LT draait wat een inefficiënt toerental is.

Rendement huidige regeling

Uit trends van de puntbeluchters uit RTIP en berekeningen op basis van de gemeten ampères blijkt, dat wanneer de puntbeluchters op het maximaal bereik binnen de regeling draaien (31,1 rpm), er per puntbeluchter een vermogen van 92 kW wordt onttrokken bij een toerental van 31,1 rpm. De maximale zuurstofinbreng capaciteit per puntbeluchter bedraagt zoals weergegeven in Figuur 8 182 kgO2 per uur. Wanneer er een puntbeluchter op laagtoeren draait wordt er door de puntbeluchter een vermogen van 45 kW onttrokken bij een toerental van 22 rpm waarbij maximaal 78 kgO2 per uur ingebracht kan worden. In Figuur 8 staat de grafiek waarin het rendement van de puntbeluchters wordt weergegeven zoals deze door de producent is bepaald [6].

(30)

Maximale toerental : 31,1 rpm, maximaal vermogen: 92 kW, maximale zuurstofinbrengcapaciteit: 182 kg O2/h

Rendement = zuurstofinbrengcapaciteit/ vermogen

Rendement = 182 / 92 = 1,98 kg O2/ kWh

Minimaal toerental : 22 rpm , minimaal vermogen: 45 kW, maximale zuurstofinbrengcapaciteit: 78 kg O2/h

Rendement = zuurstofinbrengcapaciteit/ vermogen

Rendement = 78/45 = 1,73 kg O2/kWh

In Figuur 8 staat de grafiek waarin het rendement van de puntbeluchters wordt weergegeven zoals deze door de ontwerper is bepaald [6].

Om de werking van de huidige regeling goed weer te geven en later ook te kunnen vergelijken met de nieuwe regeling, wordt er een verdeling gemaakt tussen DWA en RWA omstandigheden. In deze verdeling wordt de zuurstofbehoefte tijdens DWA en RWA weergegeven. Voor de Waterzuivering Asten spreken we van DWA als er een debiet < 10.000 m3 per dag binnen komt. Voor RWA geld dat het aanvoer debiet > 10.000 m3 per dag. Om de eRWA (extreem regenweer aanvoer) omstandigheden op te nemen in het zuurstofbehoefte model wordt er een hydraulische piekfactor toegepast.

DWA omstandigheden

Voor DWA omstandigheden is er door middel van het model zuurstofbehoefte (zie paragraaf 3.2 en bijlage I) een zuurstof behoefte berekend van 328 kg O2/ h.

Huidige regeling

De puntbeluchters kunnen in de huidige regeling per stuk maximaal 182 kg O2/ uur inbrengen met een onttrokken vermogen van 92 kW. Om aan de totale zuurstofvraag te voldoen wordt de volgende vergelijking gemaakt:

Beluchter 1: 328 – 182 = 146 kg O2/h Beluchter 2: 146– 182 = < 0 kg O2/h

In deze situatie brengt beluchter 2 per uur meer zuurstof in dan de zuurstofbehoefte. De werkingstijd van puntbeluchter 2 bedraagt: 146 * 60/ 182 = 48 min

Om aan de zuurstofvraag tijdens DWA omstandigheden te voldoen in de huidige regeling moet er minimaal 1 uur en 48 minuten worden belucht. Hiervoor staat BEL 1 het volledige uur ingeschakeld en wordt BEL 2 nog 48 minuten bijgeschakeld om aan de zuurstofvraag te voldoen. In de praktijk Wordt BEL 2 zowel op HT als op LT ingeschakeld. Wanneer BEL 2 wordt

(31)

ingeschakeld, zal BEL 1 ook vaak zakken naar een inefficiënt toerental. Hierdoor zal de werkingstijd van BEL 2 toenemen. Deze situatie levert nog een extra energieverlies op.

RWA omstandigheden

Voor RWA omstandigheden is er een zuurstofbehoefte berekend (zie paragraaf 3.2 en bijlage I) van 472 kg O2/h.

Huidige regeling

In de nieuwe regeling kunnen de puntbeluchters per stuk maximaal 182 kg O2/h inbrengen met een onttrokken vermogen van 92 kilowatt. Om aan de totale zuurstofvraag te voldoen wordt de volgende vergelijking gemaakt:

Beluchter 1: 472– 182 = 290 kg O2/h Beluchter 2: 290– 182 = 108 kg O2/h Beluchter 3: 108 – 182 = < 0 kg O2/h

Om aan de zuurstofvraag te kunnen voldoen worden er in deze situatie 3 puntbeluchters in werking gezet. In deze situatie brengt puntbeluchter 3 meer zuurstof in dan de zuurstofbehoefte. De werkingstijd van BEL 3 bedraagt: 108,47 * 60 / 182 = 36 minuten. BEL 1 en BEL 2 zullen het gehele uur ingeschakeld zijn.

5.4 Optimalisatie regeling

In onderstaande paragraaf worden de optimalisatie mogelijkheden voor de beluchtingsregeling in volgorde van uitvoering uitgelegd.

5.4.1 Voorstel Nieuwe regeling

1. Aanpassing RPM-range beluchter 1

De huidige range van BEL 1 is 26-31,1 rpm. Het specifiek toerental waarbij energetisch rendement maximaal is, bedraagt zoals berekend en toegelicht in paragraaf 3.3, 32,7 rpm. In de huidige situatie draait BEL 1 binnen de range van 0,9 van nspec maar wordt nspec niet gehaald. Hierdoor draait BEL 1 niet op het meest optimale rendement. Indien max-rpm wordt verhoogd naar 36 rpm en de BEL 1 geregeld wordt in een range van 0,9 -1,1 x nspec , zal BEL 1 vaker en langduriger op hoger rendement draaien. Bovendien zullen BEL 2 en 3 minder vaak en minder lang bijgeschakeld worden. Dit resulteert in lager energieverbruik.

2. Aanpassing regelstrategie beluchters:

a. BEL 1 op laten lopen tot maximaal 36 rpm. Wanneer BEL 1 aan de maximale rpm zit wordt BEL 2 ingeschakeld. Het is van belang dat BEL 1 zijn maximale rpm behoudt en pas weer toerengeregeld wordt wanneer BEL 2 uitgeschakeld wordt. Doordat BEL 1 op het meest gunstige rendement blijft draaien, en niet meer terugvalt naar een energetisch ongunstig toerental levert dit een energetisch voordeel op. Hierdoor zal bovendien de draaitijd van beluchter 2 afnemen, hetgeen ook tot energie besparing leidt.

(32)

werkt en zuurstofinbreng minder efficiënt is. Deze aanpassing leidt dus tot efficiëntere beluchting en minder energie verbruik. Hierbij zal het rendement van de beluchters omhoog gaan. Deze regeling zal naar verwachting resulteren in kortere draai perioden van BEL 2 en 3.

3. Aanpassing rpm range BEL 2 en 3

Max rpm van beide beluchters ligt lager dan specifiek toerental dus ze draaien energetisch niet optimaal. Indien (max) rpm wordt verhoogd tot de range van 0,9 – 1,1 van nspec, zal dit resulteren in kortere draaitijden en een beter rendement kg O2/kW waardoor energiebesparing plaats vindt. 5.2.2. Uitvoering

De nieuwe regeling van de puntbeluchters zorgt voor een zo optimaal mogelijk rendement binnen de procescondities van de beluchtingscarrousel. Door de puntbeluchter zo dicht mogelijk af te stellen rond het specifiektoerental van 32,7 rpm (range van 0,91,1) met een maximum van 36 rpm.

BEL 1 kan zonder fysieke aanpassingen op deze regeling worden ingesteld. BEL 2 en BEL 3 kunnen door het ontbreken van een frequentieomvormer en de juiste specificaties van de tandwielkast niet exact afgesteld worden op het specifiek toerental. Door een maximaal toerenral van 31 rpm wordt het specifiektoerental echter wel benaderd binnen de range van 0.9 1,1.

Net als in de huidige regeling wordt het beluchtingsproces geregeld op basis van zuurstofconcentratie. De regeling probeert een verhouding te bewerkstelligen tussen het totaalstikstofgehalte en het ammoniumgehalte. Een afwijking van deze verhouding geeft een setpointverandering van de zuurstofregeling.

De besturing van de beluchting bedrijf heeft betrekking op de volgende werktuigen en instrumenten:

- voortstuwers VS1/2/3/4/5/6;

- puntbeluchter BEL1, frequentiegeregeld (FO) 50..100% (max 36 rpm); - puntbeluchter BEL2, enkeltoeren 100% (max 31 rpm);

- puntbeluchter BEL3, enkeltoeren 100% (max 31 rpm); - zuurstofmeting;

- ammoniummeting; - nitraatmeting.

Regeling puntbeluchter 1 (BEL1)

Puntbeluchter 1 wordt geregeld op basis van gemeten zuurstofconcentratie. De gewenste waarde van deze zuurstofregeling wordt bepaald door een regeling welke de verhouding tussen het totaalstikstofgehalte en het ammoniumgehalte constant tracht te houden. De regeling werkt afhankelijk van de status van de beluchters BEL2 en BEL3. Door de afhankelijke werking zal BEL 1 op maximaal toeren blijven draaien wanneer BEL 2 en BEL 3 worden bijgeschakeld.

Regeling puntbeluchter 2 en 3 (BEL2 en BEL3)

Indien de door BEL1 ingebrachte hoeveelheid zuurstof niet toereikend is, worden de puntbeluchters BEL2 en BEL3 na elkaar bijgeschakeld op hoge toeren (HT).

(33)

Besturing voortstuwers

Het inschakelen van de voortstuwers wordt bepaald door de status waarin de beluchters zich bevinden. De statussen van de beluchters en de bijbehorende gewenste toestand van de voortstuwers zijn vastgelegd in Tabel 4.

Tabel 4: Status beluchters en voortstuwers nieuwe regeling

Status Beluchting Aantal voortstuwers ingeschakeld

BEL1 BEL2 BEL3 VS1,2,3,4 VS5,6

4 100% HT HT 0 2 3 100% HT UIT 1 2 2 75-100% UIT UIT 3 2 1 50-75% UIT UIT 4 2

Rendement nieuwe regeling

Wanneer de puntbeluchters worden afgesteld rond het specifiek toerental zal het rendement het meest optimaal zijn. Bij het specifieke toerental wordt er door de puntbeluchter een vermogen van 102 kW wordt onttrokken. De maximale zuurstofinbreng capaciteit van BEL 1 bedraagt dan 206 kgO2 per uur. BEL 2 en BEL 3 kunnen net als bij de oude regeling maximaal 182 kg O2 per uur inbrengen. Uit het onderzoek blijkt dat de volgende vergelijking gemaakt kan worden.

Maximale toerental : 32,7 rpm , maximaal vermogen: 102 kW, maximale zuurstofinbrengcapaciteit: 206 kg O2/h

Rendement = zuurstofinbrengcapaciteit/ vermogen

Rendement = 206/ 102= 2,02 kg O2/kWh

In Figuur 9 op de volgende pagina staat de grafiek waarin de groene lijn het rendement van bij het specifieke toerental weergeeft [6].

Net als bij de huidige regeling is er in de nieuwe regeling een verdeling gemaakt tussen DWA en RWA omstandigheden.

DWA omstandigheden

Wanneer de nieuwe regeling wordt ingeschakeld kunnen de puntbeluchters per stuk maximaal 206 Kg O2/ uur inbrengen met een onttrokken vermogen van 102 kilowatt. Om aan de totale zuurstofvraag tijdens de nieuwe regeling te voldoen wordt de volgende vergelijking gemaakt: BEL 1: 328– 206 = 122

(34)

Met de nieuwe regeling brengt BEL 2 meer zuurstof in dan de zuurstofbehoefte en meer ten opzichte van de huidige regeling. De werkingstijd van puntbeluchter 2 bedraagt:

121,93 * 60/ 206= 36 minuten.

Energiebesparing nieuwe regeling = 165,6 – 163,2 = 2,4 kWh/h

De energiebesparing bedraagt 1,5 % voor de nieuwe regeling tijdens DWA dagen.

(35)

RWA omstandigheden

In de nieuwe regeling wordt er per puntbeluchter maximaal 206 Kg O2/ uur ingebracht met een onttrokken vermogen van 102 kilowatt. Om aan de totale zuurstofvraag tijdens de nieuwe regeling te voldoen wordt de volgende vergelijking gemaakt:

Beluchter 1: 472,47 – 206 = 266,47 kg O2/h Beluchter 2: 266,47– 206 = 60,47 kg O2/h Beluchter 3: 60,47 – 206 = < 0 kg O2/h

Met de nieuwe regeling brengt beluchter 3 meer zuurstof in dan de zuurstofbehoefte en meer ten opzichten van de huidige regeling. De werkingstijd van puntbeluchter 3 bedraagt:

60,47 * 60/ 206= 17.61 = 15 minuten en 36 seconde.

Totaal verbruik puntbeluchters in de huidige regeling: 2,6 uur * 92 kW = 239,2 kWh Totaal verbruik puntbeluchters in de nieuwe regeling: 2,29 uur * 102 kW = 233,85 kWh Energiebesparing nieuwe regeling = 239,2 – 233,85 = 5,62 kWh

De energiebesparing bedraagt 2,4 % voor de nieuwe regeling tijdens RWA dagen.

5.4.2 Vergelijking tussen huidige en nieuwe regeling

Uit gegevens van prisma blijkt dat de verhouding tussen DWA en RWA ongeveer op 213 DWA dagen en 152 RWA Dagen ligt. Naar aanleiding van deze gegevens kan de vergelijking gemaakt worden tussen het energieverbruik bij DWA en RWA omstandigheden op jaarbasis. Ook kan hiermee een indicatie worden gegeven van de mogelijke besparing per jaar. Voor deze berekening wordt aangenomen dat er jaarlijks 213 DWA dagen en 152 RWA plaatsvinden de praktijksituatie kan hier echter van afwijken [10].

kWh

RWA: 5,62 kW * 24 uur * 152 = 20501,76 kWh

DWA + RWA = 12268,8 + 20501,76 = 32770,56 kWh

In 2012 werd er door de het beluchtingssysteem met de huidige regeling 1718000 kWh (berekent vermogen) verbruikt. Wanneer de nieuwe regeling doorgevoerd wordt kan er een besparing gehaald worden van meer dan 30.000 kWh wat resulteert in een besparingsrendement van 1,9 %. Belangrijk aandachtspunt is dat de DWA en RWA dagen met bijbehorende concentraties jaarlijks veranderen waardoor het besparingsrendement hoger of lager kan liggen dan 1,9 %.

(36)

Belangrijk aandachtspunt is dat het berekend verbruik op basis van de DWA en RWA dagen bijna 25 % hoger is dan het gemeten verbruik. De grafieken die gebruikt zijn voor de berekening geven echter geen afwijkende waarde weer. Om een eerlijke vergelijking te maken is daardoor het energiebesparingspercentage bepaald op basis van het berekend verbruik. Een duidelijke verklaring voor het verschil tussen berekend en gemeten verbruik kan er op dit moment niet gegeven worden. Mogelijke oorzaken hiervan zouden kunnen zijn:

- hoge concentratie BZV in het influent in 2011 ten opzichte van voorgaande jaren en 2012. Dit verklaart echter maar een deel van het verschil;

- puntbeluchters in werkelijkheid meer zuurstof in brengen dan in de theorie. Dit lijkt onwaarschijnlijk aangezien de puntbeluchters in deze situatie meer zuurstof in brengen dan de gehanteerde vuistregel. De berekeningen en metingen wijzen er op dat de ontwerpgrafieken een juiste waarde weergeven;

- de gegevens uit het jaarverslag niet juist geregistreerd zijn door de database (prisma) waardoor de praktijk situatie lager uitvalt.

Bovenstaande mogelijke oorzaken hebben waarschijnlijk een kleine of zelfs geen invloed op het verschil. Hierdoor is een duidelijke verklaring voor het verschil tussen berekend en gemeten verbruik kan er op dit moment niet gegeven worden.

5.5 Optimalisatie systeem

In deze paragraaf komen de optimalisatie mogelijkheden voor het beluchtingssysteem aan bod.

5.5.1 Nieuwe puntbeluchter

Om naast de nieuwe regeling extra energie te besparen is het mogelijk om BEL 1 te vervangen door een nieuwe efficiëntere puntbeluchter. Voor de levering van deze nieuwe puntbeluchter is de firma D ten Hove consultancy bv benaderd. De Firma ten Hove heeft zich gespecialiseerd in het ontwerpen van beluchtingssystemen voor biologische afvalwaterzuiveringen. In Figuur 10 wordt de Astrumaer 111 weergegeven, dat is het type puntbeluchter dat door D ten Hove bv ontworpen is weergegeven.

(37)

Astrumaer

De Astrumaer 111 beluchter is een hoog rendements laagtoeren randschoepbeluchter van het open type met verticale as. Dit type puntbeluchter heeft 10 verticaal geplaatste schoepen die gelast zijn aan de omtrek van een horizontale sterplaat. Zoals weergegeven in Figuur 11 wordt door de vormgeving van de schoepen een maximale wateruitworp en het maximaal mixen en voortstuwen van het water, met een minimale waterweerstand gerealiseerd. De schoepen zijn aan de bovenkant gebogen, tegen de draairichting in, om de wateruitworp te controleren. Door middel van de horizontale sterplaat is de beluchter in staat om de krachten van het stromende water langs de schoepen te weerstaan. De beluchterschotel is uitgevoerd met een tussenas met aangelaste flenskoppelingen. De bovenste flenskoppeling wordt gemonteerd aan de flenskoppeling van de uitgaande as van de tandwielkast [6].

Figuur 11: werkingsprincipe Astrumear

De beluchter is ondergedompeld in het water en roteert met een zeer lage snelheid. De diameter van de Astrumear 111 is 2,819 meter. In de situatie zoals in Asten zal de snelheid afhankelijk van de zuurstofvraag maximaal 37,3 rpm bedragen. Door de kleinere diameter en het design licht het specifiek toerental van de Astrunaer lager dan die van de huidig geïnstalleerde Landy- F 330. De beluchter is ontworpen om ervoor te zorgen dat de vereiste splash actie zo dicht mogelijk begint bij het midden van de puntbeluchter. Hierdoor ontstaat een fijn 360 graden circulair splash patroon. Het grote oppervlak van de fijne druppeltjes en de lange blootstelling aan de lucht resulteert in een hoge zuurstofoverdracht. Vanwege de hoge en diepe pompwerking van de schoepen zal het water worden opgenomen uit de bodem van het bassin. Het voortdurend en snel vernieuwen van het water vanuit de bodem resulteert in een hogere zuurstof overdracht tijdens de beluchting. Ook de hoge turbulentie aan het wateroppervlak van het bassin geeft verdere verbetering van de zuurstofoverdracht.

Rendement Astrumaer 111

Wanneer BEL 1 vervangen wordt door het een Astrumaer 111 zal dit een besparing opleveren ten opzichte van de nieuwe regeling. Wanneer de Astrumaer wordt afgesteld in de range van 0,9 -1,1 rond het specifiek toerental van 37,3 zal het rendement het meest optimaal zijn. Bij het specifieke toerental wordt er door de puntbeluchter een vermogen van 83 kW wordt onttrokken. De maximale zuurstofinbreng capaciteit van BEL 1 bedraagt dan 190 kgO2 per uur. Uit het onderzoek blijkt dat de volgende vergelijking gemaakt kan worden.

Maximale toerental : 37,3 rpm , maximaal vermogen: 83 kW, maximale zuurstofinbrengcapaciteit: 190 kg O2

(38)

Rendement = 190/ 83 = 2,28 kg O2/ kW

Bij de optimalisatie van de beluchtingsregeling wordt een rendement gehaald van 2,06 kg O2 / kW. Wanneer de Astrumaer 111 geïnstalleerd wordt levert dit een rendement op van 2,28 kg O2/ kW. Hier uit kan de volgende vergelijking worden opgemaakt:

2,28 – 2,06 = 0,22 kg O2/ kW  0,22/2,06 x 100 = 10, 7 %

Uit bovenstaande vergelijking is af te leiden dat door de installatie van een Astrumaer 111, een energiebesparing van 10,7 % op BEL 1. BEL 1 levert 63 % van het totaal aantal draaiuren. Door deze installatie zal de totale beluchtingsregeling met 6,7 % geoptimaliseerd worden. Deze puntbeluchter heeft een kleinere diameter met een hoger specifiek toerental, waardoor deze bij een lager energieverbruik meer zuurstof zal in brengen. Bij een lage zuurstofbehoefte is het rendement gunstiger t.o.v. de huidige BEL 1. In Figuur 12 wordt het rendement van de Astrumaer weergegeven.

(39)

Energieverbruik beluchting Asten 2012: kWh (prisma 2012)

Energie tarief 0,1 €/kWh

Nieuwe beluchter aanschaf: € 8090,00 installatie etc: € 2570,00 onvoorzien: € 5330,00 totaal: € 15990,00 Besparing energieverbruik: 6,7 %

Op RWZI Asten zijn 3 beluchters: beluchter 1 staat vrijwel continue aan, beluchter 2 en 3 minder. In Tabel 5 wordt een overzicht gegeven van de terugverdientijd op basis van de bedrijfsuren en het energieverbruik. In de tabel is te zien dat BEL 1 63 % van het totaal aan draaiuren voor zijn rekening neemt. Door dit grote aandeel in draaiuren heeft BEL 1 een relatief korte terugverdientijd van drie jaar. BEL 2 en BEL 3 hebben een aanzienlijk kleiner aandeel in de draai uren waardoor de terug verdientijd voor deze puntbeluchters op acht en ruim dertien jaar komt.

Tabel 5: terugverdientijd Astrumear 111

bedrijfs- uren bedrijfs- uren Energie- verbruik 2012

Besparing Besparing terug- verdien-tijd (uren) (%) kWh/jr kWh/jr €/jr (jr) BEL 1 8760 63 797560 53437 5344 3,0 BEL 2 3.294 24 299904 20094 2009 8,0 BEL 3 1.949 14 177448 11889 1189 13,4 totaal 14003 100 1274912

Wanneer er gekozen wordt voor de installatie van een puntbeluchter van Ten Hove kan deze één op één gewisseld worden met de huidige puntbeluchter. De firma Ten Hove geeft aan dat er geen fysieke randvoorwaarden zijn voor de plaatsing van hun puntbeluchter. In bijlage III is de offerte opgenomen voor de installatie van een Astrumaer 111.

5.5.2 Fijnbellenbeluchting

Zoals besproken in het hoofdstuk theorie van dit rapport is het fijnbellensysteem een goede methode om zuurstof in een actiefslib systeem in te brengen. Voor het onderzoek naar de optimalisatiemogelijkheden met een fijnbellensysteem, is de firma Xylem benaderd. De firma Xylem is een toonaangevende organisatie op het gebied van afvalwaterbehandeling.

Naar aanleiding van een vooroverleg en het aanleveren van de minimale en nominale zuurstof behoefte van de beluchting in Asten, heeft Xylem een installatievoorstel gedaan met fijnbellenbeluchting voor een zogenaamde hybridevariant. Bij de hybridevariant blijft BEL 3 gehandhaafd om te blijven voldoen aan de maximale zuurstofinbrengcapaciteit 659 kg O2/h [8].

(40)

Installatie voorstel Xylem

Voor de installatie van de hybridevariant heeft twee installatieopties voorgesteld.

Bel optie 1:

Bij optie één worden 30 netwerken met 2280 beluchtingsschotels vast gemonteerd op de bodem van het beluchtingssysteem [8].

Voor de realisatie van optie 1 waarbij de netwerken worden aan de bodem worden gemonteerd is het noodzakelijk dat de beluchtingscarrousel volledig leeggemaakt wordt. De grondwaterstand in Asten is hoger dan de bodem van de carrousel, hetgeen betekent dat er voor de realisatie van een bronbemalingssysteem geïnstalleerd worden. Tijdens de installatie dient er voor het influent een buffercapaciteit aanwezig zijn voor minimaal 48 uur. Wanneer er onderhoud gepleegd moet worden aan het systeem zal er aan de zelfde voorwaarden voldaan moeten worden als tijdens de realisatie.

Bel optie 2:

Voor optie twee worden 30 netwerken met 2280 beluchtingsschotels gemonteerd aan een ophaalbaar systeem [8].

Bij deze variant waarbij de beluchtingsnetwerken ophaalbaar zijn, dient er in de beluchtingscarrousel voor de installatie een bodeminspectie te worden uitgevoerd door duikers. Voor optie 2 is het echter niet noodzakelijk om bronbemaling en een buffercapaciteit van minimaal 48 uur te realiseren. Wanneer er onderhoud gepleegd moet worden aan de netwerken kan het systeem opgehaald worden waardoor dit buiten de beluchtingscarrousel kan gebeuren. In bijlage IV en V zijn de netwerkspecificaties en een situatieschets die door Xylem worden aangeboden opgenomen.

Naast het netwerk worden er in de beluchtingscarrousel vier voortstuwers geplaatst waardoor de omloopsnelheid van het systeem gewaarborgd wordt. De voortstuwers onttrekken ieder 6,8 kW uit het net. Om de lucht in het systeem te brengen wordt er een minimaal 1 compressor van het type Robuschi ES 126 /5 C geïnstalleerd. Technische specificaties van deze blower zijn opgenomen in bijlage IV.

Rendement voorstel Xylem

Zoals in paragraaf 3.4 vermeld staat, levert een fijnbellensysteem meer kg O2/kW dan een systeem met puntbeluchting. De vervanging door middel van fijnbellenbeluchting zoals dit is voorgesteld door de firma Xylem wordt door de blower een maximaal vermogen van 113 kW onttrokken uit het net. Dit levert een maximale zuurstofinbrengcapaciteit van 477 kg O2/ h op. Hieruit kan de volgende vergelijking opgemaakt worden.

Rendement per kW = zuurstofinbrengcapaciteit/ vermogen

(41)

Energiebesparing ten opzichte van de huidige situatie

In 2012 werd er door de puntbeluchting op RWZI Asten een vermogen van 1274912 kWh uit het net onttrokken. Er vanuit gaande dat er per kW door de puntbeluchters 1,98 kg zuurstof werd ingebracht kan de volgende vergelijking gemaakt worden.

E-verbruik = Onttrokken vermogen x kg zuurstof puntbeluchting/kg zuurstof fijnbellenbeluchting E-verbruik = 1274912,00 * 1,98 / 4,2

E-verbruik = 601029 kWh

Om de energiebesparing ten opzichte van de huidige situatie moet bij het energieverbruik van de fijnbellenbeluchting ook het energieverbruik van de voortstuwers worden opgeteld. Hieruit kan de volgende vergelijking gemaakt worden.

Aantal voortstuwers * onttrokken vermogen * 24 uur * 365 dagen = energieverbruik voortstuwers

Energieverbruik voortstuwers = 4 x 6,8 x 24 x365 = 238272 kWh

Het totale energieverbruik wordt: E-verbruik voortstuwers + E-verbruik fijnbellenbeluchting E-verbruik totaal= 238272 + 601029

E-verbruik totaal = 839302 kWh

De energiebesparing ten opzichten van 2012 = E-totaal – E-verbruikt fijnbellenbeluchting E-besparing = 1274912 – 839302 = 435610 kWh

(42)

6. Kostenvergelijking

In dit hoofdstuk wordt een vergelijking gemaakt tussen het onderzoek van Royal Haskoning- DHV uit 2008 en de verschillende opties voor de optimalisatie van de beluchting. In Tabel 6 staat een overzicht weergegeven van de te maken kosten. Het verschil in kosten zit voornamelijk in de werktuigbouwkundige werkzaamheden. Daarnaast dient voor optie 1 een bronnering aangelegd te worden wat invloed op de realisatie kosten heeft. Voor de berekening van de staartkosten werd in 2008 zestig procent van het totaal berekent. In de huidige situatie wordt met staartkosten van vijftig procent gerekend. De tabel is tot stand gekomen in samenspraak met de afdeling O&R van Waterschap Aa en Maas. Met O&R is de tabel uit 2008 vergeleken en zijn de kosten voor de optie 1 en 2 aangevuld met de gegevens van Xylem en aangepast [11].

Tabel 6: Kostenvergelijking

Parameter Bel 2008 Bel optie 1 Bel optie 2 punt bel

Demontage

Demontage behuizing puntbeluchters 3000 3000 3000 Demontage beataande puntbeluchtersystemen 5000 5000 5000

Subtotaal 8000 8000 8000 Civiel opstelplaats compressoren 15000 15000 15000 Subtotaal 15000 15000 15000 Werktuigbouw Nieuwe puntbeluchter 8090 montage puntbeluchter 2570 Nieuwe compressoraggregaten 45000 45000 45000

Omkasting geschikt voor buitenopstelling 12000 12000 12000 Monteren van compressoren + omkasting 3000 3000 3000 Verbindend leidingwerk en appendages 90000 90000 90000

Beluchtingssysteem 240000 150000 250000

Installeren van het beluchtingssysteem 50000 40000 40000

Voortstuwers 40000 40000 40000 Subtotaal 480000 380000 480000 10660 Overige werkzaamheden Bronnering 70000 Totaal 503000 403000 503000

Staartkosten 60% (20% onvoorzien, 10% advieskosten

9 % bijkomende kosten, 21% BTW) 2008 302000

Staartkosten 50% (20% onvoorzien, 3% advieskosten

6% bijkomende kosten, 21 % BTW) 2012 201500 251500 5330

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naast de in dit artikel omschreven objecten heeft deze overeenkomst tevens betrekking op overige na het aangaan van deze overeenkomst door OMO te verwerven dan wel te realiseren

Het is naar de mening van de WMO Participatieraad niet mogelijk om in alle gevallen te stellen dat een uitkeringsgerechtigde, naast een reïntegratietraject, geen tegenprestatie

Dat zien we terug in bijvoorbeeld energiebesparing bij de openbare verlichting, zonnepanelen op de gemeentewerf en de aandacht voor duurzaam bouwen en duurzame energie bij

Hoewel het NIMBY-project nog niet volledig is afgerond is omwille van de voortgang van het project een concept ontwerpbestemmingsplan opgesteld gebaseerd op de stand van zaken van

6 maximum goothoogte (m), maximum

Gelijktijdig met het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan, dient de geluidzone industrielawaai ‘Industrieterrein Sluis XI/Half Elfje’ ingevolge artikelen 54 en 41 van

;WXQM`V IV[MYQM\YM

Daarnaast vervalt het recht op inkomensvoorziening als uit de houding en gedragingen van de jongere ondubbelzinnig kan worden afgeleid dat deze de verplichtingen die aan