• No results found

Naar geodata met 5 sterren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Naar geodata met 5 sterren"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

w w w .geo -i n fo.n l • V a kblad v a n Geo -In fo rmat ie Nederland 20 16 • j aar gang 1 3 • Numm er 2

De wow-factor van de Nederlandse ondergrond

INSPIRE verankert zich in milieubeleid

Interview Marianne Linde:

‘Samen kunnen we veel bereiken’

Unieke hoogte: opnames van vormgeving

en inrichting van het landschap

(2)

NedBGT! Dé oplossing voor

bronhouders die kiezen

voor kwaliteit!

Laanakkerweg 6, 4131 PA Vianen, Tel. (0347) 32 96 00, www.nedgraphics.nl

Op 1 januari 2017 gaat de wettelijke

gebruiks-verplichting van de BGT in. Vanaf die datum

hebben alle overheids organisaties het gebruik

van uw BGT ingebed in hun bedrijfsvoering en

werkprocessen.

NedGraphics heeft al menig bronhouder succesvol geholpen in de opbouwfase en adviseert en ondersteunt u graag bij het in gebruik nemen van de beheerfase. Door de ervaringen met een enthousiaste groep koplopers en in goede afstemming met het SVB-BGT en Geonovum heeft NedGraphics inmiddels bewezen hierbij een waardevolle partner voor u te zijn.

NedBGT, dé BGT oplossing, is ontwikkeld om u te onder -steunen in zowel in de opbouw- als in de beheerfase. U kunt met meerdere bronhouders in dezelfde applicatie samenwerken, u kunt uzelf volledig laten ontzorgen . De informatievoorziening zal altijd naar het SVB-BGT en naar uw interne werkprocessen optimaal worden ondersteund.

Een investering in de juiste software leidt tot betere dienstverlening, betere samenwerking en kosten-besparing. Dat is het voordeel van het kiezen voor kwaliteit. Maakt u gebruik van onze adviesdiensten dan heeft u alle zekerheid dat u een rendabele en duurzame investering doet. Bel of mail ons voor een nadere kennismaking!

(3)

Redactioneel

Update je profi el op de

website door rechtsbovenin

in te loggen. Word nog beter

vindbaar op de website en

zorg dat je voor jou relevante

informatie ontvangt.

Op onze afdeling bij de gemeente Amsterdam zwerft een boekje rond genaamd

“funshoppen in het Nederlands”. Het is van de Stichting Nederlands, die zich inzet

voor het behoud van de Nederlandse taal. Het bevat duizenden leenwoorden uit

met name het Engels met een Nederlandse vervanger. Het is niet zo gek dat zo’n

boekje er is, als je bedenkt dat tijdens een werkoverleg de stakeholders, targets

en business cases veelvuldig over tafel gaan. Een dictionary (woordenboek) komt

dan goed van pas. En eerlijk is eerlijk. Wie zegt er nu “even mijn elektronische post

controleren op mijn rekenkast” als “even mijn e-mail checken op mijn computer”

bedoeld wordt.

Ons vakgebied bevat ook een mengelmoes van Nederlandse en Engelse

woorden. Geo-informatie, coördinaten en cartografi e gaan moeiteloos samen

met maps (kaarten), spatial (ruimtelijk) en remote sensing (aardobservatie). Dit is

eenvoudig te verklaren. Geo-ICT en ICT smelten samen. De ICT is een vakgebied,

waar Engelse termen de boventoon voeren. Samensmelting van geo-ICT en

ICT zie je ook terug in de technologie en dan vooral de webtechnologie. Voor

de ontwikkeling van een nieuwe digitale atlas in de gemeente Amsterdam zijn

programmeurs ingehuurd, die de nieuwste technologieën uit de ICT vermengen

met geo-data. Zo wordt een API ontwikkeld die geoJSON en Tile Mapping Services

serveert aan de atlas.

In deze Geo-Info komen ook tal van voorbeelden langs, waaruit blijkt dat geo-ICT

en ICT samensmelten. Big Data is een goed voorbeeld. Big-data (veel data) wordt

vaak met social media geassocieerd, maar in de geo-ICT kennen we ook big-data.

Zoals valt te lezen bij de deformatiemetingen in de Kiltunnel bij Dordrecht, waar

continue monitoring 2 miljoen metingen per uur oplevert. Conventionele

geo-oplossingen zijn vaak niet afdoende en dan ligt de oplossing in de ICT bij de Googles

en Facebooks van onze wereld. En big-data wordt ook gebruikt voor ondersteuning

van eff ectieve prestatiesturing in de brandveiligheidssector, tijdens de CartoSummit

en in de overstap naar 3D.

Gelukkig worden de roots (oorsprong) van de geo-informatie niet vergeten.

Om te weten hoe het heden werkt, moet je terugkijken in het verleden.

De werkgroep ‘Inventarisatie Geodetisch Instrumenteel Erfgoed’ en de Stichting

Hollandse Cirkel hebben hier hun missie van gemaakt. En 200 jaar kaarten maken in

beeld laat de rijke historie van het vakgebied zien.

Ik denk dat Geo-ICT en ICT elkaar steeds meer gaan versterken, maar dat onze

vakspecifi eke geo-kennis altijd nodig zal blijven zijn.

Rob Kromwijk

Vul je

profiel in!

(4)

Agenda GIN

Colofon

Partners Geo-Informatie Nederland

Uitgever Geo-Informatie Nederland www.geo-info.nl Redactieadres Redactie Geo-Info Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail: gi@geo-info.nl Hoofdredacteur Roelof Keppel Redacteuren

Adri den Boer, Rob Kromwijk, Ferjan Ormeling, Eric Hagemans, Sytske Postma, Frans Rip, Jonna Bosch, Felix van Veldhoven

Bladmanagement

MOS bv, Nijkerk

Inzenden kopij

Indienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie. Zie ook www.geo-info.nl onder ‘Geo-Info’.

Advertentie-exploitatie

MOS bv Jan van de Vis Telefoon: (033) 247 3415

E-mail: acquisitie@mos-net.nl of gi@geo-info.nl Advertentietarieven op aanvraag

Vormgeving en druk

VdR druk & print, Nijkerk www.vdr.nl

Abonnementen/inlichtingen

Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470

E-mail: administratie@geo-info.nl Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail. Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal twee maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd.

Abonnementsprijzen per jaar voor 2016

Persoonlijk lidmaatschap: € 65,- incl. 6% btw. Abonnement op Geo-Info: € 120,- incl. 6% btw. Organisatielidmaatschap: € 260,- incl. 6% btw. Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 30,- (excl. 21% btw) en buiten Europa € 55,- (excl. 21% btw).

Kijk voor meer informatie op de website www.geo-info.nl.

Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2,- per jaar.

© 2016. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van redactie en auteur.

ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online) IBAN: NL55RABO0395278430

Vrouwen op de Kaart: Missing Maps

Datum: 28 april

Locatie: Geofort Herwijnen Meer info: www.geofort.nl/agenda/ missing-maps-voor-vrouwen-op-de-kaart/

FIG Working Week 2016

Datum: 2 mei t/m 6 mei 2016 Locatie: Christchurch, New Zealand Meer info: www.fi g.net/fi g2016/

Geospatial World Forum 2016

Datum: 23 mei t/m 26 mei 2016 Locatie: WTC Rotterdam

Meer info: http://geospatialworldforum.org

GIN West - Regiobijeenkomst West ‘Geo-informatie en de Smart City’

Datum: 26 mei 2016 Locatie: Den Haag

GIN Oost

Datum: 28 mei 2016 Tijd: 14:00-17:00

Locatie: ITC Enschede, Hengelosestraat 99

4th Young Surveyors Europe Meeting

Datum: 7 t/m 10 juni Locatie: Amsterdam

Meer informatie: www.fi g.net/organisation/ networks/ys/index.asp

ISPRS Symposium

Datum: 12 juli t/m 19 juli Locatie: Praag, Tsjechië

Meer informatie: www.isprs2016-prague.com

GeoBuzz 2016

Datum: 22 en 23 november 2016 Locatie: Congrescentrum 1931, Den Bosch Meer info: www.geobuzz.nl

w w w.geo -in fo.n l • V akblad v a n Geo -In fo rmat ie Nederland 20 16 • j aar gang 1 3 • Numm er 2

Column Jong Kadaster - Magdalena Gruns & Daph ne Bol: Is crowdsourcing kinderspel bij het Kadaster? Open Kaart - Gelukkig, die A4 is niet voor niets v

erlengd Interview met Marianne Linde:

‘Samen kunnen we veel bereiken’

Unieke hoogte: opnames van vormgeving en inrichting van het landschap

Foto cover: Drie IJsselbruggen bij Zwolle; opname © Cloudshots; zie artikel p. 14.

(5)

...en verder

4

Betonnen kolos levert ‘Big data’

6

Werkgroep Inventarisatie Geodetisch

Instrumenteel Erfgoed (IGIE)

10

Hoe gaat het in Vlaanderen?

17

Boek - Geodaten furs Land und

die Welt

18

Effectieve prestatiesturingen met

data voor de brandveiligheidssector

24

Verslag - Naar Geodata met 5 sterren

26

Boek - 200 jaar kaarten maken

in beeld

27

Column Jong Kadaster -

Magdalena Grus en Daphne Bol

28

Verslag - Bijeenkomst GIN

regio Noord

32

Verslag - Snippergroen:

restgrond of nestgrond?

34

Bericht - Internationale schakel:

AGRS-station Radio Kootwijk

35

Column - Menno Jan Kraak

36

Open Kaart - ‘Gelukkig, die A4

is niet voor niets verlengd’

37

Persbericht

38

Interactieve Klimaatatlas:

GIS zonder GIS

40

Verslag - Hollandse Cirkels

in Duitsland

43

Column - Jantien Stoter

48

In Memoriam - Jan van Mierlo

In dit nummer ...

30

Interview Marianne Linde:

‘Samen kunnen we

veel bereiken’

44

INSPIRE verankert zich

in milieubeleid

22

Grondruil met België

9

Column VODK -

Tirza van Daalen:

De wow-factor van de

Nederlandse ondergrond

14

Unieke hoogte:

opnames van vormgeving

en inrichting van het

landschap

(6)

De tunnel bestaat uit afgezonken elementen en is in 1977 voor het verkeer opengesteld. In de loop der jaren heeft al een deformatie plaatsgevonden. De tunnel is van dezelfde constructie als de Vlaketunnel in Zeeland. Één van de elementen van deze tunnel is eind 2010 door een samenloop van omstandighe-den 15 cm. omhoog gekomen. Dit heeft geleid

tot een lange periode waarin de tunnel niet beschikbaar was en hoge kosten voor het her-stel en aanpassing van de constructie van de hele tunnel. Met dit in het achterhoofd en de wetenschap dat de bovengrondse belasting van de Kiltunnel aan de oostelijke ingang zal wijzigen als gevolg van de geplande werk-zaamheden, heeft het wegschap besloten om

In opdracht van waterschap

Hollandse Delta voert de

Combinatie Eiland van Dordrecht

een dijkverbeteringproject uit.

Één van de objecten die beïnvloed

worden door de werkzaamheden

is de Kiltunnel. De beheerder

van de tunnel, Wegschap

Tunnel Dordtse Kil, heeft strikte

eisen gesteld aan de mate van

deformatie die als acceptabel

wordt gezien. De combinatie dient

door het aanbrengen van een

monitoringssysteem aan te tonen

binnen de gestelde grenzen te

blijven.

Door Bas van Goor

Betonnen kolos levert ‘Big

Toerit Kiltunnel met gemonteerde deformatiesensoren.

Hoewel Grontmij sinds oktober 2015 onderdeel is geworden van dit grote bedrijf heet zij vanaf 4 april: Sweco. Sweco ontwerpt en ontwikkelt de samenlevingen en steden van de toekomst. Ons werk leidt tot duurzame gebouwen, efficiënte infrastructuur en toegang tot elektriciteit en schoon water. Met 14.500 medewerkers in Europa, bieden wij onze klanten voor elke situatie de juiste expertise. Wij voe-ren jaarlijks projecten uit in 70 landen verspreid over de hele wereld. Sweco is Europa’s grootste ingenieursadvies- en architectenbureau, met een omzet van circa 1,7 miljard euro (pro forma 2015) en is genoteerd aan de Nasdaq Stockholm.

(7)

zeer hoge eisen te stellen aan het monitoring-syteem.

De Combinatie Eiland van Dordrecht, bestaande uit van Oord en GMB, heeft na een openbare aanbesteding de monito-ring gegund aan Sweco. De oplossing die Sweco heeft gekozen bestaat uit standaard verplaatsingsmeters. Diverse technieken zijn onderzocht die voldoen aan de hoge eisen in nauwkeurigheid (0,01 mm) en meetfrequentie (10 Hz). De keuze is gevallen op vibrating-wire-verplaatsingsmeters. Dit is bewezen technolo-gie die nauwkeurig, stabiel en met een hoge frequentie kan meten (tot meer dan 100Hz). Er zijn 60 verplaatsingsmeters geïnstalleerd, die beweging tussen de oostelijke vijf tunnel-moten registreren in beide tunnelbuizen. De hoge meetfrequentie en de hoge meet-punt-dichtheid helpt om trend veranderingen in een vroeg stadium te signaleren. De metin-gen uit het automatische systeem worden ondersteund en gevalideerd door andere, niet automatische metingen en technieken. Het is de totaaloplossing die een volledig beeld geeft van de bewegingen van de tunnel.

Deze oplossing geeft een zeer grote hoeveel-heid meetdata. Elke seconde 10 metingen van 60 sensoren geeft ruim twee miljoen records per uur. Aangezien het project een geplande looptijd heeft van twee jaar dient de ICT-oplossing achter de sensoren 38 mil-jard records te kunnen verwerken. En deze dienen ook nog eens beschikbaar te zijn voor analysedoeleinden.. Daarbij is gekeken naar hoe in andere branches wordt omgegaan met grote hoeveelheden data, zoals Facebook en Netflix. Hierdoor geïnspireerd heeft Sweco een IT-structuur ontwikkeld, die met speels gemak en grote flexibiliteit deze grote hoeveelheid

data kan verwerken, bewaren en beschikbaar houden voor onderzoek.

Deze oplossing past in het uitgangspunt van Sweco dat het voor monitoringoplossingen volstrekt onafhankelijk wil zijn in haar keuzes voor sensoren, datacommunicatie, ICT-net-werk en informatie-ontsluiting via websites.

ir. Bas van Goor is adviseur Geodesie bij Sweco Nederland B.V. Bas is bereikbaar via bas.vangoor@sweco.nl

data’

Grafiek van de gemeten verticale, relatieve verplaatsing op acht locaties, weergegeven in millimeters ten opzichte van de stand van oktober 2015 (linker Y-schaal). De groene lijn geeft de temperatuur weer in graden Celsius (rechter Y-schaal).

Grijze beschermingskisten met onder iedere kist drie sensoren voor het meten van de relatieve verplaat-sing in drie richtingen.

(8)

Om het ontstaan van de werkgroep IGIE in het juiste perspectief te plaatsen moeten eerst een paar kleine stapjes terug in de tijd worden gezet. De Werkgroep Geschiedenis der Geode-sie kan als voorloper van de stichting De Hol-landse Cirkel worden beschouwd. De stichting is op initiatief van de Nederlandse Commissie voor Geodesie (NCG) opgericht op 16 juni 1998. Op 12 juli 1999 verschijnt het Projectplan “Inventarisatie Instrumenteel Geodetisch Erfgoed”. Hierin staat onder meer: “De stichting

De Hollandse Cirkel ziet de bevordering van de zorg voor het geodetisch erfgoed als één van haar pri-maire taken.” En verder: “Het instrumenteel erfgoed behoeft daarbij de eerste aandacht.”

De start van de inventarisaties had plaats in het najaar van 1999. Deze inventarisaties werden uitgevoerd door een inmiddels gevormde werkgroep onder de bezielende leiding van Jan Schut. Deze werkgroep “Inventarisatie Geode-tisch Instrumenteel Erfgoed” werd gemakshalve de werkgroep IGIE genoemd. Zij bestond des-tijds uit ongeveer 10 personen en deze groep vrijwilligers heeft bijzonder veel werk verzet. Het was natuurlijk van het grootste belang dat de resultaten van al die inventarisaties ook zichtbaar werden gemaakt. In november 2000 is daartoe door de heren Grotendorst en Schut een begin gemaakt met het opzetten van een database ‘IGIE’. Die database was uiteindelijk mede de basis voor het opzetten van een eigen website van de stichting De Hollandse

Cirkel in 2001. Op die website kun je thema-tisch zoeken met behulp van de zoekvelden categorie, merk of maker, naam van de col-lectie en jaartal. Je kunt ook vrij zoeken in de database door een zoekterm in te voeren en desgewenst is het ook mogelijk om met een wildcard te zoeken.

Vanaf 2006

Toen ik in 2006 het stokje overnam van Jan Schut als projectleider van de werkgroep IGIE stonden er ongeveer 2000 items op deze website. Inmiddels is dat uitgegroeid tot een aantal van ruim 3000. Op dit moment worden er nog steeds inventarisaties uitgevoerd al zal het duidelijk zijn dat het aantal steeds kleiner wordt. Maar we houden ons nog steeds aanbevolen voor meldingen dat zich ergens in Nederland een voor ons onbekende collectie bevindt. De bedrijven en instellingen waar iets te registreren viel, zijn inmiddels allemaal wel afgegraasd, maar veel particulieren blijken nog over verborgen schatten te beschikken. Een recent voorbeeld daarvan is de collectie van de heer Kieboom, die uit meer dan 300 prach-tige stukken bestaat. Wie van ons zou niet in vervoering raken bij het aantreff en van zo’n mooie verzameling! En zo zijn er al vele bijzon-dere pareltjes aangetroff en. Op dit moment wordt geschat dat er zich nog ongeveer 1000 ongeregistreerde instrumenten ergens in den lande moeten bevinden.

De stichting De Hollandse Cirkel

heeft een permanente Werkgroep

Inventarisatie Geodetisch

Instrumenteel Erfgoed (IGIE). Vanaf

maart 2016 heeft deze een nieuwe

projectleider. Vrij nieuw is ook een

Keuze-Commissie Geodetisch

Erfgoed.

Door Rob Ruitenbeek

Werkgroep Inventarisatie Geodet

IGIE-leden Pieter van Leijsen en Paul van Schelt bezig met inventarisatie van de particuliere collectie Kieboom (op website C.P.K.).

(9)

Het accent van onze activiteiten heeft zich de laatste jaren verplaatst van inventariseren naar onderhouden van de database. In loop van de tijd hebben er bij eigenaren van collecties veel veranderingen plaatsgevonden. Bedrijven fuse-ren, verdwijnen, verhuizen of verbouwen. Parti-culieren komen helaas te overlijden, veelal helaas zonder geïnteresseerde erfgenamen. Ook het

gemis aan historisch besef moet in dit verband zeker genoemd worden. Door dit alles dreigen collecties uit beeld te raken of zelfs geheel ver-loren te gaan. Het is dus belangrijk om periodiek te controleren of datgene wat op onze website staat nog wel klopt. Ook is het van belang om na te gaan of de ooit door ons genoteerde

contact-persoon deze rol nog steeds wil of kan vervullen. Eventueel trachten we een nieuwe contactper-soon te vinden. Voor deze bijhoudingsrondes hebben we aanvankelijk een frequentie van vijf jaar afgesproken. Maar door de grote snelheid waarop momenteel veranderingen plaatsvinden hebben we onlangs besloten die periode, waar mogelijk, te verkorten. Regelmatig blijkt dat een bedrijf of instelling uit ruimtegebrek een collectie wil afstoten. Ook particulieren of erfgenamen van particuliere verzamelaars melden zich om deze reden steeds vaker bij DHC. Het probleem dat zich onmiddellijk voordoet is dat de stichting als beleid heeft om fysiek geen instrumenten in bewaring of opslag te nemen. Het ontbreekt daartoe ook domweg aan ruimte en budget. IGIE spant zich wel maximaal in om te voorkomen dat instrumenten verloren gaan.

Historische Geodetische Collectie Nederland

Al in de begintijd van De Hollandse Cirkel is de wens uitgesproken om vanuit de gehele database van geïnventariseerde instrumenten een selectie te maken om zo te komen tot de vorming van een kerncollectie, die - desge-wenst verdeeld over verschillende locaties - in haar geheel een zo volledig mogelijk beeld geeft van het instrumentele verleden van de geodesie, en dan specifiek in Nederland en

overzeese gebiedsdelen. In de loop van de tijd is dit uitgewerkt tot het idee om te komen tot een zogenaamde Historische Geodetische Col-lectie Nederland. Daarbij zijn voor de objecten de volgende selectiecriteria geformuleerd: 1. Is van Nederlands fabrikaat òf buiten

Nederland gefabriceerd, maar hier of “overzee” gebruikt.

2. Is de ‘mooiste’ en/of de compleetste. 3. Er is veel van bekend.

4. Is verbonden met historische feiten en/of personen in Nederland.

5. Is markant voor een bepaalde tijdsperiode. 6. Is veel gebruikt in de praktijk (herkenning). 7. Is uniek.

8. Geeft een beeld van de ontwikkeling van het instrumentarium.

9. ‘Staat veilig’.

Een uit IGIE samengestelde selectiecommissie heeft geprobeerd hiermee een start te maken. Maar omdat de meeste leden van de werk-groep te dicht bij deze materie stonden om een in hun ogen verantwoorde en verdedig-bare selectie uit het bestand te maken, is dit voorjaar besloten om tot een andere werk-wijze over te gaan. In overleg met het bestuur zijn een aantal deskundigen van buiten IGIE benaderd om zitting te nemen in een zoge-naamde keuzecommissie. Deze commissie is

isch Instrumenteel Erfgoed (IGIE)

Zoekpagina Instrumenten op de nieuwe website www.hollandsecirkel.nl.

Op naar Historische

Geodetische Collectie

Nederland

(10)

inmiddels onder de naam Keuze-Commissie Geodetisch Erfgoed (KCGE) van start gegaan en staat voor de enorme uitdaging om de Historische Geodetische Collectie Nederland vorm en inhoud te geven.

Overaanbod

Tot slot nog even over het eerdergenoemde probleem van de aangeboden instrumenten of het afstoten van zelfs gehele collecties. Dit instrumentarium dient kritisch en deskundig beoordeeld te worden. Ten eerste omdat DHC geen zolder heeft waar we alles zo maar even op kwijt kunnen, en ten tweede omdat vaak rijp en groen door elkaar lopen. Is het potentieel materiaal voor de Historische Geodetische Collectie Nederland, dan verdient het extra zorg en dient er een veilige bestemming voor te worden gezocht. Daarbij kun je denken aan een museum. Een goed onderkomen is ook het Kadastermuseum in Arnhem, maar dat is in feite alleen maar bedoeld voor kadaster-gerelateerde objecten. Daarnaast hebben we natuurlijk ruimte in Kanaalweg 4 in Delft (het voormalige Geodesiegebouw) tot onze beschikking. Hier staat deels ook de zeer waardevolle collectie van de vroegere faculteit voor Geodesie. Voor instrumenten die niet dit ‘first class’-predicaat krijgen moet een andere toekomst worden gezocht. Daarbij valt te denken aan Geofort in Herwijnen, onderwijsinstellingen, bedrijfsdonateurs, donateurs of een ‘veilige’ verzamelaar. Als om wat voor reden dan ook deze opties vervallen en het instrument te goed is om in de afvalcontainer te gooien, dan is er altijd nog de mogelijkheid voor een advertentie in ons blad, een advertentie op de website, of een bestemming in een

ontwik-kelingsland (bijvoorbeeld Congo). In sommige gevallen zal de eigenaar geadviseerd worden om de instrumenten zelf op www.marktplaats. nl te zetten.

We prijzen ons gelukkig dat de eerderge-noemde Keuze-Commissie Geodetisch Erfgoed op zich heeft genomen ook dit belangrijke selectiewerk te doen. Dat houdt ook in dat de aangeboden instrumenten beoordeeld moeten worden aan de hand van

de genoemde criteria, dat er een beslissing moet worden genomen over de bestem-ming van de instrumenten, dat de potentiële ontvangers benaderd moeten worden en dat het transport of eventueel tijdelijke opslag geregeld zullen moeten worden. Het is de bedoeling dat de werkgroep IGIE hier nadruk-kelijk bij betrokken wordt.

Toekomst

Activiteiten van de werkgroep IGIE voor de komende jaren zullen zijn: onderhoud van de huidige database, waar nodig nieuwe inventa-risaties, supervisie bij het tot stand komen van de Historische Geodetische Collectie Neder-land, supervisie bij het onderbrengen van aangeboden materiaal en last but not least het fungeren als vraagbaak voor moeilijke vragen vanuit het land, maar soms ook daarbuiten, betreffende het geodetisch instrumenteel erfgoed.

De werkgroep IGIE bestaat momenteel uit 17 vrijwilligers, waarbij we een zo goed moge-lijke regionale spreiding nastreven. En hoe gek het ook klinkt bij zo’n groot aantal medewer-kers, met onze regionale spreiding is het niet helemaal goed gesteld! We zoeken momen-teel nog versterking in de regio Noord-Holland/Utrecht. De functie van projectleider is vanaf maart in zeer goede handen. Jan Ebbinge is namelijk bereid gevonden om na tien jaar deze functie van mij over te nemen.

Literatuur

• Jan Schut, Inventarisatie geodetische instrumenten, in: De Hollandse Cirkel 2001-3, p. 17

• Jan Ebbinge, Afscheid van Jan Schut als IGIE-voorzitter, in: De Hollandse Cirkel 2006-1, p. 26

• Nicolàs de Hilster, Oprichting KeuzeCommissie Geode-tisch Erfgoed, in: De Hollandse Cirkel 2015-3, p. 127

Rob Ruitenbeek is gepensio-neerd en bereikbaar via rob.ruitenbeek@gmail.com. Instrumentnummer 1053, collectie  ‘Min.VenW/RWS/

AGI/DID’, Caminada Rotterdam, ca 1870. In jubileum-brochure 1931-1991 van RWS-MD nog beschreven als ‘Waterpasinstrument (1935)’.

GeoSpatial Awards 2016 op BeGeo

Het congres BeGeo had plaats op 3 maart 2016 in THE EGG in Brussel.

In het kader van deze conferentie, hebben AM/ FM-GIS Belux en FLAGIS de GeoSpatial Awards 2016 georganiseerd. Een van deze “GeoSpatial Awards” werd toegekend aan een professioneel initiatief  dat gebruik maakt van geografische gegevens. Het Brusselse BruGIS Team, van de Directie Administratieve en Financiële zaken (BSO), had zich ingeschreven met het project “BruGIS Urbanalyse : stedenbouwkundige inlich-tingen voor iedereen in 1(3) klikken”.

Als u de tool urbanalyse wilt testen, dan vindt u die op de site www.brugis.brussels.

(11)

Amerika heeft de Grand Canyon, een geologie waarmee het 5 miljoen bezoekers per jaar trekt. Nederland heeft óók zo’n prachtige geologie en trekt daarmee precies nul bezoekers per jaar. Waarom? Omdat deze onzichtbaar onder onze voeten zit. Desalniettemin van onschatbare waarde. Deze duistere diepte is net zo onmetelijk als die van de Grand Canyon in Amerika. We kunnen er dan niet doorheen wan-delen, maar we registreren wel alles wat er gebeurt. In Neder-land hebben we het modernste registratiesysteem van de ondergrond ter wereld. En hoe meer je van de ondergrond weet, hoe beter je weet welke impact de ondergrond heeft op ons bovengrondse leven. En ontdekken we de wow-factor van dit onzichtbare fenomeen.

Wow-factor?

Vulkaanuitbarstingen, tsunami’s, aardbevingen, dat vindt iedereen altijd reuze spannend, maar als het aankomt op de Nederlandse ondergrond haken de meeste mensen af onder het mom van ‘te moeilijk’ want ‘niet tastbaar’. Terwijl het net zo spannend is als het voornoemde. Net als de uitbarstingen van de Etna én de imposante gesteentes van de Grand Canyon vallen ook de structuren onder onze voeten onder de noemer geologie. Dat is wow-factor nummer één. Geologie vind ik fascinerend, de natuur verrast steeds, het is één grote puzzel en je blijft maar zoeken naar de ontbrekende stukjes. Elk puzzelstukje dat we vinden, verandert het beeld van de ondergrond en die verrast telkens weer. Het houdt mij, en vele vakgenoten met mij, scherp. Nu de rest van de wereld nog, want we gebruiken de ondergrond allemaal, dag in dag uit. Goed zorgen voor het ondergrondse gaat uiteindelijk om duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid van het boven-grondse.

‘s Werelds meest moderne ondergrondbeleid Met Nederland gaat het, geologisch gezien, goed. We hebben het modernste ondergrondbeleid ter wereld. Zie hier wow-factor nummer twee. Geologische Dienst Nederland (GDN), TNO doet daarom al ruim 100 jaar zoek naar de samenstelling en toepassingen van de onder-grond. De resultaten staan in databases die voor iedereen toegankelijk zijn. We kunnen zo voorspellingen doen voor het slagen van bovengrondse plannen. De data en informatie kunnen vertellen wanneer de limiet is bereikt van al onze plannen, wanneer bouwen onveilig wordt, huizen kunnen gaan verzakken, aanleg van snelwegen vertraagt en een kostenpost wordt en of je vervuiling in de hand gaat werken. Je moet altijd een 3D-kaart hebben van het gebied waarop je iets wilt realiseren en je afvragen ‘wat ga ik doen’ en ‘op welke diepte’? Informatie dus. En niet ieder voor zich, maar alles bij elkaar opgeteld. Alleen zo kun je de drukte voorspellen.

Kaarten voor de ondergrondse TomTom

Want die drukte moeten we managen! GDN is in dat opzicht eigenlijk de Rentmeester van de Nederlandse onder-grond. De kaartenleverancier van je ondergrondse TomTom. Er moet gezond water uit de kraan komen en energie moet zo veilig mogelijk van A naar B. We moeten weten hoe het is gesteld met onze grondwatervoorraden en wat de effecten zijn van bijvoorbeeld gaswinning. Alles gebaseerd op deskun-dig in kaart gebrachte informatie van de ondergrond. De Wet Basisregistratie Ondergrond (BRO) brengt ons een flinke stap voorwaarts in het kijken onder ons land. Voor de toekomst verwacht ik dat in de domeinen ‘ondiepe ondergrond’ en ‘grondwater’ veel gaat veranderen. In de weg- en waterbouw-sector verwacht ik meters te kunnen maken in voorspellingen om faalkosten te voorkomen. Dit dankzij de state-of-the-art-kaarten waarmee we kunnen navigeren door de geologische structuren van de ondergrond; voor mij wow-factor nummer drie.

Onze vijf miljoen bezoekers

Waarom word ik hier nou zo enthousiast van? Omdat de ondergrond ons een verhaal vertelt. De ondergrond waar we nu bijvoorbeeld gas uit halen is miljoenen jaren oud. Deze tijdspanne is zo veel groter dan wij ons kunnen voorstel-len. Wij krijgen de kans om hier, ieder voor zich, maar één mensenleven goed voor te zorgen. Als je je dit kunt voorstel-len, dan zie je misschien dezelfde puzzel ontstaan als ik, met het verhaal dat de eeuwenoude ondergrond ons probeert te vertellen. Je zou het filosofisch kunnen noemen en tegelijker-tijd is niets zo hard en realistisch als de data over de onder-grond. Daarmee trekken we geen vijf miljoen bezoekers per jaar. Wel kunnen de ruim 17 miljoen inwoners van Nederland erop rekenen dat ze op een veilige ondergrond wonen, werken en rijden. En dat is van onnoemelijke waarde.

Tirza van Daalen

Directeur Geologische Dienst Nederland, TNO Reageren? Mail tirza.vandaalen@tno.nl

Column

Tir

za van Daalen

De wow-factor van

(12)

Vlaanderen: nood aan geo-ICT’ers

De geo-ICT-sector is al enkele jaren sterk groeiend binnen de bedrijfswereld. Veel jon-geren zijn zich hiervan bewust, maar leggen echter niet de link met het vak aardrijkskunde. Toch biedt het bedrijfsveld tal van mogelijk-heden voor pas afgestudeerde geografen. In Vlaanderen zijn functies zoals landmeter, GIS-expert en geo-ICT’er namelijk knelpunt-beroepen. Het project GeoMobiel tracht een antwoord te bieden op de vraag om meer jon-geren op te leiden binnen de geo-ICT-sector en het wil eveneens het ondernemerschap bij schoolgaande jeugd stimuleren.

Geomatica in de lessen aardrijkskunde

Het GeoMobiel-verhaal startte in 2008. Op dat moment hebben een aantal enthousiaste medewerkers van de Universiteit Gent het voortouw genomen om jongeren warm te maken voor de wondere wereld van de geoma-tica. De vakgroep Geografie ontwikkelde vier educatieve workshops met als doel geomatica te integreren in de lessen aardrijkskunde van de derde graad secundair onderwijs. Experts reden daarbij naar de scholen om de workshops aan te bieden. Geomatica, als onderdeel van de geografie, focust op de technieken die een geograaf kan gebruiken om ruimtelijke objec-ten te registreren, analyseren en visualiseren (landmeetkunde, GIS, GPS-metingen).

Deze facetten van aardrijkskunde komen zelden aan bod in het lessenpakket maar het praktijkgerichte en technologische aspect van dit vakgebied spreekt de leerlingen sterk aan. Destijds werd het project goedgekeurd als een wetenschapscommunicatieproject (EWI), gefinancierd door het Vlaamse Departement Economie, Wetenschap en Innovatie. Na twee

schooljaren rondreizen met de GeoMobiel-auto in de provincies Oost- en West-Vlaande-ren werd het project op een lager pitje gezet wegens gebrek aan financiering. De lespaket-ten werden nog steeds aangeboden, maar enkel op de campus van de universiteit.

De geo-ICT-sector biedt

tal van mogelijkheden

voor pas afgestudeerde

geografen

‘Hoe gaat het in Vlaanderen?’

GeoMobiel - een educatief

warm te maken voor geo-

Leerlingen gaan aan de slag met waterpastoestellen om hun schoolomgeving op te meten.

GeoMobiel biedt een antwoord op

de toenemende vraag naar

geo-ICT’ers in Vlaanderen. Drie Vlaamse

universiteiten ontwikkelden

educatieve workshops en bij

hore3nde lespakketten die leraren

kunnen integreren in hun lessen

aardrijkskunde voor de derde

graad secundair onderwijs.

Op deze manier wordt er getracht

leerlingen warm te maken voor

geografie, geomatica en in het

bijzonder geo-ICT.

(13)

Geografie, STEM & ondernemen

In 2013 werd er nieuw leven geblazen in het GeoMobiel-initiatief, dit door de samenwer-king van de vakgroepen Geografie van de Universiteit Gent, Vrije Universiteit Brussel en KU Leuven. Het concept bleef hetzelfde: jongeren enthousiast maken voor geografie door middel van interactieve en uitdagende

workshops. De aanpak werd echter vernieuwd en de lespakketten werden uitgebreid. Bovendien werd er meer aandacht besteed aan het aspect ‘ondernemen’. De drie universiteiten stonden in voor de ontwikke-ling van de lespakketten en kregen hiervoor ondersteuning van twee andere partners: Agoria, de sectorfederatie van de technologi-sche industrie, als vertegenwoordiger van de

geo-ICT bedrijven, en AGIV (nu: Agentschap Informatie Vlaanderen), de Vlaamse over-heidsdienst verantwoordelijk voor het beheer van geografische informatie. De ontwikke-ling van dit initiatief werd mogelijk gemaakt door de financiële steun van het Agentschap Ondernemen van de Vlaamse overheid (nu: Agentschap Innoveren en Ondernemen) binnen de oproep ‘brugproject economie-onderwijs’. Deze oproep had als doel jongeren aan te zetten tot ondernemen. Tegelijk werd er gebruik gemaakt van de trend om in het Vlaamse onderwijs meer in te zetten op STEM, wat staat voor Science, Technology, Enginee-ring and Mathematics. Het project GeoMobiel levert een bijdrage aan STEM door niet alleen wetenschappelijke thema’s voor een breed publiek te vertalen, maar ook het gebruik van geo-IT en wiskunde centraal te plaatsen.

Een gloednieuwe GeoMobiel-start

In het schooljaar 2014-2015 was het eindelijk zover. Het project GeoMobiel werd opnieuw in de scholen gelanceerd voor de leerlingen van de derde graad secundair onderwijs, met een interesse in wetenschappen of IT. Om zoveel mogelijk leerlingen te bereiken, kreeg elke universiteit zijn eigen GeoMobiel. De drie universiteiten stelden daarvoor elk een medewerker aan en rustten een wagen uit met (geo-)ICT-materiaal, waarmee Vlaanderen

doorkruist werd. Elke GeoMobiel was voorzien van een technologische uitrusting bestaande uit laptops, smartphones, topografische toe-stellen, een beamer, server, printer, werkbun-dels en alle andere benodigdheden. Scholen en leraren dienden enkel een klaslokaal ter beschikking te stellen waardoor het logistiek eenvoudig was een GeoMobiel uit te nodigen.

Onderzoeksvragen: didactisch, praktijkgericht en hedendaags

De leraren konden een keuze maken uit vier modules van elk vier lesuren: ‘Topografie en GPS’, ‘Fotogrammetrie’, ‘Teledetectie en milieu’ en ‘GIS en geomarketing’. Elk van de vier modu-les belicht een onderdeel van de geomatica. De concrete toepasbaarheid van de oefeningen was van cruciaal belang. Daarnaast werd er gefocust op zelfstandig oplossend denken. In groepjes van twee kwamen de leerlingen tot een resultaat, als antwoord op een onderzoeks-vraag, dat nadien gecombineerd en vergeleken werd met de resultaten van de andere groepjes.

Na elke module kwam er een bedrijfsfilmpje aan bod. Deze filmpjes legden de link tussen hetgeen de leerlingen uitgevoerd hadden in de les en het bedrijfsveld. Zo ontdekten de leerlingen dat hetgeen ze geleerd hadden tijdens de workshop wel degelijk gebruikt wordt in het moderne bedrijfsleven.

Vier lespaketten

In de module ‘Topografie en GPS’ maken de leerlingen kennis met het beroep van landmeter.

project om jongeren

ICT

Hoe kunnen we de hoogte van de Mont Ventoux berekenen aan de hand van twee luchtfoto’s?

GeoMobiel =

aardrijkskunde, STEM

en ondernemen

GeoMobiel: een online

platform met

kant-en-klaar lesmateriaal

(14)

Met topografische toestellen meten ze hun school(omgeving) op en tekenen ze vervolgens een plan. Dat plan wordt door middel van GPS-coördinaten gekoppeld aan een luchtfoto en het Grootschalig Referentiebestand, een bestand dat overheden, nutsbedrijven en landmeters gebruiken in Vlaanderen. Op deze manier kun-nen de leerlingen hun eigen metingen in een ruimtelijke context plaatsen. De metingen van de leerlingen worden geprojecteerd op het GRB. De basisbegrippen van luchtfotografie en 3D-zicht komen aan bod in de module ‘Foto-grammetrie’. Met deze theoretische uitleg gaan ze aan de slag om de hoogte van de Mont Ventoux te berekenen. Nadien bouwen ze een 3D-model van hun schoolgebouw aan de hand van zelfgemaakte foto’s.

In de module ‘GIS en geomarketing’ leren de leerlingen wat het begrip geomarketing inhoudt en maken ze kennis met een typisch ruimtelijk vraagstuk: ‘Waar in België‘ kan ik een nieuw shoppingcentrum inplannen met een zo groot mogelijk marktpotentieel?’. Tijdens deze opdracht zijn klasgenoten elkaars concurrenten want het groepje met het grootste marktpotentieel wint. De interpretatie en analyse van satellietbeel-den staat centraal in de module ‘Teledetectie en milieu’. De leerlingen gaan aan de slag met QGIS en satellietbeelden van Brussel om een vegetatiekaart te maken. De ruimtelijke verspreiding van groen wordt vergeleken met kaarten van socio-economische gegevens zoals bevolkingsdichtheid en inkomen.

GeoMobiel geëvalueerd door leerlingen en leraren

De sterkte van het project was de grote draagkracht en het bereik: meer dan 100 scho-len hebben een GeoMobiel-workshop

aangevraagd en meer dan 5000 leerlingen hebben actief deelgenomen aan één of twee modules. Al deze leerlingen werden op het einde van de workshop bevraagd over hun visie op GeoMobiel, geografie en geo-ICT.

Welke leerlingen hebben het meest nauwkeurig de schoolomgeving opgemeten?

‘Hoe groen is het Brussels Hoofdstedelijk Gewest?’: satellietbeelden van Brussel worden bestudeerd in QGIS. ‘Waar in België is er nog marktpotentieel voor een nieuw winkelcentrum, rekening houdende met het marktgebied van de 15 reeds bestaande grote winkel-centra?’

(15)

Dit leverde een grote dataset aan informatie op. Deze gegevens zijn uiteraard een reflectie van een momentopname. Enkele cijfers: • 70% van de leerlingen vindt de gevolgde

module interessant

• 83% van de leerlingen geeft aan iets geleerd te hebben door het volgen van GeoMobiel • 10% van de leerlingen overweegt, door het

volgen van GeoMobiel, een studierichting in het hoger onderwijs die geo-ICT gerelateerd is • 33% van de leerlingen overweegt zelf een

carrière als ondernemer/zelfstandige • 7% van de leerlingen zou zelf een

onderne-ming willen starten

De jongens vinden de modules iets vaker interessant (74% jongens tegenover 64% meis-jes). De interesse in geo-ICT ligt bij jongens algemeen een beetje hoger dan bij meisjes.

Als er vergeleken wordt op niveau van de studie-richting, waarbij zowel de oriëntering op door-stroming naar hoger onderwijs en de focus op wetenschappen en techniek in rekening wordt gebracht, blijkt dat leerlingen in het technisch onderwijs meer gebeten zijn door de inhoud van de modules en het ondernemerschap dan de leerlingen in het algemeen vormend onderwijs. Daarnaast waren ook de leraren enthousiast: 93% van de leraren gaf GeoMobiel een score van 8/10 of meer.

Een online platform met lesmateriaal

Ondanks het enthousiasme van leraren, leerlingen en GeoMobiel-medewerkers werd

er, ten gevolge van besparingen, door de overheid geen geld meer uitgetrokken om het aansluitende schooljaar GeoMobiel verder te zetten. Daarom werd er door de medewerkers volop ingezet op een online platform waar het lesmateriaal gratis wordt aangeboden aan de leraren. De workshops werden herwerkt tot flexi-bele lespakketten die gemakkelijk op te delen zijn in verschillende afzonderlijke oefeningen, om zo tegemoet te komen aan de realiteit van versnipperde lesuren. De lespakketten worden vergezeld van tot in detail uitgewerkte inhoude-lijke en technische handleidingen, PowerPoint-presentaties, lesmateriaal voor de leerlingen, verbetersleutels voor de leraren, onderbouwend beeldmateriaal en andere nuttige links. Aan de drie universiteiten bieden de vakgroe-pen Geografie ook nog onderwijsactiviteiten aan waarbij het lesmateriaal gebruikt wordt.

Dit gaat zowel over leerlingen secundair onderwijs die op bezoek komen, als over nascholingen die georganiseerd worden voor leraren of studenten van lerarenopleidingen die aan de slag gaan met het materiaal.

Wat bracht GeoMobiel teweeg?

Op korte termijn kunnen we stellen dat Geo-Mobiel een positief effect heeft op leerlingen. De overgrote meerderheid van de leerlingen vindt het lesmateriaal van GeoMobiel interessant en leuk. Maar het is onduidelijk wat de invloed van GeoMobiel op lange termijn zal zijn. De hoop is dat er meer studenten naar (geo-)IT-gerelateerde studierichtingen zullen vloeien en dat zij over een paar jaar een boost zullen geven aan het geo-ICT-bedrijfsleven. Een eenmalig project van een schooljaar zal daar echter niet voldoende voor zijn. Een structurele, langdurige financiering wel!

Bart de Wit is werkzaam als medewerker GeoMobiel.

Lieselot Lapon is werkzaam als medewerker GeoMobiel. Bart en Lieselot zijn bereikbaar via Lieselot.Lapon@UGent.be Het online platform van GeoMobiel.

‘Ik heb iets geleerd door het volgen van deze module’: 83% van de leerlingen gaat akkoord!

‘Ik zou zelf een bedrijf in de geo-ICT willen starten’: 9% van de jongens en 3% van de meisjes hebben hier interesse voor.

83% van de leerlingen:

“Ik heb iets geleerd!”

GeoMobiel kwam tot stand samen met de promotoren: Philippe De Maeyer (Univer-siteit Gent), An Steegen (KU Leuven) en Frank Canters (Vrije Universiteit Brussel), en GeoMobiel-medewerkers: Bart De Wit, Liese-lot Lapon, Jeroen Stiers en Koen De Munter. Het lesmateriaal van GeoMobiel is raad-pleegbaar op www.geomobiel.be.

(16)

Beelden van een RPAS

Het duo liet in mei 2012 Cloudshots ‘low altitude aerial photographers’ inschrijven bij de Kamer van Koophandel en voegde student sociale geografie Herman Vulkers toe aan het team. Vanaf dat moment voerde dit driemanschap honderden vluchten uit met een bij leverancier Aerialtronics aangeschafte, achtmotorige multi-kopter. Tot juli 2013 ging dat min of meer onbe-lemmerd omdat er toen nog geen duidelijke en werkbare regelgeving bestond voor het vliegen met radiografisch bestuurbare vliegtuigjes op andere locaties dan bij een modelvliegclub. Na deze datum veranderde er echter veel voor iedereen die bedrijfsmatig met een RPAS wilde vliegen. Kort gezegd mocht vanaf dat moment niet meer zonder een ontheffing van Inspectie Leefomgeving en Transport (ILenT) gevlogen worden. Om die ontheffing te verkrijgen

moest iedere operator een Operations Manual opstellen waarin de bedrijfsvoering tot in detail wordt beschreven. De gebruikte apparatuur moest verzekerd en volgens Europese normen gekeurd worden. Daarnaast moest het team beschikken over een volwaardig opgeleide piloot. Ben Vulkers werd na een theorie- en praktijkopleiding bij het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium de eerste piloot van het team. Het voldoen aan al deze vereisten heeft veel tijd en investeringen gekost maar uiteindelijk kon Cloudshots in juli 2015 worden bijgeschreven in het Luchtvaartregister. Nage-noeg alles wat bij een luchtvaartonderneming noodzakelijk is komt in de bedrijfsvoering aan de orde. Kennis van het luchtruim en de luchtvaart-regels, kennis van meteorologie en navigatie, maar ook het bijhouden van logboeken en een zorgvuldige vluchtadministratie komen dagelijks

Begin 2012 zagen fotografen Marco

Slot en Ben Vulkers uit Zwolle

groeiende mogelijkheden om met

drones extra ‘standpunten’ aan hun

leveringspakket toe te voegen.

Beide fotografen werken al meer

dan 25 jaar voor architecten,

bouwers, waterschappen,

provincies en gemeenten, en

vanuit die hoek kwam steeds vaker

de vraag om hoogtefotografie

en video. Toen de eerste drones

voldoende betrouwbaarheid

lieten zien en ook de prijs van deze

nieuwe apparatuur betaalbaar

werd, besloten de twee tot

aanschaf van hun eerste Remotely

Piloted Aircraft System (RPAS, de

professionele benaming van wat

in de volksmond nog steeds een

drone wordt genoemd).

Door Ben Vulkers

Unieke hoogte: opnames van

van het landschap

Begonnen met fotografie op de grond, verzamelt Cloudshots nu geo-informatie vanuit

(17)

aan bod. Met de Bedrijfsontheffing waarover Cloudshots nu beschikt, is het nog niet zo dat alles zomaar kan. Er zijn strenge regels waaraan een RPAS-operator zich moet houden. Zo mag er niet gevlogen worden binnen honderdvijftig meter van aaneengesloten bebouwing en snelwegen, en niet boven mensenmassa’s. Bij alle vliegbewegingen dient de RPAS volgens een ‘Visual Line Of Sight’ gevlogen te worden. Dat betekent dat het luchtvaartuig te allen tijde zichtbaar moet blijven voor de piloot. Om een object heen vliegen en de RPAS even uit het oog verliezen is dus niet toegestaan. Ook is er een limiet voor de hoogte vastgesteld, deze is maximaal 120 meter. Voor ons is dit in bijna alle situaties meer dan voldoende. Het is hoog genoeg voor overzicht en context, en laag genoeg voor detail en menselijke maat. Juist die ‘geringe’ hoogte is interessant. In dit gedeelte van het luchtruim mag een bemande helikopter niet komen, maar bevinden zich interessante perspectieven voor een beeldmaker: een aange-name blik van kerktorenhoogte. Beide fotografen in het team hebben zich van het begin af aan ten doel gesteld dat ook de opnames die zij op hoogte maken technisch en inhoudelijk moeten voldoen aan de kwaliteit van de beelden die ze

op de grond maken. Het is beslist niet zo dat een foto automatisch goed is omdat deze op hon-derd meter hoogte is gemaakt. Ook bij hoogte-fotografie draait het gewoon om vakmanschap, gevoel voor compositie, licht en moment.

Plannen en meldingen

Iedere geplande vlucht wordt van te voren beschreven in een Operationeel Plan. Dit is een verplicht document dat vierentwintig uur voor de operatie wordt ingediend bij ILenT. Hierin wordt beschreven waar zich de exacte vlieglocatie bevindt en wat de eventuele risico’s op die plek kunnen zijn. Van de operator wordt verwacht dat hij de mitigerende maatregelen beschrijft die noodzakelijk zijn om risico’s te mijden. Naast dit Operationeel Plan wordt een Notice To Airmen (NOTAM) ingediend bij Defensie.

Dit is een officiële melding van de vlucht die na acceptatie op de website van de Luchtver-keersleiding Nederland kan worden terugge-vonden. Deze melding kan door iedere vlieger tijdens zijn eigen vluchtvoorbereiding worden ingezien zodat hij met ander luchtverkeer rekening kan houden. Het team beslist dat er veilig kan worden gevlogen op de beoogde locatie als het luchtruim vrij is van vliegverkeer en obstakels. Uiteraard zijn ook de weersom-standigheden bepalend of een vlucht kan plaatsvinden. Doorgaans is een heldere hemel zonder neerslag en een maximale windkracht van 4 Beaufort een vereiste. Daarnaast is vliegen alleen toegestaan tussen zonsopgang en zonsondergang. Bij Cloudshots zijn de taken

vormgeving en inrichting

de lucht

Luchtopname Deventer (Cloudshots).

Ook bij hoogtefoto gra fie

draait het gewoon om

vakmanschap

(18)

verdeeld over de piloot, die het toestel via een controller zijn route laat vliegen, de payloadcon-troller/cameraman, die met zijn eigen controller de camerabewegingen aanstuurt, en de obser-ver die het luchtruim en de situatie op de grond in de gaten houdt. Zowel piloot als cameraman

beschikken over een eigen monitor waarop het te maken beeld en de vluchtgegevens zoals hoogte, afstand tot de RPAS, batterijwaarden en vliegduur kunnen worden beoordeeld.

Vliegpaden en detaillering

Cloudshots maakte de afgelopen jaren veel beelden van de grootschalige ‘Ruimte voor de Rivier’-projecten. Het is een onderwerp dat zich qua schaal en karakter goed leent om met een blik van boven in beeld te worden gebracht. Op regelmatige basis worden de vorderingen in het grondverzetwerk langs de IJssel vastgelegd; vanuit de lucht is het continue veranderingspro-ces op een fantastische manier te registreren.

Door te vliegen met vastgelegde waypoints en GPS-coördinaten kunnen de diverse vluchten volgens een identieke beweging worden uitge-voerd en herhaald. Op die manier is een wijziging in het landschap of de groei van een bouwproces stapsgewijs te volgen. Met opdrachtgevers als architecten, bouwers en waterschappen komen ook de betrekkelijk nieuwe mogelijkheden van mapping in beeld. Nieuwe software geeft de mogelijkheid om grote gebieden zeer nauw-keurig in kaart brengen. Door het gewenste niveau van detaillering aan te geven berekent de software automatisch een optimaal vliegpad. Dit vliegpad kan op locatie met een druk op de knop geactiveerd worden, waarna de RPAS in korte tijd de route volledig autonoom aflegt en onderweg foto’s loodrecht naar beneden maakt. De hoogte en snelheid waarmee de RPAS het traject aflegt zijn afhankelijk van de gekozen detaillering en het gehanteerde objectief. Lagere vluchten resulteren doorgaans in een hogere detaillering maar een langere vliegtijd.

Met hoge vluchten is sneller een groot gebied te mappen, maar verkrijgt men een lagere detaillering. Deze detaillering loopt uiteen van ongeveer 1 cm tot 5 cm per pixel. Voor de berekening van de uiteindelijke kaarten en modellen is het erg belangrijk is dat er genoeg overlap in de gemaakte beelden zit. De software zorgt hiervoor door de vluchtpaden goed op elkaar te laten aansluiten en met een interval van een paar seconden foto’s te maken. Dit levert een serie van tientallen tot honderden beelden op. De beelden worden vervolgens verwerkt tot 3D-modellen en kaarten. De software gebruikt GPS-coördinaten uit de metadata van de foto’s en visuele informatie om de relatieve positie en hoek van de gemaakte foto’s tot elkaar te bepalen. Op deze manier worden duizenden punten gegenereerd die resulteren in een 3D-punten-wolk. Deze puntenwolk vormt de basis van de verschillende modellen die het programma kan creëren. Door de ruimte tussen de punten in te laten vullen ontstaat er een digitaal model van het in kaart gebrachte terrein. Ook kunnen er eenvoudig volumemetingen worden gedaan. Met behulp van orthorectificatie kan een zeer nauwkeurige kaart zonder vertekening worden gegenereerd waarbij afstanden in tact blijven en er dus geschikt metingen mee kunnen worden verricht.

Ben Vulkers is waarnemer/ observer bij Cloudshots. Hij is bereikbaar via info@cloudshots.nl en www.cloudshots.nl. Marco Slot is payload controller bij Cloudshots. Herman Vulkers is piloot bij Cloudshots.

Vanuit de lucht is het

continue

veranderings-proces op een

fantastische manier te

registreren

Camerahoeken (Cloudshots). Volumemetingen (Cloudshots).

(19)

Rainer Kettemann und Jörg

Hepperle, 150 Jahre Vermessung

1865-2015. Geodäten fürs Land und

die Welt, Hochschule für Technik

Stuttgart, ISBN 978-3-940670-60-1,

176 p.

In 1865 bescheiden begonnen als een Geo-meterschule als onderdeel van een koninklijk bouwkunde-instituut heeft het vakstudiedo-mein Vermessung nu twee master- en twee bachelorstudies in de Hochschule für Technik Stuttgart (Bologna-conform). Daarboven is er aan de universiteit Stuttgart nog een faculteit voor lucht- en ruimtevaarttechniek en geode-sie, waar men volgens het jubileumboek goed mee samenwerkt. De prodekaan daarvan gaat er voor het HBO vanuit ‘dass diese 150 Jahre

erst den Anfang einer lange Geschichte darstel-len’. De eerste van de vijftien (!) Grussworte

in het boek maakt trouwens al duidelijk dat het eind daar niet in zicht is. Minister Theresia Bauer van de deelstaat Baden-Württemberg over geodesie: ‘Es ist eine zukunftsträchtige und

hochrelevante Disziplin.’

De voorzitter van DVW Baden-Württemberg (1954) zag toch ook in het midden van de 19e

eeuw in de door Abraham Fecht opgerichte ‘Württembergische Geometerverein’ zijn voorganger. Wie vergelijkt de start van zulke

verbanden eens op Europees niveau? Natio-naal lijkt alle brondata daarvoor al ontsloten. Een deel van het boek is de zoveelste eigen geschiedschrijving, uiteraard voor de oude verhalen met verwijzingen naar voorgaande jubileumboeken. De illustraties zijn prachtig en hebben gedegen eigen onderschriften. Zo werd de eigen RegElta 14 aangekocht in 1976, hun eerste GPS-uitrusting WM102 in 1989 en hun dito laserscanner in 2003. De ‘Copter-Drohne’ van 2015 leert dat dit instituut kennelijk ook fi nancieel gezien bij de tijd kan blijven. Ook andere hoofdstuktitels zoals ‘Ohne smarte Geodaten keine smarten Städte’ en ‘Bee Smart - Blüten aus der Crowd’ zeggen genoeg. Gezien die eerdere jubileumuitgaven zijn er concentra-ties op recente geschiedenis: hoofdstukken over tien jaar Mobile Mapping en ’40 Jahre geodäti-sche Instrumente – Technik im Wandel’ (vooral elektronische afstandsmeting, GPS, terrestrische laserscanning en industriële meettechnieken). Een studente legt uit dat er elk semester de Duitslandbrede conferentie van geode-siestudenten KonGeoS is. Steeds is dat bij een andere hogeschool of universiteit en zodoende is men daar niet steeds aan de beurt! In 2013 was Stuttgart dat wel en waren daar hogeschool en universiteit samen gast-heer. Succesverhalen van alumni zijn weer een ander chapiter.

Uit het slothoofdstuk met tabellarische informatie kan worden doorgegeven dat op de hele pagina met Partnerhochschule het toch naburige Nederland en België manke-ren. Afgaand op de door mij ook verslagen geluiden op de laatste donateursdag van DHC in Utrecht denk ik dat menige oudere geodeet dat manco jammer zal vinden: te leren was dat in het op vele punten grootste Europese land het vak een aparte discipline is en blijft. Een kanttekening? Op die omslagfoto zonder werkproces lijkt het wel of men voor een brandweeroefening even buiten moest wachten…

Adri den Boer

Boek

HFT Stuttgard

150 Jahre Vermessung

1865-2015

(20)

In dit artikel nemen wij de brandweer en de brandveiligheidssector als voorbeeld om de kansen en valkuilen van prestatiesturing in de publieke sector te laten zien. Na een korte schets over het conceptuele kader waarbin-nen de brandweer werkt aan een systeem van prestatiesturing en de kracht van data, volgt een beschrijving van een casus. De casus gaat over de ontwikkeling van een economisch perspectief op brandveiligheid en hoe met data prestatie-indicatoren kunnen worden ontwikkeld. Tot slot trekken we enkele lessen over effectieve prestatiesturing die voor alle publieke organisaties kunnen gelden.

Het Brandveiligheidsmodel

Momenteel is de enige wettelijk vastgelegde prestatie-indicator voor de brandweer de opkomsttijd: de tijd die het duurt voordat de brandweer ter plaatse is vanaf het moment dat een melding via alarmnummer 112 bin-nenkomt.

In 2012 concludeerde de Inspectie van Veilig-heid en Justitie voorzichtig dat door deze exclusieve aandacht voor de opkomsttijd er ‘overschatting van het belang van opkomst-tijd’ dreigt. Naar aanleiding van deze conclusie gaf het Veiligheidsberaad (het bestuurlijk platform van de 25 veiligheidsregio’s) aan TNO opdracht om een vooronderzoek te doen naar een model voor de operationele en maatschappelijke prestaties van de gehele brandveiligheidssector. Hieruit volgde het advies aan het Veiligheidsberaad om een Brandveiligheidsmodel te gaan ontwikkelen.

Het Brandveiligheidsmodel is bedoeld als een vorm van prestatiemeting. Dit soort instru-menten kan een aantal doelen vervullen, zoals: • Transparantie: feitelijk weergeven van de

prestaties.

• Leren: inzicht geven in de oorzaken en de effecten van de prestaties.

• Oordelen: onderscheid maken tussen goede en slechte prestaties.

• Afrekenen: verbinden van straf en beloning aan de prestaties.

Deze doelen hebben een hiërarchie. Leren wordt pas mogelijk als er transparantie is, oordelen wordt pas mogelijk als er inzicht is en afrekenen zonder oordeel is niet zinvol. Aangezien de brandweer op dit moment nog niet beschikt over voldoende betrouwbare gegevens over de prestaties, en nog minder over de oorzaken en effecten van de prestaties is het nu niet mogelijk – en ook niet wen-selijk – om de prestaties te normeren en de organisatie af te rekenen. Pas als er voldoende feiten en inzichten zijn, wordt het zinvol om specifieke normen te formuleren.

Wel is het wenselijk om deze zienswijze verder te ontwikkelen en daarom heeft de project-groep RemBrand in opdracht van het Veilig-heidsberaad in 2015 een proof-of-concept opgeleverd van een digitaal Veiligheidsmodel waar met behulp van big data inzicht wordt gegeven in de prestaties van de brandvei-ligheidssector. In de aankomende jaren zal dit proof-of-concept door zowel Brandweer Nederland als door individuele korpsen verder worden verfijnd, gevalideerd en geïmplemen-teerd.

De kracht van data

De verkenning van de mogelijkheden van big data voor de brandveiligheidssector is rond 2012 begonnen met datagedreven risicoprofie-len. Verschillende veiligheidsregio’s begonnen de risico’s in hun verzorgingsgebied te bere-kenen met geo-data. Dit was een trendbreuk met de tot dan toe gehanteerde methode van risicobeoordeling.

Het ontstaan van grote hoeveelheden, dynamisch en heterogene data (big data), over

Binnen publieke organisaties

bestaat steeds meer aandacht

voor prestatiesturing. Zowel om

de uitgaven te rechtvaardigen als

om de publieke dienstverlening

te verbeteren. Door de explosieve

toename van data om de

maatschappij en de activiteiten

van de overheid in kaart te

brengen heeft deze ontwikkeling

een extra impuls gekregen.

Effectieve prestatiesturing is echter

niet makkelijk. Regelmatig leidt

het tot frustratie, inefficiëntie en

andere ‘perverse effecten’.

Door Barry van ’t Padje, Michiel Jellema,

Sisi Zlatanova en Ashwan Autar

Effectieve prestatiesturing

voor de brandveiligheidsse

Data-gedreven

prestatie sturing

is waardevol

(21)

ondermeer maatschappelijke processen en menselijk gedrag, biedt nieuwe kansen om de brandveiligheid te leren kennen en te besturen. Deze kansen worden niet alleen op nationaal, maar ook op internationaal niveau onderkend. In dit kader wordt verwezen naar de activiteiten van de United Nations International Strategy for Diaster Reduction, het research-programma IRDR en het op 18 maart 2015 door de United Nations aangenomen Sendai Framework for

Disaster Risk Reduction 2015-2030.

Big data staat niet alleen voor de explosieve toename van digitaal vastgelegde uitdrukkin-gen van feiten, maar voluitdrukkin-gens datawetenschap-pers ook voor een nieuw paradigma over kennis en besluitvorming, en het rationaliseren en sturen van gedrag. Pentland zegt over dit rationaliseren en sturen van gedrag bijvoor-beeld dat we onze maatschappelijke syste-men, zoals de brandveiligheidssector, met behulp van big data moeten heruitvinden. Hiervoor is het nodig om de situatie con-stant af te tasten met behulp van data, deze feitelijke waarnemingen te combineren in een dynamisch vraag-aanbod model, en ten slotte voorspellingen te doen over waar en wanneer welk type aanbod het grootste effect heeft. Vanuit dit perspectief is het Brandveiligheids-model dus een eerste aanzet om te komen tot een aftastend, dynamisch en voorspellend vraag-aanbod-model voor de brandveilig-heidssector.

De casus (1): economisch perspectief op brandveiligheid

Economische schade is na persoonlijk leed waarschijnlijk het belangrijkste effect van brand. In het Brandveiligheidsmodel is ‘het voorkomen van directe en indirecte financiële schade bij brand’ een belangrijk doel van de brandveiligheidssector. In het proof-of-con-cept is alleen het ‘voorkomen van de directe financiële schade’ geoperationaliseerd door

de volgende, in de Verenigde Staten gehan-teerde formule (zie figuur 1).

De argumentatie achter deze formule is dat brand in principe alle beschikbare brandstof verbrandt, tenzij de brand wordt gestopt. Dus als er brand is in een pand, dan brandt dat pand in principe tot de grond af, tenzij de brand passief wordt gestopt door een fysieke barrière, zoals een muur met een zeer hoge brandwerendheid, of actief wordt gestopt door een blusmiddel, bijvoorbeeld water. Het economisch rendement van het stoppen van brand is de relatie tussen de voorkomen directe en indirecte financiële schade enerzijds en de kosten van het passief en actief stoppen van brand anderzijds. De kosten van het pas-sief en actief stoppen van branden bedroegen voor Nederland in de periode 2007-2009 per jaar ongeveer € 2,8 miljard. Daarvan is € 1,7 miljard. besteed aan de brandveiligheid van gebouwen ten behoeve van het passief

stoppen van brand en € 1,1 miljard. aan de brandweer voor het actief stoppen van brand. Om vanuit economisch perspectief te kunnen bepalen of de brandveiligheidssector econo-misch toegevoegde waarde levert, is het dus in ieder geval nodig om te weten of er meer of minder dan de € 2,8 miljard. aan directe en indirecte financiële schade is voorkomen. Deze prestatie-indicator ‘economisch rendement’ kan niet alleen de investeringen in brandveiligheid rechtvaardigen, maar kan ook helpen bij het vinden van nieuwe, meer effectieve en efficiënte producten en diensten. In het kader van de discussie die in de brandweersector wordt gevoerd over bijvoorbeeld de meest effectieve inzettactiek en over variabele voertuigbezetting kan het economisch rendement helpen bij het vinden van een passend antwoord.

De casus (2): berekenen van de ‘voor-komen directe financiële schade’

Gebaseerd op de mogelijkheden van big data en econometrische datamodellering hebben de Brandweer Amsterdam-Amstelland en Info-folio een eerste versie van de berekening van de ‘voorkomen directe financiële schade’ voor woningbranden ontwikkeld. Er is gekozen voor woningbranden omdat ruim 72% van alle branden plaatsvinden in woningen.

Voor deze berekening is aansluiting gezocht bij de eerder gegeven formule (figuur 1). Deze formule kent drie variabelen waarvan de eerste twee, te weten de vervangingswaarde gebouw en de vervangingswaarde inboedel al bekend zijn. Infofolio heeft immers al het Hermes-model en Iris-model ontwikkeld voor de bepaling van de vervangingswaarde van woningen respectievelijk de vervangings-waarde van de inboedel.

Gerealiseerde schade

De derde variabele, de gerealiseerde schade, is nog onbekend. Op basis van data over woningbranden is een model ontwikkeld om deze derde variabele te kunnen berekenen. Bij de modelontwikkeling is gebruik gemaakt van de informatie over 874 brandincidenten uit de regio Amsterdam-Amstelland. De beno-digde data is afkomstig van de Brandweer Amsterdam-Amstelland en Infofolio.

Het model richt zich in eerste instantie op brandincidenten van enkelvoudige woning-branden (zie figuur 2) van het type klein en middelgroot. Ondanks het feit dat de grote enkelvoudige woningbranden niet zijn mee-genomen in de modelontwikkeling, heeft het

met data

ctor

Figuur 1 - Formule van ‘voorkomen directe financiële schade’.

Big Data voor

brandveiligheid

vervangingswaarde gebouw + vervangingswaarde inboedel - gerealiseerde schade

Figuur 2 - Voorbeelden van enkelvoudige woning-branden.

(22)

model een bereik van meer dan 85% van alle enkelvoudige woningbranden.

Het model bestaat uit twee sub-modellen, waarvan de eerste zich richt op kleine branden en de tweede betrekking heeft op middel-grote branden. Beide sub-modellen hebben het meervoudige regressiemodel als model-vorm en de significante verklarende variabelen zijn per model verschillend. Het sub-model voor kleine branden heeft een hogere verklaringskracht (R2=80%) dan het model voor middelgrote branden (R2=71%). Naast het feit dat de sub-modellen een uitspraak doen over de gerealiseerde schade, genereert ieder model per gerealiseerde schade ook een betrouwbaarheidsmarge. Deze betrouwbaar-heidsmarge geeft aan binnen welke marge (bv +/- 20%) de uitspraak over de gerealiseerde schade ligt.

Prestatie-indicator ‘voorkomen directe

financiële schade’

Nu alle drie de variabelen uit de formule (figuur 1.) bekend zijn, is het mogelijk de prestatie-indicator ‘voorkomen directe finan-ciële schade’ per brandincident te berekenen. De uitkomst van deze berekening geeft zowel een waarde (€) als een percentage (%). Voor 218 geselecteerde brandincidenten (figuur 3.) binnen de regio van de Brandweer Amsterdam-Amstelland is de ‘voorkomen directe financiële schade’ bepaald.

De gemiddelde ‘voorkomen directe financiële schade’ voor kleine branden bedraagt 87% van de totale vervangingswaarde van de woning, en voor middelgrote branden ligt de gemid-delde ‘voorkomen directe financiële schade’ op 55% van de totale vervangingswaarde van de woning. Uit navraag bij de brandweer blijkt

dat deze percentages overeenkomen met de subjectieve ervaringen uit de praktijk. In figuur 4 is de uitkomst van de ‘voorkomen directe financiële schade’ in percentages (%) voor de 218 brandincidenten weergegeven. De opbrengst van de ‘voorkomen directe financiële schade’ is op basis van deze 218 brandincidenten gemiddeld 82% van de totale vervangingswaarde van de woning.

Gezien de hoge verklaringskracht van alle gebruikte modellen voor de prestatie-indi-cator ‘voorkomen directe financiële schade’ ,

het belang van het hebben van inzicht en de huidige blinde vlek in de brandveiligheidssec-tor omtrent het economisch rendement van de maatregelen die zij nemen, mag veronder-steld worden dat dit model een waardevolle bijdrage kan gaan leveren in het Brandveilig-heidsmodel.

Doorontwikkeling van de eerste versie van deze prestatie-indicator zal op meerdere

manieren een vervolg krijgen. Ten eerste zal de brandweer gaan bepalen hoe zij deze indicator kan gebruiken om haar transparantie en leervermogen te versterken. Één van de mogelijkheden is om de effecten van de invoering van nieuwe inzettactieken en vari-abele voertuigbezettingen te objectiveren in termen van ‘de voorkomen directe financiële schade’. Een tweede haalbare toepassing ligt in het nauwkeuriger bepalen van de risico’s met behulp van de gerealiseerde directe

Figuur 3 - Locatie van de 218 brandincidenten.

Figuur 4 - Verdeling brandincidenten per categorie voorkomen directe financiële schade.

Meer dan 100.000

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op het moment dat de corporatiewoningen verkocht worden aan particulieren met een inkomen boven de DAEB-grens zorgt dit ervoor dat de woningen niet alleen

De teleurstellende opbrengsten laten zien dat vve, ten opzichte van de reguliere groepen in de voor- en vroegschoolse periode, geen toegevoegde waarde heeft voor de ontwikkeling

De EED wetgeving vraagt van de meeste zorgorganisaties voor 31 december 2020 een Energieaudit rapport, tenzij de instelling een erkend keurmerk heeft dat. hieraan invulling geeft

Als men spreekt over bronnen van informatie die in een huishouding ter beschikking staan denkt men veelal in de eerste plaats aan de interne vastleg­ gingen van

De positie van Arnon Grunberg en Peter Middendorp als literatoren in

Apart from three pages of introducing and contextualising the study (which will be responded to in the discussion) the History MTT in this section largely covers content

Results from in vitro DM and NDF degradation and gas production of mature forages and concentrate diet substrates indicated that the exogenous application of the fibrolytic enzyme

Maar Burnham meent dat dit zijn betoog niet verzwakt, want, zo I zegt hij, de pI~nnen, ' aanwijzingen, üpdrachten, worden gemaakt in de regerings- bureaux. En daar zitten de