• No results found

Collectieve en Integrale Bodemenergiesystemen in bedrijvengebied de Binckhorst

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Collectieve en Integrale Bodemenergiesystemen in bedrijvengebied de Binckhorst"

Copied!
65
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Collectieve en Integrale

Bodemenergiesystemen in

bedrijvengebied de Binckhorst

De uitdagingen en mogelijkheden binnen flexibele samenwerkingsverbanden tussen gemeenten, markt en lokale gebruikers

Bachelorscriptie Future Planet Studies,

Major Politicologie, afstudeerrichting Internationale Betrekkingen

Afstudeertraject: Beheer van Natuurlijke Hulpbronnen - Politieke Risico’s en Kansen

Eerste lezer: Dr. R.J. Pistorius Tweede lezer: ​Dr. E.M. Besseling

Student: Aimée van Nieuwenhuijzen Studentnummer: 10492224 Datum: 25-06-2018

(2)

Inhoudsopgave

Voorwoord 4

1. Inleiding: de context en relevantie van het onderzoek. 5

2. Theoretische onderbouwing: transities en samenwerking bij common-pool resources 7

2.1 Duurzame transities en het Multilevel Perspectieve (MLP) 7

2.2 Het concept ‘macht’ in het MLP 9

2.3 Flexibel en actief burgerschap op lokaal niveau 9

2.3.1 Postmoderniteit 10

2.3.3 Decentralisering 11

2.3.4 De participatiesamenleving 11

2.3.5 Conclusie 12

2.4 Het beheer van common-pool resources 12

2.4.1 De noodzaak voor passed beheer van common-pool resources 12

2.4.2 De vier voorwaarden voor een CPR-dilemma 13

2.4.3 Crafting communities 14

2.4.4 Meervoudige toekomstwaarden 15

2.5 Conclusie 15

3. Methode: semi-gestructureerde interviews en analyse documenten 17

3.1 Een kwalitatieve case study 17

3.2 Inkadering onderzoek en selectie stakeholders 18

3.2.1 Geografische afbakening van de case study 18

3.2.2 Focus bodemenergie 19

3.2.3 Selectie stakeholders 20

3.3 Methode van dataverzameling 21

3.3.1 Interviews 21

3.3.2 Algemene uitgangspunten interviews 22

3.3.3 Geïnterviewden 23

3.4 Analyse Interviews 24

4. Resultaten en analyse: Probleemanalyse, situatieschets en ervaren belemmeringen en

mogelijkheden 26

4.1 Probleemanalyse van de implementatie van bodemenergie 26

4.2 Context op de Binckhorst met betrekking tot de implementatie van collectieve

bodemenergiesystemen 28

4.2.1 Stakeholderanalyse van de betrokken partijen, ambities en belangen 28

4.2.2 Schets van de huidige samenwerking 30

(3)

4.2.3 Conclusie 31

4.3 Belemmeringen en mogelijkheden in het proces van implementatie 31

4.3.1 Planvorming 32

4.3.2 Aansluiting 34

4.3.3 Eigendomsverhoudingen 36

4.3.4 Financiering en investering 38

5. Conclusie & Discussie 40

5.1 Conclusie 40

5.3 Discussie 42

5.3.1 Risico op bias 42

5.3.2 Generaliseerbaarheid van het onderzoek voor Nederland 42

Referenties 44

Bijlagen 49

Bijlage 1: Wat is bodemenergie? 50

Bijlage 2: Onderzoeksmethode - Gestelde vragen in interviews 53

Bijlage 3: Onderzoeksmethode - Gegevens Interviews 60

Bijlage 4: Onderzoeksmethode - Zoektermen 61

Bijlage 5: Onderzoeksmethode - Codering 62

Bijlage 6: Concrete Aanbevelingen 63

(4)

Voorwoord

Deze scriptie is geschreven binnen het afstudeerproject van meneer Pistorius. Allereerst wil ik u heel erg bedanken voor de academische ondersteuning. Daarnaast een nog grotere dank voor de betrokkenheid die u hebt getoond tijdens het hele traject. Dit is van onschatbare waarde geweest voor het vertrouwen en het enthousiasme die nodig waren voor het voltooien van dit traject. Deze scriptie is tevens onderdeel van een onderzoeksstage bij AT Osborne onder begeleiding van meneer van der Heijden. Ook u wil ik in grote mate bedanken voor uw betrokkenheid en de vele mogelijkheden die ik heb gekregen om van u te mogen leren. Ik heb hierdoor veel plezier beleefd en is het een hele leerzame periode geweest. Ook wil ik meneer Hooijkaas van BodemenergieNL bedanken omdat u meerdere malen de moeite heeft genomen om de verschillende aspecten rondom bodemenergie te verduidelijken. Tot slot wil ik de verschillende geïnterviewde personen binnen dit onderzoek bedanken voor de tijd en moeite die zij hebben gestoken in de ondersteuning van het onderzoek, wat vaak meer betekende dan alleen vragen beantwoorden.

(5)

1. Inleiding: de context en relevantie van het onderzoek.

Het gevoel van urgentie om actie te ondernemen tegen klimaatverandering stijgt mondiaal sterk. In 2015 is het Parijs Akkoord opgesteld waarin is vastgelegd dat de aarde nog maximaal twee graden Celsius mag opwarmen, het streven is een maximale opwarming van anderhalve graad Celsius. (Ministerie van Economische zaken 2016:5) Een aantal van 177 van de 196 erkende landen hebben het Akkoord ondertekend hetgeen het gevoel van urgentie bevestigd (United Nations Treaty Collection 2018). Om deze ambitie te behalen moet het verbruik van fossiele brandstoffen in Nederland voor energielevering in 2050 gereduceerd zijn tot ongeveer nul. (Ministerie van Economische zaken 2016:5 & 40). Een belangrijk deel van het energieverbruik bestaat uit verwarming van gebouwen. In 2015 was dit aandeel 53% van het functionele energieverbruik. (Menkenveld, Matton, Segers, Vroom, en Kremer 2017: 5) In 2016 bestond echter nog 39,8 % het totale energieverbruik uit aardgas, de voornaamste fossiele brandstof voor het opwekken van warmte (Statline 2018). Er is dus een duurzame warmtetransitie nodig om aan deze ambities te kunnen voldoen. Het maatschappelijke doel dat in deze thesis centraal staat is daarom het bewerkstelligen van duurzame warmtevoorziening om klimaatverandering tegen te gaan.

Bodemenergie kan een grote bijdrage leveren in de duurzame warmtevoorziening Bodemenergie is een circulatiesysteem waarbij warmte en koude temperaturen worden opgeslagen in de bodem. Door middel van leidingen kunnen deze bronnen verbonden worden met elkaar, en met andere technieken zoals geothermie en het gebruik van warmte uit oppervlaktewater. Door een collectief en integraal systeem kunnen verschillende huishoudens van warmte en koude worden voorzien zonder het gebruik van fossiele

brandstoffen. Er hangen veel voordelen aan het gebruik van collectieve

bodemenergiesystemen maar deze technieken worden nog niet in grote mate toegepast (voor verdere uitleg over deze techniek, zie Bijlage 1). (Agterberg 2016; Agterhoek 2018) Deze thesis heeft als doel om te onderzoek welke belemmeringen en mogelijkheden er bestaan rondom de implementatie om zo een bijdrage te leveren aan de warmtetransitie. Dit onderzoek heeft tevens een theoretische relevantie omdat het ruimte biedt om de

(6)

implicaties van maatschappelijke trends op de governance bij duurzame vraagstukken te onderzoeken.

De case study die in deze thesis centraal staat is het bedrijvengebied de Binckhorst in Den Haag. De Binckhorst is een proefterrein voor grote duurzaamheidsambities en voor verschillende ontwikkelingen. In de Binckhorst wordt namelijk een pilot gedaan met het de nieuwe Omgevingswet waarbij, in samenwerking met de samenleving, een lange termijn visie wordt opgesteld en korte termijn plannen worden opgesteld om deze te realiseren. Daarnaast heeft Gemeente Den Haag de ambitie om in 2040 klimaatneutraal te zijn. Door het opstellen van een energieplan proberen zij sturing te geven aan het realiseren van deze ambitie. Ook bij dit energieplan vindt samenwerking plaats tussen verschillende soorten partijen. (Gemeente Den Haag 2018:13-14, 17; Den Haag 2018; I’M BINCK 2018) Dit heeft invloed op de manier waarop de governance met betrekking tot de implementatie van bodemenergie wordt vormgegeven en daarmee op de belemmeringen en mogelijkheden die worden ervaren. De onderzoeksvraag die in deze thesis centraal staat luidt daarom:

Welke belemmeringen en mogelijkheden ervaren publieke en private partijen bij de implementatie van een collectief en integraal bodemenergiesysteem in bedrijvengebied de

Binckhorst?

Om antwoord te geven op de onderzoeksvraag zal eerst de theorie worden beschreven die als onderbouwing dient voor de methode en de gevonden resultaten. Hierop volgt een beschrijving van de onderzoeksmethode en een verantwoording voor de keuzes die zijn gemaakt in de afkadering van het onderzoek. Vervolgens wordt aan de hand van de eerder behandelde de theoretische concepten en uitgevoerde interviews beschreven welke

belemmeringen en mogelijkheden er worden ervaren bij de implementatie van een collectief en integraal bodemenergiesysteem. Tot slot volgt een conclusie van de

onderzoeksresultaten.

(7)
(8)

2. Theoretische onderbouwing: transities en samenwerking bij

common-pool resources

2.1 Duurzame transities en het Multilevel Perspectieve (MLP)

De techniek van bodemenergie is voldoende ontwikkeld om toegepast te worden, maar hij wordt nog niet voldoende geïmplementeerd om maatschappelijke doelen te halen. Om de warmtevoorziening in Nederland te verduurzamen is dus een transitie noodzakelijk. Een transitie is het ontstaan van een nieuwe samenstelling van structuren, culturen en werkwijzen. Bij deze thesis ligt de focus op een ‘duurzame’ transitie namelijk de warmtetransitie. De eerste eigenschap van een duurzame transitie is dat een transitie met opzet worden gestuurd om bepaald maatschappelijk doel te bereiken. Daarnaast worden duurzame transities gekenmerkt door de afwezigheid van duidelijke en tastbare voordelen, zoals financiële voordelen. Dit zorgt ervoor dat er minder incentive bestaat bij individuen om te investeren in duurzame transities. (Avelino en Rotmans 2009:544; Drift 2018; Geels 2004:910-911) Geels (2011:24-25) stelt dat duurzame transities daarom bepaald worden door de interactie tussen technische, politieke, economische, sociaal-culturele dimensies. Dit wordt ondersteund door andere bronnen zoals Avelino en Rotmans (2009:544), Drift (2018) en Geels (2004:910-911).

Het Multilevel Perspective is een veelvuldig gebruikt model om (potentiële) duurzame transities te analyseren (Geels 2011: 24-25; Pel, Avelino en Jhagroe 2016: 451-452). Het MLP bestaat uit drie hoofdconcepten die verschillende niveaus vertegenwoordigen bij een transitie. Deze concepten zijn landschapsontwikkelingen, het sociaal-technologische regime en niches (Fig. 1). Het niveau van de landschapsontwikkelingen bestaat uit relatief langzame ontwikkelingen die niet makkelijk beïnvloed worden. Dit niveau vormt de context voor het regime. Het regime is de meest dominante samenstelling van actoren, structuren en werkwijzen in een maatschappelijk systeem. Daarbij zijn niches enkele nieuwe samenstellingen die buiten het regime zijn gevormd en daarom niet vanzelfsprekend passen binnen het regime. (Avelino & Rotmans 2009:544-545; Van der Hoeve 2010:20). Het MLP stelt dat een transitie plaatsvindt wanneer er een nieuwe dominante samenstelling ontstaat

(9)

binnen het maatschappelijke systeem. Dit proces is volgens het MLP afhankelijk van de interactie tussen drie genoemde niveaus. (Avelino & Rotmans 2009:544; Van der Hoeve 2010:123-124)

Figuur 1.​ Het Multilevel Perspectief over transities (Geels 2011: 28)

(10)

2.2 Het concept ‘macht’ in het MLP

Zowel Avelino en Rotmans (2009:545-546) als Geels (2011:29-32) stellen dat het concept macht belangrijk is om de interactie tussen de drie niveaus van het MLP te definiëren. Hierbij definiëren Avelino en Rotmans (2009:550) macht als “de capaciteit van actoren om machtsbronnen aan te wenden om een bepaald doel te bereiken”. De interactie tussen de drie niveaus kan dus gedefinieerd worden als een machtsstrijd tussen actoren van het bestaande regime, de opkomende niches en druk vanuit het landschap (Avelino en Rotmans 2009: 545-546; Geels 2011:32). Door het concept van macht toe te voegen kan dus interactie tussen de verschillende lagen worden bestudeerd die de governance rondom de implementatie van collectieve systemen beïnvloed.

Avelino en Rotmans (2009:555, 560-562) stellen dat het ontstaan van een machtsvacuüm een transitie mogelijk maken. Een machtsvacuüm is een situatie waarbij het regime niet de juiste en/of onvoldoende machtsmiddelen kan aanwenden om de dominante samenstelling van het maatschappelijke systeem in stand te houden. Door het ontstaan van een machtsvacuüm kunnen niches onderdeel worden van het regime of het regime vervangen. Hierdoor ontstaat er een nieuwe maatschappelijke samenstelling binnen het regime waardoor er een transitie plaatsvindt. Dit machtsvacuüm kan ontstaan door druk vanuit de niches en het landschap of tegenstellingen binnen het regime. (Avelino en Rotmans 2009) In Nederland is een machtsvacuüm ontstaan binnen het regime door verschillende maatschappelijke en sociale trends. Dit biedt ruimte voor nieuwe vorm van governance die gekenmerkt wordt door flexibiliteit, actief burgerschap en gedeelde verantwoordelijkheden, wat invloed heeft op de governance rondom collectieve bodemenergiesystemen. Aansluitend heeft deze governance weer implicaties voor de belemmeringen en mogelijkheden die publieke en private partijen ervaren (Van Putten 2013:15-16, 26-32, 37, 71) In de volgende paragrafen zal hier verder op in worden gegaan.

2.3 Flexibel en actief burgerschap op lokaal niveau

In deze paragraaf worden de theoretische invalshoeken en maatschappelijke trends beschreven die een theoretische onderbouwing vormen voor de vormgeving van de governance rondom de implementatie van collectieve bodemenergie. Aan de hand van

(11)

postmoderniteit worden de kenmerken van het huidige tijdperk beschreven die invloed hebben op maatschappelijke trends in Nederland. Vervolgens worden de maatschappelijke trends, decentralisering en de ontwikkeling van de participatiesamenleving, behandeld als maatschappelijke trends die in sterke mate invloed uitoefenen op de vormgeving van de governance. Door deze maatschappelijke trends speelt de machtsstrijd bij de vormgeving van governance zich voornamelijk af op het lokale niveau en wordt in sterke mate bepaald door actief burgerschap.

2.3.1 Postmoderniteit

Van Putten (2013:26) stelt dat in het huidige tijdperk een gevoel van onzekerheid in sterke mate beïnvloedt hoe wij onze levens inrichten en hoe wij handelen. Ten eerste is die onzekerheid voortgekomen uit een tegenreactie op de eerste moderniteit waarin werd gestreefd naar controle. Het gevoel versterkt dat het onmogelijk is om onze leefomgeving volledig onder controle te hebben. Dit wordt gekenmerkt door de publicaties zoals “Silent Spring” en “Limits to Growth”. Als gevolg hiervan ontstaat de vraag om flexibele governance structuren ten aanzien van natuurlijke hulpbronnen om snel op onverwachte ontwikkelingen te kunnen reageren. (Van Putten 2013: 16, 26-32; Sjøvaag 2016:377-379)

Ten tweede, onder invloed van de individualisering en het neoliberalisme wordt meer waarde gehecht aan zelfbestuur. Bij actief burgerschap neemt de individuele burger een deel van de verantwoordelijkheid voor het welzijn van de staat op zich. Dit houdt ook in dat de burgers participeren in het vormgeven en toepassing van governance. Persoonlijke morele waarden en de goedkeuring van anderen zouden de drijfveren vormen voor het actieve burgerschap. Door de combinatie van individualisering en mondialisering verliezen natiestaten hun kracht en komt lokale niveau meer centraal te staan. Als gevolg vallen traditionele governance structuren weg en ontstaat er machtsvacuüm in de governance over maatschappelijke vraagstukken zoals de warmtetransitie. Hierdoor ontstaat ruimte voor meer zelfbestuur en moeten nieuwe governance structuren worden gevormd. Daarnaast neemt de rol van kennis en informatie als basis voor governance toe om zekerheid te bieden. (Hajer 2011:25; Kearns 1995:157, 169-173; Van Putten 2013:16, 26-32)

(12)

Tot slot wordt er meer ruimte gecreëerd voor reflexiviteit waarbij er continu wordt gereflecteerd op het handelen. Reflexiviteit biedt de mogelijkheid om sneller aan te passen aan nieuwe en onverwachte ontwikkelingen door continu te reflecteren op het handelen. De postmoderniteit wordt daarom ook gekenmerkt door reflexiviteit. (Van der Hoeve 2010:27; Van Putten 2013: 37&71) Als gevolg van deze reflexiviteit worden langdurige en vaste governance relaties beperkt door de constante druk om goed te presteren. (Hendriks en Grin 2007: 334-338; Van Putten 2013: 37&71).

2.3.3 Decentralisering

Het subsidiariteitsbeginsel vormt de basis voor de decentralisering en stelt dat besluiten en verantwoordelijkheden op het laagst mogelijke overheidsniveau genomen moeten worden. Als gevolg van decentralisering krijgen gemeenten in Nederland steeds meer verantwoordelijkheid, zo ook voor het realiseren van de warmtetransitie. (de Graaf 2015: 69; Hague, Harrop en McCormick 2016:259 & 265; van Putten 2013:15-16) Door meer verantwoordelijkheden te verplaatsen naar een lokaal niveau zou de governance vanuit de overheid sneller en flexibeler kunnen reageren op ontwikkelingen in de samenleving (Van Putten 2013:16).

De decentralisering is duidelijk vastgelegd in de nieuwe Omgevingswet die een belangrijk kader vormt voor de governance ten aanzien van maatschappelijke vraagstukken. In sommige pilot gebieden in Nederland is deze wet al in werking getreden, zo ook in de Binckhorst. (de Graaf 2015: 75; Rijksoverheid 2018) Onder de Omgevingswet wordt door gemeenten een lange termijn (20 jaar) visie vastgesteld voor gebiedsontwikkeling in een Omgevingsplan. In samenwerking met de markt en burgers moet wordt geformuleerd hoe deze visie concreet gerealiseerd gaat worden. Gemeenten hebben de verantwoordelijkheid om het omgevingsplan op te stellen en te zorgen dat de uitvoering binnen deze kaders past. Hierdoor ligt de verantwoordelijkheid voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken grotendeels bij gemeente op lokaal niveau. (Gemeente Den Haag 2018: 13-14, 31)

(13)

2.3.4 De participatiesamenleving

Er ligt dus meer verantwoordelijkheid voor governance bij de gemeenten door de

decentralisering in Nederland. Dit past bij de participatiesamenleving omdat

overheidsinstanties op deze manier dichter bij de samenleving staan waardoor zij beter in staat zijn om samen maatschappelijke vraagstukken op kunnen lossen. Ten tweede stellen gemeenten zich meer faciliterend op door het stellen van eisen en het leggen van de juiste verbindingen tussen verschillende partijen. Hierdoor kunnen gemeenten flexibeler reageren op de energie en innovatie die ontstaat vanuit de samenleving. Als gevolg ontstaat er meer ruimte voor zelfbestuur. Dit is onder de Omgevingswet waarbij de burgers en de markt invloed kunnen uitoefenen op de lange termijn visie van de gemeente en een prominente rol kunnen aannemen bij de realisatie van deze visie. Dit betekent dat de gemeente de markt en de burgers gezamenlijk zorg dragen voor het realiseren van maatschappelijke doelstellingen zoals een volledige een duurzame warmtevoorziening (Gemeente Den Haag 2018: 40; Hajer 2011: 47-62; Kearns: 1995:169-173; Van Putten 2013:16)

2.3.5 Conclusie

Uit paragraaf 2.3 komt naar voren dat de huidige samenleving gekenmerkt wordt door een stijgende perceptie van onzekerheid, individualisering en lokalisering. Hierdoor vinden er verschuivingen plaats van verantwoordelijkheden naar lokale overheidsinsituties, de markt en de samenleving. Daarnaast is het noodzakelijk dat de governance sterk is maar flexibel genoeg om veerkrachtig te kunnen reageren op snelle ontwikkelingen in de maatschappij. Vertaalt naar de warmtetransitie in Nederland betekent dit dat de gemeenten, de markt en burgers meer verantwoordelijkheid krijgen voor de verduurzaming van warmtevoorziening (Hajer 2011: 47-62; Van Putten 2013:16, 26-32) De verschuiving van verantwoordelijkheden die hierboven wordt beschreven vereist dat er op een nieuwe manier vorm wordt gegeven aan de governance van common pool resources om deze maatschappelijke doelstelling te realiseren.

(14)

2.4 Het beheer van common-pool resources

2.4.1 De noodzaak voor passed beheer van common-pool resources

Door het ontstaan van een machtsvacuüm bij de governance over maatschappelijke vraagstukken ontstaan er risico's. Een van deze risico's is het ontstaan van een common-pool resource (CRP) dilemma. Bij een CPR-dilemma wordt de ondersteuning die een natuurlijke hulpbron kan bieden aan het menselijke leven, suboptimaal benut. (Gardner, Ostrom en Walker 1990:336-337; Ostrom 2009:189) Dit is relevant voor het beantwoorden van de hoofdvraag omdat de bodem als natuurlijke hulpbron een belangrijke factor is bij

implementatie van bodemenergiesystemen. De bodem is het medium waarin

bodemenergiesystemen worden geplaatst. De ruimte in de bodem en andere eigenschappen van de bodem hebben daarmee een belangrijke invloed op de belemmeringen en mogelijkheden die worden ervaren bij de implementatie. (Boxtel 2018; Dorel 2018; Postma 2018; van Rumpt) Bij het gebruik van dit soort natuurlijke hulpbronnen bestaat het risico dat de voordelen die het gebruik van de bodem kan bieden, afneemt bij een toename van het aantal gebruikers. Dit kan voorkomen worden door de juiste vorm van governance die het gebruik stuurt. De implementatie van collectieve systemen is dus afhankelijk van de governance rondom het gebruik van de bodem voor bodemenergie. (Gardner, Ostrom en Walker 1990:336-337; Ostrom 2009:189) In ‘The Nature of Common-Pool Resources’ beschrijven Gardner ​et al. ​(1990:336-337) de vier voorwaarden voor het ontstaan van een CPR-dilemma. Deze voorwaarden zullen in de volgende paragraaf worden toegelicht omdat zij de theoretische ondersteuning bieden aan de probleemanalyse van de case study.

2.4.2 De vier voorwaarden voor een CPR-dilemma

De manier waarop een natuurlijke hulpbron wordt gebruikt kan dus leiden tot een CPR-dilemma waarbij de voordelen die een bron kan bieden suboptimaal worden benut. De eerste voorwaarde voor het ontstaan van een CPR-dilemma houdt in dat het mogelijk is om de natuurlijke hulpbron op een dergelijke manier te gebruiken dat partijen hier geen gebruik van kunnen maken. (Gardner ​et al​. 1990:226-337). De tweede voorwaarden is dat meerdere partijen gebruik maken van de hulpbron. Als derde voorwaarde wordt gesteld dat er bepaalde strategieën worden gebruikt die leiden tot suboptimale uitkomsten voor de gebruikers. Als vierde voorwaarde stellen Gardner ​et al​. (1990:226-337) dat er alternatieve

(15)

strategieën bestaan die voor een individuele partij én de gehele samenleving in zijn geheel meer voordelen dan nadelen oplevert.

Door middel van governance kan het gebruik van de natuurlijke hulpbron dus worden gestuurd wat leidt tot maximalisatie van de individuele en collectieve voordelen. Dit betekent dat er een risico bestaat op een CPR-dilemma bij de implementatie van bodemenergiesystemen omdat er onder invloed van de decentralisering en de participatiemaatschappij een machtsvacuüm is ontstaan rondom governance van onder andere natuurlijke hulpbronnen. (Uitermark 2015:58-62) Volgens Van Putten (2013:73-75) bieden crafting communities een passende vorm samenwerking om om het machtsvacuüm, dat is ontstaan rondom de governance, op te lossen. Deze crafting communities bieden voldoende ruimte voor flexibele verdeling van de gedeelde verantwoordelijkheden van de gemeente, markt en burgers. Daarnaast biedt de ruimte voor reflexiviteit. In de volgende paragraaf zal daarom het begrip crafting communities nader worden toegelicht.

2.4.3 Crafting communities

Crafting communities zijn samenwerkingsverbanden tussen verschillende partijen om publieke vraagstukken zoals de warmtetransitie collectief op te lossen. Ten eerste komen deze communities tot stand door gedeelde waarden, zoals het realiseren van

klimaatdoelstellingen. Ten tweede worden deze communities gekenmerkt door

geïmproviseerd bestuur en beleid dat buiten de officiële instituties wordt vormgegeven. Dit is het resultaat van de pragmatische aard van deze verbanden waarbij de verdeling van verantwoordelijkheden in sterke mate afhankelijk is van van de probleemstelling en de beschikbare partijen. De flexibiliteit van deze samenwerkingsverbanden past bij de eisen die in het postmodernistische tijdperk worden gesteld aan governance. Ten derde zijn kennis en de vaardigheden van de verschillende actoren bepalend voor de governance en beleid dat wordt gevormd binnen deze communities. Tot slot hebben de overheidsinstituties, de burgers en de markt een eigen rol binnen deze communities. De overheidsinstituties waarborgen de publieke en rechtmatige waarden, de markt waarborgt de efficiëntie en effectiviteit en de burgers waarborgen dat veranderingen passen binnen het aanpassingsvermogen van de burgers. (Brandsen, Trommel en Verschuere 2017:687-689;

(16)

Van Putten 2013:73-75) Om deze netwerken effectief te laten functioneren zijn coördinatiemechanismen nodig zoals spelregels en regie (Kaats en Opheij 2014:280-290). Van Putten (2013:73-75) stelt dat crafting communities vanwege de bovengenoemde kenmerken een passende oplossing zijn voor het machtsvacuüm dat is ontstaan binnen governance. Echter bestaat onzekerheid of crafting communities altijd zullen ontstaan wanneer zijn nodig zijn. Bij de governance rondom de implementatie bestaan mogelijk onvoldoende individuele drijfveren voor de vorming van een crafting community (Brandsen et al. 2017:689; Geels 2011: 25; Uitermark 2015:58-62). Meervoudige toekomstwaarden vormen een potentieel instrument voor het creëren van voldoende individuele drijfveren. Dit instrument zal daarom verder worden toegelicht in de volgende paragraaf.

2.4.4 Meervoudige toekomstwaarden

Het cocept ‘Meervoudige Toekomstwaarden’ houdt in dat verschillende sociale en technische innovaties en processen op bepaalde manier worden gekoppeld waardoor enkelvoudige investeringen op termijn bij kunnen dragen aan het creëren van meerdere waarden. Hierdoor wordt er bijvoorbeeld niet alleen een basis gelegd voor een collectief bodemenergiesysteem maar ook voor de realisatie van andere waarden. Daardoor kunnen meer waarden gecreëerd worden die in het voordeel zijn van het individu en het collectief. Wanneer meervoudige toekomstwaarden op een strategische manier worden gekoppeld kunnen de kosten van een transitie worden beperkt en gedeeld. Daarnaast kunnen de opbrengsten worden vergroot. Hierdoor worden ook de kosten voor individuele partijen beperkt en opbrengsten verhoogt. Op deze manier zouden de drijfveren van een individuele partij om bij te dragen aan de governance vorming van een crafting community dus worden versterkt. (Puts & van der Heijden 2017: 188-190; van der Heijden 2016: 5-7)

2.5 Conclusie

Uit dit hoofdstuk is gebleken dat er in Nederland machtsvacuüms ontstaan op lokaal niveau bij de governance bij maatschappelijke vraagstukken zoals de implementatie van collectieve bodemenergiesystemen. Dit is gevolg van een stijgende perceptie van onzekerheid, individualisering en lokalisering. Het risico van deze ontwikkelingen is dat er een CPR-dilemma ontstaat waardoor bodemenergie niet optimaal wordt benut voor het

(17)

oplossen van maatschappelijke vraagstukken zoals de warmtetransitie. Crafting communities vormen samenwerkingsverbanden die passen bij de eisen die worden gesteld aan de governance van CRPs. Hierbij vormen meervoudige toekomstwaarden een mogelijkheid om de individuele drijfveren te versterken voor de vormgeving van governance binnen een crafting community.

Het theoretische kader dat is beschreven in dit hoofdstuk biedt de mogelijkheid om de belemmeringen en mogelijkheden die publieke en private partijen ervaren bij de implementatie van een collectief bodemenergiesysteem. In het volgende hoofdstuk zullen de onderzoeksmethodologie en de gemaakte keuzes binnen het onderzoek uiteen worden gezet.

(18)

3.

Methode:

semi-gestructureerde

interviews

en

analyse

documenten

3.1 Een kwalitatieve case study

Het doel van dit onderzoek is om de verschillende belemmeringen en mogelijkheden te beschrijven die publieke en private partijen ervaren bij de implementatie van een collectief en integraal bodemenergiesysteem in de Binckhorst. Om dit te onderzoeken is gekozen voor een kwalitatieve case study. Ten eerste omdat het nog niet bekend is welke ervaringen er bestaan, een kwalitatieve case study biedt de mogelijkheid om deze ervaringen te verkennen. Ten tweede is gekozen voor een kwalitatieve case study omdat het niet mogelijk is om het handelen van de publieke en private actoren te manipuleren. Een bachelor student heeft onvoldoende autoriteit en legitimiteit om het handelen van de partijen te manipuleren. Daarnaast zijn twee maanden te kort om het effect van een manipulatie te meten. Ten derde geeft een kwalitatieve case study de mogelijkheid om de context rondom de implementatie te beschrijven wat noodzakelijk is omdat deze bijdraagt aan het onderzoeken en verklaren van de belemmeringen en mogelijkheden die worden ervaren. (Baxter en Jack 2008:544-545; Stake 1995:35-37) De warmtetransitie wordt namelijk bepaald door de interactie tussen technische, politieke, economische, sociaal-culturele dimensies van de context (Geels 2011:24-25). Echter zijn de grenzen tussen het fenomeen en de context niet duidelijk. Het fenomeen dat binnen deze scriptie centraal staat is de implementatie van een collectief en integraal bodemenergiesysteem. Hierbij is er nog geen duidelijk onderscheid gemaakt in welke de partijen, handelingen, structuren, enzovoorts, horen bij het fenomeen en welke bij de context. (Baxter en Jack 2008:544-545; Stake 1995:35-37)

Een kwalitatieve case study is dus geschikt voor het onderzoek omdat het ondersteuning biedt aan het verkennen van de ervaringen bij de implementatie van collectieve en integrale bodemenergiesystemen. Hierbij ligt de nadruk meer op het verkennen dan op het aantonen van een causaal verband tussen relevante factoren en het fenomeen. (Baxter en Jack 2008:544-545; Stake 1995:35-37) De keuzes die zijn gemaakt met betrekking tot de inkadering en de uitvoering van het onderzoek worden toegelicht en verantwoord in de volgende paragraaf.

(19)

3.2 Inkadering onderzoek en selectie stakeholders

3.2.1 Geografische afbakening van de case study

Binnen het onderzoek is de keuze gemaakt om te focussen op de Binckhorst, een bedrijvengebied dat dicht bij het centrum van Den Haag ligt. De keuze voor dit gebied heeft een instrumentele waarde omdat het gebied de mogelijkheid biedt om de empirische implicaties van de decentralisering en de ontwikkeling van een participatiesamenleving te kunnen bestuderen. (Stake 1995:3-4) De Binckhorst is bij uitstek geschikt om dit te onderzoeken omdat deze regime trends hier duidelijk tot uiting komen door de pilot met de Omgevingswet (Gemeente Den Haag 2018:13; Den Haag 2018)

Naast de pilot van de nieuwe Omgevingswet bestaan er nog meer redenen voor het kiezen van de Binckhorst als case study. Ten eerste omdat een groot gedeelte van het gebied in hoge snelheid aan het ontwikkelen is. Het gebied wordt aantrekkelijker voor projectontwikkelaars omdat een grote snelweg tunnel wordt gebouwd die uitmondt in het gebied waardoor de bereikbaarheid vergroot. Daarnaast zet de gemeente in op de realisatie van 750 tot 1000 woningen, o.a. door het uitgeven van grond. (Den Haag 2018; I’M BINCK 2018) Ten tweede, gemeente Den Haag wil de nationaal gestelde duurzaamheidsambities tien jaar eerder realiseren waardoor de warmtetransitie zich sneller zal moeten voltrekken dan in de rest van Nederland (Gemeente Den Haag 2018:17) Door de hoge mate van ontwikkeling, de relatief hoge duurzaamheidseisen en het verbod op gasaansluitingen in nieuwbouw, is de kans groot dat er meer ervaringen bestaan onder de stakeholders in de

Binckhorst ten aanzien van de implementatie van collectieve en integrale

bodemenergiesystemen. Vanwege de drie genoemde elementen zullen er namelijk drijfveren ontstaan om bij te dragen aan de vormgeving van governance.

Verder wordt het gebied de Binckhorst gekenmerkt door bestaande en nieuwe bouw waardoor de gevonden resultaten van dit onderzoek als basis kunnen dienen voor onderzoek op meerdere plekken in Nederland. Voor de transitie naar warmtevoorziening door middel van bodemenergie bestaan in de praktijk meestal belangrijke verschillen in belemmeringen en mogelijkheden tussen oudbouw en nieuwbouw vanwege juridische en

(20)

technische verschillen (IF Technology bv 2011:17; Oosterhuis, Uylenburg en Groothuijse 2011:38-39). Hierdoor kan er een beeld worden geschetst van de belemmeringen en mogelijkheden die worden ervaren in verschillende type gebieden.

Tot slot heeft de Binckhorst een instrumentele waarde om het creëren van meervoudige toekomstwaarden te verkennen. In de Binckhorst bestaat en ontwikkelt zich een breed scala aan functies binnen het gebied. Er zijn bijvoorbeeld industrieën, kantoren, woningen, havens en een park. Hierdoor is een groot aantal technische en sociale koppelingen mogelijk en daardoor kunnen tevens verschillende samenstellingen van crafting communities worden verkend. De variatie aan functies biedt potentie voor het in grote mate voldoen aan warmte- en koudevraag in het gebied door middel van bodemenergie. Bijvoorbeeld, industrieën hebben over het algemeen een groter koudevraag en woningen een grote warmtevraag. Door deze twee partijen te koppelen in één systeem, kan er op een efficiënte worden voldaan aan hun warme- en koudevraag. De brede variatie aan functies biedt in potentie ook meerdere mogelijkheden voor het creëren van meervoudige toekomstwaarden door integraal bodemenergiesysteem. Hierdoor kan een groot aantal strategieen worden verkend bij de governance rondom de implementatie van collectieve systemen (Den Haag 2018; I’M BINCK 2018)

Geconcludeerd kan worden dat bedrijvengebied de Binckhorst een geschikt gebied is voor het onderzoeken van belemmeringen en mogelijkheden die bij de implementatie van collectieve en integrale bodemenergiesystemen worden ervaren. De redenen hiervoor zijn de verkenning van ervaringen bij verschillende soorten situaties en daarmee vergroot de relevantie van het onderzoek voor heel Nederland.

3.2.2 Focus bodemenergie

Zoals al aangegeven is in de inleiding is bodemenergie een gewenste techniek voor het realiseren van klimaatambities. Deze techniek centraal omdat in twee verkennende gesprekken met gemeente Den Haag en een aantal projectontwikkelaars naar voren kwam dat WKO (Warmte en Koude Opslag) een van de belangrijkste warmtetechnieken is voor het realiseren van de warmtetransitie op de Binckhorst. De andere warmtetechnieken zijn

(21)

geothermie, warmte uit oppervlaktewater en het gebruik van restwarmte. Deze technieken worden deels behandeld in dit onderzoek als koppelingsmogelijkheden voor het collectieve systeem om een integraal systeem te creëren.

3.2.3 Selectie stakeholders

In de huidige Nederlandse samenleving dragen gemeenten, de markt en de burgers in grote mate verantwoordelijkheid voor de warmtetransitie en daarom bevinden zich binnen deze groepen de relevante stakeholders voor dit onderzoek. In paragraaf 2.4.1 is beargumenteerd dat de gemeente een belangrijke partij is binnen de overheid omdat zij door de decentralisering grote verantwoordelijkheid dragen voor de warmtetransitie. Daarnaast kwam in een interview met de gemeente naar voren dat Provincie Zuid-Holland ook een belangrijke overheidsinstantie is omdat de Provicies de vergunningen verlenen voor de implementatie van bodemenergiesystemen. In de Binckhorst zijn binnen de markt projectontwikkelaars en potentiële exploitanten van een collectief en integrale bodemenergiesystemen belangrijke stakeholders. Projectontwikkelaars hebben een grote invloed op de implementatie van bodemenergie omdat zij meestal de keuze maken om nieuwbouw aan te sluiten op bodemenergie en/of te investeren in bodemenergiesysteem. Daarnaast bleek uit verkennende gesprekken dat potentiële exploitanten zoals energie- en warmteleveranciers relevante marktpartijen zijn omdat zij een rol kunnen nemen in de investering, implementatie en het beheer van bodemenergie systemen.

Plus, op de Binckhorst gevestigde bedrijven en bewoners vormen belangrijke partijen omdat zij de gebruikers zijn van de watervoorzieningen in het gebied. Daarnaast kunnen zij binnen de participatiesamenleving ook een actieve rol nemen bij de implementatie van bodemenergie. Tot slot spelen maatschappelijke organisaties een belangrijke rol omdat zij op het grensvlak zitten tussen overheid, burgers en de markt. Maatschappelijke organisaties kunnen een belangrijke invloed bij de verbinding van partijen, opinievorming en het sturen van het handelen van andere partijen. (Van Putten 2013:9,14 & 19; Nas, Dekker & Hemmers 1997:9-16) Op basis van deze selectie zijn tien semi-gestructureerde interviews gehouden met mensen binnen deze publieke en private partijen over de belemmeringen en

(22)

mogelijkheden die worden ervaren bij de implementatie van bodemenergie. De interviewmethode zal in de volgende paragraaf verder worden toegelicht en verantwoord.

Figuur 2.​ Plaatsing stakeholders binnen driehoek markt

3.3 Methode van dataverzameling

3.3.1 Interviews

De data voor dit onderzoek is verzameld door middel van tien semi-gestructureerde diepte interviews. Deze vorm van dataverzameling is geschikt voor kwalitatief onderzoek omdat het de mogelijkheid geeft om door te vragen op antwoorden die een geïnterviewde geeft. Het doorvragen op bepaalde aspecten van antwoorden geeft meer ruimte om in te gaan op de betekenis van een ervaring. (Halperin en Heath 2017:285-291) Dit sluit aan op het kwalitatieve doel van dit onderzoek om te verkennen hoe en waarom publieke en private partijen bepaalde belemmering en mogelijkheden ervaren.

Van de tien interviews zijn er acht persoonlijk afgenomen en twee telefonisch. Hier is voor gekozen omdat zij flexibiliteit geven aan de onderzoeker en de mogelijkheid geven tot doorvragen. Hetzelfde geldt voor telefonische interviews maar een nadeel is dat de lichaamstaal, stem en intonatie minder goed gebruikt kunnen worden als extra

(23)

informatiebron. Voor elk interview zijn 7 tot 11 hoofdvragen opgesteld als leidraad voor de interviews (Zie Bijlage 3). Bij de interviews stond de volgorde van de vragen niet vast en is er flexibiliteit gehanteerd in de vragen die werden gesteld. Dit gaf ruimte om in te gaan op belangrijke elementen in antwoorden en om de ervaringen verder te verduidelijken (Bryman 2008:456).

3.3.2 Algemene uitgangspunten interviews

De hoofdvragen die centraal stonden bij de interviews verschilden per geïnterviewde. De vragen zijn aangepast op de volgende aspecten die op voorhand bekend waren over de geïnterviewde;

- Betrokkenheid bij bedrijvengebied de Binckhorst - Rol in bedrijvengebied de Binckhorst

- Kennis en ervaringen met betrekking tot de implementatie van bodemenergie en andere relevante technieken

- De kennis en ervaringen met betrekking tot een relevant bepaald onderwerp

De interviews bestonden uit vijf onderdelen namelijk een stakeholderanalyse, een probleemanalyse, verkenning van samenwerkingsmogelijkheden en verkenning van meervoudige toekomstwaarden. Deze onderdelen zijn weer opgesplitst in negen algemene uitgangspunten voor de interviews (Zie Tabel 1).

Nr. Onderdeel Algemene Uitgangspunten

1 Stakeholderanalyse Identificeren van de rol van de geïnterviewde partij in bedrijvengebied de Binckhorst in het algemeen.

2 Stakeholderanalyse Identificeren van de ambities van de geïnterviewde partij met betrekking tot de warmtetransitie en in het bijzonder de implementatie van een bodemenergiesysteem.

3 Probleemanalyse Identificeren van ervaren belemmeringen en mogelijkheden rondom de implementatie van bodemenergie.

4 Stakeholderanalyse Identificeren van categorieën van partijen die het meest belangrijk zijn bij implementeren en beschrijvingen waarom zij belangrijk zijn.

5 Stakeholderanalyse Identificeren wat de belangen en ambities van de genoemde partijen zijn.

(24)

6 Machtsanalyse Identificeren welke partijen op wat voor manier invloed uit (kunnen) oefenen.

7 Verkenning samenwerkings- mogelijkheden

Identificeren van verschillende vormen van samenwerkingsverbanden bij de implementatie van collectieve en integrale bodemenergiesystemen

8 Verkenning samenwerkings- mogelijkheden

Identificeren van belemmeringen en mogelijkheden bij de verschillende samenwerkingsverbanden voor het implementeren van collectieve en integrale bodemenergiesystemen. 9 Verkenning samenwerkings- mogelijkheden en meervoudige toekomstwaarden

Identificeren van mogelijkheden in het gebied om een collectief bodemenergiesysteem te koppelen aan andere functies.

Tabel 1. ​Onderdelen en algemene uitgangspunten

3.3.3 Geïnterviewden

Op basis van de stakeholder categorieën zijn een of meerdere bij de Binckhorst betrokken partijen geselecteerd voor het afnemen van interviews. Naast deze stakeholders is er nog

een interview gehouden met een externe expert op het gebied van

samenwerkingsverbanden.

De geïnterviewden zijn gevonden via de sneeuwbalmethode. Dit geeft een risico op bias maar gaf ook de mogelijkheid om de relaties en daarmee de machtsverhoudingen tussen de verschillende stakeholders te onderzoeken. (Bryman 2008 184-185) In Tabel 2 staat de informatie over de geïnterviewden en de interviews. Voor meer uitgebreide informatie over de details van de interviews zie Bijlage 3.

Stakeholder Categorie Organisatie Naam Geïnterview de Functie binnen organisatie Behandelde Uitgangspu nten Verdere toelichting Provinciën Provincie Zuid-Holland

Dhr. F. Dorèl Afdeling Ruimte, Wonen en Bodem Beleidsmaker Ondergrond.

1, 2, 3, 6 en 8

Gemeenten Gemeente Den Haag Mevr. A. van Rumpt

Projectmanager Energietransitie

1 t/m 9

(25)

Gevestigde bedrijven Bedrijvenvereniging Binckhorst, Laakhaven, Fruitweg Dhr. K Herweijer

Bestuursvoorzitter 1 t/m 8 Gezamenlijk interview met Coen Verhaegh Bedrijvenvereniging Binckhorst, Laakhaven, Fruitweg Dhr. C. Verhaegh Vicevoorzitter en Penningmeester

1 t/m 8 Gezamenlijk interview met Kees Herweijer

Maatschappelijke organisaties

Stichting I’M BINCK Dhr. B. Heijkers Organisator activiteiten en Ambassadeur Binckhorst 1 t/m 9 Project- en vastgoed- ontwikkelaars Stebru Ontwikkeling B.V. Dhr. J. van Boxtel Ontwikkelaar 1 t/m 9

Local Mevr. D. van

der Werf Asset Developer 1 t/m 9 BPD Mevr. R de Boer Ontwikkelingsmanager 1 t/m 9 Energie- en waterleverancier s Eneco Dhr. G. Postma Commercieel Directeur Eneco Warmte & Koude

1 t/m 9 Gezamenlijk interview met dhr. S. Chattou

Eneco Dhr. S. Chattou

Ontwikkelaar Warmte en Koude Projecten

1 t/m 9 Gezamenlijk interview met dhr. G. Postma

Dunea Dhr. E. Hekhuizen

Programma-manager Nieuwe Producten & Dienst

1 t/m 9

Overig AT Osborne Dhr. J. van Ginkel

Senior Adviseur 7 en 8 Deze persoon is geïnterviewd vanwege zijn expertise op het gebied van project- en procesmanagement, omgevingsmanagement, projectbeheersing en verandervraagstukken. Tabel 2. ​Informatie interviews

3.4 Analyse Interviews

Alle persoonlijk afgenomen interviews zijn opgenomen en getranscribeerd aan de hand van de hoofdvragen die centraal stonden. De twee telefonische interviews zijn aan de hand van aantekeningen die zijn gemaakt tijdens het interview uitgewerkt in transcripties. Deze transcripties zijn gecodeerd aan de hand van de hoofdthema’s: probleembeschrijving, stakeholder beschrijving, context, planvorming, aansluiting, eigendomsverhoudingen en financiering. In Bijlage 4 zijn de trefwoorden te vinden die hebben gediend als zoekopdracht

(26)

voor de verschillende thema’s in de transcripties. In Bijlage 5 is de uitgebreide versie van de codering weergegeven. De transcripties en de verwerking van deze transcripties staan in een externe database om de privacy van de geïnterviewden te beschermen omdat de transcripties mogelijk gevoelige informatie bevatten. Inzicht in deze informatie is beschikbaar op aanvraag bij de student en met toestemming van de geïnterviewden.

(27)

4. Resultaten en analyse: Probleemanalyse, situatieschets en ervaren

belemmeringen en mogelijkheden

De hoofdvraag die in de analyse centraal staat is: ​Welke belemmeringen en mogelijkheden

ervaren publieke en private partijen bij de implementatie van collectief en integraal bodemenergiesysteem in bedrijvengebied de Binckhorst? Om deze vraag te beantwoorden wordt eerst het probleem beschreven aan de hand van de vier voorwaarden voor een CPR-dilemma. Vervolgens wordt een beschrijving gegeven van de sociale context door

middel van een stakeholderanalyse en een beschrijving van het huidige

samenwerkingsverband met betrekking tot de governance rondom de implementatie van collectieve bodemenergiesystemen.

4.1 Probleemanalyse van de implementatie van bodemenergie

Om de ambitie van gemeente Den Haag te realiseren zijn verschillende duurzame technieken noodzakelijk, waaronder een collectief bodemenergiesysteem met warmte en koude opslag (WKO). Uit de verschillende interviews blijkt dat er een risico bestaat op een common-pool dilemma waardoor realisatie van de gestelde ambitie negatief beïnvloed kan worden (Boxtel 2018; Dorel 2018; Postma 2018; van Rumpt) De voorwaarden voor een CPR-dilemma van Gardner et al. (1990) die zijn benoemd in paragraaf 2.4.2 vormen de theoretische basis voor de claim dat er een risico op een CPR-dilemma bestaat in deze casus.

De ruimte in de bodem van de Binckhorst voor WKO’s is beperkt. De eerste reden hiervoor is dat er in stedelijke gebieden beperkt ruimte is door de grote dichtheid aan infrastructuren in de bodem voor bijvoorbeeld drinkwater en riolering. De tweede reden is dat er binnen een bepaalde straal van een WKO geen andere WKO geplaatst mag worden om te voorkomen dat de verschillende bronnen elkaar beïnvloeden. Door het gebrek aan ruimte in de bodem kunnen partijen worden uitgesloten van de implementatie van WKO’s in de bodem. Hiermee wordt voldaan aan de eerste voorwaarde voor een CPR-dilemma die Gardner et al. (1990) noemen voor een CPR-dilemma.

(28)

Op dit moment zijn er nog niet zo veel partijen die gebruik willen maken van bodemenergie maar dit aantal zal waarschijnlijk stijgen waardoor er aan de tweede voorwaarde wordt voldaan. Enkel een handjevol projectontwikkelaars hebben de ambitie om WKO te implementeren omdat zij op dit moment bezig zijn met het maken van plannen voor ontwikkelingen in het gebied. Deze nieuwe ontwikkelingen moeten voldoen aan de EPC-eis van 0,2 en daarom hebben zij deze systemen nodig om tegelijkertijd te voldoen aan de warmtevraag van toekomstige gebruikers. Gezien de snelle ontwikkeling van de Binckhorst zullen er in de toekomst meer partijen zijn die gebruik willen maken van de bodem om te kunnen voldoen aan die eis. (Boxtel 2018; de Boer 2018; Werf 2018)

Indien deze partijen per plot hun watervoorziening gaan regelen met een individueel systeem dan leidt dit tot suboptimale uitkomsten in verhouding tot collectieve bodemenergiesystemen. In vergelijking met een collectief systeem moet er ten eerst meer warmte geproduceerd en opgeslagen worden per gebruiker om pieken en dalen in de warmtevraag op te kunnen vangen. Daarnaast is het makkelijker om de duurzaamheidseisen te voldoen, functioneert het systeem beter, is het gebruik goedkoper en is er minder ruimte nodig bij collectieve systemen wanneer de schaal en het aantal gebruikers groot genoeg zijn. Wanneer er niet gebruik wordt gemaakt van schaalvergroting dan leidt dit dus tot suboptimale uitkomsten voor de gebruikers. Plus, in een stedelijke omgeving zoals de Binckhorst waarbij de dichtheid van bedrijven (en in de toekomst woningen) hoog is, is de mogelijkheid tot opschaling groot (Boxtel 2018; de Boer 2018; Postma 2018; van der Werf 2018; van Rumpt 2018) Als er dus in de toekomst individuele WKO’s worden geïmplementeerd dan wordt er voldaan aan de derde voorwaarde van een CPR-dilemma

Collectieve systemen bieden dus mogelijkheden om de voordelen voor individuele gebruikers in een stedelijke omgeving te vergroten. Daarnaast biedt deze alternatieve strategie, waarbij meerdere gebruikers aangesloten zijn op een of meerdere collectieve systemen, ook collectieve ofwel publieke voordelen op. Door deze strategie worden namelijk meerdere gebruikers van het gebied in staat gesteld om te voldoen aan de norm van 0,2 EPC. Dit is noodzakelijk voor het realiseren van de ambities van gemeente Den Haag. (Boxtel

(29)

2018; de Boer 2018; van der Werf 2018; van Rumpt 2018) Dit sluit aan bij de derde voorwaarde voor een CPR

Uit deze paragraaf blijkt dat er een risico bestaat op een CPR-dilemma ten aanzien van het gebruik van de bodem voor WKO’s indien deze enkel voor individueel gebruik zijn. De vraag is of de governance in de Binckhorst geschikt is om een CPR-dilemma te voorkomen. Aan de hand van de informatie uit de interviews zal in de volgende paragrafen worden beschreven welke belemmeringen en maatregelen publieke en private partijen ervaren ten aanzien van de governance. Om deze ervaringen in een context te plaatsen worden in de volgende paragraaf de stakeholders en de samenwerking tussen de stakeholders beschreven.

4.2 Context op de Binckhorst met betrekking tot de implementatie van collectieve bodemenergiesystemen

4.2.1 Stakeholderanalyse van de betrokken partijen, ambities en belangen

Uit de interviews is gebleken dat gemeente Den Haag een belangrijke stakeholder is bij de duurzame warmtevoorziening. Hun belang ligt bij het realiseren van de ambitie om in 2040 een klimaatneutrale gemeente te hebben. De gemeente behartigt hierbij het publieke belang, onder andere door te bewaken dat de warmtevoorziening op een dergelijke manier wordt georganiseerd dat het in het belang is van de Binckhorst maar ook in het belang van de rest van Den Haag. (de Boer 2018; Hekhuizen 2018; Herweijer 2018; van Boxtel 2018; Van der Werf 2018; Verhaegh 2018)

Naast gemeente Den Haag zijn de Stadmakers een belangrijke groep partijen die bestaat uit een aantal projectontwikkelaars en een belegger die projecten ontwikkelen in de Binckhorst. Zij proberen door samenwerking hun gemeenschappelijke belangen te behartigen met betrekking tot de faciliteiten in het gebied. Hiervoor hebben zij 10 ontwikkelprincipes opgesteld waar ook duurzame warmtevoorziening onder valt. Als Stadmakers hebben zij de ambitie om in samenwerking met verschillende partijen, collectieve bodemenergiesystemen in de hele Binckhorst. De individuele projectontwikkelaars hebben belang bij een collectief systeem omdat dit hen in staat stelt om te voldoen aan de vraag van de toekomstige

(30)

gebruikers en de gestelde duurzaamheidseisen terwijl zij tegelijkertijd de kwaliteit van hun product kunnen waarborgen (de Boer 2018; van Rumpt 2018; van Boxtel 2018)

Ook de eigenaren van de bestaande bouw in de Binckhorst zijn stakeholders in de transitie. De in de Binckhorst gevestigde bedrijven worden in de interviews genoemd als de meest belangrijke stakeholders omdat zij gebruikmaken van de watervoorzieningen in het gebied. Echter bestaan er op dit moment nog nauwelijks ambities met betrekking tot de warmtetransitie bij deze groep. Deze stakeholders ervaren nog geen belang bij de aansluiting op duurzame warmtevoorziening omdat de warmtevoorziening vaak een bijzaak is van de bedrijfsvoering. Daarnaast wordt er op dit moment nog geen urgentie ervaren omdat er nauwelijks duurzaamheidseisen worden gesteld aan de bestaande bouw. (Herweijer 2018; Van der Werf 2018; Van Rumpt 2018; Verhaegh 2018)

De Binckhorst is nu voornamelijk een bedrijventerrein maar op korte termijn zullen ongeveer 8000 woningen gerealiseerd worden in de Binckhorst. Daarmee ontstaat er een tweede grote groep die gebruik gaat maken van de warmtevoorziening in het gebied. Omdat er nu nog nauwelijks bewoners zijn in de Binckhorst is het nog onduidelijk welke ambities zij zullen hebben. Zij kunnen in de huidige situatie geen directe invloed uitoefenen op de implementatie van de duurzame warmtevoorziening omdat deze waarschijnlijk al gerealiseerd is wanneer zij op de Binckhorst komen wonen. (Heijkers; Van der Werf 2018; Van Rumpt)

Daarnaast worden maatschappelijke organisaties zoals stichting I’M BINCK en

bedrijvenvereniging BLF genoemd als stakeholders. Zij zouden een belangrijke rol kunnen spelen in het agenderen van onderwerpen, bij de opinievorming en de verbinding van verschillende partijen op de Binckhorst. Stichting I’M BINCK heeft op dit moment nog geen concrete ambities met betrekking tot de warmtetransitie maar ziet wel een belang in het vergaren van kennis om in de toekomst een rol te kunnen nemen in de warmtetransitie in het gebied. (de Boer; Heijkers 2019)

(31)

Tot slot zijn partijen zoals Dunea en Eneco stakeholders als potentiële adviseurs en/of beheerders van collectieve bodemenergiesystemen. Zij beschikken namelijk over een groot deel de technische en organisatorische kennis die nodig is voor de realisatie van collectieve bodemenergiesystemen. Beide partijen hebben belang bij het realiseren van een collectief bodemenergiesysteem in de Binckhorst omdat zij zo een rol kunnen innemen in de warmtetransitie in Nederland. Hierbij geldt voor Dunea voornamelijk een publiek belang omdat gemeente Den Haag aandeelhouder is van het bedrijf. Eneco heeft voornamelijk een commercieel belang op dat zij kunnen verdienen aan de exploitatie van de warmte voorziening. (Boxtel 2018; de Boer 2018; Hekhuizen 2018; Postma 2018; Stadmakers 2017:5 & 11; van der Werf 2018; van Rumpt 2018)

De bovengenoemde publieke en private partijen hebben allemaal op een verschillende manier en in verschillende mate invloed op de governance rondom de implementatie van collectieve systemen. In de volgende paragraaf volgt een beschrijving van de samenwerking en de governance rondom de implementatie van collectieve bodemenergiesystemen op dit moment om de belemmeringen en mogelijkheden die worden ervaren in een context te plaatsen.

4.2.2 Schets van de huidige samenwerking

De partijen die op dit moment zichtbaar samenwerken om een CPR-dilemma te voorkomen, en om daarmee de gestelde ambitie te realiseren, zijn gemeente Den Haag en de Stadmakers. Het eerst genoemde kenmerk van crafting communities is dat zij door gedeelde waarden tot stand komen. In de casus van de Binckhorst hechten beiden waarde aan het realiseren van de ambitie dat de Binckhorst klimaatneutraal is in 2040. Enerzijds hebben de Stadmakers belang bij deze samenwerking omdat zij zo kwalitatief waardevol vastgoed kunnen realiseren maar daarnaast geven zij ook aan dat zij ook intrinsieke waarden hechten aan het realiseren aan de ambitie. (De Boer 2018; Van Boxtel 2018; Van der Werf 2018; Van Rumpt 2018)

Ten tweede worden crafting communities gekenmerkt door geïmproviseerd bestuur en beleid wat buiten de officiële instituties wordt vormgegeven. (Brandsen, Trommel en

(32)

Verschuere 2017:687-689; Van Putten 2013:73-75). Dit is in de casus van de Binckhorst zichtbaar doordat de Stadmakers op dit moment actief bezig zijn met het vormgeven van plannen voor collectieve bodemenergiesystemen, onder andere met WKO’s. Daarnaast proberen zij samen, in overleg met gemeente Den Haag, te formuleren wat voor bestuur en beleid er nodig is om om deze plannen te realiseren. De gemeente heeft hierbij voornamelijk een rol door het daadwerkelijk vastleggen van het geformuleerde bestuur in beleid. Dit beleid kan onder andere worden ingepast in het eerder genoemde energieplan. Daarnaast is de samenstelling van dit samenwerkingsverband is geïmproviseerd omdat dit afhankelijk is van wie er mee kan en wilt meewerken. Zoals eerder is aangegeven zijn ook in de Binckhorst gevestigde bedrijven en bewoners belangrijke stakeholders. Echter nemen zij nog niet deel aan deze samenwerking omdat zij nog niet gebruik maken van het gebied of omdat zij nog geen belang ervaren bij de warmtetransitie. Exploiterende partijen spelen op dit moment alleen indirect een rol in de samenwerking als externe adviseurs maar hebben geen rol in de besluitvormingsprocessen. Plus, andere projectontwikkelaars dan de Stadmakers spelen nog geen rol binnen de samenwerking. (Chattou 2018; De Boer 2018; Postma 2018; Van Boxtel 2018; Van der Werf 2018; Van Rumpt 2018)

4.2.3 Conclusie

Op de Binckhorst is een crafting community ontstaan die bestaat uit een beperkt aantal stakeholders. De samenstelling van de samenwerking bestaat uit gemeente Den Haag en een kleine groep marktpartijen die werken aan ontwikkelingen in de Binckhorst. Zij werken samen al crafting community aan de vormgeving van de governance rondom de implementatie van collectieve systemen. Zij nemen dus een gedeelde verantwoordelijkheid voor de governance wat past bij de decentralisatie en de ontwikkeling van de participatiesamenleving. Door de flexibiliteit in de samenstelling van crafting communities zijn de ander stakeholders in beperkte mate betrokken bij de vormgeving governance maar hebben door hun afwezigheid hebben zij wel invloed op dit proces. In de volgende paragrafen zal worden beschreven welke implicaties de geschetste samenwerking en vormgeving van governance heeft op de belemmeringen en mogelijkheden die worden ervaren door verschillende publieke en private partijen.

(33)

4.3 Belemmeringen en mogelijkheden in het proces van implementatie

Zoals eerder is aangegeven heeft er in Nederland een verschuiving plaatsgevonden van verantwoordelijkheden voor governance naar een lokaler niveau en richting de samenleving om invulling te geven aan het genoemde machtsvacuüm. Daarnaast wordt er binnen de huidige tijdsgeest flexibiliteit en reflexiviteit geëist van governance. Hierdoor is de verdeling van verantwoordelijkheden afhankelijk van de probleemstelling en de beschikbare partijen wat afhankelijk is van maatschappelijke ontwikkelingen en deze verschilt per situatie. De bovengenoemde maatschappelijke trends hebben implicaties voor de vormgeving en toepassing van governance in de Binckhorst. Deze trends hebben in het bijzonder invloed op de planvorming, aansluiting op collectieve systemen, de eigendomsverhoudingen en de financiering van de implementatie. In de volgende paragrafen zal worden beschreven welke belemmeringen en mogelijkheden de verschillende partijen ervaren binnen deze elementen.

4.3.1 Planvorming

Ten eerste de planvorming. Zoals eerder is aangegeven is gemeente Den Haag bezig met het opstellen van een energieplan. Dit energieplan zal kaders bieden voor de implementatie van een collectief bodemenergiesysteem. Hiermee kan het sturing geven aan de governance om een CPR-dilemma te voorkomen. Een logische volgorde zou zijn dat de kaders eerst zouden worden opgesteld en dan het plan voor de implementatie. Wanneer deze volgorde anders is dan bestaat er een risico dat het plan van aanpak niet past bij de uiteindelijk gestelde kaders. In het geval van de Binckhorst sluit de vormgeving van het energieplan en het plan van aanpak niet goed op elkaar aan, zij worden namelijk parallel aan elkaar vormgegeven. De Stadmakers hebben namelijk haast bij de implementatie van een collectief systeem omdat zij op korte termijn zekerheid nodig hebben over de warmtevoorziening van hun vastgoed. Indien de projectontwikkelaars niet snel genoeg zekerheid hebben, dan zijn zij genoodzaakt om systemen te implementeren die op lange termijn mogelijk beperkingen opleveren voor collectieve systemen. Volgens de gemeente en de Stadmakers is een plan van aanpak nodig om op zowel korte als op lange termijn de implementatie van systemen die een collectief systeem belemmeren, te beperken. Om het risico op een CPR-dilemma te voorkomen werken de gemeente en de Stadmakers samen in een crafting community om de vormgeving

(34)

van governance op elkaar af te stemmen. Door middel van overleg kan de gemeente toezeggingen doen over het vastleggen van bepaalde beleidskaders in het energieplan. Bij dit element van de samenwerking bestaan belemmeringen. Enerzijds hebben de Stadmakers behoefte aan commitment van de gemeente maar anderzijds moet de gemeente een neutrale en publieke rol innemen. Ook bestaan er belemmeringen bij het maken van commitments vanwege belemmeringen in de samenwerking tussen de gemeente en een kleine groepen zoals de Stadmakers omdat de gemeente altijd voor het collectieve belang op moeten komen. Daarnaast is het de wens van de gemeente om de uitkomsten van geplande onderzoeken af te wachten om een gedegen besluit te kunnen nemen. Een andere verklaring voor terughoudendheid kan zijn dat ze ruimte willen bieden aan de marktwerking. (De Boer; Postma 2018; Van Boxtel 2018; Van der Werf 2018; Van Rumpt 2018)

Een andere belemmering voor de planvorming zijn de besluitvormingsprocessen binnen deze crafting communities. Doordat er een gedeelde verantwoordelijkheid is voor de governance binnen een crafting community bestaat er geen partij in de Binckhorst die een autoritaire rol aanneemt die een beslissende stem heeft. De partijen moeten dus gezamenlijk tot besluiten komen. Dit kan leiden tot relatief lange besluitvormingsprocessen en er bestaat een kans dat er geen consensus ontstaat. De Stadmakers zijn bezig met de planvorming omdat het van belang is voor het gebied zij maar hebben ook een eigen belang. Daarbij zullen de verschillende partijen vaak niet in dezelfde mate voordelen ervaren bij de samenwerking en de verschillende besluiten die zij moeten. Hierdoor is het waarschijnlijk dat er situaties ontstaan in deze samenwerking waarbij individuele partijen prioriteit moeten geven aan een keuze die in het individuele belang is en niet in het belang is van het collectieve systeem. Als gevolg hiervan kan er stagnatie plaatsvinden in het besluitvormingsproces of kan een partij uit de samenwerking stappen. Het risico op het niet bereiken van consensus kan er voor zorgen dat de individuele partijen minder tijd en geld willen investeren in de samenwerking. Om dit op te lossen is regie nodig om vertrouwen te creëren tussen de deelnemende partijen en om ondersteuning te bieden. (De Boer 2018; Hekhuizen 2018; Postma 2018; Van Rumpt 2018)

(35)

Een mogelijkheid om meer ondersteuning te bieden aan de samenwerking tussen de Stadmakers en de gemeente is het inhuren van een neutraal en extern persoon. Daarnaast zou deze persoon een regierol kunnen aannemen binnen de samenwerking tussen de Stadmakers om meer vertrouwen te creëren en te bemiddelen in besluitvormingsprocessen. Een dergelijk extern persoon zal moeten beschikken over kennis van de overheid en de markt, plus de vaardigheid hebben om dit te combineren. (De Boer 2018)

Daarnaast kunnen de collectieve bodemenergiesystemen gekoppeld worden met groen. Meer groen in de openbare ruimte maakt het aantrekkelijker voor potentiële gebruikers om zich in de Binckhorst te vestigen wat een waardestijging betekent. Dit is natuurlijk gunstig voor de projectontwikkelaars. Op dit moment worden hoge eisen gesteld aan de projectontwikkelaars om groen te incorporeren. Indien een toename van groen in de openbare ruimte toeneemd zouden de duurzaamheidseisen per plot misschien verlaagd kunnen worden. Op dit moment geven de projectontwikkelaars aan dat de incorporatie van groen lastig te combineren is met technieken zoals elektriciteitsvoorziening. Het meekoppelen van de toekomstwaarde groen zou dus de individuele drijfveren voor projectontwikkelaars kunnen versterken. Het groen zou daarnaast nog publieke waarden kunnen creëren zoals klimaatadaptatie door het beperken van hittestress en wateroverlast (De Boer 2018; Hekhuizen 2018; Van Rumpt)

4.3.2 Aansluiting

Om de collectieve en individuele voordelen van een collectief systeem te vergroten is het van belang dat er veel gebruikers van de Binckhorst worden aangesloten op het collectieve systeem. Uit de interviews komt naar voren dat het niet vanzelfsprekend is dat de gehele Binckhorst aangesloten wordt op een collectief systeem. Ten eerste is het onduidelijk of, en wanneer de in de Binckhorst gevestigde partijen en de ontwikkelaars van nieuw vastgoed aan willen sluiten op collectieve bodemenergie. Op dit moment bestaat er namelijk nog nauwelijks bewustzijn over de warmtetransitie onder de huidige gebruikers van het gebied. Ten tweede is het onzeker of partijen individuele WKO’s gaan implementeren nadat er een plan voor een collectief systeem is gevormd. Er kunnen altijd partijen opstaan die wel bodemenergie willen gebruiken maar minder voordelen ervaren bij het collectieve systeem.

(36)

Hierdoor kan de implementatie van een collectief systeem worden belemmerd. Doordat het onduidelijk is hoe de vraag naar aansluiting op het collectieve systeem zich gaat ontwikkelen is het ook onduidelijk of het gevormde plan uitgevoerd kan worden. Als gevolg hiervan is het minder aantrekkelijk voor individuele partijen om middelen zoals tijd en geld in te zetten voor het realiseren van collectieve systemen. Een gefaseerde en flexibele implementatie van een collectief systeem zou een mogelijk kunnen zijn om de risico’s te beperken. (Postma 2018; Van Boxtel 2018; Van der Werf 2018) Daarnaast geven de geïnterviewden de volgende middelen om aansluiting op een collectief systeem te stimuleren en/of af te dwingen: Informatievoorziening, motivering, energieplan, eisen aan tenders en bodemenergieplan.

Ten eerste de informatievoorziening. De Bedrijvenvereniging BLF geeft aan dat dit een belangrijke eerste stap is om bewustwording te creëren bij de gevestigde bedrijven. Hetgeen volgens hen noodzakelijk is om deze partijen te motiveren om zich aan te sluiten op een collectief bodemenergiesysteem. De gemeente en de toekomstige warmteleveranciers kunnen hier een belangrijke rol in spelen. Dit past ook binnen het plan van de gemeente. In juni en juli organiseren zij namelijk Bedrijfstafels om de bedrijven te betrekken bij de vormgeving van het energieplan waardoor bewustwording gecreëerd kan worden. Daarnaast kunnen maatschappelijke partijen zoals I’M BINCK ook een rol spelen in het motiveren door het onderwerp te agenderen en door de mogelijkheden en voordelen zichtbaar te maken. (De Boer 2018; Heijkers 2018; Herweijer 2018; Van Ginkel 2018; Verhaegh 2018)

Ten tweede is het Energieplan een belangrijk middel om partijen te stimuleren om zich aan te sluiten. Van Rumpt (2018) geeft aan door inzichtelijk te maken hoe iets voor het grote geheel werkt, partijen vaak gestimuleerd kunnen worden om mee te werken. Als voorbeeld heeft heeft de EPC-eis van 0,2 de Stadmakers het gemotiveerd om samen te werken aan een collectief bodemenergiesysteem. Daarnaast kan een energieplan drempels wegnemen door hier een gelijkwaardigheidaanpak in vast te leggen. Dit betekent dat nieuw vastgoed niet wordt afgestraft voor het niet behalen van de duurzaamheidseisen wanneer zij de intentie hebben om aangesloten te worden op een collectief systeem maar deze er nog niet geïmplementeerd is. Echter geeft Van Rumpt wel aan dat de eisen die nu worden gesteld in het Omgevingsplan, die de basis vormen voor het energieplan, op plotniveau zijn maar uit de

(37)

onderzoeken die zij nu doen kan blijken dat dit een belemmering is. (De Boer 2018; Postma 2018; Van Boxtel 2018; Van der Werf 2018; Van Ginkel 2018; Van Rumpt 2018) Daarnaast kan het energieplan ook als basis dienen voor de beoordeling van tenders. Op basis van het energieplan kunnen de EMVI-criteria worden aangepast waardoor partijen die een tender winnen, gedwongen worden om mee te werken aan collectief systeem. In tenders die nu lopen wordt dit nog niet gedaan maar mevrouw van Rumpt geeft aan dat dit wel mogelijk kan worden gemaakt. (Van Boxtel 2018; Van Rumpt 2018)

Ten derde kan een bodemenergieplan worden opgesteld voor een open

bodemenergiesysteem. Indien dit wordt goedgekeurd door de gemeente dan wordt het door provincie Zuid Holland getoetst aan hun beleid betreffende bodemenergieplannen. Vervolgens wordt het plan naar de Omgevingsdienst Haaglanden gestuurd die vergunningen verlenen voor de plaatsing van bodemenergiesystemen. Daarna worden alleen vergunningen verleend indien de aanvragen voor WKO’s voldoen aan het bodemenergieplan of indien de aanvraag voor een systeem het vastgestelde bodemenergieplan niet nadelig beïnvloed.

Daarbij is het nog onzeker welke implicaties dit heeft voor collectieve

bodemenergiesystemen. Tot nu toe is hier nog geen beleid op gemaakt door de Provincie omdat er onvoldoende belangstelling is geweest voor collectieve bodemenergiesystemen. (Dorel 2018; Smit & de Baas 2015:2)

Het integrale net kan met verschillende duurzame warmte technieken gekoppeld kunnen worden zoals het gebruiken van restwarmte en geothermie. Dit levert het voordeel op dat er beter in de warmtevraag kan worden voorzien wat aansluiting aantrekkelijker maakt. Echter is het lastig om andere waarden te creëren dan warmtevoorziening. Het is al moeilijk om het maximale uit de warmtevoorziening te halen om een aantrekkelijk product te leveren. Het creëren van meervourdige toekomstwaarden zou in deze fase een belemmering kunnen vormen voor het stimuleren van aansluitingen. (Chattou 2018; Hekhuizen 2018; Postma 2018)

(38)

4.3.3 Eigendomsverhoudingen

Voordat de collectieve systemen geïmplementeerd worden is er governance nodig met betrekking tot de eigendomsverhoudingen. De crafting community zal in de huidige samenstelling waarschijnlijk niet de directe verantwoordelijkheid nemen voor het eigendom van de systemen. De gemeente geeft aan dat zij niet dit niet past bij hun rol in de participatiesamenleving. (De Boer 2018; Heijkers 2018; Van Boxtel 2018; Van der Werf 2018; Van Rumpt 2018) Van Boxtel (2018), projectontwikkelaar bij Stebru en lid van de Stadmakers, geeft aan dat dit ook ongewenst zou zijn. Een private partij zou meer drijfveren hebben om een systeem te optimaliseren en aansluiting te stimuleren omdat dit een positief effect heeft op hun winst wat bijdraagt aan het voorkomen van een CPR-dilemma.

Daarnaast zullen ook de Stadmakers geen rol spelen omdat dit niet past binnen de werkwijzen van projectontwikkelaars, na de voltooiing van hun projecten zullen zij relatief snel uit het gebied wegtrekken. De kerntaak van deze bedrijven is namelijk om vastgoed te ontwikkelen en het te verkopen, hierdoor past het beheer niet binnen hun werkwijze. (De Boer 2018; Dorel 2018; Heijkers 2018; Postma 2018; Van Boxtel 2018; Van Rumpt 2018)

Indien er geen geschikte partij bestaat voor het eigendom, dan is er ook geen partij die verantwoordelijkheid heeft voor het beheer. Het beheer is belangrijk voor de optimalisatie van de warmtevoorziening maar is ook belangrijk om het evenwicht in de bodem in stand te houden. Wanneer de warme en koude bronnen uit balans zijn dan leidt dit tot een temperatuurverandering wat een negatief effect kan hebben op de bodem. Dit is de reden waarom er een partij nodig is die het beheer van het systeem aanstuurt (Hekhuizen 2018; van Boxtel 2018)

Een voor de hand liggende partij die verantwoordelijkheid kan nemen voor het beheer zijn partijen zoals energie- en waterleveranciers die al kennis en vaardigheden hebben die relevant zijn voor de exploitatie van bodemenergiesystemen. Energieleverancier Eneco levert op dit moment al stadswarmte in het gebied dat gekoppeld kan worden in een integraal bodemenergiesysteem, daarom is deze partij voor de handliggend voor de casus van de Binckhorst. Dit is ook de reden waarom Eneco als potentiële adviseur is gevraagd

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

8.. door middel van een Europese belasting een zichtbare directere band van de burgers met de EU te verkrijgen. Kortom, belastingen sturen dan weliswaar niet direct de uitgaven

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

LJL'-' of, om het in thans wat ouderwetse termen te zeggen, in een kapitalisti- sche economische orde; het past niet erg bij de verhouding tussen overheid en haar

Over het algemeen kan gezegd worden dat om ondernemend gedrag binnen Pentascope te kunnen intensiveren, de factoren die de mensen hebben aangewezen als zijnde belemmerend werkend

Zo kan er gedacht worden aan een structuur waarbij een aantal leden van het kenniscentrum verantwoordelijk is voor het creëren van nieuwe kennis, terwijl andere leden

Risicodeling tussen generaties wordt als een van de verworvenheden van collectieve pensioenregelingen beschouwd. De academische literatuur rapporteert dat deze vorm

In deze tijd moeten liberalen de mogelijkheid duiden van sociaal beleid maar dan zonder socialisten en een beleid gericht op het welzijn van mens en dier zonder milieu-

Het plan om tips te geven zodat mensen met een luchtwegaandoening weten wat ze moeten doen om minder last te hebben van luchtverontreiniging, vinden de nieuwe leden eensgezind een