• No results found

Cyberpesten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Cyberpesten"

Copied!
55
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De juridische mogelijkheden voor de politie

in de aanpak van cyberpesten

Auteur:

S. Kocken

351196 /269697

Opdrachtgever

:

Politie Zuid-West Drenthe, Meppel

Jeugdagenten H. Geerts en M. Mulder

Afstudeerdocent

:

T. Nobel

Sociaal Juridische Dienstverlening

Hanze Hogeschool Groningen

Rottevalle, mei 2014

(2)

2

CYBERPESTEN

De juridische mogelijkheden in de aanpak van cyberpesten

voor de jeugdagenten in Meppel

Auteur:

S. Kocken

351196 / 269697

Opdrachtgever:

Politie Zuid-West Drenthe, Meppel

Jeugdagenten Henk Geerts en Miranda Mulder

Afstudeerdocent:

Tanja Nobel

Sociaal Juridische Dienstverlening

Hanze Hogeschool Groningen

Rottevalle mei 2014

(3)

3

Samenvatting

In het kader van mijn studie Sociaal Juridische Dienstverlening is onderstaand onderzoek uitgevoerd. Het onderwerp van dit onderzoek is cyberpesten. De centrale onderzoeksvraag in dit onderzoek is: wat zijn de juridische mogelijkheden voor de jeugdagenten in Meppel in de aanpak van cyberpesten? Om deze vraag te kunnen beantwoorden is er een onderzoek opgesteld met een aantal deelvragen (zie inleiding) onderverdeeld in een theoretisch- en praktisch gedeelte.

Pesten via de sociale media wordt door onderzoek kortweg cyberpesten genoemd en dit valt onder de term cybercrime. Hier worden door verschillende onderzoeken criteria aan verbonden die vergelijkbaar zijn met die van het klassieke pesten. Hoewel er een duidelijk verschil bestaat tussen klassiek- en cyberpesten, komen de criteria enigszins overeen. Het verschil zit vooral in het gevolg van het cyberpesten; dit is bijvoorbeeld voor iedereen zichtbaar, in tegenstelling tot het klassieke pesten. Cyberpesten is ook lastiger te herkennen door omstanders, ouders en scholen waardoor het vaak lang gaande is voordat men wat merkt. Er is één hoofdvorm waarvan gebruik wordt gemaakt tijdens het cyberpesten dat is uiteraard het internet. Deze is te raadplegen via een computer en een smartphone, die bijna alle jongeren vanaf twaalf jaar bezitten. Via de smartphone zijn de sociale media sites, Skype, blogs maar ook Whatsapp, SMS en Telegram te raadplegen. Via al die ‘apps’ zijn er verschillende manieren om te cyberpesten: door het openbaar maken van foto’s, filmpjes of door kwetsende teksten te plaatsen.

In Nederland is de privacywetgeving verdeeld over verschillende gebieden. De Wet Bescherming Persoonsgegevens regelt alles rondom de persoonlijke gegevens die op het internet staan. Om een foto of filmpje van iemand openbaar te maken moet je toestemming hebben van de persoon zelf. Heb je geen toestemming, dan overtreed je de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Echter wordt dit in de praktijk dan meestal via smaad/laster afgehandeld in het strafrecht.

De privacywetgeving heeft twee kanten met betrekking tot cyberpesten. Zo is er de kant van de burger met betrekking tot de privacywetgeving. Deze kant lijkt weinig aandacht te krijgen in de aanpak van cyberpesten. Een aangifte wordt namelijk vaak via het strafrecht afgehandeld. Daarnaast is er de kant van de politie met betrekking tot de privacywetgeving. Hier komt de privacywetgeving wel degelijk aan bod. De politie wordt door deze wet aan allerlei regels gebonden.

Voordat ze gegevens op het internet van een mogelijke verdachte mogen natrekken moeten ze aan verschillende regels in de Wet op Politiegegevens voldoen. Daarnaast kunnen ze bij de Officier van Justitie om Bijzondere Opsporings Bevoegdheden (BOB) vragen, zodat ze de privacy van de verdachte mogen ‘schenden’ met toestemming van de Officier van Justitie. Dit is echter wel een ernstige maatregel en wordt niet snel toegekend in een zaak over cyberpesten.

Via het strafrecht kan cyberpesten worden gestraft. Het moet dan wel aan een strafbaar feit worden gekoppeld. Het meest gebruikte strafbare feit bij een aangifte over cyberpesten is smaad/laster. De jongere wordt via het jeugdstrafrecht berecht en kan een taakstraf, geldboete of jeugddetentie opgelegd krijgen. Bij een zaak over cyberpesten wordt er vaak gekozen voor een HALT afdoening, wat betekent dat de jongere er geen strafblad aan overhoudt.

Wanneer er een melding binnenkomt over cyberpesten in Meppel, wordt er door de jeugdagent eerst de mogelijkheden uitgelegd. Als er dan gekozen wordt voor een aangifte worden de getuigen en verdachten aangemeld bij ZSM, waarna ze gehoord worden. De deelnemers van ZSM beslissen dan direct over de straf, dit krijgt de dader dezelfde dag te horen. Wanneer hij deze straf naar behoren afrondt, meestal een HALT traject, wordt het afgesloten en houdt de jongere hier meestal geen strafblad aan over. Voldoet hij hier niet aan, dan kan hij alsnog voor de kinderrechter moeten verschijnen en een strafrechtelijk traject in gaan. In Meppel is het nog niet eerder voorgekomen dat ze dezelfde dader nog een keer in een zaak over cyberpesten tegenkomen. Wel hebben ze vaak te maken met groepen die cyberpesten, waarin wel dezelfde personen zitten maar de hoofddader is nooit dezelfde persoon.

In Meppel is het cyberpesten een steeds groter wordend probleem. Er komen regelmatig meldingen en aangiftes binnen omtrent cyberpesten. Daarentegen denken de jeugdagenten en wijkagent dat er met zwaardere straffen niet veel bereikt wordt. Het moet meer gezocht worden in het preventieve gedeelte zoals presentaties en voorlichtingen geven op basis- en middelbare scholen, denken zij. Ook zouden trainingen en voorlichtingen eraan moeten meehelpen om het cyberpesten te verminderen.

In Leeuwarden ondervinden ze minder last van het aantal meldingen/aangiftes over cyberpesten dan in Meppel. De wijkagenten in Leeuwarden pakken de meldingen over cyberpesten als eerste op en

(4)

4 proberen het in de bemiddelende sfeer op te lossen. Daarnaast geeft de jeugdcoördinator aan het met structurele verandering te willen aanpakken. Door voorlichtingsmapjes aan alle middelbare scholen uit te reiken, hopen ze dat de scholen dit in hun anti-pestprotocol en schoolbeleid zullen verwerken zodat ze meteen weten hoe ze moeten handelen in zulke situaties. Dit zorgt er ook voor dat het cyberpesten eerder wordt ontdekt zodat er eerder kan worden ingegrepen. Hierdoor is bemoeienis van de politie niet nodig.

In Drachten zijn er ook weinig meldingen en aangiftes over cyberpesten. Hier wordt, wanneer er een melding binnenkomt, meestal geadviseerd het in de bemiddelende sfeer op te lossen. Ook het voorlichting geven op scholen is cruciaal in het aanpakken van cyberpesten volgens de jeugdagent in Drachten. Daarnaast vindt de jeugdagent dat er een grote verantwoordelijkheid bij de scholen zelf ligt in dit geval.

In Groningen zien we duidelijk verschil in de gebieden. Vanuit het centrum komen er geen meldingen binnen over cyberpesten. De jeugdagent die zijn gebied in Groningen-Oost heeft geeft aan regelmatig meldingen binnen te krijgen over cyberpesten. Ook zij sluit zich aan bij het preventieve gedeelte. Voorlichtingen op scholen en aan ouders zijn belangrijk in het tegengaan van cyberpesten. Daarnaast geeft de jeugdagent in Groningen-West aan dat het vaak niet eens tot een aangifte komt omdat men bang is voor de gevolgen. Er wordt daardoor vaker gekozen voor een melding.

Als de zaak dan tenslotte wordt aangemeld bij ZSM, komt de Officier van Justitie in beeld. Deze beslist uiteindelijk over de straf die de jongere krijgt. Wanneer zij de straf bepaalt kijkt zij niet naar de criteria die door de theorie aan cyberpesten wordt gehangen. Zij kijkt puur naar het strafbare feit en de criteria daarvoor. Ze houdt wel rekening met de leeftijd van de jongere en hoe het slachtoffer eraan toe is bij het bepalen van de straf. In theorie mag ze eigenlijk niet kijken naar het gevolg van het delict, dus hoe het slachtoffer eraan toe is. Maar in de praktijk houdt ze daar wel enigszins rekening mee. Zij kiest vaak voor een HALT traject voor de jongere, omdat deze dan geen strafblad krijgt. Daarnaast heeft HALT een opvoedend karakter, iets wat in deze zaken erg belangrijk is, zo leert de jongere van wat hij heeft gedaan zonder dat hij een straf krijgt. De Officier is er een voorstander van dat dit soort zaken in het voortraject worden aangepakt in plaats van het strafrechtelijke traject. De belangrijkste aanbeveling die in dit onderzoek wordt gedaan is een niet-juridische aanbeveling. Dit is de scholen in Meppel voorzien van voorlichtingsmapjes over cyberpesten. Deze zouden de scholen dan moeten toevoegen aan het anti-pestprotocol. Op deze manier zal de school het cyberpesten in een eerder stadium kunnen ontdekken en het zonder hulp van de politie kunnen oplossen. Daarnaast zijn de juridische mogelijkheden nog steeds de belangrijkste aanbeveling, zodat de strafrechtelijke aanpak op dezelfde manier blijft bestaan. Hierover zijn alle geïnterviewde partijen het eens.

(5)

5

Voorwoord

Voor u ligt een onderzoek gedaan door Suzanne Kocken tijdens de opleiding tot Sociaal Juridisch Dienstverlener aan de Hanze Hogeschool in Groningen. De opdrachtgever voor dit onderzoek is de politie Drenthe district Zuid-West Drenthe, basiseenheid Meppel, Westerveld en de Wolden, de jeugdagenten.

Tijdens mijn studie ging mijn interesse vooral uit naar het maatschappelijke / sociale aspect van de opleiding. Omdat mijn studie ook het juridische gedeelte aanhangt, moest er een onderwerp worden gezocht waarin ik beide aspecten kon onderzoeken. In combinatie met het juridische gedeelte is er uiteindelijk dit onderzoek uit ontstaan. Het onderwerp voor dit onderzoek is erg actueel, waardoor het een interessant gegeven is om te onderzoeken en om te lezen.

Zonder de hulp van een aantal mensen was ik niet in staat geweest dit onderzoek zo te schrijven. Daarom wil ik als eerste mijn begeleider Tanja Nobel bedanken voor haar feedback en adviezen tijdens mijn onderzoek. Ook mijn opdrachtgevers Henk Geerts en Miranda Mulder wil ik bedanken voor hun tijd, informatie en tips tijdens het schrijven van mijn onderzoek. Tot slot wil ik alle overige partijen bedanken die tijd vrij hebben kunnen maken voor mij om een aantal vragen te kunnen beantwoorden voor dit onderzoek.

Suzanne Kocken

(6)

Inhoudsopgave

SAMENVATTING ... 3 INHOUDSOPGAVE ... 6 1. INLEIDING ... 9 1.1 HET DOEL ... 9 1.2 ONDERZOEKSMODEL ... 10 2. METHODOLOGISCHE VERANTWOORDING ... 11

2.1 KEUZE IN THEORETISCHE BRONNEN ... 11

2.2 KEUZE IN DE ONDERZOEKSMETHODEN EN TECHNIEKEN ... 11

2.3 UITLEG EN MOTIVATIE OVER DE WIJZE WAAROP DE GEGEVENS ZIJN GEANALYSEERD ... 11

2.4 KWALITEITEN EN BEPERKINGEN IN HET ONDERZOEK:... 11

3. WELKE VORMEN VAN PESTEN VIA DE SOCIALE MEDIA ZIJN ER VOLGENS DE LITERATUUR? ... 13

3.1 WAT IS (CYBER)PESTEN VOLGENS DE LITERATUUR ... 13

3.2 HET VERSCHIL TUSSEN KLASSIEK PESTEN EN CYBERPESTEN ... 13

3.3 WELKE VORMEN ZIJN ER TE ONDERSCHEIDEN IN HET CYBERPESTEN... 15

4. WANNEER IS ER VOLGENS DE PRIVACY WETGEVING SPRAKE VAN PESTEN VIA DE SOCIALE MEDIA? ... 17

4.1 GEGEVENS OPENBAAR MAKEN VAN EEN ANDER...17

4.2 JEZELF VOORDOEN ALS EEN ANDER ...17

5. WAT ZIJN DE MOGELIJKHEDEN VOOR DE AANPAK VAN CYBERPESTEN VOLGENS DE PRIVACYWETGEVING EN HET STRAFRECHT? ... 18

5.2 DE PRIVACYWETGEVING EN DE AANPAK VAN DE POLITIE ... 18

5.3 DE MOGELIJKHEDEN VANUIT HET STRAFRECHT IN DE AANPAK VAN CYBERPESTEN ... 19

5.4 TWAALFJARIGEN EN STRAFRECHT ... 20

6. WAT IS DE GEWENSTE AANPAK VAN CYBERPESTEN VANUIT DE THEORIE/ONDERZOEK? ... 21

7. WAT IS DE HUIDIGE AANPAK VAN DE POLITIE IN MEPPEL TEN AANZIEN VAN CYBERPESTEN? . 23 8. WAT IS VOLGENS DE JEUGDAGENTEN EN WIJKAGENTEN VAN DE POLITIE IN MEPPEL DE GEWENSTE AANPAK TEN AANZIEN VAN HET CYBERPESTEN? ... 25

8.1 WAT IS VOLGENS DE JEUGD COÖRDINATOREN VAN DE POLITIE IN LEEUWARDEN DE GEWENSTE AANPAK TEN AANZIEN VAN HET CYBERPESTEN? ... 26

8.2 WAT IS VOLGENS DE JEUGDAGENT VAN DE POLITIE IN GRONINGEN DE GEWENSTE AANPAK TEN AANZIEN VAN HET CYBERPESTEN? ... 27

8.3 WAT IS VOLGENS DE JEUGDAGENTEN VAN DE POLITIE IN DRACHTEN DE GEWENSTE AANPAK TEN AANZIEN VAN HET CYBERPESTEN? ... 28

9. WAT IS DE HUIDIGE AANPAK VAN HET OPENBAAR MINISTERIE, MET BETREKKING TOT ZAKEN OVER CYBERPESTEN? ... 29

10. ANALYSE: WAT ZIJN DE OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN IN DE AANPAK VAN CYBERPESTEN DOOR DE JEUGDAGENTEN IN LEEUWARDEN, DRACHTEN, GRONINGEN EN MEPPEL? ... 31

10.1 OVEREENKOMSTEN: ... 31

10.2 VERSCHILLEN: ... 32

11. CONCLUSIE ... 33

12. AANBEVELINGEN ... 35

12.1 DE NIET-JURIDISCHE MOGELIJKHEDEN OM CYBERPESTEN AAN TE PAKKEN: ... 35

12.2 JURIDISCHE MOGELIJKHEDEN IN DE AANPAK VAN CYBERPESTEN: ... 36

(7)

7

14. LITERATUURLIJST ... 38

15. BIJLAGEN ... 39

BIJLAGE 1: DE VERSCHILLENDE STRAFBARE FEITEN GEKOPPELD AAN CYBERPESTEN ... 40

BIJLAGE 2: INTERVIEW JEUGDAGENT IN MEPPEL HENK GEERTS ... 41

BIJLAGE 3: INTERVIEW JEUGDAGENT IN MEPPEL MIRANDA MULDER ...44

BIJLAGE 4: INTERVIEW WIJKAGENT IN MEPPEL THEO MEIJERING ... 46

BIJLAGE 5: VOORWAARDEN HALT-STRAF ... 47

BIJLAGE 6: VRAGENLIJSTEN JEUGDAGENTEN FRIESLAND EN GRONINGEN ... 48

BIJLAGE 7: INTERVIEW OFFICIER VAN JUSTITIE PETRA VAN DER VLIET ... 53

(8)

8

'Een op de vijf jongeren ge-cyberpest'

Door: redactie

15-4-14 - 08:47 bron: BuzzT

Een scholiere pest een schoolgenootje en filmt dit met een smartphone. © anp.

Van de jongeren in Nederland is 22 procent slachtoffer van cyberpesten, meldt Trouw. Volgens een onderzoek van Motivaction in opdracht van BNN en KRO heeft 17 procent van die groep zelfs aan zelfmoord gedacht.

Onder leerlingen tussen de 10 en 18 jaar en onder ouders die kinderen hebben in die leeftijd is het onderzoek uitgevoerd. Cyberpesten komt voor op verschillende manieren. Meer dan de helft van het pesten gebeurt via social media. In 11 procent van de gevallen is de persoon in kwestie weleens gepest met foto's of filmpjes die over hem of haar zijn verspreid.

Uit het Dag tegen Pesten-onderzoek blijkt verder dat 64 procent van de digitaal gepeste kinderen zich er ongelukkig door voelt, 21 procent voelt zich bedreigd en 28 procent wil niet meer naar school of naar buiten. 1

(9)

9

1. Inleiding

Gezien bovenstaand krantenartikel is het niet zo vreemd als er wel eens wat misgaat bij het internet gebruik onder jongeren. ‘Mis gaat’ is dan misschien zacht gezegd, wekelijks komen er meldingen of aangiftes binnen bij de politie in Meppel met betrekking tot pesten via de sociale media. Daarom ben ik gaan onderzoeken welke juridische mogelijkheden er zijn om deze meldingen en aangiftes te verminderen.

In dit onderzoek ga ik dieper in op het cyberpesten, een actueel onderwerp. De opdrachtgever van dit onderzoek loopt in zijn dagelijkse werkzaamheden tegen knelpunten aan om deze nieuwe vorm van pesten aan te pakken. Zij krijgen regelmatig te maken met meldingen of aangiftes van jongeren over het pesten via de sociale media, ook wel cyberpesten genoemd. De jeugdagenten in Meppel lopen tegen de knelpunten in de aanpak van deze jongeren aan. Het cyberpesten is namelijk niet met naam strafbaar gesteld in de wet, waardoor deze jongeren niet rechtstreeks te straffen zijn voor hun daden. Maar ligt het wel aan de straf in dit geval? In dit onderzoek wordt er daarom gekeken naar de juridische en niet-juridische mogelijkheden om het cyberpesten aan te kunnen pakken.

1.1 Het doel

Het doel van dit onderzoek is de jeugdagenten aanbevelingen geven met betrekking tot de juridische mogelijkheden voor de aanpak van pesten via de sociale media, door het geven van inzicht in de juridische mogelijkheden om de daders op te sporen en te straffen.

Dit doel ga ik bereiken door eerst de theorie achter deze nieuwe vorm van pesten uit te zoeken. Dit houdt in dat ik de verschillende vormen van pesten via de sociale media in de literatuur ga onderzoeken. Daarnaast ga ik in het strafrecht en de privacywetgeving de juridische mogelijkheden bekijken om de daders van cyberpesten aan te pakken. Vervolgens ga ik in de praktijk, door middel van interviews met de jeugdagenten in Meppel, Friesland, Groningen en de Officier van Justitie, kijken welke aanpak er gehanteerd wordt door de politie. Tot slot kijk ik welke aanpak het meest wenselijk is en wanneer Justitie besluit om er een zaak van te maken of niet.

Na alle informatie te hebben gekregen, zal ik dit in een analyse met elkaar gaan vergelijken om te kijken waar de theorie met de praktijk verschilt en wat er kan worden geconcludeerd. De aanbevelingen worden hiervoor geschreven aan de jeugdagenten in

Meppel. De aanbevelingen zijn gericht op het verminderen van het aantal aangiftes/meldingen over cyberpesten die binnenkomen in Meppel.

De onderzoeksvraag in dit onderzoek is: Wat zijn

de juridische mogelijkheden in de aanpak van pesten via de sociale media voor de jeugdagenten in Meppel?

De deelvragen gericht op de theorie:

Deze deelvragen wil ik doormiddel van eerder onderzoek, jurisprudentie en artikelen gaan beantwoorden.

1. Welke vormen van pesten zijn er volgens de literatuur?

2. Wanneer is er volgens de privacywetgeving sprake van pesten via de sociale media?

3. Wat zijn de mogelijkheden voor de aanpak van cyberpesten volgens de Privacywetgeving en het Strafrecht?

4. Wat is de gewenste aanpak van cyberpesten vanuit de theorie en eerder onderzoek?

De deelvragen gericht op de praktijk:

Deze deelvragen wil ik door middel van interviews en vragenlijsten gaan beantwoorden.

5. Wat is de huidige aanpak in Meppel ten aanzien van cyberpesten?

6. Wat is volgens de jeugdagenten en wijkagenten van de politie in Meppel de gewenste aanpak ten aanzien van het cyberpesten?

7. Wat is de huidige aanpak van het Openbaar Ministerie met betrekking tot zaken over cyberpesten?

De deelvraag gericht op de analyse:

Wat zijn de overeenkomsten en verschillen in de aanpak van cyberpesten door de jeugdagenten in Leeuwarden, Drachten, Groningen en Meppel?

(10)

10

1.2 Onderzoeksmodel

De onderstaande afbeelding toont het onderzoeksmodel dat is gebruikt voor dit onderzoek. Zoals te zien is zult u eerst de theorie aantreffen die is opgedeeld in de eerste vier deelvragen. Daarna komt het praktische gedeelte

aan bod dat is opgedeeld in drie deelvragen. Tot slot volgt de analyse waaruit de conclusie wordt getrokken en de aanbevelingen die hieruit ontstaan.

(11)

11

2. Methodologische verantwoording

2.1 Keuze in theoretische bronnen

Er is gekozen om de vormen en definitie van cyberpesten te onderzoeken via het internet in verschillende onderzoeken die hiernaar gedaan zijn. Om zo te kunnen kijken of de onderzoeken onderling dezelfde criteria en definitie aan cyberpesten hangen. Daarnaast is het strafrecht in het Wetboek van Strafrecht onderzocht in verband met de juridische mogelijkheden in de aanpak van cyberpesten. En de privacywetgeving via het internet. Dit was een lastig punt omdat de privacywetgeving heel weinig in verband wordt gebracht met cyberpesten. Toch bleek na de interviews dat de politie wel veel met de privacywetgeving in aanraking komt tijdens een zaak over cyberpesten. Daarom was het van belang deze wet nader te onderzoeken

Omdat de landelijke jurisprudentie via het internet niet te onderzoeken was, is er gekozen om te kijken naar de aanpak van cyberpesten volgens verschillende onderzoeken en organisaties die zich hier speciaal voor inzetten. Daaruit zijn de aanbevelingen ontstaan voor de niet-juridische mogelijkheden in de aanpak van cyberpesten.

2.2 Keuze in de onderzoeksmethoden en

technieken

In eerste instantie is er gekozen om een theoretisch deel te schrijven aan de hand van literatuur en internet. Daarnaast zou het praktische gedeelte worden ingevuld door een onderzoek naar landelijke jurisprudentie naast de interviews met de jeugdagenten en wijkagenten in Meppel.

Maar omdat de landelijke jurisprudentie over cyberpesten schaars is, is er gekozen voor een andere onderzoeksmethode. Namelijk het interviewen van de jeugdagenten in Leeuwarden, Drachten en Groningen naast de Officier van Justitie die in Noord Nederland de jeugdzaken behandelt. Uiteindelijk wordt er gekeken naar de ideeën en de gewenste aanpak van alle partijen tegenover die van Meppel. Zo is er te zien welke manieren er juridisch en niet- juridisch mogelijk zijn in de aanpak van cyberpesten. Uiteindelijk moet dit ertoe leiden dat de aangiftes en meldingen over cyberpesten bij de politie in Meppel dalen.

In het voorstel was er gekozen om een dossieronderzoek te doen naar cyberpesten. Hiervoor was een aparte deelvraag opgesteld. Echter werd het na het interview met de wijk- en jeugdagenten in Meppel al duidelijk wat de aanpak is in een zaak over cyberpesten waardoor een dossieronderzoek overbodig werd. Daarom zijn

deelvraag vier en vijf samengevoegd, omdat er anders een dubbel antwoord zou komen.

2.3 Uitleg en motivatie over de wijze waarop

de gegevens zijn geanalyseerd

In eerste instantie was het de bedoeling om de theorie en de praktijk tegenover elkaar te leggen. Maar omdat de landelijke jurisprudentie afviel, is er ook iets gewijzigd in de analyse. Er is toen gekozen om alle ideeën in de aanpak van cyberpesten van de verschillende jeugdagenten te vergelijken met die in de theorie en die van Meppel. Daaruit zijn de verschillende mogelijkheden gekomen om het aantal meldingen/aangiftes van cyberpesten te verminderen.

2.4 Kwaliteiten en beperkingen in het

onderzoek:

De kwaliteiten van het onderzoek zijn, dat de aanpak in Leeuwarden door de jeugdcoördinator en de aanpak van de jeugdagenten in Drachten en Groningen duidelijk is geworden. Ook de gewenste aanpak en de ideeën over het verminderen van meldingen/aangiftes van cyberpesten zijn van deze partijen duidelijk geworden. Dit is te vergelijken met de eigen aanpak in Meppel en deze ideeën kunnen eventueel overgenomen worden. Ook de kijk van de Officier van Justitie op zaken over cyberpesten is duidelijk geworden en haar ideeën over een ideale gang van zaken. Daarnaast is ook duidelijk geworden dat Leeuwarden, Drachten en de Officier aangeven helemaal niet veel meldingen/aangiftes over cyberpesten binnen krijgen de laatste tijd. Een groot verschil met Meppel. Op deze manier zijn alle ideeën en de aanpak in de verschillende plaatsen duidelijk geworden.

De beperkingen in het onderzoek zijn dat er niet meer jeugdagenten in verschillende plaatsen geïnterviewd zijn. Als dat was gedaan dan was er misschien een betrouwbaarder beeld uitgekomen en waren er meer ideeën over de aanpak van cyberpesten naar voren gekomen. Het beste was geweest om dit ook meer in de kleinere plaatsen te doen omdat die vaak met scholen te maken hebben en het cyberpesten daar waarschijnlijk meer voorkomt dan in grote steden. Helaas was dit in verband met de tijd niet mogelijk. Daarnaast is het een beschrijvend onderzoek in plaats van verklarend waardoor ik het onderzoek gebaseerd heb op meningen / ideeën van andere jeugdagenten.

(12)

12 Tot slot had ik graag een aantal concrete cijfers van de provincie Drenthe en Friesland willen toevoegen over het aantal aangiftes en meldingen van cyberpesten. Dit is helaas onmogelijk om uit te zoeken omdat cyberpesten onder verschillende soorten strafbare feiten wordt ondergebracht. Je zou dan dus elke zaak die zo’n strafbaar feit bevat moeten doorlezen om te kijken of het in verband gebracht wordt met cyberpesten. Dit is een heel

onderzoek op zich zelf en dus niet mogelijk. Daarom heb ik de cijfers van het Bureau voor Statistiek en cijfers die ik tegenkom in andere onderzoeken naar cyberpesten gebruikt.

(13)

13

3. Welke vormen van pesten via de sociale media zijn er volgens de literatuur?

3.1 Wat is (cyber)pesten volgens de

literatuur

Om te kijken naar de verschillende vormen van pesten via de sociale media die er zijn, moeten we eerst het begrip ‘pesten’ definiëren. Het pesten via de sociale media is namelijk anders dan het klassieke ‘face to face’ pesten. De criteria van de klassieke vorm van pesten zijn: het face to face vernederen, intimideren, vijandig of grensoverschrijdend gedrag vertonen wat herhaaldelijk voorkomt. De ene persoon moet macht willen uitoefenen over de ander, deze macht kan zowel fysiek of psychisch zijn. De nieuwe vorm van pesten, die in dit onderzoek behandeld wordt, heeft weliswaar overeenkomende criteria maar uit zich vaak op een andere manier.

Wanneer we in de literatuur de definitie van deze nieuwe vorm van pesten opzoeken stuiten we als eerste op de term cybercrime: het uiten van crimineel gedrag via technologische middelen. Cybercrime is een verzamelnaam voor verschillende soorten criminaliteit die via het internet wordt gepleegd. Zoals hacken en het doorsturen van virussen, naast het stalken en kinderpornografie verspreiden. Omdat het internet een grote anonimiteit, snelheid en ruimte biedt voor verspreiding is de verleiding groot voor sommige criminelen om zich in te laten met bovenstaande criminele activiteiten.

Wanneer we verder zoeken in de literatuur komen we een meer specifieke vorm van cybercrime tegen, namelijk: cyberpesten. Cyberpesten wordt gedefinieerd als pesten door middel van informatie en communicatie technologie. ‘Het is een virtueel gebeuren dat, in tegenstelling tot het klassieke pesten, niet face to face plaatsvindt’. Wanneer we echt van cyberpesten kunnen spreken hangt ook van de frequentie af, het moet namelijk wel herhaaldelijk plaatsvinden. Daarnaast is het een belangrijk criterium dat het pesten tussen jongeren moet gebeuren. Wanneer er namelijk volwassenen bij betrokken zijn spreekt men eerder over stalken of lastig vallen. Wanneer volwassenen proberen om jongeren te misleiden in chatruimtes, te manipuleren of te dwingen tot seksuele handelingen is dit een ernstige vorm van misbruik, maar wordt het in principe geen cyberpesten genoemd. Dat neemt niet weg dat soms seksuele misbruikers

2 Gerard Gielen, ‘Wat is digitaal pesten’<www.cyberpesten.be> 3 Michel Walrave ‘Cyberpesten in bits &

bytes’<www.academia.edu>

betrokken raken in cyberpesten. Dat gebeurt bijvoorbeeld wanneer een minderjarige naaktfoto’s van een andere minderjarige online zet. Of wanneer een minderjarige zonder medeweten van de ander al zijn persoonlijke gegevens op het internet publiceert met de vermelding dat hij of zij een seksavontuur wil. 2

Deze nieuwe vorm van pesten wordt gebruikt door jongeren die andere jongeren via het internet of de mobiele telefoon kwetsend materiaal toe zenden of openbaar maken, met het doel om macht over de ander uit te oefenen. In dit onderzoek wordt cyberpesten door middel van de volgende criteria gedefinieerd: het door een jongere, door middel van

internet of mobiel, herhaaldelijk kwetsend materiaal naar een andere jongere te zenden of openbaar te maken, met het doel om macht over de ander uit te oefenen. De andere moet zich gekweld, bedreigd, lastig gevallen, vernederd of in verlegenheid gebracht voelen.

3.2 Het verschil tussen klassiek pesten en

cyberpesten

De criteria van het klassieke pesten en cyberpesten zijn dan wel bijna hetzelfde, toch zijn er een aantal belangrijke verschillen. Vooral de criteria:

herhaaldelijk en de machtspositie van de pester, zijn

verschillend ten opzicht van het klassieke pesten. Omdat je via cyberpesten vaak een tekst of een foto gebruikt waarbij geen oogcontact of lichaamstaal is te zien, kan dit verkeerd worden opgevat. Wanneer grappig bedoelde berichten of foto’s verkeerd worden geïnterpreteerd door de jongere, kan dit escaleren in cyberpesten hoewel het criterium

macht over de andere uitoefenen dan nog niet eens

aanwezig is. Daarnaast gaat het bij het klassieke pesten vaak om fysiek of psychologisch sterker zijn dan de ander. Bij het cyberpesten komt er nog eens bij dat de ander bijvoorbeeld meer technologische kennis heeft waardoor hij meer kan via het internet, zodat zijn macht groter is dan de ander.3

Motivaction4 heeft onderzoek gedaan naar cyberpesten bij scholieren van 10 tot 18 jaar oud. Uit dit onderzoek blijkt dat 22% zich gepest voelt, 17% hiervan denkt aan zelfmoord door het cyberpesten. Deze percentages liggen hoger dan bij het klassieke pesten, wat betekent dat cyberpesten veel meer indruk maakt dan klassiek pesten.5

4 ‘Dag tegen pesten’<www.motivaction.nl>

(14)

14 Psychologen die in de VS de thematiek over cyberpesten onderzochten geven ook aan dat er een groot verschil bestaat tussen klassiek pesten en cyberpesten. De anonimiteit en de kracht van het medium maakt de impact veel zwaarder. Er is een groot verschil tussen een jongen die een naakt foto van een meisje aan zijn vrienden op school toont en waar ze even om lachen, dan wanneer dezelfde foto op het internet staat waar iedereen hem blijvend kan aanschouwen. In het eerste geval zal de jongen nog enigszins geremd zijn omdat men hem herkent en iedereen weet dat hij de foto getoond heeft. In het geval van internet blijft de bron vaak onbekend en is men veel meer grof in het pestgedrag. Men stelt ook uit onderzoek vast dat veel jongeren die in het reële leven gepest worden, hun toevlucht nemen tot online pesten en dan liefst anoniem. Ze gebruiken het cyberpesten dan als een middel om wraak te nemen.6

Dit vrij nieuwe fenomeen is lastig te onderzoeken omdat er, bovenstaande kenmerken gezien, in de verschillende onderzoeken over dit onderwerp anders wordt gesproken. Het cyberpesten wordt niet in elk onderzoek hetzelfde gedefinieerd.7 Zo hangt onderzoeker Olweus een basisdefinitie aan pesten, dat door veel anderen wordt gebruikt als uitgangspunt. Hier voegen verschillende onderzoeken hun eigen criteria aan toe. De basiscriteria volgens Olweus zijn: “A student is being

bullied or victimized when he or she is exposed, repeatedly and over time, to negative actions on the part of one or more other students”.8 Bij deze twee

criteria wordt vaak het criterium machtspositie toegevoegd.

Belsey heeft vervolgens het cyberpesten gedefinieerd. ‘Het gebruik van informatie- en

communicatietechnologieën om vrijwillig, herhaaldelijk en vijandig gedrag door een individu of groep te ondersteunen met de intentie om andere(n) te schaden’. 9 Deze criteria lijken erg op die van het

klassieke pesten, het verschil hierin wordt later in dit hoofdstuk besproken.

Daarnaast is het ook erg lastig om het te herkennen als de jongere er zelf geen melding van maakt dat hij ge-cyberpest wordt. Jongeren gebruiken onderling namelijk ook vaak scheldwoorden of bedreigingen die zij als grapje of gewoon als jongerentaal

6 Gerard Gielen, ‘Wat is digitaal pesten’<www.cyberpesten.be> 7 Lieve Lembrechts & Yannick Rabau, ‘perceptie,

slachtofferschap en daderschap van cyberpesten’ <www.uhdspace.uhasselt.be>

8 Michel Walrave ‘Cyberpesten in bits & bytes’

<www.academia.edu>

gebruiken. Voor volwassenen is dit dus lastig te herkennen als cyberpesten of gewoon als een lolletje onderling. Ook SMS-berichten bevatten soms afkortingen die voor volwassenen als scheldwoorden kunnen overkomen, maar dit wordt in feite helemaal niet zo bedoeld door de jongeren. Hierdoor ontstaat er verwarring, niet alleen onder de volwassenen maar ook onder de jongeren. Vaak beseffen jongeren niet dat zij aan het pesten zijn, omdat zulke berichten via het internet of de telefoon nou eenmaal veel harder kunnen aankomen dan dat ze met een lach in het gezicht worden gezegd. Ook omdat het anoniem kan via het internet, wordt het gepest vaak sneller grof en kwetsender dan het bedoeld is. 10

Globaal onderzoek geeft aan dat het cyberpesten vooral plaatsvindt tussen de leeftijd van 8 en 15 jaar. Als jongeren ouder worden, is het cyberpesten minder populair en kunnen ze als slachtoffer vaak beter met de pestboodschappen omgaan. 11

Kort gezegd wordt het pesten via de sociale media cyberpesten genoemd. De criteria voor cyberpesten zijn: het door een jongere, door middel van internet of

mobiel, herhaaldelijk kwetsend materiaal naar een andere jongere te zenden of openbaar te maken, met het doel om macht over de ander uit te oefenen. De

andere moet zich gekweld, bedreigd, lastig gevallen,

vernederd of in verlegenheid gebracht voelen.

Daarnaast is cyberpesten een virtueel gebeuren dat niet face to face plaatsvindt. Pesten via de sociale media is anders dan het klassieke pesten. De criteria die de theorie aan klassiek pesten toekent, komen grotendeels overeen met cyberpesten. Hoewel verschillende onderzoeken niet altijd dezelfde criteria aan cyberpesten verbinden. Het cyberpesten uit zich echter op een hele andere manier dan klassiek pesten. Cyberpesten valt onder cybercrime: het uiten van crimineel gedrag via technologische middelen. In dit geval dus pesten via informatie en communicatie technologie. Onderzoek wijst uit dat cyberpesten veel meer impact op een jongere heeft dan klassiek pesten. De anonimiteit en kracht van het medium maakt dat het veel harder aankomt. Het online pesten maakt het ook lastiger voor omstanders om het te herkennen. De manier waarop de jeugd via technologie communiceert kan voor ouders of leerkrachten lijken op pesten of kwetsende taal, terwijl het voor de jeugd de normaalste zaak

9 Michel Walrave ‘Cyberpesten in bits & bytes’

<www.academia.edu>

10 Gerard Gielen, ‘Cyberpesten doe je niet’

<www.cyberpesten.be>

11 Gerard Gielen, ‘Cyberpesten doe je niet’

(15)

15 van de wereld is om elkaar als ‘kutwijf’ of ‘sletje’ aan te spreken in een SMS.

3.3 Welke vormen zijn er te onderscheiden

in het cyberpesten

Nu we de definitie van het cyberpesten duidelijk hebben gemaakt, kunnen we kijken naar de verschillende manieren waardoor er kan worden ge-cyberpest. Cyberpesten kan via verschillende media op vele manieren geuit worden. Het internet is het meest gebruikte medium dat gebruikt wordt om te cyberpesten.

Via het internet zijn er sociale media sites te raadplegen. Deze zijn vanaf 2010 enorm populair geworden onder jongeren. Dit is met name het geval omdat deze sites via de mobiele telefoon te raadplegen zijn. Er kan direct informatie, foto’s of filmpjes op worden gedeeld met vrienden of met de gehele wereld. Onderzoek wijst uit dat jongeren vanaf twaalf jaar bijna allemaal in het bezit zijn van een smartphone waarop zij deze sociale media sites op elk moment van de dag kunnen raadplegen. Via deze sites kan er dus van alles worden ‘gedeeld’. De meeste personen kiezen ervoor om het profiel dat zij op deze sites hebben af te schermen voor mensen die zij niet in hun vriendenlijst hebben staan. Op deze manier delen zij de informatie en foto’s die zij plaatsen alleen met hun vrienden. Het is echter ook mogelijk om je profiel openbaar te zetten zodat iedereen alle informatie kan zien die jij deelt. Dit is dus een makkelijke manier om iemand in de gaten te houden via de sociale media en om toegang te hebben tot zijn foto’s en persoonlijke informatie.

Er zijn op deze sites veel verschillende manieren om iemand te cyberpesten, via foto bewerking, filmpjes ongewild openbaar maken, bedreigende of beledigende teksten op iemand zijn profiel plaatsen, het profiel van iemand hacken en op die manier berichten openbaar maken. Deze dingen gebeuren vaak via de sociale media sites, waar vrijwel alle jongeren gebruik van maken. Eerst werden deze sites alleen via de computer of laptop geraadpleegd, maar inmiddels is het mogelijk om dit via de smartphone te doen.

Via de mobiele telefoon is het ook mogelijk om op andere manieren iemand te pesten. Bijvoorbeeld door middel van SMS-berichten. Deze berichten zijn snel, anoniem en kunnen vaak verstuurd worden. Via een prepaid telefoon kun je iemand meerdere berichten sturen met kwetsende teksten of bedreigingen. Tegenwoordig maken de jongeren veel gebruik van Whatsapp waardoor het nog sneller

kan gaan. Whatsapp is een nieuwe soort MSN (Instant Messaging). Ook is het mogelijk om een groep aan te maken in Whatsapp waardoor je met meerdere personen één persoon kunt pesten. Tevens is het mogelijk om via Whatsapp foto’s te verspreiden. Deze foto’s worden vaak gemaakt met de telefoon en kunnen ook gemakkelijk bewerkt worden met de smartphones van tegenwoordig. Zodat er bijvoorbeeld een naaktfoto met het hoofd van iemand anders rondgaat via Whatsapp en iedereen deze zo te zien krijgt. Ook filmpjes zijn tegenwoordig makkelijk te maken en te verspreiden via de mobiele telefoon. Dit kan via Whatsapp, maar ook via de verschillende sociale media sites.

Daarnaast kan er ook via andere media worden ge-cyberpest, zoals via Skype. Skype is een manier om te beeldbellen, je kunt elkaar dan via de computer zien terwijl je met elkaar praat door een microfoon. Het is echter makkelijk om een andere naam in te vullen en jezelf onherkenbaar te maken, zodat de persoon waarmee je contact legt geen idee heeft wie jij bent. Hierdoor is het mogelijk om bijvoorbeeld verbaal te pesten of ongewenste beelden te laten zien.

Happy slapping is alweer een oudere rage onder de jongeren. Happy slapping is het zonder reden iemand in elkaar slaan/ mishandelen, terwijl een ander dit filmt met zijn mobiel en dit later op internet plaatst zodat het voor iedereen te zien is. Soms wordt dit nog gevaarlijker en loopt het zelfs uit op een verkrachting of beroving die gefilmd wordt.

Via chatrooms is het gemakkelijk om haatboodschappen te versturen. Je verzint een ‘nickname’ waardoor je anoniem kunt chatten met anderen. Ook wordt dit vaak gebruikt door bijvoorbeeld loverboys of volwassen personen met verkeerde bedoelingen.

Bloggen doe je op een website, dit is een soort online dagboek waarin je al je gevoelens en ideeën kwijt kunt. Dit wordt vaak ook gebruikt door jongeren om (verzonnen) verhalen online te zetten over een persoon.

Poll of votingsites worden veel gebruikt in het buitenland om bijvoorbeeld de sportiefste jongere van de school uit te kiezen. Het is mogelijk om op deze site te stemmen op bepaalde personen. Helaas wordt ook hier vaak misbruik van gemaakt en kan er bijvoorbeeld gestemd worden op het meest lelijke of dikste meisje/jongen van de school. Vaak kan dit ook nog anoniem zodat de gepeste persoon geen idee heeft wie haar/hem dit toewenst.

(16)

16 De pester kan een email gebruiken als manier om de jongere te belagen, te bedreigen of te misleiden. Zo is het mogelijk om een email te sturen uit naam van iemand anders, zodat de jongere denkt dat de mail van iemand anders afkomstig is. Via belaging kan de pester vele e-mails achter elkaar sturen naar de jongere met bijvoorbeeld kwetsende- of dreigende teksten hierin. Ook is het mogelijk een bijlage bij een email te versturen die bijvoorbeeld foto’s bevat die dreigend of kwetsend overkomen op de jongere. Uit onderzoek blijkt dat 11% van de jongeren tussen de tien en achttien jaar wel eens gepest is door middel van filmpjes of foto’s die geplaatst zijn op het internet zonder hun toestemming.

Op het internet is het makkelijk om een eigen website (gratis zelfs) aan te maken. Het verkrijgen van een website gaat erg gemakkelijk en kan worden aangemaakt met valse persoonsgegevens, waardoor het achterhalen van de beheerder lastig wordt voor de politie. Zo’n website kan gebruikt worden als haatsite waar bijvoorbeeld foto’s van de gepeste jongere op worden geplaatst en waar mogelijkheden zijn om berichten over de persoon te plaatsen. Hoewel dit vaak bedacht wordt als ‘spel’ om een persoon eens flink te pesten door jongeren, zien ook handelaren hier wel brood in. Mede hierdoor is er een aantal jaren geleden een treitersite ontstaan: www.ikmagjouniet.nl hierop konden jongeren

berichten plaatsen gericht aan personen met de bedoeling diegene te pesten. Deze site is met veel moeite na drie kwart jaar offline gehaald.

We kunnen dus wel stellen dat er veel verschillende media zijn die manieren bieden om te cyberpesten. Het internet is het grootste medium die jongeren gebruiken om te cyberpesten. Dit is tegenwoordig te raadplegen via de mobiele telefoon, die jongeren vanaf twaalf jaar bijna allemaal wel in hun bezit hebben. Op het internet zijn de sociale media sites te raadplegen, waarop veel wordt ge-cyberpest. Via deze sites zijn er weer verschillende manieren om te cyberpesten. Dit kan bijvoorbeeld door afbeeldingen, video’s of teksten te plaatsen die dan bewerkt kunnen zijn of zonder toestemming worden openbaar gemaakt. Via de smartphone is het mogelijk om via het chatprogramma Whatsapp of Telegram in een groep iemand te pesten door middel van bedreigende of beledigende teksten of het versturen van afbeeldingen of video’s. Daarnaast zijn er (wat oudere) manieren om te cyberpesten via het internet. Zo zijn er sites te vinden waarop je kan chatten, bloggen, Skypen of zelfs haatsites die gebruikt worden om een ander opzettelijk te kwetsen. Dit is uiteraard geen complete lijst, er zijn nog veel meer manieren om te cyberpesten.

(17)

17

4. Wanneer is er volgens de privacy wetgeving sprake van pesten via de sociale

media?

Er is sinds 1994 een Arbowet die scholen in Nederland verplicht om personeel en leerlingen tegen alle vormen van geweld te beschermen. Sinds 2007 is er in artikel 3 expliciet aandacht besteed aan pesten. Dit gaat echter over de klassieke vorm van pesten, het cyberpesten wordt hier niet expliciet genoemd. Daarom kijken we naar de privacy wetgeving, wanneer is er sprake van cyberpesten en is er überhaupt wat geregeld met betrekking tot cyberpesten. Naast de privacy wetgeving geeft ook de Grondwet aan dat je als burger recht hebt op privacy: Artikel 10 van de Grondwet geeft aan dat een ieder, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbieding van zijn persoonlijke levenssfeer heeft.12

4.1 Gegevens openbaar maken van een

ander

Er bestaat in Nederland geen algemene wet op de privacy, deze is verdeeld over verschillende wetten die verschillende gebieden van privacy regelen. De belangrijkste en bekendste wet is de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Deze wet regelt onder andere onder welke voorwaarden persoonsgegevens mogen worden verwerkt. Verwerkten van persoonsgegevens houdt volgens de wet in: het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren,

bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van persoonsgegevens. Deze gegevens

zijn vaak herleidbaar naar een bepaald persoon, zoals een e-mailadres. Op het internet is een IP-adres ook een persoonsgegeven, omdat dit kan leiden naar de computer van diegene. Ook een foto is een persoonsgegeven omdat je via deze foto naar de persoon geleid kan worden. Er is natuurlijk wel toestemming en hulp van de providers of sites nodig om dit te verwezenlijken, maar het is mogelijk. Om deze gegevens te mogen verwerken, heb je toestemming van de persoon zelf nodig. Deze persoon moet zijn toestemming geven, mag de informatie corrigeren of laten verwijderen. Er moet op een website dus (bijvoorbeeld in de algemene voorwaarden) worden geïnformeerd over wat er met de persoonlijke gegevens wordt gedaan. 13 Het college van bescherming van

12 Kluwer, ‘Collegebundel’, Grondwet

persoonsgegevens ziet erop toe dat deze wet gehandhaafd wordt.

4.2 Jezelf voordoen als een ander

Daarnaast wordt de privacywetgeving overtreden wanneer een persoon zich voordoet als een ander. Dit kan bijvoorbeeld wanneer de computer gehackt wordt. Op deze manier kunnen er gegevens uit de computer worden gehaald, zoals wachtwoorden van sociale media sites. Zo kunnen de ‘pesters’ inloggen op een ander zijn profiel en zich voordoen als diegene. Het hacken van een sociale media site schijnt lang niet zo ingewikkeld te zijn als het hacken van een computer. Een (persoonlijke) site hacken kan al doormiddel van kleine technologische handelingen. Zo kan je bijvoorbeeld bij de beheerder van een site doen alsof je je wachtwoord vergeten bent en een nieuwe wil aanvragen. Hoe meer persoonlijke informatie je daarom online zet, hoe makkelijker het voor de hacker is om jouw profiel te hacken. Zo zijn er in de privacywetgeving voor de burger twee kanten te onderscheiden waarin deze wordt overschreden. Aan de ene kant de gegevens zonder toestemming openbaar maken, daarnaast het hacken van een computer. Toch blijft het lastig om cyberpesten via de privacywetgeving aan te pakken. Dit wordt vaak via het strafrecht afgehandeld, omdat dit er al snel op volgt wanneer de privacy wordt geschonden.

Concluderend is in Nederland de privacywetgeving verdeeld over verschillende wetten die elk een deel over privacy regelen. In dit geval de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Deze regelt alle persoonlijke gegevens die via het internet openbaar gemaakt kunnen worden. De wet stelt dat je toestemming nodig hebt van de persoon zelf wanneer je deze persoonlijke gegevens wilt verwerken. Dit zou je dus in verband kunnen brengen met het openbaar maken van afbeeldingen of video’s van personen zonder toestemming. Echter wordt dit in de praktijk vaak op smaad en laster in het strafrecht gegooid in plaats van de privacywetgeving. Daarnaast kent het cyberpesten ook andere manieren waarbij de privacywetgeving (nog) niets geregeld heeft waardoor het strafrecht erbij gehaald wordt. Waardoor de politie uiteindelijk toch weer in beeld komt. Op dit moment wordt de privacywetgeving door de politie niet op bovenstaande manieren gebruikt in de aanpak van cyberpesten.

13 Arnoud Engelfriet, ‘Anonimiteit en privacy op het internet’

(18)

18

5. Wat zijn de mogelijkheden voor de aanpak van cyberpesten volgens de

Privacywetgeving en het Strafrecht?

5.1

De

mogelijkheden

vanuit

de

privacywetgeving

in

de

aanpak

van

cyberpesten

De privacywetgeving wordt wel altijd in acht genomen in de aanpak van cyberpesten door de politie zoals je hieronder zult lezen. De politie kan soms beslissen dat het privébelang van het slachtoffer voor het privébelang van de dader gaat bijvoorbeeld. Dit zal de agent dan wel moeten toelichten bij een rechter, wanneer hij het privébelang van de verdachte schendt. Dit kan bijvoorbeeld wanneer een politieagent met toestemming van de Officier van Justitie bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB) krijgt. Deze opsporingsbevoegdheden staan wettelijk vastgelegd in het Wetboek van Strafvordering. Dit kan bijvoorbeeld observatie, infiltratie of stelselmatig inwinnen van informatie zijn. Dit gaat soms zo ver, dat ze de privacy van de verdachte zullen aantasten, maar in dit geval hebben ze de toestemming van de Officier van Justitie en is dit dus geoorloofd. Echter gebeurd dit niet erg vaak in een zaak over cyberpesten.

5.2 De privacywetgeving en de aanpak van

de politie

De aanpak van cyberpesten door de politie is omslachtig te noemen. Zij hebben zich te houden aan vele regels gesteld in verschillende wetten. Zoals hierboven al genoemd, de bijzondere opsporingsbevoegdheden uit het Wetboek van Strafvordering, die lang niet altijd worden toegekend bij cyberpesten. Daarnaast mogen agenten volgens de privacywetgeving nooit zomaar gegevens over een jongere opvragen bij bijvoorbeeld sociale media sites.

Als werknemer bij de politie krijg je te maken met het verwerken van politiegegevens. Deze werknemers kunnen tijdens een zaak gegevens van mensen verzamelen. Uiteindelijk willen zij hier iets mee doen, meestal gebruiken in hun zaak. Wanneer zij meer informatie nodig hebben voor een zaak of dieper op een persoon willen ingaan, dan wat hij vrijgeeft / openbaar maakt op zijn persoonlijke site, moet er aan een aantal wettelijke regels worden voldaan.

Op de sociale media sites is het tegenwoordig gemakkelijk om informatie op te zoeken en zolang alles openbaar is kan de politie dit bekijken en gebruiken voor een eventueel onderzoek.

Wanneer er gegevens van internetsites of van de sociale media sites moeten worden afgehaald die niet openbaar staan, moeten de agenten in eerste instantie voldoen aan artikel 8, 9 en 10 van de Wet op Politiegegevens.

Zij krijgen in eerste instantie te maken met artikel 8 van deze wet:

Dit artikel geeft de ondergrens aan van informatie vergaren. Je kunt op grond van dit artikel gewone algemene informatie opzoeken over personen, die nog geen verdachten zijn. Maar het onderzoek moet het wel noodzakelijk maken om deze gegevens te verzamelen. Je kunt dus niet zomaar uit nieuwsgierigheid gegevens via de sociale media gaan opzoeken en verzamelen. Er moet wel aan een zogenaamd noodzakelijkheidsvereiste worden voldaan. De gegevens die de politieagenten verzamelen over een persoon mogen op grond van dit artikel maximaal 5 jaar bewaard worden.

Op artikel 9 van deze wet zit een zwaarder regime dan op het vorige artikel.

Hier komt de agent meestal terecht wanneer ze dieper in een zaak zitten en een persoon als een verdachte hebben benoemd. Je spreekt pas van een verdachte wanneer er een aangifte is van een strafbaar feit en hiervoor een persoon is die in aanmerking komt voor dit gepleegde strafbare feit. Wanneer zij meer informatie nodig hebben over deze verdachte, kan dit op grond van dit artikel worden geregeld. Wanneer je bijvoorbeeld meer dan drie pagina’s van een Facebook profiel van een verdachte gaat bekijken, val je al onder artikel 9 en niet meer onder artikel 8. Deze gegevens, die op grond van dit artikel worden verzameld, mogen gedurende het hele onderzoek worden bewaard en hoeven dus niet na 5 jaar vernietigd te worden.

Tenslotte kan je nog te maken krijgen met artikel 10. Hier maakt onder andere de criminele inlichtingen eenheid ook gebruik van. Dit is echt de bovengrens van het online informatie verzamelen. Alle informatie die wordt gezocht over een persoon om zijn betrokkenheid van een strafbaar feit te bewijzen is het uitgangspunt. Dit mag alleen worden gedaan door mensen die zijn aangesteld voor dit werk, dus

(19)

19 medewerkers van de criminele inlichtingen eenheid. Een wijkagent mag dit dus niet zomaar doen. 14

Uit het bovenstaande onderzoek blijkt wel dat agenten zich aan een heleboel wettelijke regels hebben te houden wanneer zij persoonlijke informatie over jongeren willen verzamelen. Dit is enerzijds het geval omdat je met minderjarigen te maken hebt. Anderzijds is het natuurlijk de privacy grens die wordt gesteld. Jongeren maken tegenwoordig veel openbaar via de sociale media sites, zodat het lijkt alsof zij privacy helemaal niet belangrijk vinden. Echter is het in het kader van een politieonderzoek van groot belang om je als agent aan deze wettelijk vastgelegde regels te houden, wil je dat de zaak slaagt.

In de volgende uitspraak ging het over een zaak waarin de privacywet overtreden werd door middel van sociale media gebruik. In deze uitspraak ging het over ouders met twee kinderen die hun relatie hadden beëindigd. Hierna is een van de ouders de andere ‘zwart’ gaan maken via Facebook en Hyves. Hierop plaatste hij teksten over zijn ex en de kinderen. Via deze berichten heeft hij zich schuldig gemaakt aan smaad, laster, bedreiging en het schenden van de privacy van zijn ex.

De voorzieningenrechter besliste in dit geval dat de persoon de teksten onmiddellijk van de sociale media sites moest afhalen, op straffe van een dwangsom. Daarnaast kreeg de persoon een straatverbod opgelegd.15 Hier is te zien dat het ook via de privacywetgeving aangepakt kan worden. Echter is er in dit geval niet sprake van cyberpesten omdat het niet tussen jongeren onderling gebeurde.

Privacy is een basisrecht in Nederland en een belangrijk recht. Je hebt recht op je privacy, zet daarom niet zomaar persoonlijke informatie online, je weet niet wie er wat mee doet. De rol die de privacywetgeving speelt met betrekking tot cyberpesten is vanuit het opzicht van de politie groot. Zij hebben zich aan veel verschillende privacy regels te houden voordat ze zomaar een zaak kunnen gaan onderzoeken. Echter is de kant van de burgers hierin kleiner. Wanneer het over cyberpesten gaat, wordt het al gauw op het Strafrecht gegooid omdat het strafrechtelijke feiten zijn die worden begaan. Ver daarvoor is meestal al de grens van privacy overschreden, maar men lijkt zich hier minder druk over te maken aangezien zij zelf veel persoonlijke gegevens online zet waarmee men kwetsbaar wordt op het internet. Daarnaast heeft de politie wel te maken met privacywetgeving,

14 Onderzoek social media, N. Ketting en S. Kocken Blz.22 15 LJN: BY9146 <www.jure.nl>

in eerste instantie door de mogelijkheid een BOB aan te vragen. Als er dan uiteindelijk een strafrechtelijk traject wordt ingegaan, hebben de politieagenten zich aan de regels van de Wet op Politiegegevens te houden.

5.3 De mogelijkheden vanuit het Strafrecht

in de aanpak van cyberpesten

Via het strafrecht zijn er verschillende mogelijkheden om deze nieuwe vorm van pesten aan te pakken. Pesten staat niet met naam strafbaar gesteld in de wet, maar in principe is het via een omweg wel te straffen via het Strafrecht. Het pesten kan soms aan een strafbaar feit worden gekoppeld. Waardoor de persoon die pest, alsnog gestraft kan worden via deze omweg.

De meest bekende artikelen die worden gebruikt bij de aanpak van pesten via de sociale media komen uit het Wetboek van Strafrecht, te weten:

- Smaad/laster art. 261 262 Sr, - belediging art. 266 Sr, - belaging art. 285b Sr, - bedreiging art. 285 Sr, - discriminatie art. 137d Sr, - hacken art. 138ab Sr, - oplichting art. 326 Sr,

- Identiteitsmisbruik art. 225 235 Sr,

Dit zijn de meest voorkomende strafbare feiten die aan cyberpesten, worden gekoppeld. Zie bijlage 1 voor verdere uitleg over de strafbare feiten.

Volgens het Bureau voor Statistiek die in 2012 onderzoek heeft gedaan naar cyberpesten, komt smaad/laster het meest voor bij een aangifte van cyberpesten. Hieronder valt het versturen van foto’s, filmpjes of kwetsende teksten online zetten. Na smaad en laster komt stalken, bedreigen en chantage, zie onderstaand figuur. 16

16 Math Akkermans, ‘Een op de tien jongeren gepest op

(20)

20

5.4 Twaalfjarigen en strafrecht

De hierboven besproken artikelen uit het Wetboek van Strafrecht zijn van toepassing op volwassenen en de jeugd van twaalf tot zeventien jaar. Onder de twaalf jaar is een kind nog niet strafrechtelijk te vervolgen, dan zijn de ouders aansprakelijk en kan er een maatregel worden opgelegd door de kinderrechter zoals het benoemen van een voogd. Daarnaast kan er voor een kind onder de twaalf jaar een zorgmelding worden opgemaakt door de politie. Dit wordt gedaan wanneer de politieagenten zich zorgen maken om het kind of om zijn situatie thuis. De zorgmelding wordt verstuurd naar Bureau Jeugdzorg. Deze instantie zal dan gaan kijken of er verdere hulpverlening nodig is. 17

In de leeftijd van twaalf tot zeventien jaar spreken we van de jeugd die wel vervolgd kan worden, maar dan volgens het jeugdrecht, dit is wat milder dan het volwassenstrafrecht. Soms kan de zestien- of zeventien jarige wel volgens het volwassenstrafrecht worden berecht. Het strafbare feit moet dan wel ernstig zijn geweest en je moet je volwassen gedragen hebben tijdens het plegen van het strafbare feit. Maar omgekeerd is ook mogelijk, tot drieëntwintig jaar kan de ‘jongere’ ook volgens het jeugdstrafrecht worden berecht.

Soms is het mogelijk dat de jongere zijn straf uitvoert bij HALT, dit houdt in dat hij een aantal opdrachten moet doen (zoals een excuus brief aan het slachtoffer schrijven bijvoorbeeld) daarnaast houdt hij hieraan geen strafblad (notatie in het Justitieel Documentatie Systeem) over. Dit strafblad wordt voor een jongere tot achttien jaar, twee tot vier jaar bewaard.

De straffen die in het jeugdrecht geregeld zijn, zijn milder dan het volwassenstrafrecht. Er zijn verschillende straffen mogelijk die door Justitie worden opgelegd zoals: een geldboete, jeugddetentie en een taakstraf. Wanneer er een

17 ‘Wat is bureau jeugdzorg’ <www.bureaujeugdzorg.info>

geldboete wordt opgelegd kan er aan de rechter worden gevraagd dit om te zetten in een taakstraf als de geldboete niet betaald kan worden bijvoorbeeld. De jongere moet dan een aantal uren per week aan het werk als straf. Hier houdt de jongere meestal geen strafblad aan over, tenzij hij zestien jaar of ouder is, dan is de kans groot dat dit wel op een strafblad komt te staan. Wanneer er voor jeugddetentie wordt gekozen door de kinderrechter, komt dit altijd op het strafblad van de jongere te staan. Dit is de meest zware straf voor een jongere. Naast jeugddetentie kan er ook een PIJ-maatregel worden opgelegd. Dit is een behandelmaatregel voor jongeren die een ontwikkelingsstoornis of een psychische aandoening hebben. Dit kan tot maximaal drie jaar duren, deze kan in bepaalde gevallen worden verlengd. 18

Voordat deze straf wordt opgelegd moet er dus sprake zijn van een ernstig feit. Dit is vaak niet het geval bij deze nieuwe vorm van pesten, wat te zien is aan de jurisprudentie over dit onderwerp.

Concluderend kunnen we zeggen dat het strafrecht een aantal manieren heeft om het cyberpesten aan te pakken en de jongeren te straffen. Er zijn een aantal artikelen genoemd met strafbare feiten die meestal gekoppeld worden aan het cyberpesten, waardoor de jongere voor de kinderrechter kan komen. Het is mogelijk dat de jongere van 16 jaar of ouder als volwassene wordt berecht maar vaak wordt hij als minderjarige berecht. Dit houdt in dat de kinderrechter als zwaarste straf jeugddetentie kan opleggen. Dit kan tot maximaal 24 maanden voor een jongere vanaf zestien jaar. Dit is wel een extreme straf, meestal wordt er gekeken naar de situatie rondom de jongere en heeft hij er misschien meer baat bij dat er een taakstraf, werk of leerstraf wordt opgelegd.

18 DJI, ‘Strafrechtelijke titels, capaciteit en landelijke

(21)

21

6. Wat is de gewenste aanpak van cyberpesten vanuit de theorie/onderzoek?

Verschillende onderzoeken wijzen uit dat de

belangrijkste factor in het tegengaan van cyberpesten de ouders zijn. Deze moeten/kunnen het kind in de gaten houden wanneer hij/zij op het internet zit, ze moeten meekijken, een tijd aan het internetgebruik stellen en in de gaten houden welke sites hij/zij bezoekt. Aan het gedrag van de kinderen moeten de ouders kunnen merken wanneer het kind online gepest wordt. Naast deze grote verantwoordelijkheid bij de ouders in het voorkomen van cyberpesten wordt ook de school genoemd. Dit is meestal de plek waar de contacten ontstaan waar het kind door gepest wordt. Ook zij moeten de kinderen tijdens schooltijd goed in de gaten houden op het internet. Daarnaast kan er een vertrouwenspersoon worden aangesteld waar het kind terecht kan wanneer het gepest wordt. 19 Ook het opstellen van een anti-pestprotocol op scholen is belangrijk, zo weet elke leerkracht hoe hij moet handelen wanneer cyberpesten voor komt.

Vanuit de theorie wordt er veel verantwoordelijkheid in het voorkomen van cyberpesten bij de scholen gelegd. Het is van belang om juist de jongere leerlingen bewust te maken van wat er op het internet allemaal mogelijk is en wanneer ze een grens overgaan. Wanneer wordt het strafbaar wat ze doen op het internet, op deze manier maakt de school de leerlingen bewust van wat ze doen op het internet en wat voor gevolgen dit kan hebben. 20 Dit komt overeen met wat de jeugdagenten adviseren in de aanpak van cyberpesten. Alle geïnterviewde jeugdagenten en de Officier van Justitie zijn het er over eens dat voorlichtingen op scholen een belangrijke rol speelt.

Uit het onderzoek: ‘preventie- en interventie strategieën van leraren tegen cyberpesten’, waarin verschillende middelbare scholen zijn benaderd met vragen over cyberpesten, blijkt dat de leraren zelf als meest effectief preventiemiddel een specifiek beleid over cyberpesten ontwikkelt zien. Zodat beide partijen, de leerlingen en de leraren op de hoogte zijn van de consequenties en de aanpak van cyberpesten. Daarnaast geven de leraren aan dat zij trainingen over cyberpesten erg nuttig vinden. Op deze manier kunnen zij cyberpesten eerder ontdekken en weten hoe ze met leerlingen om

19 ‘Wat kunnen leraren doen tegen cyberpesten’

<www.cyberpesten.wikispaces.com>

20 Blog, ‘Preventie’ <www.digipesten.wordpress.com> 21 Sabine Tankink, ‘Preventie- en interventie strategieën van

leraren tegen cyberpesten’ <www.essay.utwente.nl>

moeten gaan die ge-cyberpest zijn. Daarnaast vinden zij de rol van de ouders ook erg belangrijk. Wanneer deze op tijd bij de jongeren worden betrokken, vinden zij dat beide partijen moeten samenwerken om cyberpesten tegen te kunnen gaan. Leraren geven in dit onderzoek aan dat ze het zeker niet alleen aan kunnen omdat cyberpesten vaak ook buiten schooltijd voorkomt. Daarom is het belangrijk dat de ouders ook op de hoogte zijn en weten hoe de ze de jongeren moeten aanpakken/voorlichten over cyberpesten. 21

Ook geeft onderzoek aan dat een structureel beleid belangrijk is op een school met betrekking tot de preventie van cyberpesten. Een kortstondige actie zoals een presentatie of voorlichting eens per jaar op school zal minder effect hebben dan een pestprotocol dat permanent werkzaam is.

Uiteraard is het daarna belangrijk dat alle partijen hiervan op de hoogte zijn en waakzaam zijn in het constateren van cyberpesten onder de jongeren. Zij moeten onderling concrete afspraken maken over hoe ze het cyberpesten aanpakken wanneer dit toch voorkomt. 22 Dit idee wordt gedeeld door de jeugd coördinator uit Leeuwarden. Deze geeft in het interview aan dat zij werken met een voorlichtingsmapje dat zij aan scholen geven zodat deze de inhoud hiervan kunnen verwerken in een anti-pestprotocol. Op deze manier zorgen ze voor een structurele verandering in de aanpak van cyberpesten.

De Staatssecretaris en de kinderombudsman hebben onlangs samen een rapport opgesteld met de aanpak tegen pesten. In dit plan komt ook de grote rol van de school en ouders naar voren. Vooral de school krijgt hier de verantwoordelijkheid in de preventie van cyberpesten. Zo wordt het verplicht een anti- pestprotocol op te stellen. De scholen hebben dan wel zelf de vrijheid om keuzes te maken in de programma’s die ze bij het school beleid vinden passen. Ook worden de klachtregelingen van scholen beter onderzocht.23 Vaak wordt namelijk door ouders geklaagd over het niet serieus nemen van klachten over cyberpesten van hun kinderen. Hierin heeft de kinderombudsman een grote rol.

22 Gerard Gielen, ‘Informatieve website over cyberpesten’

<www.cyberpesten.be>

(22)

22 We kunnen dus wel stellen dat de verschillende onderzoeken naar de preventie/aanpak van cyberpesten uitwijzen dat de school en ouders een grote rol spelen. Zij worden in alle onderzoeken wel een keer genoemd. De scholen hebben in eerste instantie een grote verantwoordelijkheid in het beschermen van de leerlingen tegen cyberpesten. Maar zij kunnen dit niet alleen omdat cyberpesten vaak doorgaat buiten school. Daarom zijn de ouders naast de school verantwoordelijk in het voorkomen van cyberpesten. Door middel van trainingen en voorlichtingen op ouderavonden zijn de ouders op de hoogte van alle mogelijkheden en signalen rondom cyberpesten zodat ze dit snel kunnen

constateren. Daarnaast is het voor de scholen belangrijk een anti- pest protocol op te stellen met regels erin waarvan elke leerkracht op de hoogte is. Zo weten zij precies de signalen van cyberpesten op te vangen en weten ze hoe ze moeten reageren als dit wel voorkomt. De voorlichtingen die kunnen worden gegeven naast een anti-pestprotocol dat vanaf volgend jaar verplicht moet worden gebruikt, moeten het cyberpesten aanpakken. Hierin is ook terug te zien dat men het liever oplost buiten het strafrecht en de politie om.

(23)

23

7. Wat is de huidige aanpak van de politie in Meppel ten aanzien van

cyberpesten?

Een zaak over cyberpesten kan op twee manieren binnen komen bij de politie. Of de persoon besluit een melding te doen of hij komt aangifte doen. In de praktijk begint het meestal met een melding doen over wat er gaande is. Dit zijn vaak de ouders of de school die dit komen melden bij de politie. Dit doen zij meestal wanneer het hun opvalt dat de jongeren niet meer goed functioneren op school.

Wanneer zij bij de politie komen met een melding over cyberpesten, adviseert deze hen over de mogelijkheden. Soms kan het een mogelijkheid zijn om te gaan bemiddelen tussen het slachtoffer en de dader(s), maar soms zit er een strafbaar feit in het geheel waardoor het mogelijk is om aangifte te doen en het strafrechtelijke traject in te gaan.

Wanneer er ouders aangifte komen doen van cyberpesten is de politie verplicht om de zaak op te pakken. Dit betekent dat (meestal) de jeugdagenten zullen gaan kijken of er een strafbaar feit is gepleegd en door wie. Indien er geen sprake is van een strafbaar feit is het niet mogelijk om aangifte te doen. De politie zal dan meestal adviseren om een melding te doen en dit op te lossen met bemiddeling. Bij zaken van cyberpesten zal het vaak smaad/laster, belediging, bedreiging of belaging zijn dat als strafbaar feit aan cyberpesten wordt gekoppeld. Dit komt omdat de jongeren regelmatig gebruik maken van Whatsapp of sociale media sites om te cyberpesten. Vaak zijn dit dan beledigende foto’s of bedreigende teksten die worden geuit. Wanneer we van belaging in combinatie met cyberpesten spreken, zal de persoon bijvoorbeeld zijn levenssfeer aan moeten passen. Bijvoorbeeld door een andere route naar school te nemen waar hij geen last heeft van de pesters.

Nadat er aangifte is gedaan, worden de getuigen als eerste opgeroepen om te verschijnen op het bureau. Deze worden verhoord door de jeugdagent. Daarna wordt de verdachte(n) opgeroepen om op het bureau te komen om verhoord te worden. Op dit moment komt ook ZSM in beeld, ZSM staat voor een snelle zorgvuldige afhandeling van veelvoorkomende criminaliteit.24 Nadat deze uitnodiging is verstuurd, wordtZSM direct ingelicht over welke zaak er behandeld gaat worden en welke verdachte(n) er is/zijn. ZSM zal dan direct gaan kijken wat er nog meer bekend is over deze persoon. Alles wat zij vindt, zoals eerdere aanrakingen met de

24 Openbaar Ministerie, ‘ZSM’ <www.om.nl>

politie bijvoorbeeld, meldt zij aan de politie die de zaak onderzoekt op dat moment. Daarna kan het verhoor worden afgenomen met de verdachte(n). Na afloop van het verhoor wordt ZSM weer ingelicht en krijgen zij de mogelijkheid om het verhoor door te lezen. Indien er meerdere verdachten zijn om te verhoren, kan er worden besloten om ze eerst allemaal te verhoren voordat ZSM over de straf gaat beslissen. Zodra deze verhoren afgenomen zijn, zal ZSM direct zijn straf bekend maken aan de politie. Deze straf is gebaseerd op basis van eigen onderzoek en de verklaringen van de getuigen en verdachten. Dit houdt in dat de verdachten bij het verlaten van het bureau direct weten wat voor straf ze krijgen en hoeven zij geen rechtszaken bij te wonen. Deze nieuwe manier van afhandeling van strafzaken zorgt ervoor dat de straf effectiever is, de dader sneller weet waar hij aan toe is, de maatschappij zich veiliger voelt en het kost bovendien veel minder tijd en geld. Er bestaat uiteraard wel een mogelijkheid voor de verdachte om in beroep te gaan tegen de beslissing van de Officier van Justitie dan wel de straf die is opgelegd.

Deze snelle afhandeling kan alleen in eenvoudige zaken worden gedaan, zoals cyberpesten. Wanneer het zwaardere of ingewikkelder zaken zijn zal ZSM besluiten om aan de jongere een dagvaarding uit te reiken zodat hij zich moet verantwoorden tegenover de kinderrechter. Dit komt echter niet vaak voor bij zaken over cyberpesten.

Er wordt namelijk meestal een HALT traject opgelegd aan de jongere. Artikel 77 e van het Wetboek van Strafrecht laat de wettelijke bepaling van de HALT straf zien. De jongere kan in aanmerking komen voor een HALT traject wanneer hij tussen de twaalf en achttien jaar oud is en een strafbaar feit heeft gepleegd. Dit moeten lichte vergrijpen zijn, bijvoorbeeld zoals beschreven in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn een aantal specifieke artikelen genoemd wanneer de jongere naar HALT mag worden doorverwezen, zie bijlage 5. De schadebedragen die door zijn toedoen zijn aangebracht mogen niet hoger zijn dan €900 per persoon of €4500 per zaak. Daarnaast moet de jongere de zaak hebben bekend en heeft hij niet vaker een afdoening via HALT gehad (hier kan overigens van worden afgeweken door de Officier van Justitie). Tenslotte moeten de jongere en zijn ouders instemmen met de doorverwijzing naar HALT.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze casus laat exact zien waar deze studie over gaat: de beslissing die frontlijnwerkers in sociale teams nemen om een cliënt door te verwijzen naar een tweedelijnsorganisatie

Het kan dus zijn dat de gemoedstoestand bij de beoordeling van mensen uit de omgeving (bijvoorbeeld de schattingen die van een andere persoon op basis van het eerste indruk

Maar het is ook een zeer duidelijk beeld, van hoe de geestelijke Joden, Gods verkoren volk, Zijn wonden gaan bewenen, wanneer hen door de gerechtigheid van Christus hun zonden

De  getuigen  moeten  enkel  aanwezig  zijn  bij  het  opstellen  van  de  wilsverklaring,  om  te  beamen  dat  deze  wilsverklaring  uit  vrije  wil 

Het komt er dus op neer om de inschatting of reanimatie nog zinvol is, beter te maken, zegt Patrick Druwé, intensivist in het UZ Gent en hoofdonderzoeker van de studie.. Hij roept

De vraag naar een wetswijziging of een nieuwe wet wordt volgens Schnabel

De dader komt in een uitspraak van rechtbank Maastricht van 1-8-2007 wel weg met het gevaar dat de autobrand had kunnen geven, maar het brandstichtingsgevaar voor de bomen noemt

Aan de klanten zijn vragen gesteld over potentiële signalen van gedwongen prostitutie, in hoeverre de klant zich verantwoordelijk voelt voor het melden daarvan, en wat het oordeel