• No results found

Zorgwijzer 37

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zorgwijzer 37"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

zorgwijzer

37

Magazine | Juli 2013

Ziekenhuiscongres zet de lijnen uit

Zor gwij zer v er sc hijnt ac ht k

eer per jaar | J

g. 5 nr . 3 7 | ISSN 2 034 - 2 11 x | Zor gnet Vlaander en, Guimar dstr aat 1 , 1040 Brussel | Afgift ek an toor G ent X | P 90 2010

(2)

zorgwijzer | 02

Inhoud

37

Zorgwijzer is het magazine van Zorgnet Vlaanderen.

Zorgwijzer verschijnt acht keer per jaar. ISSN 2034 - 211 x

Redactie: Commad Interne coördinatie:

Lieve Dhaene, Catherine Zenner

Werkten mee aan dit nummer:

Filip Decruynaere, Lieve Dhaene, Catherine Zenner, Hilde Pauwels

Vormgeving: www.dotplus.be Fotografie: Peter De Schryver

© Zorgnet Vlaanderen Guimardstraat 1, 1040 Brussel Zorgnet Vlaanderen – tel. 02-511 80 08. www.zorgnetvlaanderen.be

Het volgende nummer van Zorgwijzer verschijnt in de week van 23 september 2013. Wenst u Zorgwijzer toegestuurd te krijgen of een adreswijziging door te geven, contacteer dan Chris Teugels, ct@zorgnetvlaanderen.be. Voor advertenties in Zorgwijzer,

contacteer Els De Smedt, tel. 09-363 02 44, eds@zorgnetvlaanderen.be.

colofon

03

Editoriaal

04

Korte berichten

06

De toekomst krijgt vorm

08

Prof. Niek Klazinga: “We moeten de realiteit

onder ogen durven zien”

10

JoAnne Epping Jordan: “Samen focussen

op de patiënt, niet op de ziekte”

12

Prof. Aad de Roo: “Het moet landen in onze

hoofden en harten”

14

Prof. Kent Seltman: “Welke verhalen wil je dat

patiënten over je ziekenhuis vertellen?”

16

Reflectiekamer: “Financiering moet verandering

faciliteren, niet afremmen”

18

Prof. Bert Vrijhoef: “We moeten tijd nemen

om te experimenteren”

20

Prof. dr. Koen Vandewoude “Hervorming

hoog op de politieke agenda”

22

Paneldiscussie: “Een ‘artikel 107’ voor chronische

zorg kan ruimte voor experiment geven”

24

Dr. Arne Björnberg: “Wat België van Nederland

kan leren”

26

Minister Jo Vandeurzen: “Nieuwe Vlaamse

be-voegdheden inzetten voor betere gezondheidszorg”

28

Together we care: “De lijnen zijn uitgezet, het

experimenteren kan beginnen”

30

Johan Pauwels: “Samen naar de juiste

bestemming”

(3)

03

| juli 2013

Rijpheid van geest

editoriaal

Peter Degadt

Gedelegeerd bestuurder

Het ziekenhuiscongres Together we care op 30 en 31 mei in Gent heeft spijkers met koppen geslagen. Samen met de brede zorgsector bogen de Vlaamse ziekenhui-zen zich over het toekomstige zorgland-schap en hun rol daarin. Ik geloof dat de kracht van dit congres lag in drie elemen-ten: de brede gedragenheid, de diepgang en de eerlijke analyse.

Die brede gedragenheid is nodig. De toe-komstige gezondheidszorg zal immers meer dan ooit op samenwerking steunen: samenwerking tussen ziekenhuizen on-derling om de steeds verdergaande hoog-gespecialiseerde acute zorg te kunnen blij-ven aanbieden; daarnaast samenwerking met de hele zorg- en welzijnssector om de continuïteit van zorg voor chronische patiënten te kunnen garanderen. Die sa-menwerking includeert overigens ook de patiënt zelf die, ‘de ziekte voorbij’ en em-powered, zelf mee de regie zal voeren. Het congres had ook diepgang. Het is gemakkelijk om de vinger op de wonde te leggen. De uitdagingen waarvoor we met zijn allen staan, zijn immers al lan-ger bekend. Veel minder evident is het om oplossingen aan te reiken die verder gaan dan slogantaal en polarisatie. Daarin is dit congres met glans geslaagd. De vraag naar een reorganisatie van de zorg werd niet alleen sterk onderbouwd, er werden vanuit diverse perspectieven ook nieuwe paden uitgetekend, heel concreet en to the point. Ook de roep naar nieuwe me-thoden van financiering bleef niet steken in holle slogans. Een nieuw businessmo-del voor de ziekenhuisfinanciering werd voorgesteld. Eerste experimenten in de praktijk, ook internationaal, werden kri-tisch doorgelicht, gewikt en gewogen.

En zo komen we bij de derde grote sterkte van dit congres: de eerlijkheid om kritisch en doortastend te zijn, ook als dat de eigen positie in vraag stelt en op losse schroeven zet. De Vlaamse ziekenhuizen hebben op het congres getoond dat ze die volwas-senheid en dat lef hebben. Ze hebben zich niet verstopt achter ‘anderen’ die moeten veranderen. De ziekenhuizen beseffen dat de tijden evolueren, dat de chronische zorg een aanpak vergt die niet hospitalo-centrisch is en dat ze zich dus moeten in-passen in een keten van zorg waarvan de klemtoon en de aansturing zullen liggen bij de patiënt zelf en bij de eerste lijn. Zie-kenhuizen zullen in de toekomst vaak in een rol als ‘onderaannemer’ in een keten van zorg functioneren. Ze beseffen dat dit voor de patiënt de beste oplossing is en ze zijn bereid die rol op zich te nemen. Dat de ziekenhuizen zelf met die oplossing komen, getuigt van een rijpheid van geest die de gezondheidssector nodig heeft om samen de toekomst vorm te geven. Verder kijken dan de eigen neus lang is, de vele eigenbelangen even opzij kunnen zetten en de blik op de langere termijn durven te richten. Dat is waar de hele gezond-heidssector vandaag nood aan heeft. De ziekenhuizen hebben op het congres hun nek uitgestoken én de hand gereikt naar de artsen, de eerste lijn, de woonzorgcen-tra, alle zorg- en welzijnsvoorzieningen, de ziekenfondsen en de overheden. De sense of urgency was voelbaar aanwe-zig, maar dat waren ook de wil om de uitdagingen aan te pakken en het geloof dat we er samen zullen in slagen. Zorg-net Vlaanderen zal hiervoor initiatieven blijven nemen en nodigt ook de andere partners uit om hier samen werk van te maken.

(4)

zorgwijzer | 04

kort

Voortaan kunnen huisartsen in de re-gio Herentals gebruik maken van de app ‘Doorverwijzer’ om hun patiën-ten met een orthopedisch probleem sneller en beter door te verwijzen. Per aandoening krijgen huisartsen advies over een mogelijke diagnose en voor-afgaande onderzoeken én kunnen ze een afspraak maken met de aange-wezen orthopedisch chirurg van het AZ Herentals.

“Met onze websites www.orthopedie herentals. be en www.revalidatieherentals.be geven we al langer informatie over orthopedi-sche aandoeningen aan een ruim pu-bliek”, zegt dr. Gert Van den Bogaert. “We

Als zorgondernemer heb je een pak kennis, managementervaring en on-dernemerschap nodig om je kernpro-ces – het verlenen van zorg – efficiënt en klantgericht te organiseren. Het samenwerkingstraject De ZorgCoach wil de hiaten dichten. Doelgroep zijn artsen, zelfstandige zorgverstrekkers maar ook leidinggevenden uit zorg-voorzieningen.

De ZorgCoach, een initiatief van het Vlaams Centrum voor Kwaliteitszorg, is een samenwerkings- en peterschap-straject dat loopt over drie jaar. Tijdens maandelijkse bijeenkomsten leren de deelnemers verschillende aspecten van management kennen en implementeren: van leiderschap over strategie, kwaliteits- en personeelszorg, tot het beheer van middelen en proceswerking, en verder alle thema’s die ze zelf relevant vinden. Met het oog op synergie en maximale leereffecten werken de zorgondernemers per regio samen in kleine,

interdiscipli-Dienst orthopeDie AZ herentAls lAnceert App voor huisArtsen

Betere dienstverlening

door app Doorverwijzer

merkten dat huisartsen specifieke noden hadden, zoals een duidelijk overzicht van vooronderzoeken en een gemakkelij-ke manier om afspragemakkelij-ken voor hun patiën-ten te maken, ook buipatiën-ten de kantooruren. Daarom hebben we samen met YAKI. BE de app Doorverwijzer en de website www.doorverwijzer.be ontwikkeld.” De dienst Orthopedische heelkunde van het AZ Herentals kampt met lange wachttijden. Daarom trekt de dienst bij-komende chirurgen aan en worden meer raadplegingen mogelijk in het nieuwe consultatiegebouw dat het AZ Herentals momenteel bouwt. “Maar ook de huisart-sen kunnen hun steentje bijdragen met

een correcte doorverwijzing. Het bespaart iedereen immers veel tijd als patiënten meteen de juiste vooronderzoeken krij-gen en bij de meest aangewezen chirurg terechtkomen. Met deze app geven we huisartsen hiervoor concretere instruc-ties. We hopen dat daardoor de dienstver-lening naar de patiënten in de regio nog sneller en beter kan verlopen.”

Het gebruik van de app Doorverwijzer is zeer eenvoudig. Na een eenmalige regis-tratie kunnen de huisartsen ook online een afspraak maken voor hun patiën-ten. De app Doorverwijzer is zowel voor Apple- als Androidtoestellen beschikbaar via de AppStore en Google Play.

eén jAAr ZorgcoAch

Van zorgondernemers

betere managers maken

naire groepen, telkens begeleid door een tweetal ervaren coaches. Die coaches adviseren de zorgondernemers en onder-steunen het uitwisselen van kennis en ervaring.

Geen klassieke cursus

De ZorgCoach is een coachingstraject, geen klassieke opleiding. “Het is belang-rijk dat de deelnemers dat weten”, zegt Bartel Debbaut, een van de begeleiders. “Er zijn wel thema’s vastgelegd, maar we volgen geen cursus. Ik werk zelf in een zorgvoorziening en stel mijn ervaring ter beschikking. Dat betekent niet dat ik alle wijsheid in pacht heb. We leren van en met elkaar. De bereidheid om kennis te de-len, moet aanwezig zijn. De dynamiek in de groep hangt daar grotendeels van af.” Het volgende werkjaar van De ZorgCoach start op donderdag 19 september 2013. Meer informatie:

(5)

05

| juli 2013

Te Gek!? focust op thema

jongdementie

Van 9 tot 16 juli organiseert Te Gek!? een eigen ‘Tour de France’, een ritten-ronde van België naar het zuiden van Frankrijk. Dit jaar fietsen naast enke-le Bekende Vlamingen ook een aantal personen met jongdementie en hun begeleiders mee. In september volgt dan weer de actie ‘Op de Pedalen’.

Het is de derde keer dat Te Gek!? de Ronde van Frankrijk aangrijpt om een sensibili-serende actie voor een meer laagdrempe-lige geestelijke gezondheidszorg te orga-niseren. Het is evenwel de eerste keer dat met een concreet thema wordt gewerkt. Mensen met jongdementie lijken dan ook een welhaast vergeten doelgroep te zijn. In België spreken we van 3.000 tot 11.000 mensen met dementie op jonge leeftijd (onder de 65 jaar). De diagnose wordt vaak laat gesteld en brengt bovendien heel wat kopzorgen mee voor de toekomst van deze jonge mensen en hun omgeving. Er is werk aan de winkel voor de ontwik-keling van een integraal zorgtraject jong-dementie, in samenspraak met de diverse overheden, personen met dementie zelf

Acties ‘tour De FrAnce’ en ‘op De peDAlen’

en hun families en de diverse zorgaan-bieders, stelt Te Gek!? Met aangepaste hulp en begeleiding, en vooral met het doorbreken van het stigma rond jongde-mentie, kan tegemoet gekomen worden aan de specifieke behoeftes van deze doelgroep.

De deelname van personen met jongde-mentie aan de rittenronde van België naar het zuiden van Frankrijk, waar de Mont Ventoux beklommen zal worden, zal de nodige inspanningen vergen. Zij zullen vergezeld worden door onder meer Rick de Leeuw, Koen Buyse en Chris Van den Abeele. Minister-president Kris Pee-ters komt de groep aanmoedigen. Te Gek!? is een initiatief van PZ Sint-An-nendael uit Diest, dat voor de Tour de France samenwerkt met de Vlaamse Alzheimerliga en de Expertisecentra Dementie Vlaanderen. Te Gek!? maakt, samen met de Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid (VVGG) deel uit van de Associatie Beeldvorming Gees-telijke Gezondheid Vlaanderen.  Deze Associatie wil in Vlaanderen psychische

problemen bespreekbaar stellen, voor-oordelen weg werken en roept op tot meer zorg voor ieders geestelijke gezondheid.

Op de pedalen

Ook na de zomervakantie blijft Te Gek!? de fiets omarmen. Te Gek!? Op de Peda-len vindt plaats op 28 en 29 september in Leuven en Maastricht. Het wordt een fietsproject dat aan fondsenwerving voor psychoseonderzoek en beeldvorming zal doen. Liefst drie op de honderd mensen krijgt in zijn leven met een psychose te maken. Toch is de kennis hierover gering en bestaan er veel vooroordelen.

Onder meer Peter Vandermeersch, Guido Belcanto, Dixie Dansercoer en Kristien Hemmerechts zegden hun deelname aan deze fietstocht al toe.

Gekoppeld aan Te Gek!? Op de Pedalen grijpt ook de actie ‘De fiets die doortrapt’ plaats. Een 20-tal BV’s schenkt een oude doortrappende fiets aan het project. Deze fietsen zullen in september geveild wor-den ten voordele van het project.

Zoals de traditie dat wil, rolt in juni het jaarverslag van Zorgnet Vlaanderen van de persen.Het kan echter ook vlot online geraadpleegd worden, met rechtstreek-se links naar filmpjes en verslagen, via www.zorgnetvlaanderen.be.

Het loont alvast de moeite de terug-blik op 2012 eens ter hand te nemen. Tal van ambitieuze projecten kleur-den het tot een interessant en uitda-gend jaar. Een belangrijke rode draad vormde de VIe staatshervorming. Met het vlinderakkoord werden de con-touren vastgelegd van de overheveling naar Vlaanderen van een hele reeks bevoegdheden, waaronder een be-langrijk pakket in de gezondheidszorg. Zorgnet Vlaanderen participeerde aan tal van technische werkgroepen, zo-wel op federaal als op Vlaams niveau, en bracht ervaring en expertise in. De besparingen vormden een andere rode draad in het overheidsbeleid. Er werd in totaal voor 425 miljoen euro bespaard in de gezondheidszorg. De schaarste aan middelen liet zich ook voelen in de

so-Zorgnet Vlaanderen in woord en beeld (2012)

ciale onderhandelingen voor de federale

sectoren. Na maanden onderhandelen over de inzet van 40 miljoen euro besliste de regering unilateraal hoe deze midde-len zouden worden besteed. Ook in 2012 werd dus geen sociaal akkoord bereikt. Ondanks de moeilijke politieke situatie

zette het team van Zorgnet Vlaanderen zich in 2012 opnieuw in voor een aantal ambi-tieuze jaarprojecten. In de ouderenzorg bijvoorbeeld werd op het einde van het jaar het kwaliteitsmodel PREZO Woonzorg gelanceerd, waarmee voorzieningen het eigen functioneren kritisch onder de loep

kunnen nemen, en van daaruit borg- of verbetertrajecten kunnen uitwerken. De GGZ pakte onder meer uit met een

be-langrijk beleidsdossier over de zorg voor geïnterneerden. Zorgnet Vlaanderen zette hiermee zijn pleidooi voort voor een meer humane aanpak en de uitbouw van een forensisch zorgtraject voor geïnterneer-den. Bij de algemene ziekenhuizen werd het startschot gegeven voor de voorbe-reidingen van het ziekenhuiscongres Together We Care in 2013, waarin de

ac-tuele noden in de zorgsector vanuit ver-schillende invalshoeken worden aange-kaart.

Meer details over alle jaarprojecten en Zorgnet Vlaanderen in cijfers vindt u in het jaarverslag, www.zorgnetvlaanderen.be (rubriek: publicaties). J A A R V E R S L A G

2012

in woord

en beeld

2013 Jaarverslag DRUK.indd 1 13/06/13 08:32

(6)

zorgwijzer | 06

Zorgnet Vlaanderen is spaarzaam met het organiseren van tweedaagse congressen. Als het toch gebeurt, dan is daar een hele goede reden voor. Net zoals de ouderen-zorg in 2010 nieuwe wegen insloeg met het congres GPS 2021, zo presenteerde het congres Together we care een land-kaart van het zorglandschap in wording én een wegwijzer naar het ziekenhuis van de toekomst. Enkele thema’s kwamen voortdurend terug tijdens het congres. We laten ze ook hier nog even kort de revue passeren. In de volgende artikels in deze Zorgwijzer leest u interviews met een aan-tal sprekers op het congres, verslagen en reacties.

Chronische zorg

Het hele verhaal begint met het zorgland-schap dat in verandering is. Mensen leven langer en worden daardoor meer en meer geconfronteerd met chronische ziekten. Veel ouderen leven met verschil-lende chronische ziekten en dat vergt een aangepaste zorg.

Vandaag zijn de ziekenhuizen vooral op de behandeling van acute pathologie ge-organiseerd, met een toenemende graad van specialisatie. Hoe meer gespeciali-seerd deze geneeskunde wordt, hoe gro-ter de noodzaak om hiervoor als zieken-huizen onderling samen te werken. De acute zorg blijft uiteraard bestaan, maar daarnaast moeten ziekenhuizen ook meer aandacht hebben voor het groeiend aantal chronische patiënten. En die ver-gen een totaal andere organisatie van de zorg.

Chronische zorg wordt immers voor een groot deel in de eerste lijn opgevangen.

congres ToGeTher we care ZinDert nA

De toekomst

krijgt vorm

het ziekenhuiscongres Together we care in de handelsbeurs in gent op 30 en 31 mei is niet

onopgemerkt voorbijgegaan. Meer dan 500 deelnemers woonden de tweedaagse bij en zagen hoe

de zorgsector zo goed als unaniem klaar staat om de uitdagingen van de toekomst gezamenlijk aan

te pakken. het besef is groot dat er nog een hele weg af te leggen is, maar de wil om er samen de

schouders onder te zetten, was bijna voelbaar aanwezig in de zaal.

Het is vooral bij acute episodes dat de chronische patiënt toch naar het zie-kenhuis moet. Maar dan is het wel be-langrijk dat het ziekenhuis zich invoegt in de keten van zorg die al bestaat rond die patiënt. Een nauwere samenwerking tussen de eerste lijn en de ziekenhuizen dringt zich op, maar ook een samenwer-king met de woonzorgcentra, de geeste-lijke gezondheidszorg, de thuiszorg en de welzijnsvoorzieningen. Alle zorg- en welzijnsactoren samen zullen de krach-ten moekrach-ten bundelen voor een optima-le zorgcontinuïteit voor de chronische patiënt.

Ondersteuning

Om die samenwerking mogelijk te ma-ken, moet een aantal randvoorwaarden vervuld worden. Heel belangrijk is een goede communicatie en informatiedoor-stroming tussen de verschillende zorg-actoren. Nieuwe technologieën kunnen hiervoor oplossingen aanreiken. De ont-wikkelingen op het gebied van ICT, elek-tronische patiëntendossiers, het uitwis-selen van data in netwerken, eHealth en andere technologieën waren dan ook een prominent thema op het congres.

Nieuwe financiering

Grote eensgezindheid was er op Together we care ook over de nood aan nieuwe financieringsmechanismen. “Integrale zorg vereist integrale financiering”, vatte prof. Bert Vrijhoef het samen. De finan-ciering van de gezondheidszorg moet alle actoren stimuleren om samen te werken. De financiering zoals die vandaag be-staat, werkt veeleer remmend dan ver-nieuwend. Maar er tekenen zich nieuwe

mogelijkheden af. Prof. Johan Kips zag niet alleen knelpunten in de financie-ring, maar ook opportuniteiten voor een meer waardegedreven financiering. En dr. Pieter Van Herck tekende op het con-gres de krijtlijnen van een nieuw busi-nessmodel voor de zorg uit. Al deze in-steken worden ook uitvoerig behandeld en gedocumenteerd in het congresboek Together we care.

Samenvattend: een chronische patiën-tenpopulatie vergt een nieuwe organi-satie van de zorg, waarin ziekenhuizen en andere zorgactoren moeten samen-werken in een keten van zorg, hierin on-dersteund door nieuwe informatie- en communicatietechnologie (ICT) en hiertoe gestimuleerd door een aangepaste finan-ciering die de samenwerking bevordert.

(7)

07

| juli 2013

beknopt

Enthousiaste reacties op congres

“De sense of urgency was sterk aanwezig. Het is hoog tijd om veranderingen door te voeren.”

Jocelijn Coenegrachts, Jessa Ziekenhuis “Hier zijn heel veel domeinen van de gezondheidszorg aan bod gekomen, vanuit het perspectief van de patiënt en van de ziekenhuizen. Een mooie staalkaart van de nieuwe paden die we moeten bewandelen.” Annabell Verhaegen, AZ Alma

“Dit congres biedt zoveel inspiratie om de uitdagingen van de toekomst aan te gaan.” Karen Pieters, az Sint-Blasius

“Ik voelde de principes uit het congres ouderenzorg terugkeren. Als woonzorgcentra kunnen we ook een belangrijke rol spelen in dit verhaal.”

Filip Mallems, wzc Sint-Eligius “Dit congres komt juist op tijd. Het momentum is er. Iedereen begint zich ongerust te maken. Als we willen dat de gezondheidszorg toegankelijk blijft, dan moeten we efficiënter samenwerken aan een integrale zorg. De boodschap komt op tijd.” Jan Peers, Unisoc

“Zeer professioneel georganiseerd. Zorgnet Vlaanderen is helemaal mee met zijn tijd!” Koen Maertens, Oscare

“Heel vernieuwend en heel goed gebracht!” Griselda Symons, Familiehulp

(8)

zorgwijzer

|

08

“We moeten de realiteit

onder ogen durven zien”

Prof. Niek Klazinga: “Het meest waarschijnlijke scenario is dat we evolueren naar meer ambulante zorg, een sterkere eerste lijn en een beperkt aantal ziekenhuizen waar de specialistische zorg geconcentreerd wordt.”

uit onderzoek blijkt dat de Belgen erg tevreden zijn over de gezondheidszorg in eigen land.

Maar betekent dat ook dat we op alle vlakken even hoog scoren? uit cijfers van de oeso

blijkt alvast van niet. professor niek Klazinga, hoogleraar sociale geneeskunde en senior

stafmedewerker bij de oeso, zet ons met beide voeten op de grond. België doet het niet

slecht, maar het kan beter. prof. Klazinga formuleert meteen ook een drietal aanbevelingen.

OESO

(9)

09

| juni 2013

interview Met proF. nieK KlAZingA

OESO staat voor Organisatie voor Econo-mische Samenwerking en Ontwikkeling. De link met de gezondheidszorg lijkt niet meteen gelegd. Maar daarmee is prof. Niek Klazinga het oneens. “De gezond-heidszorg maakt vandaag in zowat alle landen doorgaans 10% van het Bruto Binnenlands Product (BBP) uit. Dat is een substantieel aandeel en in de toekomst zal dat aandeel wellicht nog toenemen. De OESO verzamelt statistische gegevens over de zorg. Aanvankelijk vooral over de kosten, daarna ook over de gezondheid van de bevolking en sinds 2002 ook over de kwaliteit van zorg.”

“Er gaat veel geld naar de gezondheids-zorg en de levensverwachting stijgt, maar hoe zit het eigenlijk met de resultaten die onze gezondheidszorg oplevert? Hoe zijn economie en kwaliteit gelinkt? Hoe kun-nen de financiële middelen het best inge-zet worden voor een efficiënte organisa-tie en een maximum aan resultaat? Dat zijn belangrijke vragen, zeker in tijden van economische en financiële crisis”, zegt prof. Klazinga.

“Tot voor kort stegen de uitgaven in de gezondheidszorg in de OESO-landen jaarlijks met zowat 5%. Sinds 2008 zien we die stijging fel vertragen. Niet alleen de publieke investeringen, ook de priva-te invespriva-teringen in de gezondheidszorg nemen af. Bij ongewijzigd beleid zal de druk op de middelen voor gezondheids-zorg de komende jaren verder toenemen. Financial sustainability of ‘financiële duurzaamheid’ is een belangrijk actueel thema.”

“Verwachten dat de uitgaven voor ge-zondheidszorg zullen stijgen tot 20 of 25% van het BBP is wishful thinking”, reageert prof. Klazinga op een suggestie uit de reflectiekamer. “Akkoord, het zou een maatschappelijke keuze kunnen zijn, maar het is geen reële optie. Met publieke middelen lukt dat niet. En als we op pri-vate middelen moeten rekenen, dan gaan we naar een gezondheidszorg met twee snelheden. De enige duurzame oplossing is het herbekijken van de organisatie van de gezondheidszorg.”

“Het meest waarschijnlijke scenario is dat we evolueren naar meer ambulante zorg, een sterkere eerste lijn en een be-perkt aantal ziekenhuizen waar de spe-cialistische zorg geconcentreerd wordt.

Die beweging is overigens al aan de gang. Toch is het nodig hieraan verder sturing te geven. De overheid moet haar rol spe-len, maar ook vanuit de bevolking zal de druk toenemen. Het pleit voor een koe-pelorganisatie als Zorgnet Vlaanderen dat het met de sector zelf het initiatief in handen neemt om hierover grondig na te denken.”

De realiteit van de cijfers

Uit de statistieken van de OESO komt België redelijk goed naar voren. Toch zijn een aantal cijfers behoorlijk ontnuch-terend. Op de indicator ‘sterftecijfer na 30 dagen na een myocardinfarct’ scoort België ondergemiddeld. Idem dito voor dezelfde indicator na een beroerte. Ook het aantal ziekenhuisopnames van pa-tiënten met chronische aandoeningen zoals COPD en diabetes ligt relatief hoog in België, wat erop wijst dat de eerste lijn hiervoor niet voldoende sterk is. En ook in het voorschrijfgedrag zit ons land niet bij de beste leerlingen van de klas, zeker niet als het om breedspectrumantibio-tica gaat. De perceptie dat België tot de wereldtop in gezondheidszorg behoort, moet dus op zijn minst wat bijgestuurd worden? “Ja, ik voelde een lichte beroe-ring in de zaal toen ik de statistieken toonde”, glimlacht prof. Niek Klazinga. “De realiteit is inderdaad soms anders dan wat we onszelf voorhouden. Stevig gedocumenteerd zijn, is het begin van elk goed beleid. Ik herinner me een groot-schalige studie uit 2003 in de Verenigde Staten waaruit bleek dat de toegediende geneeskundige zorg slechts in 50% van de gevallen volgens de afgesproken richt-lijnen verliep. Ook hier was de perceptie totaal anders.”

“We moeten durven de realiteit in kaart te brengen en onder ogen te zien. Discus-sies over gezondheidszorg moeten ratio-neel worden gevoerd, en niet in de eerste plaats politiek. Een goede communicatie op alle niveaus is enorm belangrijk. Op afdelingsniveau in het ziekenhuis moe-ten klinische processen op basis van goede informatie kunnen worden bijge-stuurd. Maar indicatoren en resultaten moeten ook in de bestuurskamer expli-ciet worden besproken. Studies tonen aan dat dat tot betere zorg leidt. Daar-naast heeft ook de buitenwereld recht op verantwoording van het ziekenhuis. En dat mag geen ‘papieren’ of opgesmukte oefening zijn, maar moet integendeel

een blauwdruk van de reële situatie zijn. De externe druk van de media neemt overal toe. In Nederland is er de eerste jaren enorm veel te doen geweest over de rangschikking van ziekenhuizen in het magazine Elsevier. Maar met de jaren is het publiceren van de resultaten almaar genuanceerder geworden. Vroeger wer-den soms appels met peren vergeleken, vandaag niet meer. Het kan dus op een goede manier, maar ook de media heb-ben tijd nodig om op een correcte manier hiermee om te gaan. De externe druk mag ons echter niet afleiden van de essentie, met name hoe we zelf in ons eigen zie-kenhuis met indicatoren omgaan.” “Ik verwacht in de toekomst ook veel van het secundaire gebruik van data”, zegt prof. Klazinga. “Als elke zorgverstrekker gegevens bijhoudt, beschikken we na verloop van tijd over een databank die op macroniveau dingen kan vertellen. Voor de volledige groep diabetespatiënten kunnen we dan bijvoorbeeld het medi-catiegebruik, het aantal complicaties of het aantal ziekenhuisopnames in kaart brengen en waar nodig het beleid daarop afstemmen.”

Aanbevelingen

Prof. Niek Klazinga eindigde zijn voor-dracht met drie aanbevelingen. Ten eerste is een kritische reflectie nodig op de positie van het ziekenhuis in het zorglandschap van de 21ste eeuw.

Con-centratie en integratie zijn hierbij sleu-telwoorden. Ook een kritische reflectie op ons ICT-systeem voor het genereren van informatie over de kwaliteit van zorg dringt zich op. Net als veel andere spre-kers is prof. Klazinga overtuigd van de enorme meerwaarde van ICT, op voor-waarde dat we naar een geïntegreerd systeem gaan, waarin de elektronische patiëntendossiers met elkaar worden verbonden en gedeeld. Zijn derde aan-beveling is om een kritische reflectie te organiseren over mogelijke incentives om de kwaliteit te verbeteren. Dat kunnen zowel financiële als publicitaire stimu-lansen zijn.

“In alle landen is men op verschillende fronten bezig om de nodige veranderin-gen door te voeren”, besluit prof. Klazin-ga het interview. “In elk land zijn er on-dertussen goede praktijkvoorbeelden te vinden. Het gaat de goede weg op, maar we zijn er nog niet.”

(10)

zorgwijzer | 10

JoAnne Epping Jordan: “Met de toename van chronische ziekten worden vele patiënten de belangrijkste zorgverstrekker voor zichzelf. 99% van de tijd zijn chro-nische patiënten niet in het ziekenhuis of

niet bij een arts en moeten ze dus voor zichzelf kunnen zorgen.”

“Samen focussen op de

patiënt,

niet op de ziekte”

beleid

joAnne epping jordan is een internationale autoriteit op het vlak van preventie en organisatie van

zorg voor chronische aandoeningen. Ze was onder meer coördinator van het programma van de

wereldgezondheidsorganisatie over chronische zorg. Ze is een groot pleitbezorger van het iccc-model,

dat de paradigmaverschuiving van acute naar chronische zorg in de praktijk helpt te brengen.

Trying harder will not work. Changing sys-tems of care will. Deze quote van het In-stitute of Medicine uit 2001 was meer dan één keer te horen op het congres Together we care. Bij JoAnne Epping Jordan leek het zelfs haar centrale boodschap te zijn. “Overal in de wereld zie je de veranderin-gen plaatsgrijpen”, zegt ze. “Maar we zien toch vooral nog veel ziekenhuizen en veel landen die alleen maar ‘harder proberen’ zonder de nodige veranderingen door te

voeren. Het zit in onze menselijke natuur. We houden graag vast aan de systemen die we kennen. Verandering is moeilijk, ook psychologisch. Vooral nu we voor een echte paradigmaverschuiving staan. Maar eenmaal het engagement er is, eens de geesten gerijpt zijn, dan valt het in de realiteit wel mee met de veranderingen.” JoAnne Epping Jordan gebruikt een mooie metafoor om het belang van verandering

aan te tonen. “De ziekenhuizen zijn van-daag vooral gericht op acute patiënten. Iemand is ziek, komt naar het zieken-huis, geneest en keert terug naar huis. Op dat moment verdwijnt de patiënt van de radar. Dat radarsyndroom maakt dat nie-mand nog de patiënt opvolgt, dat de pa-tiënt helemaal uit het zicht verdwenen is. Pas als zich opnieuw een acuut probleem voordoet, komt de patiënt weer in beeld. Die radarlogica staat de continuïteit van

(11)

11

| juli 2013

interview Met joAnne epping jorDAn

zorg in de weg. Bovendien worden de rol en de verantwoordelijkheid van de pati-ent op die manier genegeerd. Hoe groter het aandeel aan chronische ziekten, hoe meer we met onze neus op deze tekort-komingen geduwd worden. Wereldwijd krijgt vandaag maar één op de tien chro-nische patiënten efficiënte zorg. In de westerse wereld ligt dat cijfer weliswaar hoger, maar toch kunnen we ook hier niet naast het probleem kijken. We moeten af van de radar care en evolueren naar een innovative care.”

Het ICCC-model

Wat is er nodig voor de verandering? JoAnne Epping Jordan somt alvast vier elementen op. “Ten eerste moet de pati-ent zijn rol opnemen. Hij moet een pro-bleem (h)erkennen wanneer het zich stelt. Dat betekent dat hij daartoe vol-doende ‘opgevoed’ moet zijn. Ten tweede is een accurate diagnose door de artsen nodig. Bij chronische ziekten zien we vandaag wereldwijd in 50% van de geval-len een verkeerde diagnose. Niet omdat onze artsen slecht zijn, maar omdat ziek-ten als diabetes en een hoge bloeddruk nog te vaak buiten het gezichtsveld blij-ven. Ten derde hebben we na een juiste diagnose nood aan een correcte, evidence based behandeling. Ook daarin schieten we vaak tekort. Er wordt veel inefficiënte zorg verleend, die niet evidence based is. En ten vierde komen we opnieuw bij de patiënt, die meer therapietrouw aan de dag moet leggen. De patiënt moet mee op pad willen gaan.”

Om een en ander in de praktijk om te zetten, zijn de voorbije decennia ver-schillende modellen voor het managen van chronische ziekten ontwikkeld. Het Chronic Care Model (CMM) uit 1997 was een van de bekendste. Vijf jaar later volg-de het Innovative Care for Chronic Condi-tions Framework (ICCC) van de Wereld-gezondheidsorganisatie. JoAnne Epping Jordan werkte hieraan mee. “Het CCM was een goede eerste stap”, zegt ze. “Het model legde de focus op de rol van de pa-tiënt als geïnformeerde en geactiveerde speler en op de zorgverleners. De sterk-te van het ICCC-model is dat het daar de rol van de gemeenschap aan toevoegt en ook de klemtoon legt op de beschikbaar-heid van middelen en instrumenten: met motivatie alleen red je het immers niet, je moet ook de mogelijkheden hebben. De kern van het ICCC-framework is een driehoek met aan één zijde de patiënt en zijn familie, aan een tweede zijde het zorgteam en aan de derde zijde de

ge-meenschapspartners. Die drie actoren op microvlak moeten geïnformeerd, gemoti-veerd, goed voorbereid en uitgerust zijn voor hun taak. Dat is het microniveau. Op het mesoniveau moet deze driehoek ondersteund worden. Enerzijds vanuit de organisatie van de gezondheidszorg die gericht is op continuïteit, coördinatie en kwaliteit. Anderzijds vanuit de gemeen-schap, met bijvoorbeeld de patiëntenver-enigingen. Het macroniveau, ten slotte, is het beleid. Dat beleid moet vooral zorgen voor een goede integratie. We hebben geen boodschap aan een diabetesbeleid, een obesitasbeleid, een hogebloeddruk-beleid enzovoort. Neen, we hebben één breed kader nodig voor alle chronische ziekten. Een kader dat de eerste, de twee-de en twee-de twee-dertwee-de lijn integreert, elk met zijn eigen rol en functie.”

Goede communicatie

“Het is bijvoorbeeld aan de eerste lijn om er mee over te waken dat de patiënt niet van de radar verdwijnt. De eerste lijn moet altijd op de hoogte zijn van de toe-stand van de patiënt, ook als die niet ziek is. We mogen niet wachten tot iemand ziek wordt. Er zijn preventieve onderzoe-ken nodig, met zicht op de langere ter-mijn. De eerste lijn is ook goed geplaatst voor een coördinerende rol. Iemand moet een beeld hebben op de totaliteit: de verschillende ziekten waaraan een pa-tiënt lijdt, de verschillende specialisten die hij ziet... Een goede communicatie is primordiaal. Het is belangrijk dat de eer-ste lijn gemotiveerd is en over de nodige instrumenten beschikt. Vooral een goed en geïntegreerd ICT-systeem is hiervoor onmisbaar.”

“Ook de ziekenhuizen moeten zich aan hun nieuwe rol aanpassen. We heb-ben nood aan team based care. Als een zieken huis een nieuwe arts aanwerft, focust het vandaag nog te exclusief op sterke vakspecialisten, terwijl we eigen-lijk meer en meer sterke teamspelers nodig hebben. En misschien hebben we ook in de ziekenhuizen zelf een coördi-nator nodig, een ‘hospitalist’, die een obese patiënt met hartproblemen ook op-volgt als hij een orthopedisch probleem heeft. Ook hier moet iemand het totale plaatje in het oog houden. Die functie van ‘hospitalist’ zien we in grotere zie-kenhuizen in de VS al ontstaan. Dat is een goede ontwikkeling. Ook tussen art-sen en niet-medische zorgverleners is een betere samenwerking nodig. Vroeger waren artsen de sterren van de show en alle andere zorgmedewerkers behoorden

als het ware tot de rekwisieten. Vandaag is de situatie anders. Verpleegkundigen en andere zorgmedewerkers zijn vaak technisch hoogopgeleid en spelen een belangrijke rol op het gebied van coördi-natie, informatieverstrekking en educa-tie van de patiënten.”

“Ten slotte zal ook de rol van de patiënt grondig moeten veranderen. Met de toe-name van chronische ziekten worden veel patiënten de belangrijkste zorgver-strekker voor zichzelf. 99% van de tijd zijn chronische patiënten niet in het zie-kenhuis of niet bij een arts en moeten ze dus voor zichzelf kunnen zorgen. Thera-pietrouw, aandacht voor red flags die een signaal zijn om zich in het ziekenhuis te laten onderzoeken, preventief gedrag op het gebied van bewegen, gezonde voe-ding, stressmanagement... We zullen pa-tiënten blijvend moeten motiveren. Som-migen zullen gemakkelijk meegaan in dit verhaal, anderen helemaal niet. Voor elke patiënt zal dan ook een begeleiding op maat nodig zijn. Zorgverleners zullen goed moeten luisteren naar patiënten, tijd moeten maken voor hun vragen en voor de signalen die ze uitsturen. Samen moeten we focussen op de patiënt, niet op de ziekte. We hebben nood aan een holistische, geïntegreerde benadering met individuele behandelplannen die rekening houden met de ziekten, met de context en met de persoonlijke voorkeu-ren en verwachtingen van de patiënt.” “Over heel de wereld zien we dat het IC-CC-model wordt opgepikt”, zegt JoAnne Epping Jordan. “Het gaat om een ingrij-pende paradigmashift, maar een noodza-kelijke.”

(12)

zorgwijzer | 12

“De patiënten van morgen hebben nood aan integrale zorg”, poneert prof. Aad de Roo. Hij is hoogleraar strategisch management gezondheidszorg aan de Universiteit van Tilburg en een van de oprichters van het Nederlandse Instituut Beleid en Management Gezondheids-zorg. “Naast de conventionele acute pa-tiënt krijgen we in onze ziekenhuizen een nieuwe instroom van patiënten met een meervoudige chronische problema-tiek. Die chronische patiënten hebben een fundamenteel andere zorg nodig. We moeten zicht krijgen op de behoeften van deze patiënten en onze ziekenhuiszorg daarop afstemmen. Dat we ondertussen ook bezig zijn met kostenbeheersing, het vinden van voldoende zorgpersoneel, het verhogen van de patiëntveiligheid, het voldoen aan steeds hogere verwach-tingen... maakt de uitdaging alleen maar complexer.”

“De ziekenhuiszorg kent vandaag een specialistisch bedrijfsmodel. Technolo-gie is de motor achter een ontwikkeling naar steeds meer gespecialiseerde zorg: van chirurgie naar neurochirurgie naar hersenchirurgie naar chirurgie van de cortex. Dat is uitstekend voor patiënten met een enkelvoudig ziektebeeld. Maar het is ontoereikend voor een complexe, domeinoverstijgende zorgvraag. De chro-nische patiënt komt met andere woorden in een omgeving terecht die niet op hem is afgestemd. Natuurlijk werken we van-daag al multidisciplinair samen, maar dat gebeurt ad hoc, waarbij het overleg vaak het karakter heeft van

onderhande-proF. AAD De roo over nieuwe ZorgorgAnisAtie voor chronische pAtiënten

“Het moet landen in

onze hoofden en harten”

Met de toename van chronische aandoeningen biedt een nieuw soort van patiënten zich in

de ziekenhuizen aan. vandaag zijn veel ziekenhuizen hierop nog onvoldoende voorbereid.

Aanpassingen op heel wat domeinen dringen zich op. en het moeilijkste is misschien nog dat

het “hospitalocentrisme” definitief afgedaan lijkt te hebben. professor Aad de roo heeft het

ietwat provocerend zelfs over de ziekenhuizen als ‘onderaannemers’.

lingen tussen specialisten met uiteenlo-pende visies op de problematiek van de patiënt. Waar we eigenlijk naartoe moe-ten, is een interdisciplinaire aanpak, onder regie van een generalist. Vergelijk het met de renovatie van een badkamer: voor je de loodgieter, de vloerder en de elektricien laat komen, vraag je ook eerst een aannemer of een architect. Die aan-nemer houdt het overzicht, heeft materi-alenkennis en weet hoe de andere vak-specialisten werken en wie eerst moet komen en wie daarna. Zo’n regisseur hebben we nodig als we willen evolue-ren naar een ziekenhuisoverstijgende ketenzorg.”

Dienstbaarheid

En net zoals een aannemer een beroep kan doen op een loodgieter en een elek-tricien als onderaannemers, zo ziet ook prof. de Roo het ziekenhuis van de toe-komst in de rol van onderaannemer. “Toegegeven, de term ‘onderaannemer’

was wat provocerend bedoeld”, zegt prof. de Roo tijdens het interview na zijn lezing. “Maar in essentie klopt het wel. Als chronische patiënt kan ik perfect verzorgd worden in de eerste lijn, met de huisarts en de thuiszorg. Geraak ik uit balans en kom ik bijvoorbeeld in een coma terecht, dan moet ik naar het zie-kenhuis. Het ziekenhuis moet op dat mo-ment in het bestaande, lopende proces kunnen instappen. De ziekenhuisarts zal eerst in het elektronisch patiëntendos-sier mijn voorgeschiedenis moeten

be-Prof. Aad de Roo: “De technologie is voorhanden, de blauwdrukken zijn er, we weten allemaal welke richting het uit moet. Maar voor een succesvol veranderingsproces is er meer nodig: draagvlak, acceptatie, vertrouwen, goede communicatie.”

verande­ ring

(13)

13

| juli 2013

kijken. Wat is er al gebeurd? Welke zorg krijg ik van de eerste lijn? Hoe word ik opgevolgd? Zo wordt het ziekenhuis deel van een groter geheel, dat extern wordt aangestuurd. De term ‘onderaannemer’ hoeft helemaal niet pejoratief opgevat te worden. De tegelzetter die door de aannemer aangestuurd wordt, voelt zich ook niet minderwaardig. Denk aan het verhaal van de Mayo Clinic en het be-lang van dienstbaarheid en nederigheid. Ziekenhuizen moeten zich realiseren dat ze meer en meer een onderdeel van een groter geheel zullen vormen. Ze zullen bereid moeten zijn om die koppeling te maken. Dat werkt overigens ook van-daag soms al prima! Mijn moeder moest onlangs van het woonzorgcentrum naar het ziekenhuis en daar werd meteen haar medisch dossier gevraagd, wat ze ook effectief had meegekregen vanuit het woonzorgcentrum. Zo werkt het.” De ziekenhuizen zullen volgens prof. de Roo ook de eigen infrastructuur moeten aanpassen aan de verschillende doel-groepen. “Een ziekenhuis zal uit diverse divisies bestaan: één voor urgente zorg, voor acute zorg, voor chronische zorg en voor electieve ingrepen. Dat zijn ver-schillende doelgroepen, met achterlig-gend totaal verschillend georganiseerde zorgprocessen. De doelgroepenstructuur van het toekomstige ziekenhuis wordt een matrixstructuur. De specialisten werken vanuit professionele vakgroepen

in wisselende rollen en taakstellingen, toegesneden op de zorgprocessen van de uiteenlopende doelgroepen.”

Zorgconcerns

Als een van de grootste knelpunten ziet prof. de Roo de vraag wie de regie over de totale ketenzorg zal voeren. “Ketenzorg is enorm complex en stelt hoge eisen op het gebied van coördinatie. Bovendien mag er niet voortdurend discussie zijn. Wie de regie voert, moet een zekere auto-riteit hebben. In Nederland lijkt het knel-punt wie de touwtjes in handen krijgt, ondertussen omzeild te worden. We evo-lueren meer en meer naar concernbouw, waarbij één zorgorganisatie op verschil-lende domeinen actief wordt: voor een ziekenhuis, ouderenzorg, thuiszorg én een ambulancedienst, bijvoorbeeld. Op die manier blijft alles intern en gaan de integratie en de coördinatie net iets ge-makkelijker.”

Bijzonder belangrijk voor het welslagen van ketenzorg voor de chronische pati-ent zijn de verdere ontwikkelingen in de ICT. “Een elektronisch patiëntendossier volstaat niet langer”, weet prof. de Roo. “We moeten naar een geïntegreerd pak-ket met ook een cliëntvolgsysteem dat het proces opvolgt en bijvoorbeeld een signaal kan geven als er iets hapert in de uitvoering van zorgpaden en zorgplan-nen. De eerste ontwikkelingen op dat ge-bied zijn al een feit. In de thuiszorg wordt

er al software gebruikt die het zorgplan van een patiënt opvolgt. Een element in dat plan kan bijvoorbeeld zijn dat een diabetespatiënt elke ochtend vóór 10 uur een insulineprik moet krijgen. De zorgverlener die de prik gaat geven, mag kiezen wanneer hij langsgaat, zolang het maar vóór 10 uur is. Op het ogenblik dat hij de spuit gegeven heeft, vinkt hij op zijn iPad de opdracht aan, en dat wordt automatisch doorgestuurd naar de computer met de workflow management software. Als op een dag om 9.45 uur de opdracht nog niet aangevinkt is, dan stuurt de software een alarmsignaal uit. Een coördinator kan dan contact opne-men met de zorgverlener om te horen of er iets scheelt. Misschien is de zorgverle-ner in een auto-ongeluk betrokken? Als er effectief een probleem is, dan kan een noodprocedure worden opgestart. Dat is nog een vrij eenvoudig voorbeeld, maar met de nieuwe technologie wordt erg veel mogelijk.”

“De technologie is voorhanden, de blauwdrukken zijn er, we weten allemaal welke richting het uit moet”, besluit prof. Aad de Roo. “Maar voor een succes-vol veranderingsproces is er meer nodig: draagvlak, acceptatie, vertrouwen, goe-de communicatie. Er zijn heel wat prak-tische hobbels en culturele obstakels. Wat we het meest nodig hebben, is dat dit verhaal kan landen in de hoofden en de harten van alle betrokkenen.”

(14)

zorgwijzer | 14

Kent Seltman brengt zijn presentatie on-der de titel The Needs of the Patient Come First. Is dat ondertussen geen evidentie? “Jammer genoeg niet”, zegt Seltman. “In de Mayo Clinic kiezen we radicaal voor deze focus, maar als je breder kijkt, dan zie je heel vaak een spanning tussen wat patiënten enerzijds en wat dokters en zie-kenhuisbeheerders anderzijds verwach-ten. Elke partij heeft zijn eigen wensen en bekommernissen en het is niet altijd vanzelfsprekend dat de patiënt op de eerste plaats komt. In de Mayo Clinic is ‘de patiënt eerst’ onze prioritaire waarde. De hele organisatie en dienstverlening zijn daarop afgestemd. Wij zien onze op-dracht breder dan het louter verlenen van zorg. Onze opdracht heeft een ethische dimensie, gestuurd door waarden.” De Mayo Clinic is inderdaad wereldver-maard voor haar focus op dienstverle-ning. Mayo Clinic wordt vandaag zelfs be-schouwd als één van de sterkste merken ter wereld. Minder sterk dan Apple, Goog-le of Coca-Cola weliswaar, maar in finan-ciële waarde uitgedrukt wel sterker dan Nike, Pepsi of Starbucks. Kent Seltman is daar behoorlijk trots op, hoewel je je kunt afvragen waarom een ziekenhuis zo een sterk merk nodig heeft? “Een sterk merk op zich was ook helemaal niet onze doel-stelling”, zegt Seltman. “Het is een bij-product van onze dienstverlening. Al zijn we vanaf de jaren 1990 wel begonnen met het bewust managen van het merk ‘Mayo Clinic’. Op een bepaald moment

besef-Kent seltMAn over De MAyo clinic in De vs

“Welke verhalen

wil je dat

patiënten over je ziekenhuis

verspreiden?”

De Mayo clinic in de verenigde staten behoort tot de meest

befaamde ziekenhuizen ter wereld. Meer zelfs, de Mayo clinic is

vandaag het sterkste merk ter wereld in de social profit. prof. Kent

seltman was er directeur marketing en is mede-auteur van het

succesvolle boek Management Lessons from Mayo clinic. het was

dan ook reikhalzend uitkijken naar zijn bijdrage op het congres van

Zorgnet vlaanderen. wij gingen vooraf al even met hem praten.

ten we hoeveel waarde onze naam had en hoe sterk die verbonden is met onze reputatie. Op haar beurt is onze reputa-tie gebaseerd op de ervaringen van pati-enten, op onze dienstverlening. En daar gaat het om. Of je dat nu wilt of niet, elk ziekenhuis heeft een reputatie. Die wordt bepaald door de manier waarop patiën-ten en hun familie over je denken. En op een bepaald moment wordt je reputatie zó sterk dat je een merk wordt. Het is een manier om je te onderscheiden. En ja, de Mayo Clinic heeft een marketingafdeling. Maar het merk was er éérst en het was spontaan gegroeid.”

Clues

Hoe een patiënt het ziekenhuis ervaart en beleeft, hangt af van verschillende facto-ren. Kent Seltman heeft het over clues of sleutels. Hij onderscheidt er drie: me-chanic clues, functional clues en humanic clues. Worden deze sleutels in de be-stuurskamer van de Mayo Clinic gehan-teerd bij het uittekenen van strategische beleidsplannen? Seltman: “De clues zijn een relatief nieuwe manier van denken. Je vindt ze in recente managementlitera-tuur. Maar zonder die labels te gebruiken, heeft Mayo Clinic al een lange traditie in die zin. De mechanic clues gaan over de fysische omgeving, het gebouw, de in-frastructuur, de flow. Mayo Clinic heeft enorme investeringen gedaan om een infrastructuur te creëren die een optima-le patiëntenervaring bevordert. De func-tional clues zijn gericht op goede

genees-kunde en goede zorg. De humanic clues bepalen de manier waarop mensen be-handeld worden in het ziekenhuis. Hier gaat het om cultuur, om attitude, om een manier van denken.”

Cruciaal in de filosofie van Mayo Clinic is interdisciplinaire samenwerking. Mis-schien kan je dat vandaag wel voor élk ziekenhuis beweren, maar tekenend voor de Mayo Clinic is deze uitspraak van dr. William Mayo, een van de stichters: The best interest of the patient is the only in-terest to be considered, and in order that the sick may have the benefit of advancing knowledge, union of forces is necessary... It has become necessary to develop medi-cine as a cooperative science. (Kort en vrij vertaald, nvdr: ‘Het belang van de pati-ent is het enige wat telt en om de patiënt te laten genieten van de vooruitgang, is een bundeling van krachten nodig... We moeten de geneeskunde ontwikkelen als een wetenschap van samenwerking.’) Die uitspraak dateert niet van 1975 of het jaar 2000, maar al van 1910. “Dat was in die tijd inderdaad een revolutionaire en radi-cale stelling”, zegt Kent Seltman. “In 1910 was er nog geen sprake van specialiteiten; elke arts kon alles doen: chirurgisch, in-ternistisch... De gebroeders Mayo waren zelf heel sterke chirurgen. Maar ze om-ringden zich met andere artsen die ande-re sterktes hadden. Dat was nieuw. En de reactie was niet van de poes! Veel artsen voelden zich beledigd door de uitspraak van dr. Mayo. Artsen waanden zich toen nog goden, die alles konden. Maar dr. Mayo was nederig genoeg om te beseffen dat je niet in alles expert kunt zijn en dat je de geneeskunde pas echt vooruit helpt als artsen de krachten bundelen. Al meer dan een eeuw maakt dat de sterkte van de Mayo Clinic uit.”

“Een verregaande samenwerking zoals in de Mayo Clinic, zie je bijna nergens anders. In de Mayo Clinic in Minnesota

dienst­ verlening

(15)

15

| juli 2013

werken vandaag meer dan 1.500 artsen, allemaal in hetzelfde gebouw en met de-zelfde ICT-systemen die onderling ver-bonden zijn. Alle artsen hebben toegang tot alle medische dossiers, kunnen alle onderzoeksresultaten zien, zowel van de gehospitaliseerde als van de ambu-lante patiënten. Er is in de meest volle-dige betekenis van het woord sprake van een geïntegreerde praktijkvoering. Ook de infrastructuur van het ziekenhuis is erop gebouwd om samenwerking te be-vorderen. In de Mayo Clinic kan het niet dat een patiënt na het bezoek aan een internist drie weken moet wachten op een afspraak bij de cardioloog. Het is een kwestie van infrastructuur, van ICT, van afspraken, maar in de eerste plaats nog altijd van commitment: een engagement tegenover de patiënt dat hij op de eerste plaats komt.”

Verhalen

Wie foto’s ziet van de Mayo Clinic gaat even duizelen van de rijkdom en de luxe die het gebouw uitstraalt. En dat was op het congres van Zorgnet Vlaanderen ook de eerste reactie van veel toehoorders:

‘Dit is niet bereikbaar voor ons, wij be-schikken niet over dergelijke middelen’. Toch is het niet de luxe die het grote ver-schil maakt als je Kent Seltman hoort. “Elk gebouw vertelt een verhaal”, zegt hij. “Of je dat nu wilt of niet. Als de pa-tiënt merkt dat de vloer in zijn zieken-huiskamer stoffig is, dan zegt dat iets over het ziekenhuis. Of om een positief voorbeeld te geven: als je lange gangen hebt of als de weg van de parking naar het ziekenhuis lang is, dan kan je hier en daar zitbanken plaatsen, zodat mensen even kunnen verpozen. Dat soort dingen toont dat je meeleeft met de patiënten en dat je er alles aan doet om ze een aange-naam verblijf te bieden. In essentie komt het erop neer dat we moeten proberen de verwachtingen van de patiënt in te lossen en zelfs te overtreffen.”

Maar wat als die verwachtingen almaar hoger komen te liggen en de middelen beperkt zijn? “We moeten blij zijn dat de verwachtingen almaar hoger liggen”, zegt Seltman. “Er is nog heel wat marge om te groeien op het gebied van dienst-verlening. Neem nu de wachttijden. De tijd van de artsen is belangrijk. Daarover

is iedereen het eens. Maar als dat be-tekent dat patiënten dan maar moeten wachten, dan zijn we verkeerd bezig. Ons uitgangspunt in de Mayo Clinic is dat elke patiënt zoveel tijd moet krijgen als nodig. En dus hebben we ons planningssysteem daaraan aangepast. We voorzien vooraf al de nodige ruimte. In de toekomst zal de technologie ons nog een handje toe-steken. Mensen zullen niet langer op de raadpleging moeten komen om zich te wegen, de bloeddruk te meten of te mo-nitoren. Dankzij digitale oplossingen zal dat geautomatiseerd van thuis uit kun-nen gebeuren. Natuurlijk zullen de finan-ciële systemen hierop aangepast moeten worden. Maar ook hier moeten we eerst kijken wat het beste is voor de patiënt. De rest moet daaruit volgen.”

“Eigenlijk is het vrij eenvoudig”, vat Kent Seltman zijn boodschap samen. “Hoe wil je dat je patiënten thuis, in hun fa-milie en bij vrienden over je vertellen? Welke verhalen wil je dat ze verspreiden over je artsen, over je ziekenhuis, over je dienstverlening? Als je die oefening eens maakt, dan wordt de weg die je moet vol-gen meteen een stuk helderder.”

“In de Mayo Clinic in Minnesota werken vandaag meer dan 1.500 artsen, allemaal in hetzelfde gebouw en met dezelfde ICT-systemen die onderling verbonden zijn. Alle artsen hebben toegang tot alle medische dossiers, kunnen alle onderzoeksresultaten zien, zowel van de gehospitaliseerde als van de ambulante patiënten.”

(16)

zorgwijzer | 16

Veel wenkbrauwengefrons in de reflec-tiekamer wanneer prof. Klanzinga toont hoe na 2008 de investeringen in de ge-zondheidszorg drastisch daalden door de crisis. “We zullen hoe dan ook meer moeten investeren”, vindt prof. Antoon Vandevelde. “Vandaag gaat zowat 10% van het BBP naar gezondheidszorg, dat zou weleens kunnen evolueren naar 20%. Solidariteit is nodig. Maar we moeten ook efficiënter werken, bijvoorbeeld door een versterking van de eerste lijn.”

Dr. Maaike Van Overloop is het daarmee eens. “De eerste lijn zal een groot deel van de chronische zorg op zich moeten nemen. Daar zijn we vandaag nog niet klaar voor, er is nog veel voorbereidend werk te doen, onder meer op het gebied van het elektronisch patiëntendossier, het linken van dossiers, een betere com-municatie...”

Of de ziekenhuizen bereid zijn om de chronische zorg grotendeels aan de eer-ste lijn over te laten, vraagt moderator Indra Dewitte. Dr. Peleman antwoordt bevestigend: “We evolueren naar kleine-re ziekenhuizen met een hoge mate van specialisatie. Als link naar de eerste lijn kan een algemeen internist een belang-rijke taak vervullen. We zullen samen de zorg moeten hertekenen.” Ook Frank Lip-pens denkt in die richting, al geeft hij toe dat de samenwerking niet altijd vlot ver-loopt. “Denk aan het spanningsveld rond de spoedgevallendiensten. We moeten hiervan werk maken.” Huisarts Maaike Van Overloop gaat akkoord. “Maar won-dermiddelen bestaan niet. Zelfs in regio’s met een sterke huisartsenwachtpost zien

reflectie

reFlectieKAMer geeFt extrA Diepte AAn congres

“Financiering moet

verandering faciliteren,

niet afremmen”

wat het ziekenhuiscongres sterk maakte, was onder meer de grote interactie en de

diversiteit aan stemmen in het debat. Zo werd in de reflectiekamer bij momenten

ad rem gereageerd op stellingen van sprekers. journaliste indra Dewitte legde de

reflectiekamer pertinente vragen voor en leidde de discussie in goede banen.

we het aantal patiënten op de spoedge-vallendienst niet altijd dalen.”

“Wordt er in de sector nog te veel van-uit de eigen belangen gedacht?”, werpt Indra Dewitte in de groep. “Het eigen-belang overstijgen is inderdaad de grote uitdaging”, beaamt Toon Vandevelde. “Maar hiervoor is sturing nodig.”

Ook de kwaliteit van de zorg komt aan bod tijdens de eerste tussenkomst van de reflectiekamer. En dan gaat het algauw over de indicatoren. “Het Vlaams indi-catorenproject is een goede zaak”, vindt Renaat Peleman, al geeft hij toe dat Toon Vandevelde niet helemaal ongelijk heeft als hij zegt dat het allemaal wat traag gaat in ons land. Frank Lippens wijst dan weer op de cultuurverschillen tus-sen Vlaanderen en Wallonië en op de vele registraties en indicatoren waarmee weinig of niets gebeurt. Registraties zijn ook niet alles, vindt dr. Peleman. “Als je de preoperatieve checklist niet beleeft als een reflectiemoment maar als een routi-ne, dan heeft die niet veel zin. Dan zijn we verkeerd bezig.”

Faciliteren

De tweede tussenkomst van de reflectieka-mer komt meteen na de uiteenzetting van prof. De Roo die een oproep deed om de noodzakelijke veranderingen in de zorg te “laten landen in onze hoofden en harten”. “Een vingerwijzing naar de ziekenhui-zen”, meent moderator Indra Dewit-te. “Dat is precies de opdracht van dit congres”, reageert Frank Lippens. “We

moeten tot een noodzakelijke synthese komen en meer samenwerken. Maar dan moet ook de financiering hiermee op één lijn worden gebracht.” Dr. Daniel Devos is het daarmee volmondig eens. “We heb-ben dringend nood aan een nieuw finan-cieel model ter ondersteuning van een nieuw zorgorganisatiemodel. In zieken-huizen, tussen ziekenzieken-huizen, en tussen ziekenhuizen en andere zorgverstrekkers is van alles in beweging, maar de finan-ciering moet daarop worden afgestemd. Anders lukt het niet.”

“Maar is het dan echt nodig dat elk zie-kenhuis alle erkenningen probeert bin-nen te halen?”, probeert moderator Indra Dewitte. “Ziekenhuizen moeten per regio afspraken maken”, vindt Renaat Peleman. “Maar ook hier werkt de financiering te-gen. Je kunt van een ziekenhuis niet ver-wachten dat het iets afstaat als het daar vervolgens financieel voor wordt gestraft.” Daniel Devos zit op dezelfde golflengte: “Ook tussen ziekenhuizen, de ouderen-zorg en de geestelijke gezondheidsouderen-zorg zijn afspraken mogelijk, maar het financi-eel kader laat dat nauwelijks toe. De over-heid moet veel meer een faciliterende rol spelen, zodat verandering gestimuleerd wordt in plaats van afgeremd.”

“De artsen van nu werden tot voor kort opgeleid als individualisten”, voegt Re-naat Peleman hieraan toe. “Een arts heeft het over zijn patiënt die hij gaat opereren, terwijl verpleegkundigen spreken in ter-men van wij en onze patiënt. Gelukkig ligt in de opleidingen vandaag ook al veel meer het accent op interdisciplinaire samenwerking.”

(17)

17

| juli 2013

Deelnemers reflectiekamer

– Dr. Maaike Van Overloop, voorzitter Domus Medica – Prof. dr. Renaat Peleman,

hoofdarts UZ Gent

– Frank Lippens, voorzitter AZ Sint-Lucas Brugge en algemeen directeur

Sint-Vincentiusziekenhuis Deinze – Dr. Daniel Devos, sectorcoördinator

algemene ziekenhuizen Zorgnet Vlaanderen

– Piet Vandenbussche, sector-verantwoordelijke

Social Profit SD Worx

– Prof. dr. Antoon Vandevelde, decaan Hoger Instituut voor Wijsbegeerte KU Leuven – Prof. dr. Geert Dom, voorzitter

Vlaamse Vereniging Psychiatrie – UA

Piet Vandenbussche ziet de taakom-schrijving van alle zorgverstrekkers evo-lueren. “Het is een veranderingsproces dat inderdaad in de hoofden en de harten moet landen.”

“En hoe ver staat het ondertussen met de vermaatschappelijking van de zorg?”, wil Indra Dewitte weten. Psychiater Geert Dom verwijst naar de ontwikkelingen in de geestelijke gezondheidszorg met arti-kel 107. “De overheid speelt hier een faci-literende rol, maar ook het juridische ka-der is enorm belangrijk. Hoe meer wordt samengewerkt, hoe nijpender de vraag wie uiteindelijk juridisch verantwoorde-lijk is. Ook dat moet worden uitgeklaard in de nieuwe context.”

“Het is ondertussen duidelijk dat een an-dere financiering wenselijk is”, consta-teert Indra Dewitte. “Maar houdt de sector die nieuwe financiering niet zelf tegen? Wordt er niet druk gelobbyd?” “Er zijn in-derdaad lobbygroepen actief”, bevestigt Daniel Devos. “Maar de politici moeten de moed hebben om door de individuele belangen heen te kijken en het algemeen belang naar de voorgrond te brengen.” Maaike Van Overloop wijst erop dat er ook al goede evoluties zijn, bijvoorbeeld met de wijkgezondheidscentra. Toch stoort Frank Lippens zich aan de manier waarop

het vaak verloopt. “Neem nu het plan om de EKG’s niet meer terug te betalen. Wie gaat dan de rekening betalen? De patiënt? Of moeten de cardiologen en de zieken-huisbestuurders hierover in de clinch? Te vaak verzanden we in partiële discussies, zonder globaal plan. De ziekenfondsen en de artsen hebben hierin een grote verant-woordelijkheid binnen de Medicomut.” Om ketenzorg te realiseren zal iemand de coördinatie op zich moeten nemen. “Hoe ziet het panel van de reflectiekamer dat?”, vraagt Indra Dewitte. Voor Renaat Peleman kan die rol door een algemeen internist opgenomen worden, maar mis-schien hoeft deze operationele manager zelfs geen arts te zijn. “Het traject van de patiënt kan ook gevolgd worden door een nieuw te creëren functie, bijvoorbeeld iemand met een master in de biomedi-sche wetenschappen, die de taal van de artsen kent.” Hoe het ook zij, voor derge-lijke ingrijpende veranderingen zal een groot draagvlak nodig zijn, vindt Piet Vandenbussche. “Het is belangrijk om zo snel mogelijk alle partijen te betrekken en niet over de hoofden van de mensen te beslissen.”

“En het ‘zelfmanagement’ van de patiënt? Wat moeten we ons daarbij voorstellen?”, vraagt Indra Dewitte. “Hiervoor zijn in-spanningen nodig op bevolkingsniveau”,

zegt Maaike Van Overloop. Dr. Peleman valt haar bij: “Hier speelt inderdaad geen medisch, maar een opvoedkundig pro-bleem. Mensen moeten worden aange-spoord om gezonder te leven.” “Ook de huisartsen hebben hier een belangrijke opdracht”, vindt Frank Lippens. “De evo-lutie naar patient empowerment is bezig.” Ook Geert Dom is het daarmee eens. “Bill Clinton zei ooit: I am a babyboomer, I have an obligation to stay healthy. Het is echter maar de vraag of je dat aan ieder-een kunt toevertrouwen.”

De leden van de reflectiekamer (vlnr dr. Maaike Van Overloop, prof. dr. Renaat Peleman, Frank Lippens, Indra Dewitte, dr. Daniel Devos, Piet Vandenbussche, prof. dr. Antoon Vandevelde)

(18)

zorgwijzer | 18

“We moeten tijd nemen om

te experimenteren

en elkaar te leren kennen”

‘integrale zorg impliceert integrale financiering’. prof. Bert vrijhoef bedacht voor zijn

voordracht een statement dat even simpel als dwingend is. Al loopt het niet van een leien

dakje met die integrale financiering. her en der vinden er schuchtere experimenten plaats,

maar er is nog een hele weg te gaan.

financie­ ring

Professor Bert Vrijhoef is hoogleraar aan de universiteiten van Singapore en Til-burg. Van 2006 tot 2011 was hij onder-zoeksdirecteur transmurale zorg in het Academisch Ziekenhuis Maastricht. “Integrale zorg kan je vergelijken met een estafetteloop”, opent prof. Bert Vrijhoef het gesprek. “Meerdere atleten gaan sa-men voor één doel. Ze lopen sasa-men één race. Ze maken goede afspraken over wie eerst loopt, wie volgt en wie als laatste loopt. Ook de techniek van het doorgeven van het stokje wordt afgesproken en inge-oefend. En het werkt! Als ik het goed heb, ligt het wereldrecord op de 4 maal 100

me-ter 6 seconden lager dan het wereldrecord op de 400 meter solo. Net zo kunnen we ook in de gezondheidszorg betere resulta-ten boeken als we onze krachresulta-ten bunde-len, goede afspraken maken en elke speler op zijn sterkste punt inzetten.”

“En dat zal nodig zijn”, meent prof. Vrij-hoef. “Vandaag al sterft 63% van de bevol-king aan een chronische aandoening. Dat aantal zal in de toekomst nog toenemen. Chronische zorg vergt een specifieke aan-pak. Binnen de chronische aandoeningen is er bovendien nog een grote verscheiden-heid: er zijn levensbedreigende ziekten als kanker en beroerte, er zijn aandoeningen

met periodiek terugkerende klachten als astma en epilepsie, je hebt aandoeningen die progressief verslechteren en invalide-rend van aard zijn en er zijn de chronisch psychiatrische aandoeningen. Wat al die ziekten bindt, is dat ze dwingen langdurig een beroep te doen op zorg.”

Fundamentele aanpassingen

“De bestaande gezondheidszorgsystemen hebben in het verleden heel wat goeds te-weeggebracht, maar ze zijn niet geschikt voor chronische zorg. Er zijn fundamente-le aanpassingen nodig. Integratie van zorg is daarom ook een middel, geen doel op

Prof. Bert Vrijhoef: “Een aangepaste financiering is niet de enige voorwaarde, maar wel een noodzakelijke voorwaarde voor integrale zorg.”

(19)

19

| juli 2013

integrAle Zorg iMpliceert integrAle FinAnciering

zich. Het doel is immers om de kwaliteit van zorg te verbeteren. In Nederland heeft 89% van de chronische patiënten contact met meer dan één zorgverlener, 23% heeft contact met zes of meer zorgverleners. In zo’n context is een goede afstemming van de zorg absoluut noodzakelijk.”

“Ziekenhuizen zullen ook in de toekomst een belangrijke rol spelen, maar wel in een andere vorm. Gaandeweg hebben de ziekenhuizen naast hun opdracht in de acute medische zorg ook andere, nieuwe taken op zich genomen, met name in de chronische zorg. Nu blijkt het ziekenhuis niet het juiste niveau te zijn voor dat soort zorg. Een groot deel van de chronische patiënten hoeft immers niet zo vaak naar het ziekenhuis. Ze kunnen prima verzorgd worden in hun thuissituatie. Aan de an-dere kant krijgt het ziekenhuis er wel een nieuwe rol bij, met name in de ketenzorg die zich rondom de patiënt aan het ont-wikkelen is.”

“In diverse landen wordt vandaag geëxpe-rimenteerd met nieuwe, integrale vormen van zorgorganisatie gericht op chronische aandoeningen. Daarbij blijken telkens weer tal van barrières op te doemen: een slechte afstemming, een gebrek aan on-dersteuning in het veranderingsproces, een onaangepaste opleiding van professi-onals enzovoort. De belangrijkste barrière is echter de financiering die niet op één lijn zit. Een aangepaste financiering is dus niet de enige, maar wel een noodzakelij-ke voorwaarde voor integrale zorg”, stelt prof. Vrijhoef.

“De eerste voorzichtige stappen naar een integrale financiering van integrale zorg worden her en der al ondernomen. In de Verenigde Staten zijn er bijvoorbeeld de ACO’s, de Accountable Care Organiza-tions. Zo’n ACO is een groep van zorgver-leners die gezamenlijk afspraken maakt over het leveren van zorg aan een specifie-ke patiëntenpopulatie. Dat kan voor een bepaalde regio zijn of voor een bepaalde diagnose. Het bijzondere is dat ze samen verantwoordelijk – accountable – zijn, zowel voor de samenwerking als voor het het (financiële) resultaat. Door goede af-spraken te maken en de zorg rond de pa-tiënt optimaal af te stemmen, slagen de ACO’s erin om financieel een overschot of een winst te realiseren. Afspraak is dat die winst verdeeld wordt onder de betrokke-nen, als een soort van incentive. Uiteraard wordt de kwaliteit van de zorg voortdu-rend gemonitord, zodat hierop niet wordt ingeboet, wel integendeel.”

Geen big bang

“Een andere schuchtere stap in de rich-ting van integrale financiering voor in-tegrale zorg is de diabetes keten-dbc in Nederland. Sinds januari 2010 telt Ne-derland een honderdtal zorggroepen die hiervoor instaan. Zij sluiten contracten met zorgverzekeraars over een soort van bundled payment, een onderhandeld forfaitair bedrag. Een zorggroep bestaat meestal uit huisartsen, met een gemid-delde van 81 huisartsen per zorggroep. Onlangs vond een eerste evaluatie plaats door een commissie waarvan ik deel uit-maakte. Uit die evaluatie bleek alvast dat het maar om een zeer gedeeltelijke ‘in-tegrale financiering’ gaat: van de 4.800 euro kosten is gemiddeld nog maar 400 euro via keten-dbc onderhandeld. Bo-vendien bleek het allemaal nog zo pril en onvolledig dat er nog geen dwingen-de conclusies getrokken kondwingen-den wordwingen-den. Toch luidde het advies aan de overheid om hiermee verder te gaan en om zelfs nog strakker sturing te geven in deze richting.”

“Er is dus nergens sprake van een big bang, het is veeleer een verhaal van stap-je voor stapstap-je. Het blijft lastige materie, want het gaat uiteraard ook om geld en om macht. Het goede is dat met deze eerste schuchtere stapjes de betrokken partijen elkaar beter leren kennen. Het vertrouwen kan groeien. En met het ver-trouwen zal ook de bereidheid tot samen-werking vergroten.”

“Het is hoe dan ook goed dat een dergelij-ke ingrijpende verandering niet zomaar topdown wordt opgedrongen. Je moet de organisaties ruimte en tijd laten om te ex-perimenteren, om dingen uit te proberen en lessen te trekken uit eerste ervaringen. We mogen de verwachtingen niet onrea-listisch hoog stellen en moeten de nodige

incentives voorzien om de samenwerking te bevorderen.”

“Bij elk innovatieproces heb je koplopers en voortrekkers. Een aantal zorgregio’s in Nederland willen nu al heel ver gaan en alle financiële verantwoordelijkheid op zich nemen. Er zou dan sprake zijn van één globale financiering per regio. Het ministerie vindt dat een interessante pis-te, maar het is nog onduidelijk hoe dat zou moeten vormkrijgen. In de regio Heu-velland met de stad Maastricht hebben een zorggroep en een zorgverzekeraar de krachten gebundeld om de gezond-heidszorg in hun regio helemaal over te nemen. Hoe zal het ministerie daarop re-ageren? Gaat het die macht afstaan? En hoe zit het dan met de toezichthoudende rol? En kan het wel dat een zorggroep en een zorgverzekeraar een monopolie krij-gen in een bepaalde regio? Dat lijkt me ook niet gezond. Het is duidelijk: we zijn hier nog niet uit, maar er beweegt wel heel wat op het terrein.”

“Sinds kort werk ik als hoogleraar ook in Singapore. Mijn ervaring daar toont nog maar eens hoe belangrijk een goede in-bedding in de regio is. In Singapore gaat men de hele wereld rond op zoek naar goede praktijkvoorbeelden. Die willen ze dan kopiëren in hun eigen land. Maar vaak zijn die projecten gedoemd om te mislukken, omdat het vertrekpunt en de context helemaal anders zijn. Hetzelfde geldt voor de integrale financiering: we evolueren allemaal in dezelfde richting, maar hoe die precies vertaald wordt naar de praktijk, zal afhangen van land tot land en van context tot context. Er is geen alleenzaligmakend model. Experi-menteren, bijsturen, vertrouwen hebben in elkaar, korte communicatielijnen... dat zijn essentiële dingen. En verder ook leiderschap en visie. En dan komen we er wel. We hebben geen andere keuze.”

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De dynamiek van multidisciplinaire samenwerking rondom de zorg voor één patiënt vraagt om een bundeling van de voor de samenwerking relevante en actuele informatie.. • Uit

o Dementie, samenwerking tussen huisarts en specialist ouderengeneeskunde Martijn Heijens, specialist ouderengeneeskunde, stichting Curamus te Hulst en deelnemer

Brenda van der Meer, huisarts Kaderarts beleid en beheer Transmuraal medische coördinator... Doel

In dit deel van deze rapportage gaan we dieper in op twee zaken: (1) de verschillende dimensies van samenwerking binnen de eerste lijn en (2) de verschillende determinanten van

Mocht gebruik worden gemaakt van beeld bij het video chatten dan wordt de persoon op afstand meestal geplaatst op een tweede scherm, zodat gewerkt kan worden op het

Omdat dit onderzoek zich richt op de overdacht tussen zorginstellingen wordt in dit onderzoek de overdracht gedefinieerd als: ‘de overdracht is de informatie en

Uitsluitend wanneer de NV de Wsw-werknemers zelf voor eigen rekening en risico in dienst neemt (via begeleid werken) kunnen ook de risico’s uit het Wsw-werkgeverschap voor

Van de 65 huisartsen die niet eerder bij LAREB gemeld hebben, hebben 28 (43%) nog nooit een vermoede bijwerking gemeld, terwijl 37 (57%) ooit gemeld hebben bij de Inspectie voor