• No results found

Postfeminisme in het hedendaagse Nederlandse literaire landschap: Een onderzoek naar feminisme in het auteurschap van Stella Bergsma, Simone van Saarloos en Maan Leo

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Postfeminisme in het hedendaagse Nederlandse literaire landschap: Een onderzoek naar feminisme in het auteurschap van Stella Bergsma, Simone van Saarloos en Maan Leo"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Postfeminisme in het hedendaagse

Nederlandse literaire landschap:

Een onderzoek naar feminisme in het auteurschap van Stella

Bergsma, Simone van Saarloos en Maan Leo

Scriptie MA Nederlandse taal & cultuur Dr. G.E.H.I. Franssen

Universiteit van Amsterdam 15 juni 2017

Annemieke Koorn 10018212

(2)

Inleiding

Enkele recente koppen en kreten uit Nederlandse kranten die bevestigen dat er de laatste jaren een feministische opleving gaande is: “Er is de laatste tijd weer van alles te doen over het feminisme.” (Sylvia Witteman, de Volkskrant, 17 februari 2016) “Het feminisme hangt weer in de lucht.” (Maaike van Houten, Trouw, 3 maart 2015) “Het nieuwe feminisme -

Vrouwelijk, slim en sexy.” (Marja Pruis, De Groene Amsterdammer, 18 februari 2015) “Duizenden lopen Women’s March tegen haat.” (Parool, 11 maart 2017)

Deze opleving is ook terug te vinden in het Nederlandse literaire landschap. Er zijn auteurs die zich polemisch en literair engageren met het feminisme. Maar dit hedendaagse feminisme is soms tegenstrijdig. Deze tegenstrijdigheden zitten hem in het feit dat

feministische idealen soms schuren met antifeministische ideeën, iets wat Rosalind Gill de postfeministische sensibility noemt, een term die nader verklaard zal worden in het theoretisch kader. Simone van Saarloos lijkt hier soms ook mee te worstelen, zoals het volgende citaat laat zien uit het voorgenoemde artikel uit Trouw:

Een bad feminist gaat ervan uit dat je het niet altijd goed kunt doen. Je kunt dansen op een nummer waarin de man de vrouw seksueel domineert, en toch idealen hebben. Dat maakt het soms wel moeilijk, het zou makkelijker zijn als het wat eenduidiger was, dat je weet wat je moet doen en laten, dan heb je je morele paspoort binnen. Maar het is een beetje als Occupy, we zitten in een fase waarin ontdekt wordt dat je je kunt verbinden en engageren zonder dat er een pamflet of een programma is.

Zoals dit citaat aantoont, is Simone van Saarloos een auteur die zich met feminisme bezighoudt in haar werk, maar tegelijkertijd worstelt met de tegenstrijdigheden en

moeilijkheden die feminisme voor haar opleveren. Simone van Saarloos is één van de drie auteurs die in deze scriptie onderzocht wordt, omdat zij zich zowel polemisch als literair bezighoudt met feminisme. De twee andere auteurs die feminisme ook hun schrijverschap betrekken en die in deze scriptie geanalyseerd zullen worden, zijn Stella Bergsma en Maan Leo.

Loren Glass heeft in zijn boek Authors Inc. (2004) onderzocht hoe schrijverschap er in de periode 1880-1980 in Verenigde Staten uitzag en beweert dat dit schrijverschap masculien van aard was. Hier kwam echter een einde aan in de periode die na de Tweede Wereldoorlog aanbrak waarin verminderde baanzekerheid, de opkomst van de Tweede Golf en de

(3)

Vietnamcrisis zorgden voor een toenemende broosheid van patriarchale autoriteit. (Glass 182) Glass beweert dus dat masculien schrijverschap voorbij is. Binnen het postfeministische debat wordt echter gesuggereerd dat er in de mainstream cultuur sprake is van een geïnternaliseerd seksisme en een geïnternaliseerde male gaze. (Gill (a)) Tussen het einde van masculien schrijverschap zoals beschreven door Glass en de seksualisering van de samenleving in het postfeminisme zoals beschreven door Gill zit een behoorlijke tijdspanne. De vraag rijst daarom hoe de zaken er vandaag de dag uit zien. Is het masculien schrijverschap daadwerkelijk opgehouden of wordt dit vandaag de dag nog steeds in stand gehouden?

Om dit te onderzoeken wordt in deze scriptie de volgende onderzoeksvraag

beantwoordt: Hoe is het postfeminisme van invloed op feministische schrijvers van nu? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, zal in kaart worden gebracht wat de huidige stand van zaken is in het Nederlandse literaire landschap omtrent feministisch schrijverschap. Hiervoor lenen de drie eerdergenoemde auteurs zich goed, omdat zij zich allemaal polemisch en literair uitlaten als feminist. Deze feministische boodschap brengen zij echter op een heel

verschillende manier naar de lezer. Door dit feministisch schrijverschap te analyseren aan de hand van een postfeministische bril, zal duidelijk worden hoe deze auteurs verschillend omgaan met feminisme in hun werk en wat dit betekent voor hun schrijverschap. Er zal duidelijk worden of Glass gelijk had met het benoemen van masculien schrijverschap als gedane zaak of dat dit masculien schrijverschap nog steeds gekoppeld is aan succesvol schrijverschap.

1: Theoretisch kader

1.1 Het neoliberale discours en postfeminisme

Het Westen wordt gedomineerd door een neoliberaal discours dat zich kenmerkt door handelingsvrijheid en een nadruk op eigen keuze. In dit discours worden individuen

geconstrueerd als ondernemende actoren die rationeel, calculerend en zelfregulerend zijn. Het individu heeft hierin altijd zelf de verantwoordelijkheid voor keuzes en de consequenties hiervan. (Gill (a) 163, Evans et al. 115)

Rosalind Gill, professor in Cultural and Social Analysis aan de City University of London, heeft vele artikelen gepubliceerd over gender en representaties van vrouwen in de media. Volgens Gill (a) is er een sterke link tussen het postfeminisme en het neoliberalisme. (163) In het neoliberale discours ligt namelijk ook bij de vrouw de nadruk op vrije keuze: een vrouw kiest er zelf voor om haar lichaam te ontharen of om paal te dansen zonder dat iemand

(4)

haar vertelt dat dit moet. Op deze manier lijkt het alsof het neoliberale discours veel heeft bijgedragen aan kansen voor en autonomie van vrouwen. Tot op zekere hoogte is dit zo maar volgens Gill heeft deze nadruk op ongelimiteerde keuzevrijheid ook een keerzijde.

Deze keerzijde bestaat er namelijk uit dat door het blindstaren op vrije keuze de context van deze keuze niet in acht wordt genomen. Zij stelt daarom een benadering van postfeminisme voor, waarin de context van de gemaakte keuzes wel wordt meegenomen. Haar benadering werkt daarom als een tool waarin een postfeministische bril wordt opgezet om hedendaagse cultuurproducten te analyseren. Het gaat dus om een productief concept, een manier om te analyseren.

Bij het analyseren van postfeministiche cultuurproducten is het namelijk vaak zo dat er zowel feministische als antifeministische tendensen zijn te bespeuren en dat dit kan zorgen voor een bepaalde frictie. Denk bijvoorbeeld aan het eerder genoemde voorbeeld van

paaldansen: een individu kan dit zien als een vorm van sport en seksuele empowering en daarom als feministisch. Tegelijkertijd schuurt dit omdat paaldansen ook bestaat uit het verleidelijk dansen voor de man in weinig kledij. Er ontstaat een spanning tussen

feministische en antifeministische tendensen en Gill stelt daarom een discours voor waarin postfeminisme wordt gezien als een sensibility. Deze sensibility houdt in dat binnen dit discours zowel feministische als antifeministische kenmerken naast elkaar bestaan en dat zorgt voor een bepaalde frictie. Deze nieuwe notie benadrukt “the contradictory nature of postfeminist discourses and the entanglement of both feminist and anti-feminist themes within them.” (149) Met andere woorden: deze frictie is juist kenmerkend voor het postfeministische discours zoals zij dit voorstelt. Sterker nog, stelt Gill, de postfeministische sensibility is “profoundly contradictory.” (163) Wanneer er met deze postfeministische bril gekeken wordt naar cultuurproducten, wordt deze spanning zichtbaar. Deze notie van postfeminisme als

sensibility is voor de analyse van het schrijverschap van de auteurs die in deze scriptie aan

bod komen erg belangrijk. Er zal namelijk gekeken worden of en hoe deze sensibility terugkomt in het werk van de drie auteurs. Binnen het postfeministische discours zijn een aantal begrippen belangrijk. Deze begrippen worden als tool gebruikt om de schrijvers en hun personages met een postfeministische bril te kunnen analyseren. Hieronder zullen deze begrippen, agency en ‘up for it’ feminisme, nader verklaard worden.

1.2 Agency

In het postfeministische debat komt vaak het agency (Nederlandse term: handelingsvrijheid) vraagstuk naar voren. Zoals eerder genoemd, zorgt het neoliberalisme ervoor dat er wordt

(5)

gedacht dat vrouwen autonoom kunnen handelen zonder te worden tegengehouden door ongelijkheden of scheve machtsverhoudingen. (Gill (a) 153) Vrijheid is immers verworven en zodoende ligt in dit neoliberale discours de nadruk op eigen keuze en vrijheid. Vrouwen zouden als neoliberaal subject handelingsvrijheid hebben gekregen die ook wel wordt aangeduid met het begrip agency. Over de vraag of vrouwen hier daadwerkelijk vrij in zijn, bestaat geen eenduidig antwoord. In het onderzoeksgebied wordt deze kwestie het agency

pendulum genoemd. Aan de ene kant van het spectrum bevindt zich het standpunt dat binnen

het neoliberale discours vrouwen agency, autonomie en de keuze hebben om hun seksualiteit te uiten en dat de keuze binnen dit discours gerespecteerd dient te worden. Aan de andere kant van het spectrum bevindt zich het standpunt dat er kritisch gekeken moet worden naar de culturele context waarbinnen deze keuzes door vrouwen worden gemaakt, en zou ervan uit moeten worden gegaan dat vrouwen niet handelen zonder deze culturele context. (Gill (c), Evans et al. 117) Het is namelijk binnen deze cultuur de norm geworden dat vrouwelijke seksualiteit gekoppeld wordt aan het lichaam en aan het openlijk uiten van deze seksualiteit. Ja, er bestaat een keuze, maar door het blindstaren op keuze wordt de context uit het oog verloren, in de woorden van Gill (c):

Girls and young women make choices […] but they do not do so in conditions of their own making […] The ‘choice’ to wear a G-string (or any other item of clothing deemed by them to be ‘porno-chic’) is made in a context in which a particular kind of sexualized (but not too sexualized) self-presentation has become a normative

requirement for many young women in the West. (72)

In deze scriptie zal gekeken worden hoe de auteurs en de personages in de romans omgaan met dit vraagstuk. Er zal gelet worden op de mate van agency die de personages hebben als het gaat om hun seksualiteit. Gelet zal worden of er een beroep wordt gedaan op ‘vrije keuze’ en of deze vrije keuze echt vrij is.

1.3 ‘Up for it’ feminist

Het neoliberale discours heeft een vrouw gecreëerd die autonoom handelt en verantwoordelijk is voor haar eigen keuze. Niet langer worden vrouwen gerepresenteerd als “passive, mute objects of an assumed male gaze” (Gill (a) 151), maar als een vrouw die ‘forever up for it’ is. Deze ‘up for it’ feminist wordt door Evans et al. omschreven als: “A sexually savvy and active woman who can participate appropriately in consumer practices in the production of

(6)

her choice biography.” (115) In eerste instantie lijkt deze ‘up for it’ feminist te staan voor waarden uit de Tweede Golf waarin acceptatie en de viering van actieve, betrokken vrouwelijke seksualiteit belangrijk waren.

Toch is het zo, stellen Evans et al., dat deze ‘up for it’ feminist alsnog geobjectiveerd wordt en er door het neoliberale discours zelf sprake is van een geïnternaliseerde male gaze. De vrouw denkt dat het kopen van sekspeeltjes, Burleske- of paaldansen en het dragen van strings ertoe bijdragen dat de vrouw een empowered, seksueel assertieve feminist is. De andere kant van de medaille is echter dat hiermee beeldvorming wordt herhaald die juist objectiverend is en de vrouw door de nadruk op vrije keuze seksisme is gaan internaliseren en zodoende de vrouw zichzelf ook objectiveert. (116)

In deze scriptie zal gekeken worden in hoeverre de personages in de romans ook dit ‘up for it’ feminisme vertonen en hoe dit tot uiting komt. Staat dit dan daadwerkelijk voor vrijgevochten seksualiteit voor de vrouw of spelen toch de onderliggende machtsstructuren vanuit het patriarchaat een rol?

1.4 Rebellious speech

Maria Stehle is professor op het gebied van Duitse moderne letterkunde aan de University of Tennessee Knoxville. Zij onderzoekt in haar artikel ‘Pop, porn, and rebellious speech’ (2012) hoe (post)feministische (pop)artiesten in hun teksten en mediaperformances de taal en

beeldvorming omtrent porno, pornoficatie en vrouwelijke seksualiteit toepassen en proberen te veranderen. (Stehle 229) Stehle beroept zich op wat in Judith Butlers boek Excitable

Speech (1997) wordt omschreven als “the insurrectionary ‘force’ of censored speech”. (Butler

142) Stehle vertaalt deze notie van insurrectionary speech naar de term rebellious speech en citeert Butler om aan te geven dat rebellious speech zorgt voor: “a risk taken in response to being put at risk, a repetition in language that forces change.” (Stehle 229, Butler 163) Wat Butler met deze notie bedoelt, is het volgende. Wanneerje op een bepaalde manier wordt benoemd, is dit nooit een vaststaand feit opgelegd door een bepaalde autoriteit. Door de herhaling van uitingen veranderen deze uitingen; woorden verliezen hierdoor hun kracht om te kwetsen en krijgen in andere contexten meer overeenkomstige betekenissen. (Butler 15) Een taalhandeling kan worden omgezet naar een daad van verzet. En deze daad van verzet is de rebellious speech. Wanneer vrouwen bijvoorbeeld steeds geobjectiveerd worden tot seksueel object, en dit als kwetsend wordt ervaren, kun je juist deze taalhandeling omvormen tot rebellious speech. Door op een provocerende manier de taal of een ritueel te herhalen, kan

(7)

worden aangegeven hoe deze stigmatiserend werkt. Butler bespreekt het bus-incident met Rosa Parks om dit fenomeen te illustreren:

When Rosa Parks sat in the front of the bus, she had no prior right to do so guaranteed by any of the segregationist conventions of the South. And yet, in laying claim to the right for which she had no prior authorization, she endowed a certain authority on the act, and began the insurrectionary process of overthrowing those established codes of legitimacy. (Butler 147)

De link tussen rebellious speech en dit incident, is dat het in beide gevallen gaat om: “a certain performative force [that] results from the rehearsal of the conventional formulae in non-conventional ways.” (Butler 147) Taal is op deze manier ook performatief en krijgt zodoende door context betekenis. Juist doordat Rosa Parks wél op die plek in de bus gaat zitten, ontneemt zij de kracht van de kwetsende woorden. Zij zit immers op die plek in de bus en dus laat ze zien dat het kan. En juist deze provocerende actie, deze rebellious speech, laat zien hoe kwetsend het is om te stigmatiseren. Dit besef kan leiden tot verandering maar deze verandering kan alleen worden afgedwongen wanneer men geconfronteerd wordt met de kwetsende taal. Stehle kijkt heel specifiek naar rebellious speech in een feministische context en geeft aan dat Butlers studie van Excitable Speech nuttig is om de volgende reden

Judith Butler develops a framework for a careful analysis of the politics of speech that is useful to trace the complexities of the circulations of language and imagery in media and the spaces for political intervention. (231)

Zij legt vervolgens uit dat feministische kunst probeert de maatschappij met de neus op de feiten te drukken door middel van parodie, overmaat, omkering en overdrijving. Alleen door deze rebellious speech kan volgens Stehle verandering teweeg worden gebracht wanneer het gaat om de representatie van het vrouwelijk lichaam en vrouwelijke seksualiteit. In deze scriptie zal gekeken worden hoe de rebellious speech acts van de auteurs en hun personages eruit zien, op wat voor manier gebruiken zij vormen van parodie, overmaat, omkering en overdrijving en wat is het effect?

Stehle geeft namelijk ook aan dat dit effect voor een deel altijd buiten de spreker ligt. Hoe de taal wordt opgevangen, kan de spreker maar voor een deel zelf in handen hebben. In de woorden van Stehle: “In the proces of (media) reception speech is continuously on trial

(8)

[…] the effects produced by such speech are always ‘out of control.’” (231) Ook dit punt is van belang voor de analyses van rebellious speech in deze scriptie: wanneer auteurs of personages een bepaalde feministische boodschap voor ogen hebben en deze op een

provocatieve, rebelse manier verkondigen, wil dat nog niet zeggen dat deze boodschap zoals geïnitieerd door de auteur bij de lezer of het publiek overkomt. De rebellious speech act vraagt de lezer de uitspraak in een risicovolle, nieuwe context te plaatsen en het risico zit hem in het feit dat andere actoren, zoals de media, de kracht van de provocatieve uitspraak kunnen doen afnemen. (231, 239)

1.5 Self-fashioning, posture en auteurschap

Uit het voorgaande blijkt dat een auteur met een boodschap zich zodoende ook op een bepaalde manier positioneert binnen het (literaire) veld. De keuze om je als auteur te positioneren als feminist heeft bepaalde consequenties voor hoe je als auteur wordt gezien door de buitenwereld. In haar artikel ‘Kunstenaar, aristocraat en zakenman: Louis Couperus’ self-fashioning’ onderzoekt Mary Kemperink, hoogleraar Moderne Nederlandse letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen, de self-fashioning van Louis Couperus; zij beroept zich hierbij op een aantal theorieën omtrent de notie van self-fashioning. Zij gebruikt namelijk de term self-fasioning van Greenblatt, ‘habitus’ van Bordieu, de term ‘posture’ van Meizoz en de notie van fronts van Goffmann.

De notie van self-fashioning van Greenblatt legt zij uit als een onderhandeling tussen individu en cultuur. De interactie tussen deze twee vormt het individu en heeft daarom twee kanten: een zelf-regulerende en een cultureel-maatschappelijke.(377) De notie van habitus van Bordieu komt er volgens Kemperink op neer dat het individu de regels van het spel speelt zoals die worden opgelegd en dat deze regels afhangen van zijn/haar sociaaleconomische positie. (377) Oftewel: een auteur handelt zoals van hem/haar verwacht wordt. De term posture van Meizoz komt neer op de combinatie van de individuele en collectieve impulsen die totstandkomen bij auteursgedrag. Meizoz verklaart daarmee de voortdurende strijd tussen literatuuropvattingen en de visies op de auteur. (378) Tot slot legt Kemperink de notie van

fronts van Goffmann uit. Hierbij wordt gekeken naar waarneembaar gedrag, onder fronts

wordt verstaan: “De standaarduitrusting die iemand voor zijn self-fashioning kan kiezen. Daarbij kan iemand zich voegen naar een heersend front, maar ook juist een front kiezen bij wijze van verzet tegen naar zijn idee verouderde of verkeerde fronts.” (379)

Kemperink voegt al deze termen bij elkaar en komt tot de volgende, allesomvattende notie van fashioning, die voor deze scriptie dan ook zal worden gebruikt: “De

(9)

self-fashioning van een individuele auteur is te zien als een kristallisatiepunt waarin

autonomisering van het literaire veld en ontwikkeling van het auteursbeeld zichtbaar worden.” (380) Hierbij benadrukt zij dat self-fashioning bestaat uit twee rollen: één die van buitenaf wordt opgelegd en één van binnenuit. Van buitenaf wordt een bepaalde positie geëist waaraan een auteur bewust of onbewust kan voldoen en van binnenuit is er een drang om een bepaald gestalte aan te nemen. (376) In een notendop omhelst het begrip self-fashioning hoe de buitenwereld en de auteur zelf zorgen voor hoe je als auteur wordt neergezet.

Deze self-fashioning is gegendeerd. Loren Glass beschrijft in zijn boek Authors Inc. (2004) hoe celebrity authorship in de Verenigde Staten een historisch fenomeen was dat begon met de opkomst van massacultuur en een eerste crisis van mannelijkheid in de late 19e eeuw en eindigde met de verschijning van het postmodernisme en de tweede crisis van mannelijkheid in de late 20e eeuw. (23) Van 1880-1980 was auteurschap in de Verenigde Staten hypermasculine. Deze “marked style of masculinity” (17) in schrijverschap was volgens Glass een tegenreactie op de feminisering van de literaire markt. (18) Dit betekende een dominante masculiene positie van auteurs en dit gaf deze auteurs een bevoorrechte toegang tot de hoge literaire cultuur. Dit idee begon in duigen te vallen met de Tweede Golf, de opkomst van vrouwenstudies en feministische auteurs zoals Kate Millett, die de aanval openden op schrijvers als Mailer en Henry Miller. Historicus Michael Kimmel beschrijft deze ontwikkeling als volgt:

In the 1960s and 1970s, U.S. culture witnessed a second “crisis of masculinity” in which “the ‘masculine mystique’-that impossible synthesis of sober responsible breadwinner, imperviously stoic master of his fate, and swashbuckling hero-was finally exposed as a fraud. (Glass 22)

Celebrity authorship was een uiting van deze masculine mystique, maar hield geen stand meer

met de opkomst van de Tweede Golf en het postmodernisme. (22) In het Amerika van 1880-1980 was het voor de self-fashioning van een auteur zodoende belangrijk dat een auteur als masculien werd neergezet, omdat hier zodoende bepaalde vooroordelen en daarmee voordelen aan hingen. Masculien schrijverschap heeft namelijk de connotatie van zelfstandig, rationeel, autonoom en intellectueel. Hiertegenover staat feminien schrijverschap dat wordt gelinkt aan de feminisatie van literatuur als gevolg van kapitalisme en massaproductie in de 19e eeuw. Dit soort literatuur beschreef bijvoorbeeld moderne liefde en the new woman. Glass schetst een tweedeling waarin het voorrecht van “real, authentic” cultuur behouden wordt door de man en

(10)

massacultuur op een of andere manier wordt geassocieerd met vrouwen. (18) Dit betekent niet dat literatuur geschreven door mannen altijd masculien van karakter is en vice versa: ook mannelijke auteurs zoals bijvoorbeeld F. Scott Fitzgerald kunnen worden geassocieerd met feminien schrijverschap. (17)

Ondanks dat het idee van de dominantie van masculien schrijverschap langzaamaan is afgebrokkeld en dat dit mede dankzij het feminisme is gebeurd, rijst de vraag hoe het verband tussen auteurschap en gender er vandaag de dag uit ziet. Zijn wij in de 21e eeuw

daadwerkelijk afgestapt van het romantische beeld van de schrijver en is deze romantische schrijver niet nog steeds een representatie van de masculine mystique, waarin waarden als intellect, authenticiteit en zelfstandigheid nog steeds belangrijk worden gevonden bij schrijverschap?

1.6 Columns

De self-fashioning komt zowel polemisch als literair tot stand. Volgens Stehle kunnen feministische auteurs hun romans gebruiken om een boodschap over te brengen op de lezer. Ook gaat Stehle in haar artikel in op hoe auteurs hun publieke performance gebruiken om zich op een bepaalde manier te positioneren en zodoende ook hun boodschap over te brengen. Waar Stehle in haar artikel niet op ingaat, is hoe de auteurs zich naast hun roman in andere geschreven teksten uiten, zoals bijvoorbeeld in columns. Aangezien de auteurs die worden besproken in deze scriptie zich ook nadrukkelijk uiten via andere kanalen dan de roman, zoals bijvoorbeeld de column, is het interessant deze teksten ook bij de analyse te betrekken. Zoals Jessalynn Keller terecht opmerkt in haar artikel, wordt er in het onderzoeksveld nog te weinig gekeken naar hoe vrouwen de blog en de column gebruiken om hun feministische boodschap te laten horen. Dit terwijl volgens Keller het blog een medium is dat serieus genomen dient te worden als protestmedium. Vooral voor jonge vrouwen bieden online blogs en bloggen nieuwe mogelijkheden als het gaat om het deelnemen aan feministische politiek en activisme. (430) Columns en blogs die online geplaatst worden maken feminisme toegankelijk voor jonge vrouwen.

2: Casus 1: Stella Bergsma

Stella Bergsma (1973) debuteerde in 2016 bij Nijgh & Van Ditmar met haar roman Pussy

album. Hiernaast schrijft zij columns voor onder andere de Volkskrant, Opzij, Joop.nl en HP/De Tijd. Ook is zij de leadzanger van de band Einsteinbarbie.

(11)

Dat de auteur zichzelf ziet als feminist steekt zij niet onder stoelen of banken. Op haar Facebookpagina introduceert zij zichzelf als ‘feminist fatale.’ Ook in interviews en

opiniestukken maakt zij er geen geheim van dat zij zichzelf ziet als feminist en daarnaast gaan haar columns vaak over feministische onderwerpen en zo ook haar debuutroman.

Haar self-fashioning berust voor een gedeelte op de positionering als een feministische auteur met een feministische boodschap. In een radiofragment uit het programma Nooit meer

slapen zegt zij het volgende over wat ze hoopt te bereiken met haar roman:

Ik hoop het. Dat ze [vrouwen] ook eens een keertje wijdbeens in de tram gaan zitten. Dat ze gaan ‘menspreaden’ maar dan ‘femmespreaden’. Ik hoop dat vrouwen die mijn boek lezen [ehh] zich [ehh] het hoeft niet te zijn dat ze dan vrijer zijn door allemaal hele ranzige dingen te doen, maar dat ze zichzelf wat meer vergeven. Zoals het mannen veel meer vergeven wordt om gewoon een mens te zijn.

Ook in andere interviews en in haar roman komt naar voren dat Bergsma de bevrijding van vrouwelijke seksualiteit erg belangrijk vindt en de beeldvorming hiervan wil veranderen met haar werk. Wat echter opvalt aan bovenstaand citaat en in de stijl van Bergsma is dat het vaak gepaard gaat met expliciet en plat taalgebruik. Ze heeft het immers over “ranzige dingen doen”, deze woordkeuze is interessant omdat blijkbaar de bevrijding van vrouwelijke seksualiteit betekent dat vrouwen afwijkende dingen doen wanneer het gaat om seksualiteit. Er lijkt bij Bergsma sprake van een tegenstelling tussen enerzijds sterk uitgesproken

feministische idealen, maar anderzijds een bevestiging van bepaalde beeldvorming rondom vrouwen. Bergsma wil juist de beeldvorming veranderen en kiest daarom voor een

provocerende toon. Haar provocerende rebellious speech zorgt echter ook voor frictie, want de provocatie zorgt ervoor dat een bepaalde beeldvorming wordt herhaald. In het vervolg van dit hoofdstuk zal gekeken worden hoe deze tegenstellingen terugkomen in haar publieke performance en opinie en hoe dit terugkomt in haar debuutroman Pussy Album. Ook zal gekeken worden wat de effecten zijn van de rebellious speech van Bergsma.

2.1 Columns en publieke performance

Op haar website wordt Bergsma ook wel omschreven als opiniemaakster en het is dan ook geen verrassing dat zij naast haar actieve houding op media zoals Twitter en Facebook, columns schrijft voor verschillende kanalen. Wanneer een aantal van deze columns onder de loep wordt genomen, is een aantal terugkerende elementen te bemerken. De onderwerpen van

(12)

haar columns betreffen juist vaak een bepaalde vorm van vrouwenemancipatie. Tegelijkertijd beschrijft Bergsma deze zaken op een zeer ironische toon. Ook schrijft zij over het vrouwelijk lichaam waardoor hier een bepaalde focus op komt te liggen. Zodoende spreekt Bergsma in haar columns op een bepaalde manier over vrouwen die juist een negatief stereotype herhalen. Dat Bergsma emancipatieonderwerpen aansnijdt, blijkt bijvoorbeeld uit de column ‘Kutje quotumkip’ die Bergsma schreef voor HP/De Tijd. Zij geeft hierin haar mening over of quota’s wel of niet gesteld zouden moeten worden. Bergsma pleit voor het vrouwenquotum omdat volgens haar vrouwen en mannen op de werkvloer niet altijd gelijke kansen krijgen en dat dit komt door een geïnternaliseerd of impliciet seksisme. Opvallend is het daarom des te meer hoe Bergsma vrouwen omschrijft en aanspreekt in de inleiding van de column: “Dus als u een man bent, stop dan nu en geef dit schrijfwerk onmiddellijk aan een clittige collega, borstige maîtresse, of dat zeikwijf waar u mee getrouwd bent.” Bergsma bewerkstelligt hier het effect dat vrouwen direct worden aangesproken op hun (seksuele) lichaam door ze te omschrijven als ‘clittig’ en ‘borstig’, dit is opvallend omdat zij met deze column juist wil oproepen om waakzaam te zijn voor seksisme op de werkvloer. Zij lijkt echter seksisme in de hand te werken door vrouwen aan te spreken op hun uiterlijke kenmerken.

Ook ‘dat zeikwijf’ is een manier van aanspreken van vrouwen die in vergelijking met de inhoud van de column opmerkelijk is. Bergsma spreekt namelijk in deze column over hoe Eva Jinek in haar talkshowprogramma het woord ‘wijverig’ gebruikt en hoe Bergsma het betreurt dat: “er aan iets vrouwelijks werd gerefereerd om onprettig gedrag aan te duiden.” Gesteld zou kunnen worden dat het woord ‘zeikwijf’ en het woord ‘wijverig’ in dezelfde categorie vallen wanneer het gaat om iets vrouwelijks dat wordt gezien als negatief gedrag. Bergsma benoemt dit in haar column, maar lijkt te vergeten dat zij zelf vrouwen als zeikwijf aanspreekt.

Ook in de column ‘Dit is een mannencolumn’, verschenen voor HP/De Tijd, komt deze ironische toon terug. Zij lijkt met deze column de draak te willen steken met de sekseverschillen waar bijvoorbeeld in marketing gretig gebruik van wordt gemaakt en die ervoor zorgen dat sekse vaak op een stereotyperende manier worden neergezet: “Ik ben zelf vrouw, maar gelukkig is er nu mannenthee met een speciale, krachtige blaadjesmelange van verkwikkende playboyfoto’s en zaad uit de testikels van Charles Bronson.” Ook hier lijkt de impliciete boodschap van de column feministisch: Bergsma pleit voor gelijkheid tussen sekse en de column wil laten zien dat het verkeerd is om te focussen op de verschillen, iets wat marketing wel graag doet. Toch is het ook in deze column het geval dat zij vrouwen én mannen aanspreekt op hun gender en uiterlijke kenmerken: “Het is genoeg geweest. Klaar.

(13)

Wij – de echte mannen en ik – hebben het gehad met de wijven, de gleufplassers en de micropiemeligen met hun vleesvervangende emo-bagger.” Ondanks dat zij wellicht op een ironische manier dit onderwerp onder woorden probeert te brengen, herhaalt zij de

stereotyperingen en worden vooral de vrouwen weer gereduceerd tot hun lichaam met termen als “gleufplassers.”

Deze manier van aanspreken zou gezien kunnen worden als ironie. Volgens Gill (a) is ironie in de postfeministische media cultuur een manier van ‘having it both ways’ geworden waarin het gebruikt wordt als “expressing sexist, homophobic or otherwise unpalatable sentiments in an ironized form, while claiming this was not actually ‘meant.’” (159) Volgens Gill functioneert ironie ook door middel van de extremen van seksisme te uiten. Het extreme van de uiting zou dan juist het bewijs zijn dat er geen seksisme is. Gill roept op om juist kritisch tegenover deze laconieke houding te staan waarin het allemaal om een lolletje zou gaan omdat deze ironie ervoor zou zorgen dat de inhoud van de media misogyn is en mannen uitnodigt vrouwen te evalueren als seksueel object. (160) Bergsma’s ironische toon in haar columns is hoe haar rebellious speech act eruit ziet. Door deze provocerende woorden wil zij wellicht verandering teweegbrengen omtrent de representatie vrouwelijke seksualiteit, maar tegelijkertijd ligt seksualisering op de loer door de herhaling van het stereotype.

Het artikel ‘Laten we de bobbelbillen vieren’, dat in de Volkskrant verscheen op 7 januari 2017, is een persoonlijke column van Bergsma over haar achterwerk. Ze geeft in de column de volgende reden om over dit onderwerp te schrijven:

Nu zijn de billen, net als de borsten, een lichaamsgebied waarover we als mens vaak enigszins moeilijk doen. We zien het als een intieme zone en schamen ons er soms voor. […] Het uiterlijk van vrouwen is nou eenmaal nog altijd een beladen onderwerp. Daarom schrijf ik er zo graag over. Het fascineert me.

Bergsma beschrijft vervolgens hoe artiesten als Beyoncé en Nicki Minaj ervoor hebben gezorgd dat (grote) billen steeds meer werden geaccepteerd binnen het schoonheidsideaal en hoe dit Bergsma inspireerde om meer respect te krijgen voor haar eigen lichaam. Het idee dat vrouwen hun lichaam omarmen, is een ideaal uit de tweede feministische golf. Het zou daarom een feministische daad genoemd kunnen worden dat Bergsma oproept dit te doen in een van de grote Nederlandse kranten: “Kom op dames, join team put! Trots moeten we zijn op onze vrouwenlichamen. In alle soorten en maten. En niet alleen binnenskamers. Ook in de maatschappij.” Waar het echter gaat schuren, is dat deze column zich in zijn geheel richt op een (seksueel geladen) deel van het vrouwelijk lichaam. De vraag rijst of het wel zo

(14)

feministisch is dat vrouwen gereduceerd worden tot hun lichaam, zijn vrouwen alleen hun billen? Bovendien is de grote billen trend, zoals Bergsma aangeeft, op het moment van het schrijven van de column in de mode. Pas wanneer Bergsma voldoet aan het schoonheidsideaal van dat moment, voelt zij zich geïnspireerd om haar eigen lijf te accepteren. Hiermee zegt zij indirect dat zelfacceptatie komt door de schoonheidsidealen die de samenleving oplegt. Dit terwijl je je af zou kunnen vragen of de feministische boodschap niet zou moeten zijn dat ook daadwerkelijk iedereen zijn lichaam moet omarmen, dikke of dunne bil.

Volgens Gill (a) ligt er in de postfeministische mediacultuur een nadruk op

self-surveillance, self-monitoring en self-dicipline (155). De billencolumn laat zien dat ook

Bergsma dit benadrukt. Ondanks dat het een oproep is om vrij te kunnen zijn in je lichaam en ondanks dat Bergsma zelf aangeeft hier niet zorgeloos over te zijn geweest: “Zoals wel meer vrouwen heb ik mijn hele leven lang een flink kontcomplex gehad.” Toch ligt de focus op het lichaam en bovendien op een modegrill.

Bovenstaande columns laten zien dat er bij Bergsma’s sprake is van een bepaalde spanning tussen de feministische boodschap die zij verkondigt en de manier waarop zij dit doet. Deze spanning is ook voelbaar in de column ‘Een brief aan alle mannen’, geschreven voor HP/De Tijd. In de column valt te lezen dat Bergsma graag een verbindende brief wil schrijven nu de strijd tussen en mannen weer actueler is dan ooit, Bergsma vindt deze strijd “maar saai en achterhaald.” De column kan gezien worden als een ode aan de man waarin Bergsma de verbinding opzoekt en daarom haar feminisme verflauwt:

Hier spreekt Stella Bergsma, woordkotster, briefbreister, borrelbefster, feminist fatale. Dat laatste alleen als het uitkomt, hoor. Op een conferentie over emancipatie laat ik me dat etiket graag opplakken om het vervolgens op Twitter met ferme kracht los te rukken en van me af te smijten. ‘Feminisme? Nooit van gehoord,’ roep ik daar. Dit citaat suggereert dat Bergsma het etiket van feminist alleen laat opplakken wanneer het haar zo uitkomt. Waar de auteur zichzelf in andere columns of opiniestukken bestempelt als feminist en feministische onderwerpen beschrijft, gooit Bergsma het in deze column

overboord om mannen te vereren. Ze schrijft dat ze de brief schrijft om mannen even te eren. Vrouwen zouden zelfs een hoop kunnen leren van mannen:

Hadden vrouwen maar zulke babbels. Hadden ze maar een tiende van jullie

zelfvertrouwen, jullie moed en vooral jullie schijt. Ik bewonder jullie echt, kijk tegen jullie op. Hoe jullie jezelf durven te zijn. Je niets aantrekken van wat anderen van

(15)

jullie vinden of over jullie zeggen. Hoe jullie jezelf en elkaar feliciteren. Hoe jullie met elkaar omgaan. Ik vind jullie wereld oprecht leuker en jullie maken de mijne beter.

Ook in deze column is een vorm van ironie en overdrijving te bespeuren. Toch is het

opmerkelijk dat Bergsma haar feminisme tijdelijk aan de kant schuift om mannen te eren en dat zij bij dit eren mannen op een bepaalde manier mannen boven vrouwen plaatst. Bergsma schrijft namelijk dat ze tegen hen opkijkt omdat ze meer zelfvertrouwen en moed zouden hebben en dat mannen bijvoorbeeld zichzelf durven te zijn. Daarnaast spreekt Bergsma ervan dat “jullie wereld” leuker zou zijn en dat mannen de hare beter maken. Zij spreekt dus over een verschillende wereld voor mannen en vrouwen, iets wat opmerkelijk is voor iemand die in een andere column pleit gelijkheid tussen sekse. Waarom zou er dan sprake zijn van

verschillende werelden? De laatste zin van de column, “P.S. Op Twitter ontken ik alles”, zaait enige verwarring. Maar het is juist deze dubbelzinnigheid van de houding van de auteur die de tegenstelling laat zien tussen haar feminisme en antifeminisme.

Wanneer gekeken wordt naar de columns van de auteur valt op dat de feministische boodschap die zij verkondigt afzwakt door een geïnternaliseerd seksisme. Bergsma’s

rebellious speech verraadt eerder een herhaling van een bepaald beeld dat bestaat over

vrouwen. Hierin wordt de vrouw neergezet als zwak, hysterisch en emotioneel en daarnaast wordt de vrouw door Bergsma vaak gereduceerd tot haar lichaam of aangesproken op haar lichaam. De man wordt in haar columns juist vaak geassocieerd met het stereotype beeld van stoer, dominant en vol zelfvertrouwen en een ‘niet zeuren mentaliteit.’ Ondanks dat Bergsma door middel van ironie wellicht haar punt wil bereiken, slaat het door de herhaling door naar een geïnternaliseerd seksisme. Er lijkt sprake te zijn van een overname van een mannelijk perspectief waarin Bergsma door middel van expliciet en plat taalgebruik en een ironische vorm van misogynie haar punt wil maken. In het vervolg van het hoofdstuk zal gekeken worden of deze vorm van schrijven ook terugkomt in haar roman.

2.2 Pussy album

Het expliciete taalgebruik en de beschrijving van man-vrouw verhoudingen waarin een bepaald stereotype beeld van de vrouw wordt herhaald, zijn niet alleen terug te vinden in de polemiek van Bergsma, maar ook in haar debuutroman. Op welke manier dit gebeurt, zal in het vervolg van dit hoofdstuk worden uiteengezet.

Pussy album vertelt het verhaal van de 37-jarige onderwijzeres Eva van Liere. Eva

(16)

haar baan als docente Nederlands op een middelbare school zet zij op het spel door de kantjes ervanaf te lopen. Ze heeft nauwelijks een sociaal leven en de familie of vrienden die ze heeft, behandelt ze slecht. Ze verliest haar baan door naar bed te gaan met een 17-jarige leerling en vanaf dat moment gaat het bergafwaarts. Ze gaat steeds meer drinken, heeft gewetenloze seks met allerlei en laat haar leven steeds meer verslonzen, tot op een uitzichtloos punt.

De roman is op zo een manier gestructureerd dat elk hoofdstuk begint met een maand en een alcoholpromillage. De roman begint met “Maand 6, BAG tot 0,7%” en eindigt met “Maand 1, BAG tot 5,3%.” De maanden worden afgeteld terwijl het alcoholpromillage toeneemt. Deze vorm van structureren zou gezien kunnen worden als een parodie op Bridget

Jones’s Diary, waarin elk hoofdstuk begint met het gewicht, aantal genuttigde alcoholische

dranken, sigaretten en binnen gekregen calorieën van het personage.Door deze parodie weet de lezer meteen dat het hier niet gaat om een personage dat zich druk maakt om zaken als gerookte sigaretten en calorieën: dit personage zit flink aan de alcohol.

Zoals eerder benoemd, lijkt ook de roman een bepaalde tegenstrijdigheid in zich te hebben als het gaat om feminisme. Dit zit hem in het feit dat het hoofdpersonage aan de ene kant een vrijgevochten vrouw lijkt die feministische idealen nastreeft. Dit zal hieronder als eerste uiteengezet worden. Hierna zal gekeken worden hoe dit feminisme wordt

tegengesproken door eerst te kijken naar hoe mannen seks gebruiken als machtsmiddel in de roman en ten tweede naar hoe er sprake is van een geïnternaliseerd seksistisch taalgebruik.

2.2.1 Het feminisme van Eva

Eva is een personage dat niet voldoet aan het standaardbeeld van de vrouw en heeft lak aan heersende conventies. Van een vrouw wordt misschien verwacht dat zij zichzelf goed verzorgt, zeer hygiënisch is en het huis op orde houdt, Eva daarentegen gooit haar afwas op het balkon en doucht soms dagen niet. “Ik stink, ik steek steeds mijn neus in mijn oksel. Heerlijk, vies, dierlijk. Ik ga me niet wassen. Ik ga wijn drinken en aan mijn oksel ruiken. De hele dag.” (Bergsma 84) Ook wanneer het om seks gaat, wordt Eva neergezet als seksueel actief en stelt ze haar eigen seksualiteit als inferieur ten opzichte van de man. Eva is een vrijgevochten vrouw die openlijk voor haar seksuele verlangens uitkomt en hier geen doekjes om windt, zij lijkt altijd ‘up for it’. Ze is seksueel actief met meerdere partners. Niet alleen gaat het om de seks met mannen, er zitten namelijk ook veel masturbatiescenes in het boek. Het gaat in de seksscenes vaak om het genot van hoofdpersonage Eva en niet om dat van de mannen. Zij bepaalt dan ook vaak op welke manier en met welke frequentie de seks

(17)

keuzes maakt met betrekking tot haar seksuele agency. Daarnaast steekt zij deze seksuele behoeften niet onder stoelen of banken, zij heeft lak aan verwachtingspatronen die zouden kunnen gelden voor vrouwen; ideeën waar feministen al generaties mee bezig zijn:

Since the 1970’s, feminists have been concerned with the body and with women as desiring sexual subjects. The notion that women should wrest control over their bodies and sexualities from a repressive patriarchal social order has always been the lynchpin of feminist sexual politics. (Binswanger and Davis 246-247)

De houding van Eva, kortom, kan worden begrepen als klassiek feministisch. Deze houding bestaat eruit dat zij zelf de controle heeft over haar lichaam en hoe zij omgaat met haar seksualiteit. Dat het personage ook erg bezig is met het behouden van controle over

seksualiteit neemt een bijzondere vorm aan in een scène waarin zij seks heeft met een man en zij diegene penetreert met een champagnefles. Het is ambigu of de man hiermee instemt of niet: “’Meer!’ roept hij volgens mij, Of is het ‘stop’? Geen idee.” (107) Het lijkt erop alsof de rollen letterlijk worden omgedraaid en Eva door het feit dat zij degene is die penetreert het gevoel krijgt dat zij de man is, en daarom de macht en controle heeft:

Tussen mijn benen voel ik iets wat ik nooit eerder voelde. Een soort vuur. Het woedt heel krachtig. Mijn kut staat in de fik. Ik ben oppermachtig. Ik kan de hele wereld vernietigen. Ik kan de grond laten schudden, verdomme. Ik boor een gat in de aardkorst met mijn grote flessenlul. IK BEN GOD. 107

Het personage voelt zich “oppermachtig” doordat zij op de manier de controle heeft. Het orgasme wordt vervolgens als volgt beschreven: “Het rolt door mijn lijf. Als vloed. In grote golven kom ik over hem heen.” (108) Ook dit citaat suggereert een mannelijk perspectief. De scène laat zodoende zien dat de man-vrouw verhoudingen vaak scheef liggen wanneer het gaat om seks. Het personage neemt daarom het heft in eigen handen, blijkbaar is het dan nodig te handelen als een man.

Het feminisme van Eva bestaat er dus uit dat zij controle heeft over haar eigen lichaam en seksualiteit, zelfs wanneer hiervoor bijna letterlijk de rollen voor worden omgedraaid.

(18)

2.2.2 Seks als machtsmiddel

Ondanks Eva’s vrijgevochten seksualiteit, lijkt zij de seksuele handelingen niet altijd voor haar eigen plezier te verrichten zoals blijkt uit het volgende citaat. Het betreft een fragment uit een scène waarin zij haar baas oraal bevredigt, terwijl dit een man betreft die zij

“verafschuwt” (16): “Het was de enige manier om mijn baan te houden. Het verdrijft de verveling, dus echt rampzalig is het niet. Soms moet een mens nou eenmaal slikken.” (12) Een seksuele handeling als transactie vertegenwoordigt niet de feministische waarden waarin de eigen seksualiteit en vooral de eigen agency daarover belangrijk zijn. Hiernaast bevindt zich in het boek een scène waarin Eva niet achter de seks lijkt te staan die plaatsvindt, maar niet in protest komt omdat zij hiervoor te dronken is:

Als we eindelijk binnen zijn val ik meteen op het bed. Ik sluit mijn ogen, terwijl hij de knoopjes van mijn blouse opent. Neuken, altijd maar dat neuken aan het einde van de dronkenschap, terwijl ik eigenlijk alleen maar wil slapen. Ik laat hem. Kan niets meer. Daarom drink ik: om zo hulpeloos te worden als ik me eigenlijk voel. (242)

Deze fragmenten tonen aan dat Eva de seks niet altijd voor haar plezier lijkt te doen. Dit is in strijd met de vrijgevochtenheid waar Eva ook voor lijkt te staan. Enerzijds laat het personage een ‘up for it’ feminist zien die seks heeft wanneer zij er zin in heeft, zonder al te veel gedoe en emoties: “Met een beetje geluk neem ik een vent mee naar huis, met nog meer mazzel blijft hij niet te lang.” (17) Zij is zich daarbij bewust van haar vrouwelijkheid en weet hoe ze dit moet inzetten om te krijgen wat ze wil. Anderzijds zou je je kunnen afvragen of zij altijd seks heeft omdat ze dat daadwerkelijk wil of omdat ze dit ook doet om bijvoorbeeld haar baan te behouden. Het is zelfs zo dat Eva soms te dronken is om toestemming te geven en er

misbruikt wordt gemaakt van haar dronkenschap. Achter deze zelfverzekerde houding

tegenover haar seksualiteit gaan gebeurtenissen schuil waarin de man misbruik maakt van zijn machtspositie. Binnen deze scheve machtsposities heeft het personage juist geen agency over haar eigen seksualiteit. Hoeveel handelingsvrijheid heeft het personage wanneer zij haar baan alleen kan behouden in ruil voor seks of wanneer er misbruik wordt gemaakt van haar

dronkenschap? Waar het er eerst op leek dat het personage zelf bewuste keuzes maakt met betrekking tot haar seksualiteit, lijkt het er bij nader inzien toch op dat Eva’s agency begrenst wordt door scheve machtsverhoudingen.

(19)

2.2.3 Geïnternaliseerd seksistisch taalgebruik

Het boek is geschreven vanuit de eerste persoon. Eva is focalisator en de lezer volgt constant haar gedachten en acties. Soms bestaat het boek uit stukken die het best omschreven kunnen worden als gedachtestromen en het is vooral hierin dat een feministische opvatting naar voren komt. Het gaat er hier zoals in voorgaande citaten niet zozeer om de seksuele handelingen, maar eerder om hoe Eva over bepaalde vraagstukken denkt. Zij lijkt zich te storen aan een door mannen gedomineerde wereld waarin vrouwen niet serieus worden genomen en waar mannen denken het recht te hebben over vrouwen en hun agency:

’Wat wil het wijf,’ zei pappa Freud met zijn kop in de waspoeder. Maar even vragen, ho maar. Komt toch alleen maar onzin uit. Beter beknotten we de boel. Kortwieken die kut, afbinden, volstoppen, de uitsteeksels eraf knippen met een roestige heggenschaar. Een kraslot van vlees, clit eraf krabben met een glasscherf. Dat houdt de boel

overzichtelijk. Klein maken en opblazen. Want o wat houden we van vrouwen. Die prachtige mystieke wezens. Ze zweven waar ze lopen en praten met melodieuze stemmen. Hun huid is van zijde, hun haren wapperen. Ze braken bloemen en schijten kleine witte veertjes. Alles aan ze is zacht, warm en zompig. […] We adoreren hen en de vagina die ze gegijzeld tussen hun benen houden. Soms mogen we er even in. Piemel in het pierenbad. Als we ze cadeautjes geven. En parfum, waarmee ze hun gif kunnen bedekken. (Bergsma 89)

Dit citaat is om een aantal redenen opvallend. Het is een aanklacht tegen de patriarchale samenleving waarin vrouwen genitaal worden verminkt, niet serieus worden genomen en waarin van vrouwen wordt verwacht dat zij altijd lekker ruiken en niet naar de wc gaan. Ook laat het een kritiek zien op het feit dat vrouwen verhandelbaar zijn: geef ze cadeautjes en parfum en ze zwichten wel. Terwijl dit een aanklacht is tegen een bepaalde beeldvorming omtrent vrouwen, zorgt het taalgebruik tegelijkertijd ook voor een herhaling van deze beeldvorming. De vrouw wordt aangesproken als “wijf” en bovendien wordt benoemd “we adoreren”; de vraag rijst wie “we” precies is. Dit citaat laat een spanning zien die op meerdere plekken in de roman aanwezig is: aan de ene kant is er sprake van verzet tegen bepaalde mannelijke machtsstructuren, echter wordt er een mannelijk perspectief overgenomen. Het verzet krijgt hierdoor zo een ironische en bijna haatdragende klank dat je je kunt afvragen in hoeverre deze aanklacht zijn doel bereikt.

(20)

geluid laat horen over de verhandelbaarheid van vrouwen: “Ik loop langs de hoeren. […] Vrouwen in een etalage. Te koop. Aanbieding. Nu nog strakker, geiler, nieuwe formule, de kut nog vochtiger. Het neuken nog dieper. Maak me los mensen. ALLES MOET WEG!” (250) Er doorklinkt hier een kritisch geluid met betrekking tot het schoonheidsideaal van vrouwen. In het neoliberale discours is feminisme gemaakt tot een verkoopbaar goed. Als je er maar mooi, strak en verleidelijk genoeg uitziet ben je een goede feminist, je kiest er immers zelf voor deze producten te kopen. Eva lijkt zich te verzetten tegen dit idee, zoals

bovenstaande citaat en het volgende citaat laten zien: “Mensen komen uit een catalogus. […] Marloes Dek-Me-behaatjes voor de decolletés, zodat ze in hun koelerekracht staan. Scheer je kut uit verlatingsangst, knip je kop bij, het is een race tegen de klok want de jonge exemplaren zijn het mooist omdat die per ongeluk zijn.” (144) Ook hier doorklinkt een kritisch geluid tegenover het idee van de ‘up for it’ feminist, de vrouw die zichzelf verkoopt door

verleidelijk, zelfbewust en seksueel actief te zijn.

Het verzet van Eva is een rebellious speech act: er wordt een bepaald taalgebruik gehanteerd om een punt te maken. Dit soort expliciet, risicovol taalgebruik is volgens Stehle nodig om beeldvorming te veranderen. Het is echter tegelijkertijd ook zo dat de spreker van dit taalgebruik een risico neemt, zeker wanneer de uitspraak rebellious is: de woorden worden geplaatst in een nieuwe context. In dit geval houdt dit in dat deze rebellious speech van Eva wordt gebruikt om aan te tonen hoe absurd het is hoe er over vrouwen wordt gepraat. Het risico zit hem volgens Stehle en Butler in het feit dat de taaluiting in deze nieuwe context niet valt te controleren. (231) In het geval van deze citaten is het namelijk zo dat er in deze

rebellious speech van Eva wederom sprake is van een herhalende objectivering. Ondanks dat

het een verzet is tegen de objectivering van de vrouw, gebruikt Eva woorden die juist deze objectvering oproepen. Dit gebeurt onder andere door het expliciete taalgebruik.

Formuleringen als “de kut nog vochtiger, het neuken nog dieper” herhalen een manier van objectiveren. De suggestie wordt gewekt dat een manier van mannelijk spreken is

geïnternaliseerd. Eva heeft het immers over ‘hoeren’ en ondanks dat alles wat daarna volgt een kritiek is, is het wel opgenomen in haar eigen vertoog.

Ook wanneer het om vrouwen of vrouwbeelden binnen de pornografie gaat, laat Eva een kritisch geluid horen:

Young slut gets raped. Young slut gets what she deserves. Ja, met mijn penis geef ik je

straf omdat je geil bent. Met dat worstje tussen mijn benen ben ik oppermachtig. Omdat ik sterker ben dan jij maak ik je dood. Ik verdien een lintje. Lekker op mijn

(21)

harige borst kloppen omdat ik op kevers kan trappen. Ik swaffel tulpen en trek hun blaadjes eruit. Vuile bloem krijgt wat ze verdient. Knak de steel en kom op de stamper. Oppermachtig ben ik. (Bergsma 267)

In een interview met psycholoog Bram Bakker op kanaal Café Weltschmerz zegt zij het volgende wanneer het gaat over het taboe op vrouwelijke promiscuïteit (8.20):

Vrouwen worden ook heel erg afgestraft om hun seksuele activiteit, dus ook tijdens de seks krijgen ze voortdurend te horen ‘hoer’ en ‘slet’ en ‘pakken.’ […] Moet dat dan per se met straffen? […] Ik bedoel meer, er is ook een hele porno-industrie waarin vrouwen heel duidelijk straf krijgen voor het feit dat ze seksueel actief zijn […] Dat hele neuken is dan een soort straf eigenlijk […] Ik heb het gevoel dat het bijna een soort dubbel iets is zo van ‘ik vind het wel fijn dat je geil bent maar dat mag ik niet vinden’, dus dat iedereen hieronder gebukt gaat.

Benadrukt dient te worden dat het personage Eva in het boek niet geïdentificeerd dient te worden met de auteur. Wel is het zo dat het citaat uit het boek en deze uitspraken in het interview zoveel gelijkenissen vertonen dat gesuggereerd kan worden dat hier eenzelfde boodschap uit spreekt: aantonen dat er geen sprake is van vrijgevochten seksualiteit in pornografie wanneer vrouwen gestraft worden voor het uiten van hun seksualiteit. Dan is het interessant dat in het citaat steeds sprake is van een “ik.”

Wanneer de roman met een postfeministische bril geanalyseerd wordt, wordt duidelijk dat er een frictie is te bevoelen wanneer het gaat om hoe Eva omgaat met haar seksualiteit. Zij lijkt hier zowel op een vrijgevochten, feministische manier mee om te gaan als ook op een antifeministische manier. Deze spanning is kenmerkend binnen het postfeminisme.

De roman Pussy album lijkt enerzijds een feministische boodschap in zich te hebben. Deze boodschap bestaat eruit dat vrouwen seksuele vrijheid moeten kunnen hebben waarin zij niet worden tegen gehouden door beelden die bestaan over vrouwelijkheid. De kritiek die Eva uit over de objectivering van de vrouw gaat echter gepaard met zo een expliciet taalgebruik waarin het bovendien lijkt alsof er een mannelijk perspectief wordt geïmiteerd Deze vorm van

rebellious speech wordt juist gehanteerd om een feministisch punt te maken: het is een kritiek

op de pornografische taal die vaak wordt gebruikt als het om vrouwelijke seksualiteit gaat. Helaas is het zo dat het er in de context van de roman vooral op lijkt dat het personage deze taal herhaalt in plaats van hier kritisch op te reflecteert. Het effect hiervan is dat Eva alsnog,

(22)

ondanks de parodie, een stereotype herhaalt waarin de vrouw wordt geobjectiveerd. Door deze geïnternaliseerde blik krijgt het schrijven van Bergsma een masculien karakter.

2.3 Conclusie casus 1

De columns en de roman van Bergsma hebben als overeenkomst dat in beide gevallen de auteur een feministische boodschap wil overbrengen door middel van rebellious speech. Zij gebruikt provocerende en expliciete taal om zo haar punt te maken, in de roman via het personage Eva. Het is begrijpelijk dat Bergsma voor deze vorm kiest: het is immers volgens Stehle zo dat juist deze gevallen van artistieke parodie, overmaat, omkering en overdrijving zorgen voor gedwongen verandering. (231) Maar zowel in de columns als in de roman lijkt de ironie door te slaan. Ondanks de feministische bedoelingen van Bergsma is er sprake van een geïnternaliseerd seksisme waarin de vrouw voortdurend wordt geobjectiveerd. Ondanks Bergsma’s strijd voor gelijkheid wordt in de columns de vrouw steeds weggezet als het zwakkere geslacht, en de man als het stoere en onafhankelijke. In de roman lijkt het in eerste instantie of Eva een vrijgevochten vrouw is, maar ook zo lijdt onder de dominantie van mannen.

Eén van Bergsma’s unique sellingpoints is haar expliciete taalgebruik. Zij vertaalde gedichten van Bukowski maar ook haar werk wordt geassocieerd als Bukowskiaans:

Ze wilde een Charles Bukowski-roman schrijven vanuit het perspectief van een vrouw, met alle deprimerende seks, hectoliters drank, zelfvernietiging, gekte en totale

verloedering van dien. Waarom zou zulk proza alleen door en vanuit de zienswijze van mannen geschreven kunnen worden? (Vrij Nederland 17 april 2016)

Deze associatie met Bukowski is niet verwonderlijk, de onderwerpen waarover wordt geschreven en het taalgebruik tonen overeenkomsten. Het effect van dit geïnternaliseerd seksisme en het expliciete taalgebruik is dat Bergsma’s schrijverschap masculien van karakter is. Een belangrijk onderdeel van de self-fashioning van Bergsma is dat haar schrijverschap masculien eigenschappen vertoont omdat het onafhankelijk en autonoom is.

3: Casus 2: Simone van Saarloos

Simone van Saarloos (1990) studeerde filosofie en literatuurwetenschap in Amsterdam en New York. Ze schreef opiniestukken, essays, literaire kritieken en interviews voor onder andere de Volkskrant, nrc.next, Vrij Nederland en De Correspondent. In augustus 2015 was

(23)

zij te gast in VPRO Zomergasten als jongste Zomergast ooit. Haar NRC columns werden gebundeld in Ik deug/deug niet bij Nijgh & Van Ditmar en ook schreef zij in 2015 het pamflet

Het monogame drama bij De Bezige Bij waarin zij (monogame) relaties bevraagt. In 2016

verscheen bij Nijgh & Van Ditmar haar debuutroman De vrouw die. (Website auteur) Deze korte introductie laat zien dat Van Saarloos zich met allerlei onderwerpen bezighoudt en haar stem via verschillende wegen laat gelden. Ze is schrijver en filosoof en houdt zich veel bezig met (vrouwelijke) seksualiteit, heteronormativiteit, sociale relaties en verzet zich tegen het feit dat deze concepten vaak gekaderd worden binnen een bepaald stramien. Van Saarloos mengt zich vaak in het publieke debat als het gaat om feminisme en feministische onderwerpen. Toch waakt zij voor het zichzelf benoemen als feminist. In een interview in PS van 28 februari 2015 zegt zij hierover:

Ik word totaal bang van het idee ergens bij te horen. Ook bij het feminisme. Ik vind het fijn om er een stukje van te hebben, maar ik wil het niet ‘zijn’. Juist omdat datgene waar ik me aan wil verbinden, zelf steeds verandert. Er is tenslotte niet een sluitend feministisch gedachtegoed.

De auteur heeft problemen met hokjes en dit komt dan ook terug in haar speerpunten wanneer het gaat om feminisme, deze liggen namelijk meer bij de kritiek op gender-stereotyperingen, of zoals zij het zelf omschrijft in een essay over feminisme in Vrij Nederland van 6 juni 2013:

Subtiel seksisme en sluimerende, alledaagse genderstereotypen (in stand gehouden door glossy’s of goedbedoelende ouders) die aan dergelijke cijfers voorafgaan, zijn lastiger bloot te leggen en aan te pakken. Het vormt een impopulair probleem met moeilijk grijpbare, zich vertakkende wortels, maar de schijnbaar onschuldige associaties bij wat we mannelijk en vrouwelijk noemen, construeren onze identiteit meer dan wij erkennen.

Bovenstaand citaat laat zien dat Van Saarloos’ gedachtegoed overeenkomt met de visie van Gill waarin gevreesd wordt voor een geïnternaliseerd seksisme in een tijdperk waarin feminisme wordt gezien als gedane zaak. Volgens het feminisme van denkers zoals Gill en Van Saarloos wordt het postfeminisme gekenmerkt door een spanning tussen feministische en antifeministische kenmerken.

Ondanks dat zij liever niet ‘hoort’ bij het feminisme, is het een onderwerp waar Van Saarloos veel mee wordt geassocieerd. Niet alleen komt het veel terug in haar opiniestukken, hiernaast leverde ze bijvoorbeeld een bijdrage aan het F-boek, organiseerde ze met Niña

(24)

Weijers een ‘sekstische talkshow’, interviewde ze Pussy Riot, schreef ze mee aan de

feministische voorstelling Holy-F en stond ze op de kieslijst van politieke partij Artikel 1, een partij waar het speerpunt gelijkwaardigheid is. Daarnaast lijkt er in haar self-fashioning een bepaalde tegenstelling te zitten: aan de ene kant is Van Saarloos een auteur die zichzelf graag neerzet als publiek intellectueel. Dit wordt in de media, maar ook door haarzelf, vaak

gecombineerd met haar passie voor hobby’s die over het algemeen als masculien worden gezien.Dit zorgt er aan de andere kant dus voor dat Van Saarloos vaak bestempeld wordt als stoer en onafhankelijk. De self-fashioning van de auteur wordt gevormd door haar columns en haar roman.

In dit hoofdstuk zal uiteen worden gezet hoe dit precies gebeurt binnen een

feministisch kader. Er zal gekeken worden naar haar publieke opinie in vorm van columns en haar pamflet Het monogame drama. Hoe krijgt de rebellious speech van Van Saarloos vorm? Ten slotte zal er gekeken worden hoe het feminisme tot uiting komt in haar debuutroman De

vrouw die.

3.1 Columns en publieke performance

Bij het analyseren van de polemiek van Van Saarloos is een opvallend terugkerend fenomeen het verzet tegen hokjesdenken. Wanneer er gekeken wordt naar de publieke performance en de self-fashioning van de auteur, zien we een auteur waarvan haar imago bestaat uit schrijver als publiek intellectueel en de schrijver als ‘stoere chick’. Dit komt bijvoorbeeld naar voren uit het volgende citaat dat komt van de website van VPRO Zomergasten. Dit

televisieprogramma maakt voor elke gast online een introductie. Hierin wordt Van Saarloos geïntroduceerd als:

Een kleine punker met een hanekam, een rugbyspeler die niet bang is om contact te maken en een activist die de barricaden op gaat om de wereld beter te maken: de vele gezichten van Simone van Saarloos, de jongste Zomergast ooit.

Deze introducerende woorden laten al zien waar haar imago op is berust: vroeger een punker, nu een sporter en activist. Omdat haar loopbaan in deze introductie wordt nagelopen, komt haar schrijverschap uiteraard ook aan bod. Om deze reden vragen zij voormalig

hoofdredacteur van nrc.next Hans Nijenhuis om de reden waarom hij destijds koos voor Van Saarloos als columnist:

(25)

Ik kijk naar drie dingen: of iemand slimmer is dan ik, of ze interessante gedachten heeft die ze kan verwoorden op een manier dat ik het begrijp, en of ze ergens voor staat, een generatie kan vertegenwoordigen. Daarnaast is Simone heel intellectueel, maar schrijft ook over “platte” dingen als seks en rugby. Dat vind ik een interessante combinatie.

Wat bovenstaande citaten laten zien, is dat er bij Van Saarloos’ imago sprake is van intellectueel schrijverschap gecombineerd met rebellie dat tot uiting komt in zaken als schrijven over “platte” dingen, activisme en sport.

Doordat de auteur naast schrijver ook filosoof is en voor veel verschillende media en kanalen schrijft, komen haar mening en ideeën op vele manieren tot uiting. Wat echter altijd lijkt terug te komen, is het verzet tegen hokjesdenken, vooral wanneer het gaat om

gender(identiteit) en relaties. Over dit laatste schreef zij het pamflet Het monogame drama. Zij omschrijft het doel van het pamflet als volgende:

Ik wil onderzoeken hoe het mogelijk is om een vrij individu te zijn dat wél betekenisvolle verbindingen aangaat, zonder te worden vastgezet in ouderwetse rolpatronen en de verwachtingen van anderen. Hoe verwerpen we traditionele opvattingen over duurzame liefde zonder dat ons leven verdieping en

verantwoordelijkheid verliest? (14-15)

Het pamflet zet uiteen hoe de monogame relatie onterecht wordt gezien als de standaard en de ultieme verbinding. Van Saarloos zet hiertegenover juist de single en het individu als ultieme vorm van in de wereld staan. Zo zouden singles hun sociale risico spreiden, gaan ze

gevarieerde verbintenissen aan en oefenen ze zich in diversiteit. Zoals de titel al doet

vermoeden gelooft Van Saarloos dan ook niet in monogamie. Dat de auteur zich verzet tegen het keurslijf van hokjes moge duidelijk zijn, al eerder zagen we dat ze zichzelf om die reden liever ook niet als feminist bestempelt. In het eerder genoemde essay over feminisme in Vrij

Nederland omschrijft ze haar feminisme als volgt: “Mijn feminisme gaat dan ook niet over

slachtoffers versus heersers, maar over de bewustwording van het normenspel waarin we verkeren”. Het monogame drama is dan ook geen uitgesproken feministisch pamflet, maar feministisch in die zin dat het het normenspel probeert bloot te leggen en hier een nieuwe invulling aan probeert te geven. Ook is het een impliciet verzet tegen het idee dat je als vrouw aan de man moet komen.

(26)

steekt dan ook niet onder stoelen of banken dat zij biseksueel is en er soms meerdere

liefdesrelaties tegelijk op nahoudt. Toch is het onontkoombaar dat er een bepaald profiel van de auteur wordt geschetst. Ook bij Van Saarloos is er sprake van self-fashioning waarin haar auteurschap wordt gekleurd door zichzelf en het publiek. Wat opvalt wanneer gekeken wordt naar het imago van de auteur is dat de nadruk op het verzet tegen hokjesdenken zorgt voor een imago van de rebelse denker, daarnaast wordt vaak haar jonge leeftijd genoemd. Dit heeft waarschijnlijk te maken dat het als iets bijzonders wordt gezien dat iemand op zo een jonge leeftijd bezig is met filosofische vraagstukken, schrijft voor intellectuele platformen als Vrij

Nederland en al een roman heeft gepubliceerd. Wat bovendien ook opvalt, is dat haar

interesse in sporten als rugby, hardlopen en ijshockey vaak wordt genoemd. Er ontstaat zodoende een imago van een jonge vrouw als publiek intellectueel die zich tegelijkertijd bezighoudt met stoere hobby’s als rugby. Wanneer het over deze hobby’s gaat, laat zij zelf ook vaak vallen dat de ‘fysiekheid’ hiervan haar aanspreekt, zoals het volgende fragment uit een interview met Runner’s World:

Ik heb altijd veel gesport, van kleins af aan. Het begon met judo. Ik was heel sterk, de jongens wilden nooit tegen me vechten omdat ik altijd won. Toen ik vier of vijf was, ben ik begonnen met ijshockey. Later werd het rugby. Ik ging naar een high school in Amerika en om daar mensen te leren kennen, ging ik bij een footballteam. Ik beukte iedereen omver en vrouwen die van beuken houden, komen uiteindelijk bij rugby terecht.

Ook in haar optreden in Zomergasten gaat zij hier op een soortgelijke manier op in, ze beschrijft dat ze geniet van “het ruiken van elkaars zweet” en van de confrontatie met de aanwezigheid van lichamen.

In de media en de samenleving worden juist zaken als stoere hobby’s, verzet en onafhankelijkheid geassocieerd met mannelijkheid of masculiene eigenschappen. In een interview met Tim den Besten in het VPRO Tv-programma Zomergifjes 2014 komt ter sprake dat Van Saarloos zich volgens de interviewer veel bezighoudt met “mannendingen”. Van Saarloos vertelt in dit interview zelf dat zij door haar blessure geen rugby meer kan spelen en bezig is met een andere hobby: het halen van haar motorrijbewijs:

Tim den Besten (TdB): Maar waarom doe je allemaal mannendingen? Motor rijden, rugby.

(27)

TdB: Ja zijn toch best wel stoere mannen dingen.

SvS: Misschien is dat wel omdat wat ze voor vrouwen hebben gecreëerd zijn allemaal dingen die niet genoeg prikkelend zijn.

TdB: Gecreëerd? Dat hebben die vrouwen toch zelf gekozen.

SvS: Nou weet ik niet, samen hebben we dat gedaan. Mannen, vrouwen, allebei tegelijk.

TdB: Vrouwen doen toch wat ze leuk vinden? Er zijn gewoon niet zoveel vrouwen die willen rugbyen of motorrijden. […] Want je vindt het natuurlijk ook wel leuk, dat mensen dat dan, ik ben vast niet de enige die zegt “Oh, dat zijn wel stoere dingen, of mannen dingen.” Is dat een bijkomend voordeel? Dat je niet alleen, ik twijfel denk ik niet of je motorrijden leuk vindt, ik geloof dat wel, maar misschien dat het wel extra leuk is omdat het zo atypisch is?

SvS: Ik heb het gevoel dat het helemaal niet meer zo atypisch is. Maar het is natuurlijk wel zo, toen ik zes ofzo was begon ik met ijshockey, dat was mijn eerste sport, echt een mannending, toen had ik alleen maar mannelijke teamgenoten. […] Ik was binnen

no time captain, tuurlijk, je hebt heel snel een uitzonderingspositie. En ik heb ook een

tijd echt gehad dat ik dacht van “Stomme meisjes, allemaal whining en zeurend en weet ik het wat.” Tot dat ik op een geven moment zag dat ik mijn eigen

uitzonderingspositie ook wel heel erg gebruikte. Dus je hebt gelijk hoor, daar zit iets aantrekkelijks aan. Ik bedoel, als je altijd ergens de enige vrouw, of, ja vind ik best leuk.

Ik moet gewoon denken aan één van mijn eerste streethockey training. […] Toen riep de coach “Wiens zoon is dat?!” […] Ik vond dat een compliment hè, dat is zo grappig. Op een gegeven moment leer je dus dat op een moment dat mensen tegen je zeggen “Je bent zo jongensachtig, of je bent bijna net zo leergierig of ongeduldig als een jongetje” dan denk je van hè? In het begin vond ik het een compliment, toen ik jong was. Maar op een gegeven moment ga je dan zien dit is heel raar, waarom wordt hier een sekse aan vast geplakt?

In eerste instantie verzet Van Saarloos zich tegen het idee dat bepaalde hobby’s voor vrouwen of mannen zijn. Het is ook niet zo dat ze dit verzet laat varen, maar wel erkent zij haar

(28)

uitzonderingspositie die door deze omstandigheden tot stand zijn gekomen. Zelf vindt zij niet dat rugby of motorrijden voor mannen of vrouwen is. Toch levert het vrouw zijn binnen deze contexten haar een uitzonderingspositie op en bovendien een stoer imago. Dit imago wordt zodoende gecreëerd door haarzelf maar ook door de media en het publiek. In het interview bijvoorbeeld begint Van Saarloos zelf over het behalen van haar motorrijbewijs.

Klaarblijkelijk is dit iets wat zij graag deelt met het publiek. Vervolgens gaat de interviewer hierop door omdat hij het interessant vindt dat Van Saarloos zich zoveel bezighoudt met ‘mannelijke hobby’s’.

Wanneer wordt gekeken naar hoe Van Saarloos zich publiekelijk positioneert, wordt duidelijk dat haar feminisme juist bestaat uit het verzetten tegen bepaalde normen en dus ook tegen de feministische norm; dit is het speerpunt van haar rebellious speech. Daarnaast wordt zij in haar receptie vaak geassocieerd met ‘stoere’ zaken als rugby, schrijven over seks en rebellie in de vorm van activisme. Hierdoor kleeft er aan Van Saarloos een stoer imago dat ook wel masculien genoemd kan worden. Ergens is dit paradoxaal: Van Saarloos verzet zich tegen hokjes, maar wordt ook in een hokje geplaatst waarin haar imago wordt gelinkt aan stoer en masculien schrijverschap. Het paradoxale zit hem dus in het feit dat één van Van Saarloos’ speerpunten is dat zij zich verzet tegen hokjes maar dat zij tegelijkertijd deze hokjes nodig heeft om een imago te vormen.

Van Saarloos is een auteur die zich enerzijds positioneert als publiek intellectueel. Op de achterflap van De vrouw die maar ook in bijna elk interview wordt genoemd dat zij wijsbegeerte en literatuurwetenschappen studeerde. Bovendien wordt dit vaak gecombineerd met haar jonge leeftijd. Dan is er uiteraard ook nog de keuze van Van Saarloos geweest om een roman te publiceren: ook dit draagt bij aan haar intellectuele imago. In dit imago is één van haar speerpunten het verzet tegen hokjesdenken. Dit lijkt soms tegenstrijdig met het feit dat zij een bepaalde masculiniteit ook betrekt bij haar imago: haar intellect maar ook haar behoefte om een bepaalde uitzonderingspositie als vrouw te hebben lijken soms te botsen. Dit komt ook naar voren wanneer Van Saarloos in het eerder genoemde Zomergifjes

geconfronteerd wordt met een fotoshoot die zij deed voor de glossy Linda. Op deze foto zien we Van Saarloos van bovenaf gefotografeerd, zij ligt op een sofa, gekleed in BH, open jasje en kort rokje. Hierover zegt ze het volgende:

SvS: “Dat is een fotoshoot voor Linda. Ik noem het zelf een mix tussen een Engelse slet en een Geisha op de bank, want, ik lag daar op ineens. Ik had wel ingestemd voor de fotoshoot, het was ook best leuk, maar ik vond het heel bijzonder hoe je, ik zou

(29)

daar zelf nooit voor kiezen om er zo bij te liggen. Ik heb ook ooit met mezelf afgesproken dat ik niet liggend op de foto ga want ik heb op een gegeven moment literatuurwetenschappen gestudeerd en dan kreeg je altijd te horen van, dan ging je niet alleen kijken naar teksten maar ook naar beelden, van, hoe worden dingen nou geportretteerd? Welk kader, welk frame? En dan lieten ze altijd zien dat vrouwen vaak van bovenaf worden geportretteerd, om een soort van machtspositie van de camera, of eh, en dat mannen worden van vooraf en die hebben een soort van sterkere positie. Maar ineens lag ik daar, en heb ik me toch laten domineren. (0.35-1.30)

Vervolgens zegt zij zoiets niet nog een keer te gaan doen, omdat glossy’s doen alsof zulke gefotoshopte beelden echt zijn. Ook in dit fragment laat Van Saarloos merken dat zij zich bewust is van de dingen die er spelen wanneer zij zo een fotoshoot aangaat, haar studie heeft dit haar immers geleerd. Haar intellect wordt benadrukt. Toch is het tegelijkertijd zo dat de foto met haarinstemming is gemaakt en gepubliceerd en het argument “daar ineens te liggen” niet heel sterk overkomt. De dubbelzinnigheid van haar imago komt hier weer terug. Ze thematiseert de kritiek wel maar toch ligt ze er wel degelijk zo bij. Er lijkt sprake te zijn van een interne strijd tussen een niet-literaire Van Saarloos die zich bezighoudt met rugby en ook wel eens meedoet aan een uitdagende shoot, en een literaire Van Saarloos die haar

intellectuele imago onderhoudt door bijvoorbeeld een roman te schrijven.

De polemiek van Van Saarloos is in die zien rebellious, omdat zij haar lezer uitdaagt op een andere manier naar hokjes te kijken, zij opent nieuwe contexten. Vrouw zijn, feminist zijn en mannen hobby’s zijn volgens Van Saarloos juist zaken die absoluut niet in één

definitie zijn te vatten. Dit uitdagen van de lezer doet Van Saarloos op verschillende manieren maar de boodschap is hetzelfde. De herhaling zou volgens Stehle moeten zorgen voor

verandering. Daarnaast maakt ook Van Saarloos in haar columns gebruik van vormen van provocatie en ironie. Dit doet zij bijvoorbeeld in de column ‘Naar bed met Fred Teeven’ die zij schreef voor nrc.next, waarin zij voorstelt om met de minister naar bed te gaan om zodoende zijn menselijkheid te ontmaskeren:

Eenzelfde bereidwilligheid heb ik overigens bij Mark Rutte en Geert Wilders (slik). Het is een vreemde fetisj, misschien zelfs een syndroom, maar het heeft in feite vooral te maken met ongeloof: het beeld dat we van deze heren meekrijgen lijkt mij zo onvolledig, dat ik hen graag in een onbewaakt moment zou treffen – en dat gaat wellicht het best in bed. Kreunen ontstijgt immers de kuise Amtssprache van ‘regels’ en ‘criteria’.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

VRIJDAG 1 NOVEMBER Opluisteren gebedsviering voor Allerheiligen Kerk Vlezenbeek van 10 tot 10.45 uur magnus_annie@hotmail.com Parochiaal Zangkoor Vlezenbeek VRIJDAG 1

“En God zei: Laten er lichten zijn aan het hemelgewelf om scheiding te maken tussen de dag en de nacht; en laten zij zijn tot aanduiding van vaste feesttijden en van dagen en

Wanneer Camille eindelijk te horen krijgt dat haar jongere broer haar komt opzoeken, is ze de hemel te rijk!. Schrijver Clau- del vertrouwt echter blindelings

Pluto is geen planeet. Dit werd wereldwijd beslist in 2006 door sterrenkundigen. Sommige manen rond Jupiter en Saturnus zijn groter dan de planeet Mercurius. Toch zijn ze een maan,

Ze heeft overigens niet alleen aan insecten veel te bieden maar ook aan ons: haar blaadjes zijn eetbaar, bevatten veel vitamines en mineralen en geven een

De natuuronderzoeker Charles Darwin openbaart in zijn klassieke boek Over de afstamming van de mens dan ook niet meer dan een wijs- heid waarmee talloze voorgaande generaties al

Een paar jaar geleden zou ik denken eindelijk een onderzoek, maar iets langer dan een uur geleden luisterde ik naar Izzy en besloot ik mijn gevoel te volgen door haar niet mee

Onder de heersende condities betekent dit, dat steeds meer de mens de behoefte zal gevoelen zich op een andere, dan zuiver stoffelijke, wijze te verrijken en zich in te spannen,