• No results found

Ethiek in de gezondheidszorg : een reconstructie van het morele besluitvormingsproces van het programma '24 uur : tussen leven en dood'

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ethiek in de gezondheidszorg : een reconstructie van het morele besluitvormingsproces van het programma '24 uur : tussen leven en dood'"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ETHIEK IN DE GEZONDHEIDSZORG

E

EN RECONSTRUCTIE VAN HET MORELE BESLUITVORMINGSPROCES VAN

HET PROGRAMMA

’24

UUR

:

TUSSEN LEVEN EN DOOD

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Bachelor Politicologie

Bachelorscriptie

Ethiek in organisaties en professies Begeleider: Dr. R. van Es Tweede lezer: Dr. C. Roggeband

Thom Ter Borg

10730168 02 – 07 – 2018 Woordenaantal: 9411

(2)

(3)

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 3 1.1 – Introductie ... 3 1.2 – Relevantie ... 4 1.3 – Probleemstelling ... 5 1.4 – Doelstelling ... 5 1.5 – Vraagstelling ... 5 2. Casus ... 5 3. Methoden ... 6 4. Theoretisch kader ... 7 4.1 – De beeldvormende fase ... 8 4.2 – De oordeelvormende fase ... 11 4.3 – De besluitvormende fase ... 14 5. Analyse ... 17 5.1 – De beeldvormende fase ... 17 5.2 – De oordeelvormende fase ... 20 5.3 – De besluitvormende fase ... 22 6. Conclusie ... 25 7. Discussie ... 26 8. Literatuurlijst ... 28

(4)

9. Bijlagen ... 29

Interview 1 – Bas Haan (BH) en Mariëlle Tweebeeke (TW), journalisten Nieuwsuur ... 29 Interview 2 – Erwin Kompanje (EK), klinisch-ethicus Erasmus MC ... 31 Interview 3 – Gert van Dijk (GD), medisch-ethicus Erasmus MC ... 33 Interview 4 – Wim Stalman (WS) oud-vicevoorzitter VUmc ...

35

Interview 5 – Wouter van Ewijk (WE), oud-bestuurslid VUmc ... 39

1. Inleiding

1.1 – Introductie

‘VUmc en Eyeworks schikken zaak met OM rond tv-programma’ zo kopte NRC Handelsblad op 21 juni 2013 (Eigenraam 2013). Maar waarom moesten het medisch centrum van de Vrije Universiteit (VUmc) en producent Eyeworks voor de rechter verschijnen? De aanleiding voor de rechtsgang was een reeks opnames van het televisieprogramma ‘24 uur: tussen leven en dood’, geproduceerd door Eyeworks in samenwerking met het VUmc. Het programma volgde hulpverleners op de

Spoedeisende Hulp (SEH) van het VUmc, waarbij ook patiënten van het ziekenhuis werden gefilmd terwijl zij daar niet altijd van op de hoogte waren of toestemming voor hadden gegeven (Eigenraam

2013).

De ophef is ontstaan na een uitzending van Nieuwsuur op 22 februari 2012 waarin de vader van een minderjarig meisje vertelde dat Eyeworks opnames had gemaakt van een vertrouwelijk gesprek tussen de arts en zijn dochter, zonder dat daar vooraf om toestemming voor was gevraagd (Nieuwsuur 2012). Na de eerste aflevering van het programma, dat vanwege de maatschappelijke ophef eerder werd uitgezonden dan in eerste instantie de bedoeling was, heeft het VUmc Eyeworks verzocht om het programma stop te zetten (Boon 2012). De aanleiding hiervoor was de onrust onder patiënten en medewerkers van het VUmc en de maatschappelijke discussie die het programma

(5)

veroorzaakte (ibid.). Het VUmc liet er destijds in de vorm van een persbericht het volgende over weten (ibid.).:

“De eerder gemaakte afweging tussen de privacy van kwetsbare patiënten en het publiek belang is niet houdbaar gebleken. De vooraf vastgelegde toestemmings- en inzageprocedure heeft

onvoldoende geleid tot het beoogde gevoel van veiligheid en zorgvuldigheid bij de bezoekers van de SEH. Daarnaast heeft VUmc nieuwe informatie verkregen van patiënten waaruit blijkt dat de

afspraken op de SEH onvoldoende zorgvuldig zijn uitgevoerd.”

Naar aanleiding van de opnames zijn er acht aangiftes gedaan tegen het VUmc en Eyeworks. Van die acht aangiftes waren er zeven afkomstig van patiënten die niet op de hoogte waren van de

cameraopnames en hier dus ook geen toestemming voor hebben gegeven aan het VUmc of Eyeworks (OM, 2013). Aangezien het VUmc en Eyeworks beelden hebben opgenomen en gesprekken hebben meegeluisterd, zonder dat dit vooraf voldoende kenbaar is gemaakt, oordeelde het Openbaar Ministerie (OM) dat zowel het VUmc als producent Eyeworks zich schuldig hebben gemaakt aan het heimelijk meeluisteren of opnemen van gesprekken in de publieke ruimte (ibid.).

Tevens oordeelde het OM dat het VUmc opzettelijk het medisch beroepsgeheim heeft geschonden, doordat de opnames op de SEH direct werden bekeken door medewerkers van Eyeworks (ibid.). Dit heeft er toe geleid dat het VUmc en Eyeworks akkoord zijn gegaan met een schikking van

respectievelijk 30.000 en 20.000 euro (ibid.).

Daarnaast heeft het VUmc volgens het OM te routineus gehandeld met betrekking tot de juridische aspecten van het televisieformat, aangezien het dezelfde voorwaarden heeft gehanteerd als bij eerdere, vergelijkbare mediaprojecten (ibid.). Het OM stelt verder dat er naar aanleiding van het onderzoek geen redenen zijn voor ‘‘strafrechtelijke verwijtbaarheid van individuele personen’’ en dat de schikking een ‘‘passende afdoening’’ is omdat het VUmc en Eyeworks hebben meegewerkt aan het onderzoek en het programma veel maatschappelijke discussie heeft veroorzaakt (ibid.).

1.2 – Relevantie

De maatschappelijke relevantie is gelegen in het feit dat er met het onderzoek wordt getracht het besluitvormingsproces voor de maak van het televisieprogramma ‘24 uur tussen leven en dood’ in kaart te brengen. Het verkrijgen van inzicht in het besluitvormingsproces van het VUmc kan van waarde zijn om helder te krijgen in welke onderdelen van het proces de organisatie zorgvuldiger te werk had kunnen gaan. Door erachter te komen en in kaart te brengen wat de overwegingen zijn geweest om het programma te maken, is het mogelijk om hiervan te leren voor toekomstige,

(6)

gelijksoortige projecten. Daarnaast verschaft het transparantie voor patiënten en burgers over de keuzes en afwegingen die destijds zijn gemaakt door het VUmc. Dit kan voor een publieke instelling

belangrijk zijn.

Het onderzoek is ook relevant in een breder debat over toenemende schadeclaims die ziekenhuizen krijgen. Uit recent onderzoek naar schadeclaims bij ziekenhuizen komt namelijk naar voren dat het totale bedrag dat ziekenhuizen aan schadeclaims ontvangen tussen 2007 en 2016 enorm is gestegen (Klemann et al. 2018). In 2007 bedroeg het totale bedrag aan schadeclaims 9,4 miljoen euro en dat is gestegen tot 43,2 miljoen euro in 2016 (ibid.). Bovendien is de toename van het aantal claims volgens Johan Legemaate, hoogleraar medisch recht bij het Academisch Medisch Centrum (AMC), problematisch omdat die claims uit premiegeld betaald moeten worden (Geest 2018). Door te achterhalen hoe het besluitvormingsproces is verlopen, kunnen eventuele schadeclaims in de toekomst worden voorkomen bij vergelijkbare projecten.

Naast de maatschappelijke relevantie kan het onderzoek ook een wetenschappelijke bijdrage leveren aan kennis over morele besluitvormingsprocessen. Door het besluitvormingsproces van het VUmc in kaart te brengen, is het mogelijk om inzicht te krijgen in de overwegingen die bestuurders maken en welke argumenten uiteindelijk het zwaarste wegen om tot een beslissing te komen. Daarnaast is het een goede casus om het model voor morele besluitvorming mee te toetsen. De meerwaarde ligt tevens in het feit dat het model getoetst wordt aan de hand van deze unieke casus. Er wordt zichtbaar hoe het model voor morele besluitvorming in dit specifieke geval toe te passen is. De vraag is echter of alle afwegingen en argumenten in deze specifieke casus een plaats krijgen in het model en zorgen voor een adequate verheldering van het model voor morele besluitvorming.

1.3 – Probleemstelling

Het VUmc en producent Eyeworks hebben een televisieprogramma gemaakt over de zorg op de SEH van het VUmc. Hierbij is er ophef ontstaan over de rechten van de patiënten, omdat de privacy van de patiënten niet goed gewaarborgd zou zijn bij de maak van het programma. Mede door de ophef die naar aanleiding van de beschuldigingen is ontstaan, hebben de desbetreffende patiënten aangiften gedaan. Op basis van die aangiften is het OM een onderzoek gestart en tot de conclusie gekomen dat het VUmc en Eyeworks niet zorgvuldig zijn omgegaan met de rechten van de patiënten. Als gevolg hiervan heeft het OM een transactie opgelegd aan beide organisaties, die ze allebei

hebben geaccepteerd. In deze scriptie wordt het morele besluitvormingsproces dat zich destijds heeft voorgedaan onderzocht.

(7)

1.4 – Doelstelling

Het VUmc en Eyeworks hebben besloten om een televisieprogramma over de spoedeisende hulp van het VUmc te maken. Het doel van dit onderzoek is om inzicht te verkrijgen in het morele

besluitvormingsproces om het programma ‘24 uur: tussen leven en dood’ te maken. Door inzicht te krijgen in het besluitvormingsproces, worden de verschillende afwegingen van argumenten om het programma te maken in beeld gebracht. Door in kaart te brengen welke argumenten er meespeelden en welke afwegingen er zijn gemaakt, is het mogelijk om het morele besluitvormingsproces te

reconstrueren.

1.5 – Vraagstelling

De probleemstelling en doelstelling leveren uiteindelijk de volgende hoofdvraag voor het onderzoek op:

Hoe verliep het proces van morele besluitvorming om het televisieprogramma: ‘24 uur: tussen leven en dood’ te maken en hoe wordt er achteraf op teruggekeken?

2. Casus

Om een beeld te krijgen van de casus die voor handen ligt, kan er naar het interne rapport van het VUmc gekeken worden. In het rapport laat het VUmc weten dat de dienst Communicatie van het ziekenhuis op 10 november 2011 is benaderd door productiemaatschappij Eyeworks om mee te werken aan een televisieprogramma over de SEH (idem: 4). Aangezien de dienst Communicatie dit als een kans zag om een mooi beeld van de zorg op de SEH neer te zetten en ze al aan eerdere

mediaproducties hadden meegewerkt, vertrouwden ze op de eerdere ervaringen met

mediaproducties (ibid.). De contracten en protocollen van eerdere mediaprojecten zijn dan ook gebruikt bij de afspraken tussen het VUmc en Eyeworks voor het televisieprogramma ‘24 uur: tussen leven en dood’ (ibid.). Destijds zijn die contracten en protocollen door juristen en medisch-ethici gecontroleerd voor de desbetreffende mediaprojecten (ibid.). De dienst Communicatie van het VUmc beschouwde de productie van ‘24 uur: tussen leven en dood’ op dezelfde manier als eerdere

mediaprojecten, waardoor ze de contracten en protocollen van destijds hebben gebruikt (ibid.). Het voorstel van Eyeworks is allereerst voorgelegd aan de leidinggevenden van de SEH, waarna ook de raad van bestuur op de hoogte werd gebracht van ‘‘een initiatief om de acute zorg van VUmc positief in het nieuws te brengen’’ (ibid.). Dit was ook het enige moment waarop de raad van bestuur op de hoogte werd gebracht van het project (ibid.). Naast de dienst Communicatie, de SEH en de raad van bestuur, werden er ook andere afdelingshoofden van het ziekenhuis geïnformeerd over het project. De reacties die de dienst Communicatie ontving waren overwegend positief, alsmede omdat

(8)

er werd verteld dat de patiënten zorgvuldig zouden worden geïnformeerd (ibid.). Hierna zijn de voorbereidingen van het programma van start gegaan.

Vervolgens werd een deel van de medewerkers van het VUmc via een informatiebrief en een bijeenkomst geïnformeerd over het project (ibid.). De zorgen die tijdens deze bijeenkomsten werden geuit, werden door de dienst Communicatie grotendeels weggenomen met het argument dat het project juridisch en medisch-ethisch was getoetst (ibid.). Daarentegen werden de geuite zorgen niet voorgelegd aan de raad van bestuur en werden andere belangrijke gremia niet geïnformeerd (ibid.). Het contract tussen het VUmc en Eyeworks werd op 17 januari 2012 getekend.

3. Methoden

De onderzoeksopzet van dit onderzoek, de reconstructie van het besluitvormingsproces van het televisieprogramma ‘24 uur: tussen leven en dood’, is een case study. Er wordt namelijk gedetailleerd onderzoek gedaan naar een bepaalde casus (Bryman 2012: 66). Bij dit onderzoek ligt de focus op het besluitvormingsproces binnen het VUmc. Daarnaast kan deze case study beschouwd worden als een critical case study omdat er een specifieke casus wordt getoetst aan de hand van een uitgewerkt model. In dit geval is dat het model voor morele besluitvorming zoals beschreven in Professionele

Ethiek (Van Es 2015). Om het besluitvormingsproces van het programma ‘24 uur: tussen leven en dood’ te onderzoeken wordt er op kwalitatieve wijze onderzoek gedaan. Dit wordt gedaan door kwalitatieve interviews af te nemen bij de betrokkenen. Bij kwalitatief onderzoek ligt de nadruk dan ook op het veralgemeniseren van de perspectieven van de geïnterviewden (idem: 470). De aanpak van kwalitatief onderzoek is ook minder gestructureerd dan bij kwantitatief onderzoek. Zo wordt er bij het afnemen van interviews voor kwalitatief onderzoek al dan niet gebruik gemaakt van een onderwerpenlijst of een lijst met een aantal vragen die aan de geïnterviewde worden voorgelegd (ibid.). Het is dan ook belangrijk om gedurende het interview door te vragen op hetgeen er wordt gezegd. Door dit te doen komen de diepere gedachten en denkbeelden van de geïnterviewde naar voren, waardoor er meer informatie wordt vergaard over het desbetreffende onderwerp (ibid.). Voor dit onderzoek wordt er, meer specifiek, gebruik gemaakt van semigestructureerde interviews. Bij deze vorm van kwalitatief onderzoek wordt er voor het interview gebruikt gemaakt van een lijst met te bespreken onderwerpen of vragen (idem: 471). De geïnterviewde heeft een grote mate van vrijheid in de beantwoording van de vragen (ibid.). Hierdoor wordt het voor de interviewer ook mogelijk om door te vragen en diepere inzichten te verkrijgen in het onderwerp. Er wordt gebruik gemaakt van deze methode omdat het hierdoor mogelijk is om zoveel mogelijk

(9)

Verschillende betrokkenen zijn voor het onderzoek geïnterviewd. Allereerst zijn Bas Haan en Mariëlle Tweebeeke geïnterviewd. Zij hebben beiden vanuit actualiteitenrubriek Nieuwsuur

onderzoek gedaan naar de casus. Daarnaast zijn klinisch-ethicus van het medisch centrum van de Erasmus Universiteit (Erasmus MC), Erwin Kompanje, en medisch-ethicus van het Erasmus MC, Gert van Dijk, geïnterviewd vanwege hun kennis over ethische vraagstukken in de gezondheidszorg. Tot slot zijn Wim Stalman en Wouter van Ewijk geïnterviewd aangezien zij destijds respectievelijk vicevoorzitter en bestuurslid van het VUmc waren.

4. Theoretisch kader

Om het proces van morele besluitvorming op een goede wijze te reconstrueren, wordt er gebruik gemaakt van het model voor morele besluitvorming zoals uiteengezet in het boek Professionele

Ethiek (2018). De drie verschillende fasen van het morele besluitvormingsproces worden uitgebreid

behandeld om uiteindelijk een zo volledig mogelijke reconstructie te kunnen maken. Dit zijn de beeldvormende, oordeelvormende en besluitvormende fase (idem: 154). Bij iedere fase in dit model wordt er een andere morele basisvraag gesteld, om vanuit verschillende invalshoeken naar de casus te kijken. De volgende vragen worden per fase gesteld (ibid.).:

- Beeldvormende fase: Wat is er moreel aan deze kwestie?

- Oordeelvormende fase: Hoe kun je vanuit de ethiek naar deze kwestie kijken? - Besluitvormende fase: Waar sta ik in deze morele kwestie?

Aan de hand van het model wordt er uiteindelijk een moreel standpunt geformuleerd. Om tot dat morele standpunt te komen wordt de morele kwestie tussen de verschillende fases ook aangescherpt (idem: 165). Als uit de beeldvormende fase is gebleken wat er moreel is aan de kwestie, wordt de morele kwestie voor het eerst geformuleerd (ibid.). Daarna komt de oordeelvormende fase waarin er vanuit de ethiek naar de kwestie wordt gekeken. Aan de hand daarvan wordt de morele kwestie aangescherpt (ibid.). Tot slot wordt er naar de besluitvormende fase gekeken, om vervolgens het morele standpunt over de kwestie te formuleren (ibid.).

4.1 – De beeldvormende fase

De eerste fase die aan bod komt is de beeldvormende fase. In deze fase wordt er gekeken wat er moreel is aan de kwestie die voor handen ligt. Deze fase bestaat uit verschillende onderdelen.

(10)

Morele intuïtie

Allereerst wordt de morele intuïtie bij de kwestie in kaart gebracht en vervolgens de feiten en de stakeholders. Daarna wordt er nagegaan welke waarden er in het geding zijn, om ten slotte de morele kwestie voor het eerst te formuleren (idem: 167). Bij morele intuïtie speelt het gevoel een grote rol (idem: 169). Volgens Nussbaum is hier ook een belangrijke rol weggelegd voor emoties; die zorgen ervoor dat de situatie morele vragen oproept bij iemand (ibid.). De morele intuïtie zorgt er dus voor dat een bepaalde casus morele vragen bij mensen oproept.

Feitenrelaas en stakeholders

Nu de desbetreffende casus heeft geleid tot bepaalde morele intuïties, moet het duidelijk worden wat de feiten omtrent de casus zijn en wie er bij betrokken zijn. Het feitenrelaas bestaat uit verschillende onderdelen. Allereerst is het belangrijk om zoveel mogelijk over de casus te weten te komen. Dit kan veelal door het stellen van de klassieke journalistieke vragen: wie deed wat? Wanneer en waar? Waarmee en op welke wijze? En waarom? (idem: 172). Om vervolgens een volledig beeld te krijgen van de casus, worden de vragen uitgediept. Zo wordt er onderzocht hoe er door anderen op de casus wordt gereageerd en in welke omstandigheden het plaats vond (ibid.).

Daarnaast wordt in kaart gebracht welke informatie er ontbreekt (ibid.). Naast het feitenrelaas moeten de stakeholders ook belicht worden. Het concept kan als volgt omschreven worden (ibid).:

‘‘Allen die er belang bij hebben dat een organisatie of situatie in stand blijft of niet tot stand komt.’’

Om erachter te komen wie de stakeholders zijn, is het belangrijk om de centrale actor te bepalen. Als er onderzoek naar organisaties wordt gedaan, is de desbetreffende organisatie de centrale actor (ibid.). Dit is van belang om te weten omdat je aan de hand daarvan kan nagaan wie de stakeholders zijn. Tussen de stakeholders zit er ook een verschil in de mate van invloed die zij binnen de

organisatie hebben. Grofweg gezien kan er onderscheid gemaakt worden tussen drie soorten stakeholders (idem: 173): - Primaire stakeholders - Secundaire stakeholders - Tertiaire stakeholders

De rangorde van de soorten stakeholders bepaalt ook hoe veel invloed een stakeholder heeft binnen de organisatie. Zo hebben de primaire stakeholders rechtstreeks invloed op de organisatie, zijn de secundaire stakeholders indirect betrokken bij de organisatie en zijn de tertiaire stakeholders alleen

(11)

in bepaalde situaties betrokken bij de organisatie (ibid.). De mate van betrokkenheid van stakeholders verschilt dus ook per casus.

Waardendomeinen

Bij de beeldvormende fase van een morele kwestie is het tevens van belang om erachter te komen welke morele waarden er meespelen. Hierin wordt er een onderscheid gemaakt tussen vier verschillende zogeheten waardendomeinen (idem: 175):

- Persoonlijke waarden - Professionele waarden - Organisationele waarden - Publieke waarden

Allereerst zijn er persoonlijke waarden. Deze zijn te achterhalen door te kijken naar de eerste reactie die iemand geeft op moreel gevoelige beslissingen (ibid.). Het gaat hierbij dus om de impulsieve reactie van iemand op een bepaalde kwestie.

Ten tweede is er het domein van professionele waarden. Dit zijn waarden die inherent zijn aan het goed uitoefenen van een beroep (idem: 176). Het gaat hierbij dus om waarden die in een bepaald vakgebied van belang zijn. Deze waarden komen bijvoorbeeld tot uitdrukking in bepaalde codes en standaarden voor beroepen (ibid.).

Het derde waardendomein is het organisationele waardendomein dat uit verschillende onderdelen bestaat. Het betreft de waarden die een organisatie belangrijk en nastrevenswaardig vindt. Zo zijn er bedrijfsmatige, zakelijke waarden die voor een gezond voortbestaan van de

organisatie moeten zorgen (idem: 177). Ook zijn er vakinhoudelijke waarden die betrekking hebben op de eigen medewerkers en op hetgeen een organisatie te bieden heeft (ibid.). Hierbij is het belangrijk dat de kwaliteit van de aangeboden dienst goed is (kwaliteit), dat er voldoende van beschikbaar is (kwantiteit) en dat de afnemers er positief over zijn (klanttevredenheid) (ibid.). Tevens is het van belang dat de medewerkers vakbekwaam zijn, dat er voldoende medewerkers zijn en dat zij zich voor de organisatie inzetten en loyaal zijn aan de organisatie (ibid.). Het laatste onderdeel heeft betrekking op maatschappelijke waarden. Deze waarden laten zien in welke mate een organisatie zich inzet om een bijdrage te leveren aan de maatschappij (idem: 178). Als dit gebeurt spreekt men ook wel van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) (ibid.). Tot slot zijn er de publieke waarden. Dit zijn de waarden die een samenleving als geheel belangrijk en

(12)

komt door de meest invloedrijke groepen in de samenleving (ibid.). Ook in dit domein wordt er onderscheid gemaakt tussen twee verschillende soorten groepen van waarden. Allereerst zijn er de basisvoorzieningen, zoals zorg, voedsel, en onderdak (ibid.). De tweede groep met waarden heeft betrekking op rechtvaardigheid (ibid.). Hier kan het over verdelende rechtvaardigheid gaan als schaarse goederen verdeeld moeten worden onder mensen, en over vergeldende rechtvaardigheid als het moreel-juridische overtredingen betreft (ibid.). Door middel van het publieke debat worden de publieke waarden in een samenleving gevormd.

Als de vier verschillende waardendomeinen worden samengevoegd ontstaat er een ‘Ruit van waarden’. Door deze ruit krijgt ieder waardendomein een plek toebedeeld en wordt het inzichtelijk welke waarden er bij een bepaalde morele kwestie meespelen. De beeldvormende fase van het proces van morele besluitvorming zorgt er dus voor dat er een helder beeld wordt geschetst van de morele kwestie die voor handen ligt. Allereerst worden alle feiten bekend, vervolgens wordt duidelijk welke actoren – stakeholders – betrokken zijn bij de kwestie en tot slot wordt door middel van de ‘Ruit van waarden’, zoals te zien in figuur 1, duidelijk welke waarden er in het spel zijn en wellicht met elkaar conflicteren. Hieruit vloeit de eerste formulering van de morele kwestie voort.

Door de ‘Ruit van waarden’ wordt het inzichtelijk welke waarden er meespelen bij de morele kwestie. Naast deze waardendomeinen is het ook van belang om te kijken naar de core practice van een organisatie. Om te weten wat de core practice van een organisatie is, moet allereerst uitgelegd

worden wat practice is.

Een practice kan omschreven worden als een complexe activiteit waarmee vaardigheden worden ontwikkeld die inherent zijn aan de uitoefening van die activiteit, waardoor een persoon of organisatie zich in die activiteit kan ontplooien. Het doel is intrinsiek; namelijk beter worden in die bepaalde activiteit. De core practice is dan ook de belangrijkste activiteit van de organisatie; het is de kern ervan. De core practice van een organisatie kan dus ook worden gezien als de kerntaak van de organisatie. Door te achterhalen wat de kerntaak van de organisatie is, wordt het ook duidelijk welke waarden daarmee het meest samenhangen.

(13)

Figuur 1.

4.2 – De oordeelvormende fase

De tweede fase van het model is de oordeelvormende fase. In deze fase wordt in kaart gebracht hoe er naar de morele kwestie kan worden gekeken vanuit de ethiek. Dit kan vanuit drie verschillende invalshoeken (idem: 183):

- Perspectief van de deugden - Perspectief van de beginselen - Perspectief van de gevolgen

Deugden

Bij het perspectief van de deugden staat het karakter van iemand, en in dit geval van een organisatie, centraal. Het gaat er dus om hoe een organisatie wil zijn en dus niet om wat de juiste handeling is (Van Hees et al. 2014: 184). De gedachte achter dit perspectief is dat een goede handeling voortvloeit uit een goed karakter (ibid.). Een organisatie zou namelijk wel deugdzaam kunnen handelen omdat dat op dat moment voordelig is, zonder dat de organisatie van zichzelf deugdzaam hoeft te zijn.

(14)

Binnen het perspectief van de deugden wordt er ook nog een onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten deugden (Van Es 2015: 186):

- Deugden van rechtvaardigheid - Deugden van zorg

- Deugden van zelfvorming

Er kan dus worden nagegaan welke afwegingen er op basis van deze deugden worden gemaakt door de centrale actor. Bij de deugden van rechtvaardigheid gaat het om het vertonen van algemeen moreel gedrag (ibid.). De rode draad bij deugden van rechtvaardigheid is neutraliteit, bijvoorbeeld oprechtheid (ibid.). Bij de deugden van zorg gaat het om geluk en welzijn van de mens (ibid.). Het overkoepelende thema daarvan is verbondenheid, met als voorbeeld liefdadigheid (ibid.). Tot slot zijn er deugden van zelfvorming, waarbij het gaat om de ontwikkeling van een eigen persoonlijkheid, in dit geval van de organisatie (ibid.). Het leidmotief is hier persoonlijke verantwoordelijkheid, met als voorbeeld leergierigheid (ibid.).

Naast bovenstaande deugden wordt er in Moore (2017) nog een belangrijke overkoepelende deugd omschreven voor organisaties: practical wisdom. Deze overkoepelende deugd wordt als belangrijkste deugd gezien, omdat het aangeeft welke deugd in een bepaalde situatie voorrang moet hebben op andere deugden (idem: 125). Practical wisdom zorgt dus voor een ordening van de relevantie van deugden in een bepaalde casus.

Beginselen

Bij het perspectief van de beginselen is het belangrijk om na te gaan welke beginselen er in het spel zijn bij de morele kwestie (Van Es 2015: 192). Het handelen van iemand wordt beoordeeld op basis van het voorgeschreven handelen (ibid.). Er is hierbij dus sprake van goed handelen als dat handelen in lijn ligt met bepaalde morele principes (Van Hees et al. 2014: 113). Afgeleiden van beginselen zijn rechten en plichten. Het basisprincipe achter plichten is afkomstig van Immanuel Kant. Hij stelt met zijn categorische imperatief dat iemand altijd moet handelen volgens de principes waarvan diegene wil dat het een universeel en algemeen geldende wet zou zijn, zonder dat daar uitzonderingen op mogelijk zijn (idem: 119). Naast het basisidee achter plichten is er ook het basisidee achter rechten. Dit idee heeft betrekking op de bescherming van het individu (Van Es 2015: 192). Belangrijke onderliggende principes daarbij zijn de menselijke waardigheid en

(15)

politieke gelijkwaardigheid (idem: 194). Deze rechten kunnen regionaal van toepassing zijn, bijvoorbeeld binnen een vakgebied, of universeel, bijvoorbeeld mensenrechten (ibid.).

Gevolgen

Het laatste perspectief van waaruit je naar een morele kwestie kunt kijken is het perspectief van de gevolgen. Bij dit perspectief wordt er naar de gevolgen van het handelen gekeken. Het is hierbij van belang dat er wordt nagegaan wat de positieve en negatieve gevolgen van een bepaalde handeling zijn (idem: 196.). De gevolgenethiek wordt ook wel utilisme genoemd. Dit gaat terug naar het idee van Jeremy Bentham die utiliteit omschreef als het stimuleren van geluk en het vermijden van pijn (idem: 197). Een handeling moest volgens hem dus zoveel mogelijk utiliteit (nut) opleveren en er moet altijd gestreefd worden naar het vergroten van die utiliteit (ibid.). Een samenleving moet volgens het perspectief van de gevolgen dus altijd streven naar zoveel mogelijk geluk voor zoveel

mogelijk mensen.

Aangezien John Stuart Mill van mening is dat het grootste geluk voor het grootste aantal mensen niet mag zorgen voor de tirannie van de meerderheid, maakt hij een onderscheid in het perspectief van de gevolgen (ibid.):

- Regelutilisme - Actutilisme

Volgens het regelutilisme moet er altijd gekozen worden voor de handeling die in globaal opzicht het meeste nut oplevert voor de meeste mensen, terwijl er volgens het actutilisme altijd gekozen moet worden voor de handeling die in een specifieke context het meeste nut oplevert voor de betrokkenen (ibid.).

Cirkel van ethische perspectieven

In de oordeelvormende fase is uiteengezet vanuit welk perspectief er naar een morele kwestie kan worden gekeken: vanuit het perspectief van de deugden, de beginselen en de gevolgen. Vanuit die drie perspectieven kan in kaart worden gebracht wat de redenen zijn om iets al dan niet te doen. Als er vanuit de deugden naar de kwestie wordt gekeken is het van belang om na te gaan of iets billijk, zorgvuldig of zorgzaam is gedaan (idem: 304). Als de morele kwestie vanuit het perspectief van de beginselen wordt bekeken is het belangrijk om vast te stellen welke principes, plichten en rechten er op het spel staan (ibid.). Tot slot moet er bij het perspectief van de gevolgen worden onderzocht of er is gehandeld vanuit het regelutilisme of vanuit het actutilisme. Dit levert uiteindelijk de ‘Cirkel van

(16)

ethische perspectieven’ op, zoals te zien in figuur 2. Als de morele kwestie vanuit de verschillende perspectieven is bekeken kan de formulering ervan worden aangescherpt.

Figuur 2.

4.3 – De besluitvormende fase

De laatste fase van het proces van morele besluitvorming is de besluitvormende fase. In deze fase wordt er gekeken waar iemand staat in de morele kwestie en waarom. De centrale begrippen hierbij zijn verantwoordelijkheid en identiteit.

Verantwoordelijkheid

Ten eerste is het belangrijk om te weten wat er wordt bedoeld met morele verantwoordelijkheid. Dit houdt in dat een persoon of een organisatie een verplichting heeft tot het rechtvaardigen van eigen gedrag en keuzes (idem: 206). Vanuit de drie perspectieven die in de oordeelvormende fase aan bod zijn gekomen, zijn er drie soorten verantwoordelijkheden te onderscheiden (idem: 208):

- Ontwikkelingsverantwoordelijkheid - Toenaderingsverantwoordelijkheid - Handelingsverantwoordelijkheid

(17)

Bij het perspectief van de deugden hoort ontwikkelingsverantwoordelijkheid. Dit houdt in dat een actor verantwoordelijkheid neemt voor zijn/haar karakter en de ontwikkeling daarvan (ibid.). Morele beslissingen worden daarbij genomen op basis van zelfbewuste identiteitsvorming (ibid.). Dit

betekent dat de ontwikkeling van de actor tot stand komt door naar anderen te luisteren, dat te begrijpen en het vervolgens te interpreteren. Als actor redeneer je dus vanuit jezelf (ibid.). Daarnaast is er toenaderingsverantwoordelijkheid, die voortkomt uit het perspectief van de beginselen. Dit betekent dat een actor luistert naar de morele overtuigingen van de ander en die respecteert, maar tegelijkertijd ook persoonlijke, morele overtuigingen kenbaar maakt (ibid.). Morele beslissingen worden genomen op basis van reciprociteit (ibid.). Hierbij gaat het dus om het zoeken van toenadering met de ander. Als actor redeneer je dus zowel vanuit jezelf als vanuit de ander. Tot slot vloeit handelingsverantwoordelijkheid voort uit het perspectief van de gevolgen. Dit betekent dat de actor verantwoordelijk is voor de effecten die zijn/haar handelen heeft op anderen (ibid.). Morele beslissingen worden genomen op basis van de positieve en negatieve gevolgen die het handelen kunnen bewerkstelligen (ibid.). Een actor is altijd verantwoordelijk voor de effecten van zijn/haar handelen, ook als er medeverantwoordelijken in het spel zijn. Als actor redeneer je dus

vanuit de ander.

Identiteit

Bij identiteit gaat het om het ontwikkelen van een eigen levensverhaal. Ook hierbij zijn er verschillende aspecten van elkaar te onderscheiden voor organisaties (idem: 302):

- Identiteit naar karakter - Identiteit naar aspiratie - Identiteit naar commitment

Allereerst is karakter een aspect van identiteit. Het karakter van een organisatie komt onder andere voor in de missie en de strategie. Op organisationeel gebied houdt dit in dat de organisatie op de hoogte is van zijn/haar eigen missie en organisatiecultuur en dat de desbetreffende organisatie daar ook naar handelt (ibid.). Ook de concepten organizational culture en organizational character zoals behandeld in Moore (2017) hebben betrekking op het karakter van een organisatie, maar ze verschillen wel van elkaar. De organizational culture van een organisatie heeft betrekking op de waarden die een organisatie nastrevenswaardig vindt, met als doestelling een succesvolle(re) organisatie creëren (idem: 131). Daarnaast is er het concept organzational character, dat betrekking

(18)

heeft op de kern van een organisatie en bestaat uit deugden die door de jaren heen zijn ontwikkeld door de organisatie (idem: 131-132). Hierbij ligt de focus niet op een succesvolle organisatie, maar op het verbeteren van de core practice van de organisatie.

Ook aspiratie is een aspect van identiteit. Met de aspiraties van een organisatie wordt er vaak gedoeld op hetgeen een organisatie nastrevenswaardig vindt en nog wil bereiken (idem: 222). De organisatie heeft dan een bewuste visie en een duidelijk beeld waar het heen wil gaan in de toekomst

(idem: 302).

Het laatste aspect van identiteit is commitment. Dit raakt aan de kern van de organisatie, namelijk waar het hart van een organisatie ligt en op welke aspecten van identiteit en

verantwoordelijkheid dat betrekking heeft (ibid.). Bij dit aspect van identiteit wordt er als het ware naar het grotere plaatje van het besluitvormingsproces gekeken, omdat het zowel betrekking heeft op de identiteit als op de verantwoordelijkheid van een organisatie. Samengenomen leveren het karakter en de ontwikkeling van een organisatie de ‘Zandloper van identiteitsbepaling’ op, zoals te zien in figuur 3.

Figuur 3.

5. Analyse

Het model voor morele besluitvorming is uiteengezet, waardoor het kan worden toegespitst op de specifieke casus: het besluitvormingsproces van het televisieprogramma ‘24 uur: tussen leven en dood’.

(19)

5.1 – De beeldvormende fase

In de beeldvormende fase van de analyse komt allereerst de morele intuïtie aan bod. Daarna komen het feitenrelaas en de relevante stakeholders aan bod om tot slot na te gaan welke waarden er in het geding zijn bij deze casus.

Morele intuïtie

Zoals uit de introductie bleek, zorgde het programma ‘24 uur: tussen leven en dood’ voor veel ophef in de media. Naar aanleiding van een binnengekomen klacht bij het VUmc is het programma ter discussie gesteld in de media. Doordat een patiënt in het tijdschrift van de VU zijn verhaal deed, heeft actualiteitenrubriek Nieuwsuur deze klacht aangegrepen om onderzoek te doen naar het desbetreffende programma (VUmc 2012: 7). Dit heeft ertoe geleid dat Nieuwsuur meerdere

uitzendingen over de totstandkoming van het programma heeft gemaakt, waardoor andere media er ook aandacht aan hebben besteed. Hierdoor kwamen er uit verschillende hoeken kritische geluiden naar boven en werden er vraagtekens geplaatst bij het programma. De eerste kritische geluiden kwamen dus vanuit Nieuwsuur. Mariëlle Tweebeeke, presentatrice van Nieuwsuur, bevestigt dat het programma vragen opriep in de media. Zo geeft zij aan dat het haar nog steeds verbaast dat een dergelijke organisatie als het VUmc in eerste instantie niet inzag dat het programma tot kritische vragen zou leiden bij zowel media als publiek (Tweebeeke 2018). Ook medisch-ethicus bij het Erasmus MC, Gert van Dijk, plaatste vraagtekens bij het programma toen het hem destijds ter ore kwam. Zo vond hij het onbegrijpelijk dat medewerkers van Eyeworks zonder toestemming van patiënten mee konden kijken en luisteren op de spoedeisende hulp van het VUmc (Van Dijk 2018). Daarnaast geeft klinisch-ethicus van het Erasmus MC, Erwin Kompanje, aan dat het programma destijds ook bij hem vragen opriep (Kompanje 2018). De eerste indruk van het programma roept bij de verschillende media en specialisten op medisch-ethisch gebied dus vragen op over de deugdelijkheid van het programma. Bij sommigen leidt het zelfs tot enige

verontwaardiging.

Feitenrelaas en stakeholders

Voor het feitenrelaas is het belangrijk om naar de uitgewerkte casus te kijken en antwoord te geven op de journalistieke vragen zoals geformuleerd in het theoretisch kader. Hieruit komt naar voren dat Eyeworks de dienst Communicatie van het VUmc heeft benaderd voor een televisieprogramma over de SEH. Uit het rapport komt tevens naar voren dat de dienst Communicatie redelijk autonoom heeft gehandeld in deze casus. Dit blijkt ook uit gesprekken die met betrokkenen zijn gevoerd voor dit onderzoek. Zo geven zowel Wim Stalman als Wouter van Ewijk aan dat de dienst Communicatie van het VUmc onder het takenpakket van de bestuursvoorzitter van het VUmc, destijds Elmer Mulder, viel

(20)

Daarnaast kan de heer van Ewijk zich niet herinneren dat de kwestie in de vergadering met de raad van bestuur is besproken (Van Ewijk 2018). De heer Stalman geeft echter aan dat het wel

besproken is, maar dat het niet uitgebreid aan bod is gekomen (Stalman 2018). Verder zegt de heer Stalman (2018) dat er een toestemmingsverzoek in de raad van bestuur moet zijn gekomen waarmee zij akkoord zijn gegaan, omdat de raad van bestuur integraal verantwoordelijk is. Echter, de dienst Communicatie van het VUmc heeft het contract met Eyeworks ondertekend waardoor het besluit uiteindelijk niet door de raad van bestuur is genomen, maar door de dienst Communicatie (VUmc 2012: 5). Dit is op deze manier gelopen omdat de raad van bestuur de verantwoordelijkheid naar een lager bestuursniveau had gemandateerd (ibid.). De heer Stalman (2018) bevestigt dit en geeft aan dat er destijds grote onderwerpen speelden bij het VUmc die veel aandacht vroegen, waardoor andere onderwerpen minder aan bod kwamen:

‘‘Als er veel grote onderwerpen tegelijk spelen ga je meer leunen op de mensen onder je in een organisatie.’’

De kwestie heeft de raad van bestuur gedeeltelijk bereikt, maar het is onduidelijk in welke mate dit is gebeurd en in hoeverre de leden van de raad van bestuur er daadwerkelijk iets over te zeggen hebben gehad.

Om erachter te komen wie de stakeholders zijn moet de centrale actor worden bepaald. In deze casus is de centrale actor het VUmc. Het VUmc is de centrale actor omdat dit de organisatie is waar

onderzoek naar wordt gedaan. De primaire stakeholders bij deze casus zijn de actoren die direct bepalend zijn voor en direct betrokken zijn bij het VUmc in deze casus. In dit geval zijn de primaire stakeholders de dienst Communicatie van het VUmc, de leidinggevenden en medewerkers van de SEH, de raad van bestuur en de patiënten. De secundaire stakeholders zijn de actoren die indirect bepalend zijn voor en indirect betrokken zijn bij het VUmc in deze kwestie. In deze casus is productiemaatschappij Eyeworks dus de secundaire stakeholder. Tot slot zijn er ook nog tertiaire stakeholders, de actoren die op afstand staan van het VUmc, maar in deze casus meebepalend zijn. In dit geval zijn de verschillende media die aandacht aan de casus hebben besteed de tertiaire stakeholders.

Waardendomein

Met het VUmc als centrale actor wordt er nagegaan welke waarden er in het geding zijn bij de kwestie. Het eerste waardendomein betreft de persoonlijke waarden. Voor de persoonlijke waarden

(21)

kan er naar de dienst Communicatie gekeken worden, omdat zij uiteindelijk de beslissing hebben genomen om het programma met Eyeworks te maken. Uit de interviews met de oud-bestuurders van het VUmc komt naar voren dat de dienst Communicatie wilde laten zien wat voor zorg er op de SEH van het VUmc werd geleverd (Stalman 2018; Van Ewijk 2018). Zij geven daarbij aan dat de dienst Communicatie goede intenties had en naar eer en geweten heeft gehandeld (ibid.). Ook Van Dijk (2018) gelooft dat ze integer hebben willen handelen. Eén van de waarden die bij de dienst Communicatie heeft meegespeeld is integriteit.

Het tweede waardendomein betreft professionele waarden. Hierbij zijn er verschillende waarden in het spel. Aangezien de centrale actor een ziekenhuis is, kan er voor professionele

waarden worden gekeken naar beroepscodes voor verpleegkundigen en artsen. Bij verpleegkundigen staat de zorgverlening van de verzorgende centraal, krijgt de verzorgende volledige informatie over de gang van zaken, wordt er zorgvuldig omgegaan met vertrouwelijk informatie, wordt de

verzorgende beschermd tegen schadelijk gedrag van samenwerkingspartners en draagt de

zorgverlener bij aan de ontwikkeling van de organisatie (CGMV vakorganisatie voor christenen et al. 2015). Evenals dat een arts de patiënt bij de besluitvorming betrekt, zwijgplicht en beroepsgeheim

heeft (KNMG 2013).

Daarnaast is er het domein van de organisationele waarden. Deze waarden staan beschreven in de strategie, missie en kerntaken van het VUmc. Zo zijn de zakelijke waarden van het VUmc onder andere schaalvergroting, waardoor kerntaken op goede wijze kunnen worden uitgevoerd en er ruimte is voor innovatie (VUmc 2018). De vakinhoudelijke waarden zijn geformuleerd in de

kernwaarden van het ziekenhuis: betrokkenheid, zorgvuldigheid en ambitie (ibid.). Hiermee wil het VUmc bijdragen aan de kwaliteit van de gezondheidszorg en het welzijn van de patiënten (ibid.). Waarden die eveneens voor de medewerkers van het ziekenhuis gelden. Tevens wil het VUmc een bijdrage leveren aan de maatschappij door hoogwaardig wetenschappelijk onderzoek en onderwijs te

faciliteren (ibid.).

Verder zijn er de publieke waarden. Basisvoorzieningen en burgerrechten zouden hier als publieke waarden gezien kunnen worden. Dit wordt ook bevestigd door onderzoeksjournalist Bas Haan, die onderzoek heeft gedaan naar de casus. Hij geeft aan dat patiënten naar een spoedeisende hulp komen om geholpen te worden, waarbij de rechten van de patiënt en het recht op

gezondheidszorg van essentieel belang zijn (Haan 2018). Dat de rechten van burgers voorop moeten staan wordt door alle respondenten beaamd (Kompanje 2018; Van Dijk 2018; Stalman 2018; Van Ewijk 2018).

(22)

Tot slot is het van belang om de core practice, de belangrijkste activiteit, van het VUmc vast te stellen. Op de website van het VUmc wordt de zorg voor patiënten in combinatie met wetenschappelijk onderzoek als belangrijkste kerntaak omschreven. Dat patiëntenzorg tot de kerntaak van het

ziekenhuis behoort wordt tevens beaamt door de respondenten (Kompanje 2018; Stalman 2018; Van Ewijk 2018).

Nu de casus in beeld is gebracht kan de morele kwestie voor het eerst worden geformuleerd:

Is het moreel verdedigbaar dat het VUmc meewerkt aan de productie van een televisieprogramma over de spoedeisende hulp?

5.2 – De oordeelvormende fase

De casus is in beeld gebracht en de morele kwestie is geformuleerd, zodat er nu vanuit de verschillende ethische perspectieven naar de kwestie kan worden gekeken.

Deugden

Allereerst vanuit de deugd van rechtvaardigheid. Vanuit deze deugd heeft het VUmc overwogen om het programma te maken omdat zij een oprecht en eerlijk beeld wilde neerzetten van het werk op de spoedeisende hulp (Stalman 2018). Ook Erwin Kompanje (2018) geeft aan dat het rechtvaardigen van de werkzaamheden van een ziekenhuis, door de samenleving te informeren via de maak van een oprecht televisieprogramma, een overweging kan zijn geweest van het VUmc om het programma te

maken.

Daarnaast is er de deugd van zorg. Deze deugd heeft vanzelfsprekend betrekking op een organisatie als het VUmc omdat zorg voor patiënten één van de kerntaken is van het ziekenhuis. Zo geeft oud-bestuurslid Wouter van Ewijk (2018) ook aan dat het belang van de patiënt altijd centraal moet staan. Verder zegt Erwin Kompanje dat het de plicht is van een ziekenhuis om goede zorg te verlenen en daarin de privacy van de patiënt te bewaken (Kompanje 2018). Waar het VUmc aan de ene kant de samenleving wilde informeren en inzicht wilde geven in de werkzaamheden op de SEH, wilde het ziekenhuis tevens laten zien dat de geleverde zorg van goede kwaliteit is (Stalman 2018). Ook vertellen Bas Haan en Mariëlle Tweebeeke dat de betrokkenen vanuit het VUmc ervan overtuigd waren dat ze met het programma een mooi product naar buiten zouden brengen (Haan en

Tweebeeke 2018).

Tot slot is er de deugd van zelfvorming. Deze deugd speelde ook mee bij het VUmc. Zo geeft Wim Stalman aan dat er in de tijd dat het programma werd gemaakt een cultuur heerste van interne

(23)

verantwoordelijkheid en dat het VUmc met de maak van het programma een stap wilde zetten door de werkzaamheden ook extern te verantwoorden door het aan de samenleving te tonen (Stalman 2018). Hij plaatst wel een kanttekening bij deze ontwikkeling. Zo zegt hij dat het VUmc vanuit haar Christelijke oorsprong een ‘sobere’ achtergrond heeft en dat de maak van het televisieprogramma een te radicale sprong is geweest (Stalman 2018).

Gelet op bovenstaande deugden kan er vanuit het concept practical wisdom worden gesteld dat de deugd van zorg in deze casus leidend moet zijn, aangezien de respondenten aangeven dat de zorg voor patiënten centraal moet staan in het ziekenhuis, en dus ook bij het VUmc.

Beginselen

Vanuit het perspectief van de beginselen moet er nagegaan worden welke rechten en plichten er in het geding zijn bij de morele kwestie. Eén van de plichten die meespeelt bij deze kwestie is de zorg voor patiënten. Zo beschrijft het VUmc op haar website dat patiëntenzorg tot één van de kerntaken van het ziekenhuis behoort (VUmc 2018). Dat wordt ook bevestigd door Wouter van Ewijk (2018):

‘‘Het belang van de patiënt moet altijd voorop staan, dat is geen keuze.’’

Medisch-ethicus Gert van Dijk geeft ook aan dat een ziekenhuis transparant moet zijn over de gang van zaken, maar dat dit wel op gespannen voet staat met het belang van de patiënten (Van Dijk 2018). Ook Erwin Kompanje geeft aan dat het informeren van de samenleving hierover belangrijk is, maar dat dat ook op andere wijze kan plaatsvinden dan het filmen op de SEH (Kompanje 2018). Verder vertelt Wim Stalman (2018) dat transparantie voor het VUmc ook een reden is geweest om het programma te maken. Vanuit dat beginsel wilde het VUmc aan de maatschappij laten zien dat er goede zorg werd verleend en dat het ziekenhuis geen ivoren toren is. Echter, er wordt door andere respondenten getwijfeld of dat beginsel de hoofdreden was om het programma te maken, of dat er ook andere overwegingen hebben meegespeeld destijds (Kompanje 2018; Van Dijk 2018; Van Ewijk 2018).

Daarnaast spelen er ook bepaalde rechten mee. Zo wordt door alle geïnterviewden benadrukt dat het recht op privacy meespeelt (Haan en Tweebeeke 2018; Kompanje 2018; Stalman; Van Ewijk 2018; Van Dijk 2018). Daarnaast spelen er zowel lokale rechten mee zoals het beroepsgeheim, maar ook universele rechten zoals het recht op privacy en lichamelijke integriteit

(Kompanje 2018; Haan en Tweebeeke 2018). Alle geïnterviewden geven aan dat deze rechten niet goed genoeg in overweging zijn genomen in de beoordeling om het programma te maken. Zo zegt Wim Stalman (2018) dat de raad van bestuur onvoldoende is ingelicht en dat ze zelf ook beter hadden

(24)

moeten nagaan of het juridisch wel goed getoetst was. Omdat het juridisch dus niet goed genoeg is getoetst vormden de eerder genoemde rechten echter geen obstakel om het programma te maken.

Gevolgen

Als er vanuit de gevolgen naar de kwestie wordt gekeken komt uit alle interviews naar voren dat het belang van een goed imago een belangrijke reden is geweest voor het VUmc om met Eyeworks in zee te gaan. Tevens zeggen de respondenten dat het VUmc de gevolgen die het programma teweeg heeft gebracht niet heeft kunnen overzien. Daarnaast wordt er aangegeven dat het VUmc er belang bij had om het imago te verbeteren aangezien de Intensive Care (IC) van het ziekenhuis kort voor de maak van het programma negatief in het nieuws was gekomen (Haan en Tweebeeke 2018; Van Dijk 2018; Van Ewijk 2018). Ook Wim Stalman (2018) geeft aan dat dit waarschijnlijk meegespeeld heeft in de overweging om het programma te maken, maar dat dit nooit het hoofddoel van het VUmc is geweest. Herstel van het imago van het VUmc heeft dus meegespeeld in de overweging om het programma te maken. In welke mate dat heeft meegespeeld is alleen onduidelijk. Uit de gesprekken blijkt dat het VUmc vanuit dit perspectief het meest was gericht op het actutilisme.

De overwegingen van het VUmc om het programma te maken zijn duidelijk geworden, waardoor de morele kwestie kan worden aangescherpt:

Is het moreel verdedigbaar dat het VUmc meewerkt aan de productie van een televisieprogramma over de spoedeisende hulp, gelet op het recht op privacy van de patiënt en de informatievoorziening aan het publiek?

5.3 – De besluitvormende fase

Bij de besluitvormende fase wordt er gekeken naar de verantwoordelijkheid van het VUmc enerzijds en naar de identiteit anderzijds. Er wordt nagegaan welke verantwoordelijkheid het VUmc heeft genomen en welke niet. Daarnaast wordt er gekeken hoe het VUmc zich als organisatie heeft ontwikkeld.

Verantwoordelijkheid

Bij ontwikkelingsverantwoordelijkheid wordt er nagegaan of het VUmc zich met de maak van het programma destijds lerend heeft opgesteld en verantwoordelijkheid heeft genomen voor de

ontwikkeling van de organisatie. Volgens Wim Stalman heeft het VUmc deze verantwoordelijkheid op zich genomen omdat het VUmc openheid probeerde te betrachten over de gang van zaken in het ziekenhuis, terwijl er destijds nog een cultuur heerste waarin de verantwoording vooral naar binnen

(25)

was gericht in plaats van naar het publiek (Stalman 2018). Hij geeft tevens aan dat de maak van het programma een nieuwe ervaring was voor het sobere ziekenhuis en dat ze bij het VUmc vonden dat het tijd werd om een stap te zetten in de richting van externe verantwoording (ibid.).

Daarnaast is de toenaderingsverantwoordelijkheid door het VUmc gedeeltelijk genomen. Uit het rapport komt namelijk naar voren dat de dienst Communicatie een informatiebijeenkomst heeft gehouden waarin medewerkers hun zorgen konden uiten over het programma. Tijdens deze

bijeenkomst werden de meeste zorgen weggenomen, maar de overige zorgen werden niet

voorgelegd aan de raad van bestuur (VUmc 2012: 4). Dit wordt tevens bevestigd door bestuurslid Van Ewijk (2018). Verder zegt vicevoorzitter Stalman (2018) dat het belangrijk is om actief na te gaan of mensen binnen de organisatie ergens ongerust of kritisch over zijn (Stalman 2018):

‘‘Het is belangrijk om je alarmsignalen in huis goed te organiseren.’’

Vervolgens zegt hij dat de organisatie van kritische weerwoorden in die tijd nog niet goed genoeg was (ibid.). Dit blijkt uit ook uit het rapport van het VUmc, waarin staat dat belangrijke gremia niet zijn meegenomen in de besluitvorming (VUmc 2012: 4).

De laatste vorm van verantwoordelijkheid is de handelingsverantwoordelijkheid. In het interne rapport staat onder andere dat er geen risicoanalyse is uitgevoerd en dat de werkwijze, afspraken en het contract niet juridisch of medisch-ethisch getoetst zijn (Idem: 5). Ook Wouter van Ewijk (2018) en Wim Stalman (2018) geven aan dat er niet goed getoetst is. Hieruit blijkt dus dat er geen overzicht is gemaakt van de positieve en negatieve gevolgen die de maak van het programma teweeg had kunnen brengen, waardoor er geen verantwoordelijkheid is genomen voor het handelen.

Identiteit

Allereerst wordt er nagegaan of het VUmc heeft gehandeld in lijn met de cultuur van de organisatie. Zowel Wim Stalman als Wouter van Ewijk (2018) zijn het erover eens dat de maak van het

programma niet bij het VUmc paste (Stalman 2018):

‘’Voor ons was dit een compleet nieuwe uitingsvorm.’’

Zoals eerder al is beschreven geeft Stalman (2018) aan dat een dergelijke productie niet bij het sobere karakter van het ziekenhuis past. Ook wordt er aangegeven dat het niet bij de organisatie paste omdat er geen duidelijk beleid was om de missie of organisatiecultuur te veranderen (Van Ewijk 2018). Daarnaast geven Bas Haan (2018) en Erwin Kompanje (2018) aan dat de werelden van artsen

(26)

en televisiemakers ook ver uit elkaar liggen en het dus niet voor de hand ligt om een dergelijke samenwerking op te zetten. Echter, wordt er gekeken naar organizational culture, dan is de ontwikkeling beter te plaatsen bij de organisatie. Publieke waarden, zoals het recht op goede gezondheidszorg, zijn belangrijk voor het VUmc. Uit de gesprekken bleek ook dat ze die zorg wilden tonen aan het publiek om op die manier een goede reputatie neer te zetten. Hieruit kan dus worden opgemaakt dat het VUmc gericht was op het creëren van een succesvolle(re) organisatie. Maar vanuit het organizational charcater van het VUmc past het besluit niet bij het ziekenhuis, omdat de

ontwikkeling van de kernactiviteit van het ziekenhuis niet centraal stond (Kompanje 2018; Van Dijk

2018).

Volgens Wim Stalman paste de productie van het programma dus niet bij de organisatie van destijds, maar lag het wel in de lijn der verwachtingen en aspiraties van het VUmc. Zo geeft hij aan dat het VUmc zich ook richting de samenleving wilde verantwoorden en dat het tijd was om ook aan de buitenwereld te tonen wat voor zorg er werd geleverd (Stalman 2018). Volgens hem paste het dus bij de aspiraties die het VUmc had om meer naar buiten toe te treden. Echter, Wouter van Ewijk (2018) plaatst hierbij wel de kanttekening dat daar nog geen duidelijk beleid voor was ontwikkeld

door het VUmc.

Uit de analyse van de besluitvormende fase komt dus naar voren dat het VUmc een sobere instelling was en dat de maak van het programma in lijn lag met de

ontwikkelingsverantwoordelijkheid die ze voor ogen had, maar niet met de kern van het ziekenhuis. Logischerwijs richtte het VUmc zich bij die ontwikkeling op de aspiraties die zij hadden, om zich meer naar de samenleving toe open te stellen, door middel van de productie van een televisieprogramma.

Het morele standpunt dat voortvloeit uit de besluitvormende fase kan als volgt worden geformuleerd:

Op de vraag of het moreel verdedigbaar is dat het VUmc meewerkt aan de productie van een televisieprogramma over de spoedeisende hulp, gelet op het recht op privacy van de patiënt en de informatievoorziening aan het publiek, is het antwoord vanuit het VUmc: Ja. Het ging daarbij vooral om de verantwoordelijk zichzelf lerend op te stellen, met openheid en imagoverbetering als

(27)

6. Conclusie

Nu het model voor morele besluitvorming is doorlopen kan de balans worden opgemaakt. Er is in deze scriptie onderzoek gedaan naar het morele besluitvormingsproces van het VUmc voor de maak van het televisieprogramma ‘24 uur: tussen leven en dood’. De hoofdvraag van het onderzoek luidde:

Hoe verliep het proces van morele besluitvorming om het televisieprogramma: ‘24 uur: tussen leven en dood’ te maken en hoe wordt er achteraf op teruggekeken?

Door middel van de beeldvormende, oordeelvormende en besluitvormende fase is er gepoogd om te achterhalen hoe het besluitvormingsproces zich heeft voltrokken en welke overwegingen daarin een

rol hebben gespeeld.

In de beeldvormende fase is er gekeken welke actoren een belangrijke rol speelden en welke waarden er bij deze casus in het geding waren. De betrokkenen vanuit het VUmc en de patiënten zijn hierbij de belangrijkste actoren. Daarnaast spelen ook Eyeworks en de media een belangrijke rol in deze casus. Gekeken naar het waardendomein kwam er naar voren dat integriteit tot het persoonlijke waardendomein gerekend kan worden. Daarnaast kunnen de beroepscodes voor verpleegkundigen en artsen tot het professionele waardendomein gerekend konden worden. Bij het organisationele waardendomein hoorden waarden als goede gezondheidszorg, zorg voor de patiënt en hoogwaardig wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. Verder kunnen de rechten van de patiënt en het recht op gezondheidszorg tot het publieke waardendomein gerekend worden. De core practice van het ziekenhuis is de zorg voor patiënten.

In de oordeelvormende fase werd er vanuit de ethiek naar de casus gekeken. Vanuit de deugdethiek speelden er verschillende deugden mee. Gekeken vanuit de deugd van rechtvaardigheid wilde het VUmc een eerlijk en oprecht programma maken over de zorg op de SEH. Daarnaast was de deugd van zorg vanzelfsprekend van toepassing op het VUmc omdat patiëntenzorg tot één van de kerntaken van het ziekenhuis hoort. Met het programma wilde het VUmc die goede kwaliteit zorg inzichtelijk maken. Bij de deugd van zelfvorming wilde het VUmc een stap zetten in de richting van publieke verantwoording, die voor het ziekenhuis nieuw was. Alles overziend zou de deugd van zorg volgens de respondenten leidend moeten zijn in deze casus. Vanuit de beginselen kwam naar voren dat er zowel rechten als plichten meespeelden voor het VUmc, zoals de plicht tot patiëntenzorg. Ook gaven de respondenten aan dat de rechten van de patiënt altijd voorop moeten staan. Dit zijn lokale rechten zoals het medisch beroepsgeheim, maar ook universele rechten zoals het recht op privacy en lichamelijke integriteit. Verder zijn ook de gevolgen in overweging genomen. Uit de gesprekken met de betrokkenen blijkt dat de verbetering van het imago een belangrijke overweging is geweest om het programma te maken. Hierbij ging het ziekenhuis uit van een actutilistisch perspectief.

(28)

In de besluitvormende fase is gebleken dat het VUmc haar ontwikkelingsverantwoordelijkheid heeft genomen omdat ze met de productie van het programma een andere kant wilde laten zien, door meer openheid te betrachten en publieke verantwoording af te leggen. Daarentegen is de toenaderingsverantwoordelijkheid destijds niet genomen. Uit het interne rapport van het VUmc en de gesprekken met de bestuursleden van destijds blijkt dat het ziekenhuis haar beslissingen

onvoldoende heeft gebaseerd op reciprociteit. Tot slot is ook de handelingsverantwoordelijkheid niet goed genoeg in acht genomen door het VUmc omdat het ziekenhuis de gevolgen van het handelen onvoldoende in kaart heeft gebracht toen ze besloten het programma te maken. Tot slot is er nagegaan of de productie van het programma bij de identiteit van het ziekenhuis paste. Zo past het grotendeels niet bij het sobere karakter van het VUmc en was er geen beleid gericht op

verantwoording richting het publiek. Echter, kijkend naar de organizational culture is de productie beter te begrijpen, omdat het VUmc de goede zorg wilde tonen als reden voor meer succes. De productie van het programma past dus wel bij de aspiraties van het ziekenhuis om zich publiekelijk te verantwoorden. Het lag dus niet in lijn met het karakter van het VUmc, maar wel met de aspiraties

van het ziekenhuis.

Daarmee is het besluitvormingsproces doorlopen en in kaart gebracht wat de overwegingen van het VUmc waren om het programma '24 uur: tussen leven en dood' te maken

7. Discussie

Het doel van dit onderzoek was het verkrijgen van inzicht in het morele besluitvormingsproces om het programma ‘24 uur: tussen leven en dood’ te maken. Door het verkrijgen van inzicht is er gepoogd een reconstructie van het morele besluitvormingsproces te maken. In dit onderdeel wordt er ingegaan op het uitgevoerde onderzoek. De verschillende onderdelen van het onderzoek worden besproken om tot een goede reflectie te komen. Hierbij komen ook de beperkingen van het

onderzoek aan bod. Allereerst wordt er naar de resultaten van het onderzoek gekeken. Vanuit elke fase wordt er een opmerkelijke bevinding besproken. Daarna wordt er gereflecteerd op het onderzoek, door in te gaan op de gehanteerde methoden en theorie. Om te beginnen worden de opmerkelijk bevindingen naar voren gebracht. In de beeldvormende fase kwam onder andere naar voren dat de dienst Communicatie van het ziekenhuis vrij autonoom heeft gehandeld en dat de raad van bestuur als geheel nauwelijks betrokken is geweest bij het

besluitvormingsproces. Uit de interviews met de verschillende respondenten bleek eveneens dat zij van mening waren dat de communicatie hieromtrent beter had gemoeten. Vooral omdat het een grote en professionele organisatie betreft. Een andere opmerkelijke bevinding kwam naar voren in de oordeelvormende fase. Hieruit bleek dat de verbetering van het imago van het VUmc één van de

(29)

overwegingen was om het programma te maken. De respondenten gaven hier tevens aan dat imagoverbetering nooit leidend mag zijn bij dergelijke besluiten. De kerntaak van een ziekenhuis is namelijk het leveren van goede gezondheidszorg, waarbij de patiënt centraal moet staan en niet het imago van het ziekenhuis. Tot slot kwam er in de besluitvormende fase duidelijk naar voren dat het VUmc zich wilde ontwikkelen door meer openheid richting de maatschappij te verschaffen. Voor een ziekenhuis met een Christelijke grondslag en een sober karakter is dat een opmerkelijke

ontwikkeling.

Naast de opvallende resultaten wordt er gereflecteerd op de uitvoering van het onderzoek. In dit kwalitatieve onderzoek zijn er vijf semigestructureerde interviews afgenomen met zes

verschillende respondenten. Van deze respondenten kwamen er twee uit de journalistiek, hadden er twee een medisch-ethische achtergrond en waren er twee onderdeel van het bestuur van het VUmc destijds. Doordat er respondenten met verschillende achtergronden zijn geïnterviewd en er gebruik is gemaakt van het interne rapport van het VUmc, is het een betrouwbaar onderzoek. Echter, een beperking bij dit onderdeel is het ontbreken van een aantal belangrijke actoren. Zo konden er geen interviews worden afgenomen met belangrijke betrokkenen vanuit het VUmc destijds, zoals de voorzitter van de raad van bestuur, Elmer Mulder, en de directeur van de dienst Communicatie, Mariet Bolluijt. Daarnaast zijn er ook geen medewerkers van productiemaatschappij Eyeworks geïnterviewd. Omdat de maatschappelijke ophef omtrent dit onderwerp groot is geweest, kan het gevoelig liggen bij de betrokkenen. Dit kan er voor hebben gezorgd dat sommige actoren niet wilden

meewerken aan het onderzoek.

Tot slot wordt er gereflecteerd op de gebruikte theorie. Zo is er voor dit onderzoek gebruik gemaakt van het model voor morele besluitvorming (Van Es 2015), aangevuld met theorie uit Virtue

at Work (Moore 2017). Daarbij is het VUmc als centrale actor is gekozen. Aangezien het model van

Van Es (2015) centraal stond in het onderzoek, is het duidelijk geworden welke argumenten er bij deze casus in de drie verschillende fases meespeelden voor het VUmc. Een beperking hiervan is dat er alleen naar het VUmc als centrale actor is gekeken en niet naar Eyeworks. Ook Eyeworks was een belangrijke actor in deze casus, omdat ze samen betrokken waren bij de productie van het

programma. Het kan een toegevoegde waarde zijn om het besluitvormingsproces in het vervolg ook te doorlopen met Eyeworks als centrale actor. Op deze manier wordt er ook een andere kant van de zaak belicht waardoor er binnen de verschillende fases meer argumenten besproken worden, wat de huidige reconstructie kan aanvullen.

(30)

8. Literatuurlijst

Boon, L. (2012). ''VUmc en RTL stoppen met omstreden realityprogramma''. NRC Handelsblad, 24 februari.

Bryman, A. (2012). Social Research Methods. Oxford: Oxford University Press.

CGMV vakorganisatie voor christenen, CNV Zorg & Welzijn, FNV Zorg & Welzijn, HCF Nederland, NU’91, RMU Sector (2015). Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgenden. Hilversum: Van der Weij Drukkerijen BV.

Eigenraam, A. (2013). ''VUmc en Eyeworks schikken zaak met OM rond tv-programma''. NRC

Handelsblad, 21 juni.

Es, R. van (2018). Professionele Ethiek. Deventer: Kluwer.

Geest, M. van der (2018). ''Ziekenhuizen veel meer kwijt aan schadeclaims na medische fouten''. de

Volkskrant, 22 mei.

Klemann, D., Mertens, H. en Merode, F. van (2018). ''Meer en hogere schadeclaims''. Nederlands

Tijdschrift voor Geneeskunde, 162.

(KNMG) Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (2013).

Gedragsregels voor artsen, Utrecht: Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering

der Geneeskunst.

MacIntyre, A. (2007). After virtue: A study in moral theory. Londen: Duckworth.

Hees, M. van, Nys, T. en Robeyns, I. (2014). Basisboek ethiek. Amsterdam: Boom Amsterdam.

Moore, G. (2017). Virtue at Work. Ethics for Individuals, Managers and Organizations. Oxford: Oxford University Press.

Nieuwsuur (2012). ''Reguliere uitzending''. Nieuwsuur. NOS-NTR. 22 februari 2012, https://www.uitzendinggemist.net/aflevering/52281/Nieuwsuur.html.

(OM) Openbaar Ministerie (2013). ''Transactie voor VUmc en Eyeworks'', https://www.om.nl/vaste onderdelen/zoeken/@31895/transactie-vumc/. Geraadpleegd op 21 mei 2018.

(VUmc) VU medisch centrum (2012). Tv-opnames op de SEH van VUmc: wat is er gebeurd? De

resultaten van het interne onderzoek naar de opnames van het tv-programma ‘24 uur tussen leven en dood. Amsterdam: VU medisch centrum.

VUmc.nl (2005). ''Missie, visie en kerntaken'', https://www.vumc.nl/afdelingen/over-vumc/missie visie-kernwaarden/. Geraadpleegd op 21 juni 2018.

(31)

9. Bijlagen

Interview 1 – Bas Haan (BH) en Mariëlle Tweebeeke (TW), journalisten Nieuwsuur

- 11 juni 2018

TTB: En wat denken jullie dat het belang is geweest van de VU om mee te werken aan een dergelijk

programma? Is dat geweest vanuit publieke interesse of?

MT: Zij wilden laten zien wat voor goed werk er in ziekenhuizen plaats vindt. Zij hebben echt ook

gedacht, en ik geloof ook wel dat dat in beginsel niet met slechte bedoelingen is gebeurd, maar ze hebben gewoon niet gerealiseerd waar dit mis ging. Wat op zichzelf wonderlijk is. Maar zij hebben dit volgens mij ook zo verteld van: wij willen het grote publiek laten zien, wat gebeurt er op een

spoedeisende hulp. Dat dat maatschappelijk relevant zou zijn en dat ze daar ook mee konden laten zien wat voor goed werk ze doen, dus ook PR gewoon.

BH: Er was al een hele hoop maatschappelijke discussie ontstaan, vanaf moment één was het hakken

in het zand. Zeg maar, de publieke verontwaardiging en veroordeling waren ook maximaal. Met andere woorden, dan begrijp je nog dat mensen die daadwerkelijk goede intenties hebben en dat die zich gaan verdedigen. Ho ho ho, wij zijn hier niet bezig geweest met uitbuiting, wij wilden een mooi programma maken. En het begon met die man die daar zelf zei, om wiens dochter het ging, die kreeg te horen van een arts: Ik ga nu eventjes privé met uw dochter praten, want het meisje was in het uitgaanscircuit geweest, dus die benadrukte: nee u mag er niet bij zijn want dit is de

vertrouwelijkheid van de arts en de patiënt. En toen kwam die man erachter dat bij dat

vertrouwelijke gesprek tussen die arts en zijn dochter waar hij niet bij mocht zijn, dat daar wel een heel fucking team van redacteuren zat mee te luisteren. Ja dat kan niet.

TTB: En zijn er volgens jullie inderdaad ook bepaalde waarden echt in het geding geweest, tijdens de

productie van het programma, omdat jullie zeggen, het begint daarvoor natuurlijk al?

MT: Absoluut. Dat is de kern waarom we dit aanhangig hebben gemaakt, omdat we overtuigd waren

dat het niet deugde en we hebben natuurlijk aan alle kanten gelijk gekregen dat het niet deugde. Het mag gewoon niet.

BH: Een extremere inbreuk op privacy kun je bijna niet veroorzaken. MT: Alle rapporten hebben bevestigd wat wij hebben gezegd.

BH: Een mens is op zijn zwakst, vraagt om hulp, omdat ie mogelijk dood gaat en toont daarbij het aller

kwetsbaarste wat ie heeft. Zijn lijf, zijn leven, zijn verslaving, zijn ruzies thuis. Alles komt daar samen. Als je het zo vertelt vind ik het nog steeds verbijsterend.

MT: Ja, ik blijf het ook echt verbijsterend vinden.

TTB: En denken jullie dat het bij de VU past om een dergelijk programma, is dat passend geweest voor

de organisatie?

MT: Ja kijk, ik kan alleen maar zeggen dat je denk ik als ziekenhuis, dat je met zo’n

verantwoordelijkheid en met mensen in kwetsbare posities, dat je had moeten bedenken, ja hoort dat wel bij ons? Maar dat is misschien toch een beetje van, ja dat gaat tegenwoordig zo en met

(32)

misschien mensen op de afdeling voorlichting die teveel als marketingmensen denken. Ja dat vind ik een lastige.

BH: Per definitie loop je tegen dit soort dingen aan.

TTB: En denken jullie dat het bewust is geweest dat niet alles kenbaar was vooraf voor die patiënten,

zoals jullie aangaven, dat er mensen aan het meekijken waren in een aparte regieruimte? En waarom ze dat zo hebben gedaan of is dat gewoon iets wat ze zijn vergeten of zo van, nou ja, het is niet per se belangrijk om te vermelden?

BH: Ik ben er eigenlijk van overtuigd dat dit ook te verschillende werelden zijn. De wereld van een

televisiemaker is een andere wereld dan die van een arts.

TTB: Jullie denken dus eigenlijk ook dat ze de resultaten die ze voor ogen hadden met het

programma, dus bijvoorbeeld een betere naam voor het ziekenhuis, drijvend zijn geweest om toch door te zetten en niet verder goed onderzoek te doen naar het deugdelijke ervan?

MT: Ja, ja.

BH: Dat werd uiteindelijk het juridische argument: ja maar alles wat we uit gaan zenden, alles wat we

uit gaan zenden is contractueel goedgekeurd door de personen die er in zitten. En dat was iedere keer die denkfout: we hadden geen integere bedoelingen, maar het product klopt, want iedereen die je ziet heeft toestemming gegeven. En dan opnieuw gingen ze voorbij aan al die mensen die je niet ziet, maar ook geschoffeerd zijn in hun privacy. Dus hun denken hield op bij het eindproduct.

MT: Ja, bij het eindproduct. Ze dachten alleen aan de televisie-uitzending.

TTB: Ja, dus ze zullen niet vanuit het principe gehandeld hebben: wij willen de wereld iets moois laten

zien, of in ieder geval Nederland echt laten zien hoe het er een afdeling aan toe gaat, zonder dat daarbij patiënten in het geding komen? Wat zal meer mee hebben gespeeld, dat ze die PR eruit wilden halen, of toch het mooie product?

MT: PR was gewoon, dat was in beginsel ook de reden gewoon, betere PR voor dit specifieke

ziekenhuis en misschien hadden ze een iets groter doel van het is sowieso goed te laten zien wat er in ziekenhuizen gebeurt, maar het was ook heel specifiek inderdaad, dat misschien die naam slecht was of dat er iets was gebeurd dat ze goede PR zochten.

TTB: Dus dat stond volgens jullie op één bij het VUmc? MT: Ja, ja.

BH: Maar de keuze die je nu schetst maak je op dat moment natuurlijk niet. Het verbijsterende is dat

ze op dat moment gewoon geloofden in hun product. Dan is het niet van: zullen we nou kiezen voor onze integriteit, of? Nee, ze waren even het woordje integriteit vergeten en kozen, ze waren letterlijk verblind. Dat is althans wat ik bijna hoop, want als het niet zo is en als ze berekend de keuze hebben gemaakt, dan is het nog veel schandaliger, maar dat is niet zo.

MT: Nee het was niet berekenend, want ze snapten het echt niet.

(33)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met ander woorde, ’n heroorweegde siening van burgerskap- opvoeding behoort leerders te leer wat dit beteken om binne die geweld te wees en dit te verduidelik sonder om hulle te

De regionale plaatsen zijn ook bedoeld om te voor- komen dat de landelijke plaatsen na verloop van tijd permanent bezet zijn door cliënten die levenslang intensieve intramurale

This graph time point is taken from when the GNPs were added to the cells….……….72 Figure 5-7: Normalised calculated cytotoxicity using xCELLigence data of the GNPs to the

To De Wet (2003:253) "[t]he causes of violence (school) are multifaceted, complex and even conflicting." Given the complex nature of the phenomenon, a description

Daarmee strekken die hande- lingen van de aannemer immers nog niet tot nako- ming van zijn tweede verbintenis tot (op)levering van het tot stand gebrachte werk: zij hebben enkel

Indien de gegevens betreffende geregistreerde aantallen verkeersdoden voor 1989 (1456) bij de interpretatie betrokken worden dan blijkt daaruit geen feitelijke

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun