• No results found

Een vissersrealiteit : een etnografische analyse van de realiteit van de visser in het Noordzeegebied

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een vissersrealiteit : een etnografische analyse van de realiteit van de visser in het Noordzeegebied"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EEN VISSERSREALITEIT

Een etnografische analyse van de

realiteit van de visser

in het Noordzeegebied

(2)

Een vissersontologie

Een etnografische analyse van de realiteit van de visser in het Noordzeegebied

Auteur: Anne de Jong (anne.dejong3@uva.nl, 10898905)

Coördinatoren: Andres Verzijl, Arjen Zegwaard

Bachelor-scriptie; Juni, 2018

Sociale Geografie en Planologie, Universiteit van Amsterdam

(3)

Inhoudsopgave Paginanummer: 1. Introductie 3 Onderzoeksvraag 4 Structuur scriptie 4 2. Theoretisch kader 6

3. Methode en ethische verantwoording 8

Etnografisch onderzoek en participatie 8

Selectie 9

Ethiek 9

4. Empirische dataverzameling 11

4.1 Europese wetgeving en Nederlandse ontwikkelingsplannen 11

4. 2 Vissers 15

4. 2. 1. Een week op zee 15

Vis halen 15

Taakverdeling aan boord 16

Beoordeling van vis 16

Pulstuig en handel in quota 18

Marktvraag 19

Navigeren 20

Netten repareren 22

4. 2. 2. Elementen uit een vissersrealiteit 23

I. Vissersberoep en identificatie 23

II. Concurrentie en spel 25

III. Kennis van de zee 25

Vissersbekwaamheid 26

Navigeren naar de visgronden 26

Het kaart experiment 27

Navigatie en technologische ontwikkeling 29

Viskennis 29

IIII. Een goede visser draagt zorg voor de zee 30

4. 3. Invloed van wetgeving in de vissers’ realiteit 32

Monitoring & Controle 34

Gebruik van termen en reacties op regelgeving 34

Vrijheid & Bedrijfsopvolging 35

Een onbegrepen dynamiek in een maakbare Noordzee 36

5. Discussie 37 Conclusie 38 Kritische beschouwing 41 Nawoord 42 Literatuur 43

(4)

1. Introductie

Binnen aanwakkerende internationale debatten omtrent klimaatverandering, bestaat er geen uniforme overtuiging en te hanteren methode voor het reageren op verandering in klimaat en milieu (Adger, et al., 2009). Deze uiteenlopende overtuigingen kunnen deels worden verklaard vanuit de ruimtelijk

gedifferentieerde positie van mensen: de natuurlijke omgeving is overal ter wereld anders, maar is bepalend voor de kennis en erkenning van klimaatverandering (Adger et al., 2009).

Klimaatveranderingsproblematiek wordt in het huidige bestuur besproken en ontworpen op internationaal schaalniveau, waarin beleid is vormgegeven voor milieuhandhaving op lokaal niveau

(Adger et al., 2009). Het blijkt echter niet zelden dat deze beleidsinterventies slechts in geringe mate

aansluiten op de behoeften en overtuigingen van de lokale bevolking en die gebruik maken van ecosystemen (Adger et al., 2009; Woodgate & Redclift, 1998). Debatten omtrent klimaatverandering komen vaak tot uiting op internationale en supranationale niveaus van bestuursorganen, waarbij geringe rekening wordt gehouden met kennis en waarden van lokale bevolkingsgroepen (Adger et al., 2009). Om een beter beleid te kunnen schrijven ter bevordering van milieubehoud is het noodzakelijk een breder inzicht te krijgen in de spanning tussen het bestuur dat van bovenaf milieubeleid

implementeert en lokale groepen die over gedetailleerde kennis van hun milieu beschikken (Adger, et al., 2009; Stephenson, et al., 2017).

Een soortgelijke kwestie in tweedeling manifesteert zich in de discussie rondom de hedendaagse

Nederlandse visserij. Omdat de visserij direct gebruik maakt en afneemt van de natuur, is de sector altijd nauw verbonden geweest met het milieubeleid met betrekking tot de Noordzee. Aan het einde van de jaren ’60 werd duidelijk dat de oprukkende industrie van de jaren ervoor een te grote druk gaf op de ecosystemen en dierenbestanden in het Noordzeegebied. Het lozen van vervuild water, dat afliep vanuit de Nederlandse rivieren in zee, zorgde er onder andere voor dat de zee binnen afzienbare tijd zwaar vervuild raakte. Vanaf diezelfde periode werden het motorvermogen en de vangstcapaciteit van de Nederlandse visserskotters echter alleen maar uitgebreid. Om de resulterende overbevissing aan banden te leggen werd in 1988 een grens gesteld aan het motorvermogen en de capaciteit van het vistuig (Van der Werf, 1998). Deze saneringsregelingen hebben ertoe geleid dat de kottervloot sinds 1960 met een helft geslonken is (Van der Werf, 1998).

Door de uitbreidende kennis in klimaatproblematiek en het groeiende inzicht in adaptatie aan de noodzaak hiernaar te handelen, blijft de vissector na deze beteugeling niet uit focus van

bestuursorganen. Recente ontwikkelingsplannen in het Noordzeegebied en wijzigingen in viswetgeving zorgen voor spanning tussen overheidsinstanties en de visserij. Vanuit de eisen die gesteld zijn in het klimaatakkoord dat werd gesloten in Parijs (2015) en het Energieakkoord (2013), realiseert de

Nederlandse overheid tussen 2024 en 2030 grote windmolenparken in de Noordzee, om de doelen binnen de energietransitie te kunnen halen (Rijksoverheid, 2014). Daarnaast heeft de Europese Unie gesteld dat – om de vispopulatie te bevorderen – vanaf begin 2019 alle gevangen vis aan land moet worden gebracht (Wageningen University [1], 2018). Ten slotte is er veel commotie rondom de

zogenaamde pulstechniek (elektrisch vissen) die een groot deel van de Nederlandse kotters gebruiken. Dit, ter bevordering van het onderzoek naar elektronische vistechniek.

De veranderingen in wetgeving van de Europese Commissie hebben voor veel opschudding gezorgd binnen de Nederlandse visserijsector, omdat zij verstrekkende gevolgen hebben voor vispopulaties en de visserij (Wageningen University [1], 2018). Motieven van de Europese Unie om deze wetgeving te wijzigen, zijn de bescherming van visbestanden, de bescherming van ecosystemen, dierenwelzijn en de recente gevolgen van klimaatverandering: onderzoek wijst uit dat de temperatuur van de Noordzee reeds met twee graden is gestegen (Harvey, 2018; Rutterford et al., 2015). Lokale visserijen en vissers waren het echter niet eens met deze beslissingen: het aan land brengen van alle gevangen vis heeft volgens hen desastreuze effecten op vispopulaties, visproductie en ecosystemen op de zeebodem. Bovendien hebben alternatieven – traditionele methoden voor de elektronische puls – meer destructieve effecten op het milieu en de vis (Nederlandse Vissersbond, z.j.).

(5)

De spanning tussen overheidsinstanties (die milieubeleid voorschrijven) en lokale groepen (in dit geval de Nederlandse visserij) vormen de relevantie van dit onderzoek. In de huidige beleidsstructuur van de Europese Unie wordt vanuit een overkoepelend bestuursorgaan, bij besluitvorming rekening gehouden met ecologische en economische belangen. Erkenning voor sociale waarden binnen het

Noordzeegebied en de historische betekenis van de mariene omgeving blijkt echter vaak ontoereikend (Stephenson et. al., 2017; Woodgate & Redclift, 1998). Ondanks dat er getracht wordt de vissers te

betrekken in de besluitvorming omtrent milieubehoud in de Noordzee, lijkt er onvoldoende begrepen te worden wat lokale waarden en concepties zijn, die de vissers zelf hebben van dit gebied (Stephenson et al., 2017).

Ik veronderstel dat dit gebrek aan inzicht en begrip vanuit de Europese Unie, leidt tot het ontoereikend vormgeven van milieubeleid (Stephenson et al., 2017). Hier vanuit gaande, focus ik in dit onderzoek op de concepties die vissers hebben van de zee en natuur, om meer grip te krijgen op wat belangrijke

elementen voor hen zijn en wat de realiteit van vissers precies behelst. In mijn onderzoek gebruik ik de theorie van Anders Blok als leidraad. Blok (2009) stelt dat het begrijpen van de natuurlijke omgeving op individuele manier wordt gedaan, wat leidt tot het bestaan van meerdere “naturen”: multi-naturalism (Blok, 2009). Hij gaat ervan uit dat eenzelfde gebied op verschillende wijzen kan worden beschouwd en gewaardeerd.

In dit onderzoek richt ik mij specifiek op Nederlandse visserij die actief is in het Noordzeegebied, in zowel de Nederlands wateren als die van aangrenzende staten. Hoewel de spanning rondom de visserij (deels) voortkomt uit uiteenlopende opvattingen rondom de energietransitie en ecosysteembeheer (als resultaat van adaptatie aan klimaatverandering), stel ik in dit onderzoek klimaatverandering niet als een gegeven probleem, maar als motief. Het fungeert als een katalysator om deze analyse op te stellen. In het onderzoeken van de realiteit van de vissers, zoek ik naar de termen die zij gebruiken om deze te

beschrijven, waarmee ik afstap van het gebruik van termen uit de huidige regelgeving. Om te kunnen zien in hoeverre wetgeving de realiteit van vissers doordringt en vormgeeft, gebruik ik

beleidsinterventies als achtergrondinformatie die ik opneem in mijn analyse. Onderzoeksvragen

Om de vissersrealiteit en het begrip van de mariene omgeving inzichtelijk te maken heb ik ervoor gekozen mijn onderzoek te structuren aan de hand van de volgende onderzoeksvraag:

Kan het begrip van de realiteit van de visser een verklaring geven voor de spanning tussen vissers enerzijds en beleidsmakers anderzijds?

Om een zo een volledig mogelijk antwoord te kunnen formuleren op deze vraag, structureer ik deze scriptie verder aan de hand van de volgende drie deelvragen:

1. Hoe wordt vis gevangen?

2. Wat zijn de elementen van een vissersrealiteit? 3. Hoe penetreert wetgeving in de realiteit van de visser?

Structuur scriptie

Deze scriptie is gestructureerd volgens de onderzoeksvragen – en deelvragen die ik in de vorige sectie heb geformuleerd. Voordat ik mijn verzamelde data bespreek, geef ik in het tweede hoofdstuk een overzicht van de concepten die ik gebruik in het onderzoek naar de realiteit van vissers. In dit hoofdstuk richt ik mij op de manier waarop sociaalecologische relaties kunnen worden geduid, aan de hand van bestaande literatuur en theorieën. De kernconcepten bespreken hoe de meervoudige existentie van de natuur kan worden geduid.

(6)

In het derde hoofdstuk bespreek ik de onderzoeksmethoden waarmee ik data verzameld heb, gedurende mijn onderzoek. Hierin geef ik weer welke hoe het verzamelen van de data is verlopen en welke onderdelen goed verliepen en minder goed verliepen.

In dit hoofdstuk bespreek ik eveneens hoe mijn selectieproces van informanten is verlopen en de ethische afwegingen die moeten worden gemaakt als vereisten bij het doen van veldwerk.

Hierna volgt het kernhoofdstuk van deze thesis, waarin de data die verzameld is aan bod komt en wordt geanalyseerd. Omdat het antwoord op de gestelde onderzoeksvraag gedeeltelijk kan worden

beantwoord met de reguleringen binnen de visserij, omvat het eerste deel van dit hoofdstuk een presentatie van relevante wetgeving in de Nederlandse kottervisserij. Deze informatie wordt het einde van dit vierde hoofdstuk worden geanalyseerd aan de hand van de gegevens verzameld tijdens het veldwerk. Het tweede deel van dit hoofdstuk beslaat in de kern van het onderzoek en presenteert de data, verzameld gedurende het veldwerk.

Dit deel is onderverdeeld in drie delen, die ieder een deelvraag van het onderzoek beschouwen. De eerste sectie bespreekt hoe een vis week op zee precies verloopt en wat de belangrijkste vispraktijken zijn, aan boord van een visserskotter. De tweede sectie bespreekt wat kan worden beschouwd als de elementen die de realiteit van de visser opbouwen. Wat een realiteit is en hoe deze wordt

geïnterpreteerd en gebruikt voor het beschrijven van de ‘zienswijze’ van de visser, is eerder besproken in het theoretische kader. Deze sectie geeft antwoord op de tweede deelvraag, zoals geformuleerd in de vorige paragraaf.

De derde paragraaf beschouwd de derde deelvraag van dit onderzoek en trekt de eerste paragraaf, waarin wetgeving staat beschreven, samen met de data verzameling tijdens het veldwerk. De sectie bespreekt hoe wetgeving invloed heeft op de elementen van de realiteit van de visser. Daarna worden een aantal uitwerkingen van regelgeving geanalyseerd, die niet zijn ondergebracht in deze elementen. Ten slotte kom ik in een concluderend hoofdstuk terug op de hoofdvraag die centraal staat in het onderzoek. Ik besluit deze scriptie door te stellen dat wetgeving een verreikende invloed heeft op de realiteit die vissers hebben en hoe zij de zee (en de natuur) interpreteren en beschouwen. In een

discussiërende vorm geef ik, met het gebruik van de besproken concepten, een bevestigend antwoord op deze hoofdvraag.

(7)

2. Theoretisch kader

In deze scriptie onderzoek ik of de realiteit van de visser een verklaring kan vormen voor de spanning die ontstaat tussen overheid en vissers. Om meer grip te krijgen op wat een realiteit precies impliceert en vanuit welke factoren een realiteit van de visser kan zijn opgebouwd, begin ik mijn onderzoek met een theoretische achtergrond die handvatten geeft aan het begrijpen hiervan. In dit hoofdstuk beschouw ik verschillende theorieën die het tot stand komen van een realiteit beschrijven. Dit zijn voornamelijk onderzoeken die een soortgelijke setting in beschouwing hebben genomen. Daarnaast bespreek ik verschillende theorieën die achtergrondinformatie geven op de methode die ik gebruik tijdens het doen van veldwerk.

Anders Blok (2011) beschrijft, aan de hand van de politiek die zich vormt rondom de walvisvaart, hoe verschillende partijen de natuur anders beschouwen en waarderen. In zijn onderzoek beschrijft hij Japanse walvisvaarders die de walvis beschouwen als een ‘te doden’ dier, een visie die lijnrecht staat tegenover het standpunt van milieuorganisaties, die de walvisvangst zien als een barbaarse praktijk uit een ongeciviliseerd verleden (Blok, 2011). In deze beschouwing gaat Blok (2011) uit van de theorie van Latour, die – uitgaande van uiteenlopende concepties van het begrip natuur – het bestaan van

verschillende ‘cosmograms’ veronderstelt. Een cosmogram definieert Latour als een moreel gelegitimeerde wereld van materiële relaties en immateriële, symbolische relaties tussen mens en kosmos (Blok, 2011). Dit concept van cosmograms impliceert dat de natuur, als onderdeel van de kosmos, niet kan worden begrepen door het veronderstellen van een uniforme vorm ervan (Blok, 2011). Het trachten de natuur te vatten in een uniform existerende vorm is onmogelijk, stelt Latour. Het begrijpen van deze natuur gebeurt namelijk door uiteenlopende opvattingen, die inherent zijn aan de gedifferentieerde kenmerken van de mens zelf (Blok, 2011). Het begrijpen van de natuur verloopt via de realiteit van de mens ofwel de manier waarop de mens deze natuur duidt en interpreteert en aanneemt als

werkelijkheid (Blok, 2011). Terugkomend op het onderzoek van Blok (2011), wordt duidelijk dat er tussen de walvisvaarders uiteenlopende interpretaties bestaan van de walvisvangst en de natuur.

Uit het onderzoek van Blok wordt duidelijk dat er verschillend bestaan in de realiteit van walvisvaarders. Voor het duiden van de natuur en elementen uit de natuur bestaan er verschillende interpretaties. Deze worden door Latour beschreven als multi-naturalism, beschreven in het artikel van Blok (Blok, 2011). Milieuorganisaties pretenderen het beheren van de natuur en de walvissen, waarbij zij uitgaan van een wereld-overlappende, uniforme natuur. Latour noemt dit het mono-naturalism (Blok, 2011).

Het bestaan van multi-naturalism kan volgens Latour worden begrepen door de eerdergenoemde cosmograms, die in feite verschillende realiteiten betekent. Vanuit deze differentiatie ontstaan spanning rondom het duiden van de natuur en hoe wij, mensen, om moeten gaan met onze natuur. Blok (2011) beschrijft dit als volgt:

“In a situation of cosmopolitics, we are not simply dealing epistemologically with many cultural worldviews; instead, we are dealing ontologically with multiple natures, or better, multiple socio-natures (White 2006). Socio-natures, or ‘‘nature-cultures,’’ imply dynamically unfolding and material relations between human and nonhuman entities (Law, 2003; Latour, 2004a)” (Blok, 2011: 57).

Het beschouwen van deze dynamische relaties tussen ‘mensen en niet-menselijke entiteiten’ vormt de kern van dit onderzoek, waarbij ik inzichtelijk probeer te maken wat de relatie is van de visser met de natuur en hoe dit resulteert in de realiteit van de vissers. Deze realiteit vormt de basis van de ontologie die zij beschrijven (Blok, 2011).

Ik veronderstel dat binnen hedendaagse milieukwesties, beschreven in documenten als het Parijs-akkoord uit 2015, eveneens een uniform karakter van de natuur wordt beschreven, dat vergelijkbaar is met de beschreven zienswijze van de milieu-organisaties in Bloks (2011) onderzoek. Het veronderstellen van een uniforme existentie van de natuur gaat gepaard met een specifiek vocabulaire in deze

beleidsstukken, wat ertoe leidt dat de beschreven natuur ook enkel vanuit een uniform karakter kan worden begrepen. Dit vernauwt het begrip van mondiale differentiaties van ruimtelijke ecosystemen en

(8)

de dynamiek tussen natuur en menselijke activiteiten (Blok, 2011). In mijn onderzoek gebruik ik de theorie van Blok (2011) om inzicht te krijgen in de uiteenlopende standpunten van vissers en bestuursorganen omtrent milieubeheer.

Om meer grip te krijgen op de verscheidenheid in socio-natures en hoe dit resulteert in cosmo-politics, geeft het boek van John Law een bruikbare methode voor het onderzoeken van realiteit. Law (2004) stelt bij het beschouwen van sociaalecologische relaties een manier van onderzoeken voor waarbij wordt uitgegaan van het verschillende realiteiten (Law, 2004). Binnen de Euro-Amerikaanse metafysica wordt daarentegen juist een perspectief van een eenvoudigheid van de natuur beschreven zelfs wanneer de resultaten uit onderzoek een meervoudigheid van realiteit aantonen (Law, 2004). Volgens Law (2004) komt deze meervoudigheid van de realiteit als volgt tot stand:

“More specifically, it is the crafting, bundling, or gathering of relations in three parts: (a) whatever is in-here or present (for instance a representation or an object); (b) whatever is absent but also manifest (it can be seen, is described, is manifestly relevant to presence); and (c) whatever is absent but is Other because, while necessary to presence, it is also hidden, repressed or uninteresting. The issue, then, becomes one of imagining – or describing – possible ways of crafting method, obvious and otherwise.” (Law, 2004: 144).

Wat belangrijk is om te begrijpen uit Laws theorie, is dat hij stelt dat de relatie die de mens heeft met de natuur tot stand komt door het categoriseren van deze natuur. Deze categorisering beschrijft Law (2004) in de vorm van een driedeling, die vorm geeft aan de realiteit die de mens veronderstelt. De drie

elementen die geïnterpreteerd worden uit de natuur zijn: hetgeen wat door de mens wordt beschouwd of geïnterpreteerd vanuit de natuur en fysiek aanwezig is (present); hetgeen wat afwezig in de realiteit, maar wat wel wordt beschreven of ervaren (absent); hetgeen afwezig in de realiteit doordat het wordt genegeerd of weggedrukt (absent) (Law, 2004). Zowel Laws standpunt als de theorie van Blok sluiten aan op het gedachtegoed van Latour (Latour, 1994).

De theorie van Law (2004) beschouwt daarmee niet enkel de manier waarop een realiteit wordt opgebouwd en hoe dit leidt tot een bepaalde relatie met de natuur, maar suggereert ook een proces waarbij de mens kan kiezen voor het hanteren van een realiteit. Hier wordt de realiteit niet beschouwd als een uniform en gegeven, maar hetgeen wat wordt gekozen door de mens of een groep mensen. Dit proces wordt uitvoerig beschreven door Annemarie Mol, etnograaf en filosoof en beschreven door Law (2004). Mol stelt dat partijen kíézen voor het hanteren van een realiteit, wat leidt tot een ontologische politiek (Mol, 1999). Partijen kunnen die verkozen realiteit van de natuur representeren. Deze

representaties fungeren als achtergrond voor politieke debatten rondom milieukwesties, gelijkheid, arbeidsverdeling, et cetera (Law, 2004).

Binnen mijn onderzoek naar realiteit van vissers, veronderstel ik dat de realiteit van vissers verschilt met die van bestuursorganen. Ik stel dat de manier waarop vissersrealiteit is opgebouwd en daarmee hun begrip van de Noordzee, verschilt met de realiteit en de aansluitende vorm van de Noordzee die bestuursorganen beschrijven in de regelgeving.

Om grip te krijgen op de elementen binnen de realiteit van vissers, onderzoek ik de vissers aan de hand van Laws (2004) beschreven theorie, waarin hij veronderstelt dat praktijken invloed hebben op de interpretatie van de werkelijkheid. Het kunnen doorgronden van een meervoudige existentie van de realiteit verloopt volgens Law (2004) door middel van het onderzoeken van lokaliteiten, specificaties, denkbeelden, materiaal, ambacht en interventies tussen partijen (Law, 2004). Dit staat in tegenstelling tot het beschouwen van de sociaalecologische kwesties vanuit een uniforme realiteit (Law, 2004).

(9)

3. Methode en ethische verantwoording

Etnografisch onderzoek en participatie

Om te analyseren hoe de realiteit van vissers is opgebouwd en welke factoren hierin een belangrijke rol spelen, heb ik gekozen voor het verzamelen van data op een kwalitatieve manier. Dit lijkt de meest passende manier omdat ik zoek naar de constructies die ten grondslag liggen aan een sociaal fenomeen, namelijk de frictie die ontstaat rondom de Nederlandse visserij in het Noordzeegebied. Omdat ik mijn data grotendeels heb verzameld binnen het veldwerk dat ik heb gedaan op een visserskotter, is het onderzoek een casusstudie die ik heb gestructureerd volgens de normen van etnografisch onderzoek (Bryman, 2012). Etnografisch onderzoek impliceert dat de onderzoeker voor een langere periode

betrokken is bij de sociale setting van diegenen de hij onderzoekt (Bryman, 2012). Volgens Bryman (2012) is etnografisch onderzoek daarom onlosmakelijk verbonden aan de participerende manier van

onderzoeken. Het is gebruikelijk de periode waarin het veldwerk en onderzoek is gedaan, wordt beschreven in een verslag en analyse van deze periode, als output van het etnografisch onderzoek (Bryman, 2012). Op deze manier vormt het empirische deel van mijn scriptie het deel waar ik mijn verzamelde data presenteer.

Het data verzamelen heb ik gedaan door het afnemen van interviews, korte gesprekken, informele interviews en semigestructureerde, formele interviews. Het beschrijven en begrijpen van de realiteit van vissers is een onderwerp dat kan worden begrepen door het houden van informele gesprekken, omdat er hier gezocht kan worden naar een diepere betekenis en uitleg van deze realiteit. Het structureren van vragenlijsten zou sturing geven aan de categorieën van vissers wat betreft hun omgeving en realiteit. Daarom heb ik bewust niet gekozen voor een dergelijke gestructureerde manier van vragen stellen (Bryman, 2012). Mijn verzamelde data zijn grotendeels afkomstig uit korte, informele gesprekken met de vissers, waarin vispraktijken en hun zienswijze werden besproken. De meeste formele interviews waren met belangrijke respondenten, zoals de directeur van VisNed en Marloes Kraan, antropoloog bij Imares, het onderzoeksinstituut van Wageningen Universiteit. Omdat ik van hen meer context-informatie wilde krijgen, die mij zou helpen bij het begrijpen van de vissers, heb ik ervoor gekozen deze gesprekken wel meer te structureren, zodat ik het gesprek meer kon sturen. Om inzicht te krijgen in de vispraktijken en om de beschrijvingen die vissers geven beter te begrijpen, heb ik een veldonderzoek gedaan in een week in mei 2018, op een Nederlandse visserskotter. De kotter is veel actief nabij de Engelse zuidkust.

Gedurende het veldwerk heb ik met zoveel mogelijk handelingen en praktijken meegedaan (het binnenhalen, het sorteren en verwerken van de vis) om hiervan een zo een compleet mogelijk beeld te krijgen. Tijdens de praktijken rondom het binnenbrengen en het verwerken van de vis gaven de vissers uitleg over de vissoorten en hoe de vis moest worden verwerkt.

Gedurende deze korte gesprekken vertelden ze over de handelingen, wat ze deden, hoe ze dit deden en waarom dit noodzakelijk was. Op deze momenten was ik niet in de gelegenheid om aantekeningen te maken, vanwege het strippen en alle handelingen die aan water verbonden zijn. Op basis van de theorie van John Law (2004), zoals beschreven in het voorgaande hoofdstuk, veronderstel ik dat handelingen en activiteiten van de vissers invloed hebben op het begrijpen en interpreteren van de zee, wat vormgeeft aan hun realiteit. Ik veronderstel dat het een onderdeel is van de vissersrealiteit. Van hieruit heb ik me tijdens het veldonderzoek expliciet geconcentreerd op de handelingen die de vissers verrichten en de vispraktijken aan boord, die het contact vormen tussen hen en de mariene omgeving.

Nadat de vis in het koelruim was opgeslagen, schreef ik alles wat ik mij van de gesprekken en

handelingen herinnerde, op. Op de momenten dat de vissers rust namen en de netten over de bodem werden gesleept, was ik in de gelegenheid om met de stuurman in de stuurhut te praten. Tijdens deze gesprekken was ik in staat bondige aantekeningen te maken. Deze gesprekken waren overigens meer contextgericht en meer gericht op het leven van de visser zelf, de kennis van de zee, het beschrijven van het beroep en de visbestanden, in plaats van dat er werd uitgelegd hoe de vis wordt gevangen en verwerkt.

(10)

In eerste instantie wilde ik de gesprekken aan boord opnemen met een recorder, omdat ik

veronderstelde dat ik de bewoordingen van de vissers dan beter zou kunnen opschrijven en begrijpen. Bovendien wilde ik er zeker van zijn dat ik niet onvolledige antwoorden beschreef in mijn analyse (Bryman, 2012). Het opnemen van gesprekken leidde er echter vaak toe dat de informant zich minder op zijn gemak voelde, waarop ik besloot om de gesprekken aan boord niet op te nemen. Zoals ik beschreef heb ik zoveel mogelijk aantekeningen proberen te maken en beeldmateriaal te verzamelen.

Tijdens gesprekken waarin ik wilde vragen naar de waardering van de natuur, of wilde zien hoe die mannen hun mariene omgeving beschouwden, begon ik de gesprekken met een meer formele vraag. Naarmate de week vorderde, verkleinde de afstand tussen mij en de vissers en werd de bemanning meer vertrouwd met mijn aanwezigheid. De gesprekken voelden daarom steeds meer als gemakkelijk aan. Daardoor was ik steeds beter in staat om de gesprekken te sturen naar het onderwerp waarin ik geïnteresseerd was voor mijn onderzoek. Door meer formele interviews af te nemen voorafgaand aan het veldonderzoek aan boord van de kotter, wist ik waar vissers over praatten wanneer ze

beleidsinterventies bespraken of wanneer regelgeving verweven raakte met hun beschrijvingen van de zee, de natuur en hun beroep. Naast het voeren van gesprekken en het participeren bij de vispraktijken aan boord, heb ik de vissers geobserveerd. Door soms niet mee te helpen met het werk aan dek of mij te mengen in gesprekken tussen vissers, probeerde ik te duiden of er een verschil in gedrag of handelingen was tijdens mijn afwezigheid. Bovendien kon ik door de observaties een goed overzicht krijgen van alle handelingen die gebeuren aan dek. Tijdens de week nam ik foto's van de visserijpraktijken en de handelingen die werden gedaan op- en onderdeks.

Het doorgronden van beleidsinterventies en de manier waarop bestuursorganen invloed uitoefenen op het Noordzeegebied, heb ik opgedaan vanuit een literatuuranalyse. Op deze manier vormt het

onderzoek een triangulatie, wat inhoudt dat er verschillende gegevensbronnen worden gebruikt om een sociaal fenomeen te verklaren (Bryman, 2012). Dit heeft zowel betrekking op het theoretisch kader, waarin ik meerdere theorieën gebruik voor het inkaderen van mijn analyse, als mijn dataverzameling. Hierin raadpleeg ik enerzijds beleidsstukken voor het verduidelijken van recente overheidsinterventies in de visserij en anderzijds de vissers, waarbij ik gebruik maak van een etnografische en participerende manier van onderzoek.

Selectie

In eerste instantie leek het niet gemakkelijk om toegang te krijgen tot de visserijsector en om in contact te komen met de vissers. Omdat via Twitter veel reacties worden gegeven op actuele kwesties binnen de politiek, besloot ik om hierop te kijken. Het bleek dat via dit medium veel vissers een mening plaatsen, als reactie op de recente regulaties die worden doorgevoerd vanuit de Europese Unie omtrent de elektronische visserij, de discards-regeling en de aanlandplicht. Ik besloot op een aantal van deze berichten te reageren, waardoor ik snel in contact kwam met vissers. Door middel van het proces dat ook wel snowball sampling wordt genoemd, had ik binnen afzienbare tijd veel contacten met vissers uit verschillende visregio’s. Snowball sampling wordt door Bryman (2012) beschreven als een

selectietechniek waarbij de geselecteerde informanten die relevant voor het onderzoek ook andere informanten voordragen die kenmerken hebben die relevant zijn voor dat onderzoek (Bryman, 2012). Op dezelfde manier kwam ik ook in contact met sleutelfiguren binnen de visserijwereld, onder meer de directeur van VisNed en een antropoloog, waar ik selectief naar op zoek was. Het eerste contact met de vissers en schippers ging door te communiceren via WhatsApp, wat het contact met de vissers

informeler maakte. Sommige vissers stuurden foto's van het werk op zee en artikelen over regulatie omtrent de pulsvisserij. Dit was een eerste indicatie van hoe de visser zijn natuur en het mariene milieu categoriseert.

Ethiek

Onlosmakelijk verbonden aan het doen van veldwerk, en een belangrijk onderdeel van het onderzoek, zijn de ethiek en ethische kwesties. Bij de methoden die ik heb gebruikt tijdens mijn veldwerk is het van

(11)

belang om een aantal voorwaarden in acht te nemen. Omdat ik gedurende mijn onderzoek in direct contact ben met de personen die centraal staan in mijn onderzoek, is het noodzakelijk rekening te houden met ‘voluntary informed consent’ (Bryman, 2012). Dit houdt in dat de informanten zich ervan bewust zijn dat ik onderzoek doe voor de universiteit en dat zij deelnemen aan het onderzoek op vrijwillige basis. Daarentegen het kan voorkomen dat mensen niet precies begrijpen wat voor onderzoek er precies wordt gedaan en wat de onderzoeker tenslotte met de informatie zal doen (respondent validation). Deze normen neem ik in acht door mijn scriptie inzichtelijk te maken voor mijn informanten.

Bij het doen van sociaal onderzoek is het noodzakelijk dat de onderzoeker aandacht heeft voor de betrouwbaarheid van het onderzoek. Dit impliceert dat, wanneer het onderzoek opnieuw zou worden gedaan, het dezelfde uitkomsten zou moeten genereren (Bryman, 2012). Bij het doen van kwalitatief onderzoek is dat echter moeilijk, gezien het feit dat de sociale setting zowel tijd- als plaatsgebonden is. Een exact identieke setting opnieuw creëren is onmogelijk (Bryman, 2012). Om dit optimaal te kunnen waarborgen, heb ik geprobeerd mijn onderzoek zo inzichtelijk mogelijk te structureren en formuleren, om te verzekeren dat het onderzoek opnieuw zou kunnen worden uitgevoerd.

Daarnaast moet er rekening gehouden worden met de validiteit van het onderzoek, wat betekent dat de observaties en bevindingen die zijn gedaan, in overeenstemming zijn met de theoretische ideeën die de onderzoeker hieraan verbindt (Bryman, 2012). Bryman (2012) stelt dat juist etnografisch onderzoek de validiteit goed kan waarborgen, omdat de lange periode van participatie van de onderzoeker hem in staat stelt deze observaties en zijn ideeën te verifiëren (Bryman, 2012).

Tenslotte is het van belang dat de conclusies die de onderzoeker trekt over de sociale setting een afspiegeling vormen van hetgeen wat er in de werkelijkheid plaatsvindt (Bryman, 2012). Om ervoor te zorgen dat ik de uitspraken van de vissers juist interpreteer en begrijp, verifieer ik tijdens de gesprekken of ik de antwoorden van mijn informant juist heb begrepen.

Ik gebruikte een kwalitatieve manier van gegevensverzameling, waarbij ik volledig deelnam aan mijn onderzochte ruimte. Door mee te werken bij het strippen en verwerken van de vissen, moet ik erkennen dat mijn bestaan en deelname als onderzoeker mijn informanten en de onderzoeksruimte hebben beïnvloed. Het zich bewust zijn van mijn aanwezigheid heeft bij de vissers waarschijnlijk extreme uitspraken doen afnemen, en hen ervan weerhouden grappen te maken of hun normale manier van acteren en gedrag te vertonen.

Het comfortabeler worden, tijdens mijn veldwerk, met de vissers en – omgekeerd – van de vissers met mijn aanwezigheid, maakte gesprekken steeds informeler waardoor ik op zoek kon gaan naar hun beschrijving van de natuur en van hun mariene omgeving. Ik was op de hoogte van de recente negatieve nieuwspublicaties en het belemmerende effect van de wetgeving op de visserijsector. Hier heb ik rekening mee gehouden tijdens het veldwerk, door met voorzicht over gevoelige onderwerpen te beginnen gedurende de gesprekken.

Tijdens mijn veldwerk ervoer ik dat het nemen van foto's een afstand tussen mij en de visser creëerde, omdat de bemanning zich misschien gegeneerd gevoeld had en zich ongemakkelijk voelde. Daarom probeerde ik zo veel mogelijk onopgemerkt te blijven bij het maken van foto's.

Omdat de Nederlandse visserijsector momenteel onder de aandacht wordt gebracht in de media en de visserij in het verleden niet altijd positief werd verbeeld door nieuwsverslagen, waren een aantal rederijen terughoudend met het instemmen voor mijn veldonderzoek. Vissers die wel instemden met het participeren in mijn onderzoek, waren veelal actief binnen het EMK, een activistengroep van vissers. Op deze manier zijn mijn gegevens politiek gekleurd, omdat minder politiek betrokken vissers en rederijen niet zijn opgenomen in het onderzoek. Bovendien blijkt er ruimtelijke differentiatie tussen vissers binnen de Nederlandse visserijsector vanuit de manier waarop de visser andere visserijgebieden beschreven. De verzamelde gegevens in deze analyse zijn daarom een weerspiegeling van één

vissershaven en zelfs één vissersschip, omdat opvattingen van vissers verschillend kunnen zijn in elke andere omgeving en plaats, waar andere invloeden ingrijpen in hun ontologie van het mariene milieu.

(12)

4. Empirische dataverzameling

De frictie tussen standpunten van de overheid enerzijds en vissers anderzijds vormen de relevantie van dit onderzoek. Om inzicht te krijgen in hoeverre beleidsingrepen en acties vanuit de overheid effect hebben op de realiteit van vissers, is het belangrijk duidelijk voor ogen te hebben welke essentiële wetgeving en regels van belang zijn voor de visserij. Alle wetgeving heeft uitsluitend betrekking op het Noordzeegebied.

Dit hoofdstuk richt zich daarom in de eerste paragraaf eerst op de internationale afspraken die door de Europese Unie zijn gemaakt, die betrekking hebben op milieubeheer en klimaatadaptatie binnen Europa. Vervolgens bespreekt het hoofdstuk hoe deze afspraken, wetgeving en beleidsplannen

structureren binnen de Nederlandse grenzen, met betrekking tot de visserij. Daarna gaat het hoofdstuk over op het bespreken van het kwalitatieve (etnografische) deel van dit onderzoek, waarin wordt gezocht naar de realiteit van de vissers ten aanzien van de natuur en de mariene omgeving. Hierbij wordt eerst de verzamelde data besproken in paragraaf 4. 2. 1, gevolgd door de veronderstelde elementen binnen een vissersrealiteit in paragraaf 4. 2. 2.

4. 1 Europese afspraken en Nederlandse wetgeving

De overheidsinterventies die samen de Nederlandse visserij beïnvloeden, hebben een verschillende oorsprong. Het debat rondom windenergiegebieden die zijn aangewezen in de Noordzee komt voort uit de klimaatdoelstellingen vanuit verschillende overheidsapparaten. De aanlandplicht en de discussie rondom de pulstechniek kent zijn oorsprong in politieke dialogen tussen Franse, Engelse en

Nederlandse vissers. In deze paragraaf zal ik deze beide haarden bespreken. In deze sectie beschrijf ik enkel beleidsinterventies die invloed hebben op de Nederlandse kottervissers en de beschrijvingen die zij geven van hun realiteit.

Doelstellingen voor windenergie

Verschillende klimaatdoelstellingen die zijn vastgelegd, zijn bepalend voor het huidige debat binnen de Nederlandse visserij. Het investeren in duurzame energiebronnen om het opwarmen van de aarde tegen te gaan is hierbij de kern. Dit vertaalt zich in grote investeringen voor opschaling van windenergie. In 2015 werd het Klimaatakkoord in Parijs gesloten, waarbij 195 landen afspraken dat de opwarming van de aarde onder een grens van twee graden Celsius moet worden gehouden in vergelijking met het pre-industriële tijdperk. Dit vertaalt zich eveneens in energiedoelstellingen, waarbij moet worden overgegaan op hernieuwbare energiebronnen en CO2-uitstoot zoveel mogelijk moet worden

gereduceerd. De internationale afspraken die zijn gemaakt, dringen door tot de klimaatdoelen van de Europese Unie. Nederland loopt ver achter als het om verduurzaming gaat en moet, in het kader van Europese wetgeving, in 2020 veertien procent van haar energie uit duurzame energie halen

(Rijksoverheid, 2014).

Binnen de Nederlandse grenzen is in 2013 het Energieakkoord voor duurzame groei gesloten, waarin de overheid, NGO’s en energiebedrijven hebben afgesproken dat in 2023 een opschaling van windenergie op zee naar 4450 MW zal worden gerealiseerd. Binnen vier jaar na de subsidiebeschikking moet ieder windpark operationeel zijn (SER, 2013).

Om daarnaast aan de eisen van het Parijs-akkoord te voldoen, wil de Nederlandse overheid tussen 2024 en 2030 drie windmolenparken realiseren in de Noordzee. De plannen hiervoor staan beschreven in de Energieagenda. Het is duidelijk hoeveel windturbines er gerealiseerd moeten worden, maar nog onduidelijk om welke locaties het gaat. Al deze ontwikkelingen van windenergie op zee vallen binnen de context van de bredere transitie naar duurzame energievoorziening in 2050. De

ontwikkelingsplannen hebben als kerndoel de Noordzee te veranderen tot energiebron (Wiebes, 2018). Desalniettemin wordt er binnen ontwikkelingsplannen opgemerkt dat er onderzoeken worden gestart naar cultuurhistorische waarden op zee en wordt er aandacht besteedt aan belangen van andere gebruikers van de Noordzee, waaronder de visserij:

(13)

“De bouw van windparken op zee voor de routekaart 2030 beperkt de mogelijkheden voor de

sleepnetvisserij, indien de windparken gesloten blijven voor deze vorm van visserij. De belangrijkste knelpunten ontstaan in de zuidelijke Noordzee, waar de aangewezen windenergiegebieden zich bevinden. Het kabinet heeft hier oog voor en zal samen met de visserijsector en de windenergiesector de komende tijd overleg voeren om tot afspraken te komen. Daarnaast komt het kabinet de visserij in de routekaart windenergie op zee 2030 nu al tegemoet door niet alle al aangewezen windenergiegebieden (geheel) te benutten, waardoor er meer vrije ruimte overblijft om te vissen” (Wiebes, 2018: 5).

De overheid stelt dat er eveneens ook kansen zijn voor andere vormen van visserij mogelijk worden in windparken, zoals passieve vistuigen en aquacultuur (zeewier- en mosselteelt) (Wiebes, 2018).

Kaart 1 (links): ‘Interactieve kaart windenergie op zee’ (Bron: Noordzeeloket [3], 2017). Kaart 2 (rechts): Beschermde gebieden in de Noordzee waarin niet gevist mag worden (Bron: Noordzeeloket [4], z.j.).

Beschermde en afgesloten gebieden

Het Noordzeegebied is opgedeeld en gestructureerd in verschillende beschermde en afgesloten gebieden, waarin regels de scheepvaart en andere activiteiten reguleren. Beschermde gebieden zijn vastgesteld volgens de richtlijnen uit Natura 2000, en maken deel uit van een Europees netwerk van natuurgebieden waarin bijzondere flora en fauna voorkomen (Noordzeeloket [1], z.j.).

De gebieden worden door de Nederlandse overheid voorgesteld aan de Europese commissie. Bij

goedkeuring voor de gebieden wordt er met betrokken partijen die ook actief zijn in het Noordzeegebied besproken waar de gebieden precies komen (Noordzeeloket [1], z.j.).

De Nederlandse overheid noemt de visserij als één van de belanghebbende partijen (Noordzeeloket [1], z.j.). Er zijn vijf gebieden in het Noordzeegebied, op basis van de richtlijnen die hiertoe zijn gesteld, te zien in Kaart 2, pagina 2. Het implementeren van de windparken in de Noordzee zorgt ervoor dat deze gebieden beperkt mogen worden doorgevaren en in worden gevist. Iedere kuststaat heeft een 12-mijlszone, waarin vissers van andere staten niet mogen vissen (Juridische zones en grenzen op de Noordzee 2015 (Noordzeeloket [2], z.j.). Er moet dus rekening gehouden worden met de grenzen van staten aangrenzend aan het Noordzeegebied. Er is een minimale afstand van 500 meter vastgesteld die

(14)

moet worden aangehouden van boorplatforms en andere objecten voor industriële doeleinden (Stichting Waterrecreatie Nederland, 2017). Daarnaast mogen shipping lanes (de routes voor grote scheepvaart over de Noordzee) enkel haaks worden overgestoken (Stichting Waterrecreatie Nederland, 2017). Los van verboden gebieden om door te varen, moet er op de Noordzee rekening worden gehouden met zandbanken en ondiepten, ter voorkoming van vastlopen.

Aanlandplicht

Niet enkel windenergieplannen leiden tot het doen ontvlammen van het debat rondom de Nederlandse visserij, ook de recente wetgeving rondom bijvangst vormt een bron van wrijving. De Universiteit van Wageningen geeft een heldere uitleg over de kwestie van bijvangsten. De vissers vangen niet enkel de vissen waarop hun netten en vistuig zijn ingericht (maatse vis1) maar ook andere vissoorten,

ondermaatse vis2 en dieren zoals zeesterren en schelpdieren. Een deel van deze ‘bijvangst’ wordt meegenomen en kan worden verkocht op de markt. Dit wordt ‘discards’ genoemd (Wageningen University [1], 2018).

Eveneens is er ongewenste discards, namelijk de ondermaatse vis, die terug in zee gegooid moet worden, zodat de dieren verder kunnen groeien om de voortplanting in stand te houden. De wetgeving binnen de visserij en de vraag vanuit de markt bepalen hoe er met de discards kan worden omgegaan. Er zijn verschillende redenen waarom bijvangst wordt teruggegooid in zee: de (bij-)vangst heeft te weinig waarde, de vangst heeft beschadigingen, ondermaatse vis mag niet worden aangeland. Doordat grotere vissen meer opbrengen op de markt kunnen vissers kleinere vissen (maatse vis) overboord gooien, doordat ze een hogere prijs prefereren. Dit valt onder high-grading en is verboden (Wageningen University [1], 2018).

De visser probeert zo selectief mogelijk te vissen door allerlei factoren erop toe te snijden dat hij zoveel mogelijk de vis vangt die hij beoogt. Vistechniek- en methode, doelsoort, seizoen,

weersomstandigheden, visgebied, koersbepaling en maaswijdte zijn factoren die hij kan aanpassen om zo selectief mogelijk te zijn. Deze aanpassingsmogelijkheden om de selectiviteit te bevorderen, worden echter ook bepaald door de markt en regelgeving.

Door de Europese Commissie wordt tussen 1 januari 2016 en 1 januari 2019 de aanlandingsplicht gefaseerd ingevoerd voor demersale visserij. Dit geldt voor de Nederlandse platvisvissers met

betrekking tot schol en tong (platvis onderscheid zich van demersale rondvis doordat het uitsluitend op de bodem leeft) (Stichting Sectorraad Visserij, z.j.). Alle andere bijvangsten moeten, net zoals voorheen, overboord. De EU beoogt met de plicht dat de gequoteerde gecommercialiseerde soorten niet meer overboord worden gegooid vanuit commercieel oogpunt, en wil dat de visserij innoveert in het

selectiever maken van de vistechniek. De EU verwacht dat dit leidt tot een vermindering in ecologische impact, het selectiever maken van de visserij en het verbeteren van visbestanden, om uiteindelijk toe te werken naar een gezonde en rendabele visserij (Wageningen University [1], 2018). Het effect van de aanlandplicht wordt in lopende onderzoeken in kaart gebracht.

Pulstechniek

Een derde en laatste punt waarover veel commotie ontstaat binnen de Nederlandse visserij is het debat rondom het gebruik van de pulstechniek. Het pulstuig maakt gebruik van zwakke stroompulsen die ervoor zorgen dat bodemvissen opschrikken en de visnetten inzwemmen. De pulstechniek verschilt ten opzichte van de traditionele boomkortechniek, waarbij de vissen opgewekt worden door ratelende kettingen die over de bodem slepen (Nederlandse Vissersbond, z.j.) De Nederlandse vissersvloot beschikt over vierentachtig kotters met een ontheffing van het Europese verbod op elektrisch vissen (Nederlandse Vissersbond, z.j.). Sinds 2006 heeft iedere Europese lidstaat een ontheffing op dit verbod voor 5% van de visvloot. Binnen de Nederlandse visserij zijn dit tweeëntwintig kotters. Ter stimulering

1 Maatse vis: de vis heeft de minimaal gestelde lengte die de vis moet hebben om aangeland te mogen worden en verkocht.

2 Ondermaatse vis: de vis is kleiner dan de minimaal gestelde lengte die de vis moet hebben om aangeland te mogen worden en moet

(15)

van wetenschappelijk onderzoek zijn er in 2010 voor de Nederlandse vloot nog eens tweeëntwintig ontheffingen uitgegeven door de Europese Unie. Ten slotte zijn er nog drieënveertig ontheffingen vrijgegeven aan de Nederlandse vloot, om onderzoek naar ongewenste bijvangst te bevorderen dat gericht is op de aanlandingsplicht. Deze laatste uitbreiding is enkel door de Nederlandse overheid ‘goedgekeurd’ maar niet door het gehele Europese Commissie geaccordeerd.

Vijfenzeventig kotters zijn ingericht op het vangen van tong en schol, negen kotters gebruiken de pulstechniek voor het vangen van Noordzeegarnalen (Nederlandse Vissersbond, z.j.).

Vanuit de aanleiding om deze extra ontheffingen te verlenen, wordt er veel onderzoek gedaan naar de vangsten en de vistechnieken. Gunstige resultaten staan echter tegenover een consternatie tussen de Noordzeevissers. Franse vissers stellen dat hun kustgebied wordt leeggevist door de Nederlandse pulskotters. Mede doordat de Franse lobby een sterke stem had binnen het Europees Parlement, stemde in januari 2018 de meerderheid van het Parlement voor een totaalverbod van het pulstuig binnen Europa (Spekschor, 2018). Deze uitkomst is in onderhandeling tussen de Europese Commissie (voor de pulstechniek), de Raad van Ministers (voor de 5% ontheffingen per lidstaat) en de het Europees Parlement (Nederlandse Vissersbond, z.j.).

Visquotum

Door de Europese Unie wordt ieder jaar voor een groot aantal vissoorten de totale toegestane vangst vastgesteld (Total Allowable Catch). Dit is de totale hoeveelheid vis die er in het jaar gevangen mag worden en worden aangeland, om overbevissing te voorkomen. Biologen geven de Europese Commissie adviezen omtrent de TAC, die wordt vastgesteld voor ieder Europees visgebied. De visquota worden verdeeld tussen de lidstaten die daar recht op hebben. De quota worden gebaseerd op vangsten van het afgelopen jaar, teruggooicijfers en de exportmarkt: wanneer er meer vraag is naar een vissoort kan het quotum worden verhoogd (Wageningen University [2], 2018). In de volgende sectie van de dit hoofdstuk, staat beschreven hoe de vissers beschrijven te kunnen handelen in visquota. Dit gaat als volgt: De lidstaten bepalen zelf hoe ze de quota verdelen. Er zijn lidstaten waarin visserijen vislicenties (die beperkt zijn) kopen om te mogen vissen. Met deze licentie mag het visquotum gebruikt worden. Deze licenties zijn onderling verhandelbaar. De quota zijn dus geldend voor het hele land en zijn daarom tijdsgebonden: iedere visserij die in bezit is van een licentie, mag gebruikmaken van het landelijke quotum totdat het maximum aan vangst is opgevist. In andere lidstaten, zoals in Nederland, wordt quota onderverdeeld per aandeel en per visserij. Op deze manier is het ook mogelijk visquota zelf te verhandelen en is het mogelijk dat visbedrijven en PO’s (producentenorganisaties) quota verhuren en/of verkopen (Nederlandse Vissersbond, z.j.).

In Nederland vallen de gestelde quota binnen de Visserijwet (anno 1963) die als laatste werd aangepast in 2016. Tachtig procent van het tongquotum op de Noordzee is in handen van de Nederlandse vloot (Van Dinther, 2018).

Tot behoud van de vissector zijn er een aantal organisaties in het leven geroepen die zich hard maken voor de toekomst van de Nederlandse kottervissers. De organisaties bestaan uit visserijondernemingen en vertegenwoordigers vanuit verschillende regio’s binnen de visserij die onderzoek bijstaan en de communicatie bevorderen. Op regionale schaal zijn er PO’s, die de belangen van hun visserijregio behartigen en zaken binnen de vloot faciliteren en afhandelen.

(16)

4. 2 Vissers

In deze paragraaf presenteer ik de data die ik heb verzameld gedurende mijn veldwerk aan boord van de viskotter. In de eerste sectie beschrijf ik de dynamiek op het schip, vispraktijken die verbonden zijn aan het vangen van de vis en presenteer ik de belangrijkste uitspraken die de vissers maakten gedurende de week. Om een uitspraak te kunnen doen over de realiteit van de vissers, categoriseer ik deze realiteit in een aantal elementen, beschreven in de tweede sectie van deze paragraaf. Deze sectie is geschreven in een meer analyserende vorm, waarbij ik de gevonden data, zoals gepresenteerd, probeer te duiden aan de hand van het concept van een realiteit.

4. 2. 1 Een week op zee

Om inzichtelijk te maken op welke manier ik mijn onderzoek heb gedaan en de context van mijn onderzoeksvraag bloot te leggen, geef ik in deze paragraaf een verslag van mijn veldonderzoek in een week op een visserskotter. In de paragraaf worden de belangrijke elementen besproken, die onderdeel zijn van het binnenhalen en verwerken van de vis en hoe het leven op de kotter zich afspeelt, om antwoord te geven op mijn eerste deelvraag: Hoe wordt de vis op zee gevangen? Hierop geef ik antwoord in een verhalende vorm, namelijk het verslag van alle vispraktijken aan boord.

De dataverzameling heb ik gedaan binnen een veldonderzoek op een visserskotter van de Texelse vloot, uitgerust met een pulstuig.3 Aan het begin van de week vaart het schip naar het gebied waar de hoogste visaantallen worden verwacht, in dit geval was dit ten zuidwesten van de Engelse kust – een acht uur durende oversteek. De scheepsbemanning vertrekt iedere zondagavond vanaf het eiland en blijft een week op de Noordzee, om op vrijdagochtend terug te keren.

Vis halen

Als het rinkelende geluid van het alarm gaat, komen de vissers uit hun hutten en trekken hun oranje overal en hoge laarzen aan en stappen op het dek. De netten worden door de zijbomen door middel van zware stalen kabels uit het water getrokken. Langzaam wordt de sidewing4 zichtbaar onder het

wateroppervlak. De netten met het oranje pluis5 komen langzaam uit het heldere, blauwe water. De kotter is uitgerust met dubbele broek netten, wat inhoudt dat de uiteinden in twee gescheiden netten uitlopen. Het besturen van de netten gaat volledig vanuit de stuurhut, waarbij de schipper alles aan dek nauwlettend in de gaten houdt. De bemanningsleden en de schipper zijn goed op elkaar ingespeeld. De netten worden hoog in de lucht getild en de vissen worden in de zwarte stalen containers gelost. Een paar vissen en wat zeewier steken uit de netten. Zeesterren, krabben en schelpdieren (heremietkreeften en allerlei soorten schelpen) vallen uit de netten. De containers worden gekanteld om ervoor te zorgen dat de inhoud van de netten op een loopband terecht komt die leidt naar de sorteerruimte.

Wanneer de netten zijn geleegd, worden ze op het dek neergelegd en knopen de vissers de twee uiteinden van de pijpen dicht in een rattenstaart (een lange knoop, die met één trek kan worden losgescheurd). Daarna worden de twee bomen waaraan de netten hangen omlaag gedaan, de motoren weer aangezet en de netten door de voortstuwende kracht in het water getrokken.

In de sorteerruimte komt de vis op twee loopbanden, waar de platvis uit alle zeedieren wordt gehaald en in sorteerbakken wordt gedaan. De vissen worden zo snel als mogelijk verwerkt; de vissers selecteren alle platvis en vuilnis. Daarna worden de vissen ingesneden en worden de ingewanden eruit gehaald (strippen). De vis beweegt nog na, nadat de vissers de ingewanden eruit hebben gehaald. Na het

3 De kotter behoort tot de eerste pilotschepen, om de elektrische pulstechniek te monitoren. Naast dat deze eerste lichting schepen een

veel hogere investering heeft gedaan in het tuig (voor het experimenteren ter optimalisatie van de techniek) heeft deze lichting een veel groter gebied waarin zij gebruik mogen maken van de pulstechniek dan de tweede en derde lichting schepen waarvoor ontheffingen zijn afgegeven (Nederlandse Vissersbond, z.j.).

4 Sidewing: de ‘dwarsbalk’ waaraan de elektriciteitskabels die de pulsen afgeven en de visnetten zijn bevestigd.

5 Pluis: de oranje slierten aan de netten worden van bossen plastic strengen gehaald en dienen voor het opschrikken van de vissen op de

(17)

strippen6 van de vis worden ze schoongespoeld en naar het koelruim getransporteerd, waar ze worden gewogen in containers van ongeveer veertig kg. Alle vis wordt gewogen door een volledig digitaal systeem, waardoor bijgehouden kan worden hoeveel er al in het ruim zit om te verzekeren dat er niet over het quotum heen gevist wordt.

Na het sorteren, wegen en plaatsen van de vis in ijswater, ruimen de vissers het dek, de vloer, en de sorteerruimte op en gaan ze naar hun hutten of naar de leefruimte, waar het tijd is voor eten of waar ze hun film voortzetten, om zich na vijf kwartier weer opnieuw in hun werkkleding te haasten voor de volgende ronde. De interval-ritme in de dynamiek op het schip fungeert niet als een doel op zich, maar is – zo vertelt de schipper – een optimum tussen het nemen van voldoende rust door de bemanning en het ‘vol raken’ van de netten. (Wanneer de netten vol vis zitten, slepen de netten zwaarder, wat de schipper zal opmerken doordat de kotter in vaart afneemt en meer vermogen nodig heeft). Taakverdeling aan boord

Op de kotter is in principe één schipper aanwezig, die zowel de navigatie als het controleren van de netten op zich neemt. Overige bemanningsleden verzorgen alle nodige taken aan dek en in het sorteer- en koelruim. Het navigeren naar de gronden waar de meeste vis wordt verwacht lijkt in eerste instantie probleemloos te kunnen worden afgelezen en voorspeld vanaf de aanzienlijke hoeveelheid

beeldschermen die zijn opgesteld in de stuurhut. Hier wordt de actuele staat van belangrijke factoren afgelezen en afgewogen bij het kiezen van de koers. Het sturen wordt onderling afgewisseld in een vast schema van twee uren. Iedere vierentwintig uur stuurt ieder bemanningslid tweemaal.

Beoordeling van vis

De vissers begrijpen de mariene omgeving onder meer vanuit het vangen en verwerken van vis. Om de vissers hierover vragen te stellen, waren de tijdstippen waarop de vis werd binnengehaald en verwerkt de uitgesproken momenten om direct vragen te stellen over hetgeen wat de vissers deden. Het eerste wat mij opviel was de hoeveelheid kennis die de vissers hebben over visbestanden, de plaatsen waar de dieren leven en wat voor iedere soort kenmerkend is. De vissers vertellen echter niet uit zichzelf hierover, totdat ik er expliciet naar vraag. Ik veronderstel dat alle informatie over de vissen basiskennis vormt voor de vissers, waardoor het niet direct besproken wordt, dan wel gezien wordt als iets

uitzonderlijks. Gedurende het binnenhalen en verwerken van de vis, zoals is afgebeeld in foto 1, 2, en 3 op de volgende pagina, worden kenmerken besproken.

Een veel besproken kenmerk aan de vissen is de kwaliteit ervan, en dit fungeert als maatstaf voor het sorteren. De kwaliteit van de vis is van groot belang voor de verkoop van de vis en de prijs die de vis opbrengt (de besomming) op de markt. De kwaliteit wordt gewaarborgd door het aanhouden van de juiste vismaten, de visquota en een snel verwerkingsproces, door de vissen grondig af te spoelen en snel te koelen. Het is noodzakelijk dat de vis snel ontdaan wordt van ingewanden, zodat de vis er het minst onder lijdt. Tijdens het strippen van de vis legt één van de vissers dit uit:

"Kijk, als je ze stript, snijd je een half maantje. Je moet ’m net achter de kieuwen insnijden en de darmen er in één keer uittrekken, met een ruk. Dat is de snelste manier. Dan heeft de vis er het minste last van en spoelt hij het makkelijkst schoon. Daardoor komt ’ie dus ook beter aan bij de vishandelaar! "

Daarnaast wordt er rekening gehouden met de gezondheid van de vis. Aan het begin van de week zie ik dat de vissers – mijns inziens – goede vissen terug op de band leggen. Wanneer ik vraag waarom een vis van de juiste grootte weer terug wordt gegooid, antwoord één van de vissers als volgt:

“ Kijk, wanneer de vis slap hangt, is ’ie waarschijnlijk al een tijdje dood en kunnen we dus niet

garanderen dat de vis gezond is als ’ie aan wal komt. Je kunt het trouwens ook zien als de kieuwen wit zijn, dan weet je dat de vis niet gezond is. Maar dit gebeurt niet vaak, hoor. Alleen in perioden van vorst, omdat de vissen dan te koud zijn, dan wordt dat beessie ziek! Maar dat gebeurt alleen bij tong, andere vissen krijgen geen witte kieuwen.”

(18)

Ik besluit verder te vragen over de karakteristieken van tong, terwijl ik een tong van de loopband probeer te pakken. Het dier kronkelt om mijn hand heen.

“ Tong is een hele sterke vis, veel sterker dan schol,” vertelt één van de vissers. “Hij wurmt zich in allerlei gaten omdat hij het fijn vindt om verscholen te zitten. Daarom pieken juist die tongetjes zo uit die netten, als we de netten legen!”

Foto 1 (links): De netten nemen veel ander organisch materiaal van de bodem mee, wat ervoor zorgt dat de mazen dicht gaan zitten. Het is belangrijk dat dit wordt verwijderd, om het vangen van veel ondermaatse vis te

voorkomen.

Foto 2 (midden): Zodra de vangst uit de netten is, worden de netten zo snel mogelijk terug in het water geplaatst, zodat ze voor een zolang mogelijke periode kunnen ‘vissen’. De vis wordt schoongespoeld en komt de sorteerruimte binnen via een loopband.

Foto 3 (rechts): Alles wat is opgevist vanaf de bodem gaat onder de ogen van de vissers door, terwijl zij met de handen vissen sorteren op lengte en soort (Bron: alle foto’s door de auteur, mei 2018).

Tijdens het selecteren van de vis vanaf de loopband, probeer ik te herkennen of de vissers daadwerkelijk rekening houden met wetgeving rondom discards, zoals het high-graden. Naar mijn beoordeling kijken de vissers naar iedere vis of deze maats is en marktwaardig. Het volgende gesprek illustreert mijn standpunt:

“ Nee, die kan wel hoor, die is groot genoeg!”

Ik wil een ondermaatse schol terugleggen op de loopband, maar de visserman naast mij legt de vis op het metalen meetlatje.

“Kijk maar, hij is net 27 centimeter, dus die kan mee.”

Ik vraag de visser hoe hij dat dan precies ziet, en hij wijst naar een kaartje dat bij een grote gereedschapsbak staat ingestoken.

“ Elke vis heeft een minimum maat, we gebruiken dit meetlatje omdat we zelf soms ook nog wel eens moeten kijken hoelang dat vissie is. Het minimum van tong ligt op 24 centimeter, van schol op 27.”

Tijdens gesprekken met vissers werden er vaak reacties gegeven op een vraag die ik niet gesteld had. Het leken eerder reacties op wetgeving en ontwikkelingsplannen. Bijvoorbeeld, toen ik, na het verwerken van de vis, met één van de vissers terugliep, wees hij mij op de kleine visjes die op het dek lagen, die uit de netten waren gevallen en niet in de container terecht waren gekomen – en te klein voor consumptie. De aanlandplicht, die voor de deur staat, stelt dat deze vis moet worden verzameld en aangeland, ter bevordering van exactere monitoring.

(19)

“ Kijk, deze vissies moeten we straks oppakken en meenemen. Maar ze moeten gewoon terug in zee, zodat ze kunnen groeien! Het oppakken van de vis van het dek is echter erg traag, dan hebben we nog minder rusttijd, snap je? En het maakt het werk bovendien nog zwaarder: dat is rampzalig voor je rug! Dat kan helemaal niet!” De vis wordt aan het einde van de week afgeleverd in Den Helder, in de vissershaven, bij de visafslag. De kotterbemanning vaart daarna door naar Texel, om hier de gebreken aan het schip te repareren en het schip weer vaarklaar te maken voor de volgende visweek, twee dagen later. In de vissershaven van het eiland liggen ook andere kotters afgemeerd, die bezig zijn het schip weer op orde te maken. De vader van de twee zoons die op de kotter varen komt langs om te peilen hoe de week is verlopen. Hij is de voormalige eigenaar van het bedrijf en zet zich eveneens in voor de belangen van de visserij. Tijdens een lang gesprek waarin hij veel vertelt over de visserij, beschrijft hij hoe de kenmerken van vis bepalend zijn voor de vistechniek.

“ Schol voelt veel minder de elektriciteitspulsen die door het water gaan dan tong, doordat ze minder spierweefsel hebben. Hierdoor reageert hij – ongeacht het voltage dat we op die kabels zetten – veel minder op de puls dan tong. De pulstechniek is dus het meest ideaal voor tong en daarom is het zo ideaal dat ik toen zoveel quota heb gekocht voor tong! De kabels geven ongeveer 6 Watt en dat verschilt een beetje tussen de 4 en 7 Watt.” (Wijst op een beeldschermpje waarop het wattage per sidewing staat aangegeven.)

In datzelfde gesprek vertelt hij hoe factoren in de zee de plaatsen waar de vis zich naartoe verplaatst beïnvloeden. Het valt mij op dat hij gedetailleerder over deze effecten spreekt dan zijn zoons en de rest van de bemanningsleden. Ik veronderstel dat eerdere generaties zelf meer kennis over visgronden en vis moesten onthouden en paraat moesten hebben, omdat zij geen gebruik maakten van de innovatieve monitoringssystemen die vandaag de dag worden gebruikt. Zij moesten navigeren op eigen geheugen en inzicht. Hij vertelt nauwkeurig over hoe de vissen neerstrijken:

“ Springtij is bij nieuwe maan en volle maan. Vissen zitten bij springtij meer op de beschutte delen van de bodem, omdat er per uur veel meer water moet doorstromen dan wanneer het eerste kwartier is of laatste

kwartier. Vissen liggen aan de steile kant van de banken. Omdat er hier harder water langs stroomt, is er meer omwoelen van de bodem waardoor er meer voeding omhoog komt voor de tong en schol. We vissen dus altijd aan de steil afgesleten kant van de zandbanken. Het getij, de maanstand, het seizoen, de wind, de stroom, de lucht- en watertemperatuur, het moment in het jaar – het begin of het einde van het seizoen: het heeft allemaal invloed op de plaats waar de vis zich bevindt. In de winter komt de schol terug naar warmere gebieden – naar het zuiden – om hier te paaien. Het Waddenzeegebied is veel minder visrijk geworden. De Doggersbank komt vol te staan met windturbines.”

Pulstuig en handel in quota

Het gebruik van de pulstechniek is belangrijk voor de navigatie naar visrijke gebieden omdat ze rekening moeten houden met de diepgang en het type bodem waarover de sidewings gesleept worden. Het is een veelbesproken onderwerp van de vissers. Vergeleken met het tuig met de boomkor, graaft het elektrische tuig veel minder in de bodem, waardoor er veel minder brandstof wordt verbruikt (bijna de helft, leggen de vissers uit). De hoge investeringen betalen zich dus in de loop der tijd terug. De puls werd bedacht binnen de Texelse kottervloot en werd verder ontwikkeld in samenwerking met Deltares en de kotter waar ik het veldonderzoek deed. De schipper legt uit dat het systeem in de eerste drie jaar van het gebruik nog vol kinderziekten zat, wat – naast de startinvestering van veertigduizend euro – nog eens dit bedrag kostte aan het verhelpen van gebreken en innoveren tot een zo energiezuinig mogelijke vistechniek. De nieuwe techniek moest bovendien worden afgestemd op de gestelde regelgeving en quota, en er zijn nieuwe regels verbonden aan de pulsvisserij:

“Boven de 51e en onder de 55e breedtegraad mag er met de puls worden gevist. Dit wordt gedoogd, door een ontheffing vanuit de Nederlandse overheid. Binnen Engelse wateren – tot twaalf mijl uit de kust – mag er niet worden gevist. Daarnaast zijn er afgesloten gebieden waar ook niet mag worden gevist. Het is ons niet duidelijk waarom de Engelse vissers daar zelf niet varen, want er zou hier heel goed veel platvis kunnen liggen. Voor de monding van de rivier liggen Engelse vissertjes … die geven we dan wat ruimte, om daar zelf te vissen. Maar goed, dat staat dan los van die puls.”

(20)

De vissers spreken met lof over het gebruik van de nieuwe techniek. Doordat het bedrijf veel quota voor tong heeft gekocht in de periode dat er veel tongquota tussen visserijen werden verhandeld, lijkt het alsof het visbedrijf in een soort optimum functioneert: ze maken gebruik van de meest efficiënte vistechniek voor tong en hebben de rechten om hier zeer veel van binnen te halen.

De gestelde quota op visbestanden bepalen hoeveel de vissers mogen vissen, en de hoeveelheid beschermde gebieden bepaalt welke visgebieden er overblijven voor de vissers. Omdat het de praktijk zo beïnvloedt, heeft dit ook direct effect op de termen die de vissers gebruiken om de gang van zaken aan boord te bespreken en de marine omgeving te beschrijven. Tijdens het strippen van de vis legt één van de vissers uit wat dit alles betekent voor hen als vissers.

Visser: “ Kijk, wanneer er meer van een vissoort in de zee zit, laten we zeggen, tarbot, dan is het aanbod hoger, dat betekent dat de prijs van de vis op de markt daalt maar óók quota een lagere prijs krijgen. We noemen dat trouwens de besomming, die prijs: dat wat de vis oplevert.”

Ik: “ O ja, dus er wordt niet alleen in vis gehandeld maar ook in quota, tussen de visbedrijven onderling? Visser: “ Ja, dat klopt. Je kunt het vergelijken met het handelen in groene stroom, wat vandaag de dag gebeurt tussen Europese staten. Wanneer een vissoort schaars is, is het slim om je quota te verhandelen, omdat je hier dan een hoge prijs voor kan vragen. Mijn vader heeft, toen er veel aan tongquota te koop was, hier veel quota van gekocht. Dat leek toen niet verstandig, maar omdat de puls de ideale techniek is voor het vangen van tong – en omdat we verwachtten dat dat wel toekomst zou hebben – zijn we maar wat blij dat we nu zoveel quota daarvoor hebben! En als je dan teveel quota hebt – wanneer er dus niet zoveel vis zit van dat quotum, dan verhuur je die. Die grote rederijen doen dat ook.”

Ik: “Ah, dus een quotum wordt niet gesteld per schip?”

Visser: “ Nee, precies, we kunnen die gestelde quota onderling kopen en verkopen. En dus ook verhuren. Omdat we zoveel quota hebben voor tong, varen we dus vooral in de gebieden waar die zitten, dus hier op de Britse banken.”

Marktvraag

Voor de vissers is het niet alleen van belang dat de vangst die wordt aangeland voldoet aan de gestelde eisen van lengte, vissoort en hoeveelheid, maar ook aansluit op de marktvraag die op dat moment van toepassing is. Wanneer een bepaalde vissoort schaars is (visbestanden van deze vissoort zijn laag), wordt de vraagprijs voor de vis op de markt hoger, wat betekent dat de besomming van de vis stijgt: de visser krijgt per kilo vissoort die hij aanlandt een hoger bedrag. Visbestanden in de zee zijn dus direct van invloed op het inkomen dat de vissers genereren uit hun vangsten. Het doorgronden van de zee, om naar de visrijke visgronden te navigeren is hieraan verbonden en is dus ook noodzakelijk voor het garanderen van voldoende inkomen van de vissers. Wanneer een vissoort schaars is, vertellen de vissers,

betekent dit dat zij des te meer besomming hebben op die vissoort. Op die manier is het daarom niet direct onverstandig om op deze vissoort te vissen, omdat het direct meer opbrengt. Daarnaast brengen bepaalde vissoorten simpelweg meer op dan andere soorten. Het visbedrijf betaalt voor een kilo tong bijvoorbeeld tien euro, maar voor een kilo schol slechts twee euro. Op deze manier bepalen de marktprijs en de vraag naar vis dus het gebied waar de vissers vissen naar een bepaalde vissoort.

Foto 4: Op papier, ingestoken bij de gereedschapsbak voor gereedschap, benodigd voor vangen van de vis, zijn de minimale voorgeschreven afmetingen weergegeven. Vissers kijken hier soms op bij het sorteren van de vis, om er zeker van te zijn dat zij juist sorteren (Bron: foto door de auteur, mei 2018).

(21)

Navigeren

Een belangrijk onderdeel van de vispraktijken aan boord, blijkt de navigatie naar de visgronden 7. Deze zijn afhankelijk van tal van factoren in de zee, die invloed uitoefenen op de visbestanden. De dynamiek van de zee bepaalt hoe de zeebodem eruitziet en wat aantrekkelijke plaatsen worden voor de platvissen. Temperatuur en seizoen zijn eveneens belangrijk voor de lokalisering van de vis. Een van de vissers legt dit uit:

“ De gronden waar we vissen zijn voornamelijk in het noordelijke deel van de Noordzee. Aan het begin van het jaar, in het voorjaar, vissen we veelal in het zuidelijke deel van de Noordzee. Wanneer het warmer wordt, naarmate we verder de zomer inschuiven, verplaatsen we ons steeds meer naar het Noorden, omdat de zee vanuit het Zuiden langzaam opwarmt. De vis verplaatst zich dan naar wat koudere gebieden. De visserij is dus in zekere zin seizoensgebonden.” Ik vraag de schipper hoe het gaat met de visserij, dit jaar.

“ De visserij is iets minder dit jaar, maar in mei en juni is dat eigenlijk altijd zo. Maar het lijkt wel alsof het seizoen dit jaar met drie weken opschuift, vergeleken met vorig jaar. Dat zal vast door de koude perioden komen van afgelopen winter. Mooi hè, de natuur? Je weet het nooit precies.”

Later legt de schipper mij uit dat, bij het ontwikkelen van het pulstuig er lang is gewisseld van maaswijdte. De ideale maaswijdte voor tong, die dus relatief klein is, zorgt ervoor dat er veel ondermaatse schol in de netten terechtkomt. Ik vraag tijdens één van de gesprekken met één van de vissers in stuurhut in hoeverre elementen van de zee een rol spelen bij het navigeren en de plaatsen waar de vis zich naartoe begeeft. Hij antwoordt het volgende:

Visser: “ Wind hebben we niet echt last van in onze dagelijkse activiteit. Stroming wel, je merkt dat we, bij tegenstroom, vooral de motor harder moeten laten draaien en dat we dan meer brandstof verbruiken.”

Ik: “ Er is bijvoorbeeld geen tegenstroom die je vermijdt? Dat je dan liever met de stroom mee wilt vissen of dat je met een bepaalde windrichting op andere gronden gaat liggen?” [ Er wordt voornamelijk gesproken over de effecten van natuurlijke invloed bij het vissen zelf. De visser gaat niet in op invloed op navigatie, etc. ] Heeft die technologie er dan voor gezorgd dat er met heel weinig rekening kan worden gehouden? Visser: “ Nee, je moet alleen goed kijken. Ja, en natuurlijk kan je wel op stroom vissen met tij en zo, maar met die grote schepen hoeft dat niet echt. We hebben toch grote motoren. Maar kustvissertjes, die doen dat wel. Op de stroming varen. Dus voor de stroom vissen en niet tegen de stroom in. Maar wij hebben daar geen last van.” Ik: “Maar die platvissen maakt het ook niet uit?”

Visser: “ Nee … Ja, weet jij het, weet ik het. Dat is altijd maar de vraag.” Hij kijkt op zijn horloge en loopt naar de knop om op de bel te drukken. “We moeten halen8, denk… ”

Het bevissen van de zee gebeurt uitsluitend op specifieke plekken waarbij allerlei factoren bij elkaar komen, die er samen toe leiden dat op deze plek de meeste vis wordt verwacht. Het is echter nog steeds maar deels te voorspellen waar de vis kan liggen. Bovendien lijken de vissers zich ook te oriënteren door te letten op wat er precies gevangen wordt. Op die manier wordt er eveneens een interpretatie gedaan naar het type bodem en waar de vissen zich precies zouden kunnen bevinden. De vissers zijn in staat het betreffende gebied binnen de Noordzee nauwkeurig te beschrijven:

“ Het Nederlands Continentaal Plat, hier onder de Noordzee, ligt hoger dan het oceanische plateau. Dat is de reden waarom het hier in de Noordzee relatief ondiep is. Het bodemtype is hierdoor ook anders dan in de diepzee. De Noordzee heeft een zeer voedzame bodem. Het type vissoort wordt direct bepaald door het type bodem waaruit hij zijn voedsel haalt. Iedere bodemsoort is dus gekoppeld aan vistypen die voorkomen in het water. Hier in de Noordzee is er zo een grote diversiteit aan vis en schelpdieren! In elke trek9 die we doen, komen weer andere soorten uit de netten. Zo zien we ook wat voor bodem het is! Die eieren van inktvissen die we net zagen, die zie je maar heel zelden hier … Terwijl ik nu zoveel jaren al vis, kom ik nog steeds dieren tegen die ik nog nooit gezien

7 Visgronden: de gebieden die de vissers aanduiden als ‘visrijk’, daar waar veel vis zou kunnen zitten.

8 Halen: het binnenhalen van de netten na een ‘trek’.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vraag: Er wordt in de uitzending een situatie omschreven die zich voor heeft gedaan in onze gemeente?. Kunt u bevestigen dat de omschreven situatie

Hulp bij schade in Nederland en in het buitenland U hebt recht op hulp en vergoeding van kosten als u door een schade niet meer met uw auto en/of de daaraan gekoppelde

Hulp bij schade in Nederland en in het buitenland U hebt recht op hulp en vergoeding van kosten als u door een schade niet meer met uw auto en/of de daaraan gekoppelde

Op basis van de antwoorden kunnen we niet alleen de vraag beantwoorden welke eigenschappen goede lokaal bestuurders in het algemeen bezitten, maar ook de vraag welke

heden om de eigen toegankelijkheidsstrategie te verantwoorden. Verwacht wordt dat het oplossen van deze knelpunten in combinatie met een meer ontspannen houden betreffende

opgaven van nieuwe leden en beëindiging van het lidmaatschap moeten bij de sekretaris worden gedaan en niet als bijschrift on een giro- kaart worden doorgegeven.. Er werden

Dit suggereert dat – geheel in lijn met het traditionele beeld – de betrokkenheid en het communicatief vermogen van burgemeesters en commissarissen van de Koning weliswaar

De reden voor de boven(gemiddelde) behandeltijd van deze cassatieberoepen is hiermee niet gegeven. De oorzaken voor die behandeltijd vanaf het moment van de bestreden