• No results found

De ander en ik

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De ander en ik"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

De ander en ik

Naastenliefde

Onderzoek: Identiteit Door: Nadine van Bekhoven Student nr.: 2032136

(2)

2

Voorwoord

Levensbeschouwelijke vragen hebben mij altijd al geïnteresseerd vanwege de antwoorden die mensen erop geven. Er is geen goed of fout antwoord.

In dit onderzoek vraag ik mezelf af hoe mensen met elkaar omgaan. Is het tegenwoordig nog ‘de ander en ik’? Of is het ‘Ik en dan pas de ander’? Hoe zit het met naastenliefde? Komt dat eigenlijk wel voort uit liefde of komt het voort uit egoïsme? Hoe behandel je

levenbeschouwelijke/christelijke vragen en thema’s in een klas met jonge kinderen?

Ik ga proberen een antwoord te vinden op al deze vragen door me te verdiepen in het thema ‘de ander en ik’ met als onderliggend thema ‘naastenliefde’.

Veel plezier met het lezen dit onderzoek. Nadine van Bekhoven

Even

after

all this time

the sun never says

to the Earth

“You owe me.”

Look

what happens

with a love like that.

It lights the

whole

(3)

3

Inhoud

Voorwoord ... 2

1.Inleiding ... 4

1.1 Wie ben ik als leerkracht? ... 4

1.2 Waar sta ik op het gebied van godsdienst/levensbeschouwing? ... 5

1.3 Leervragen ... 5 2. Deelvragen... 7 2.1 Ontwikkelingspsychologische invalshoek ... 7 2.2 maatschappelijke invalshoek ... 8 2.3 Levensbeschouwelijke/Christelijke invalshoek ... 9 2.4 Reflectie deelvragen ... 12 3. De lessen ... 13 3.1 Geheime vriendjes ... 13 3.2 De barmhartige Samaritaan ... 14 3.3 Regels in de klas ... 15

3.4 Maak een wens ... 16

3.5 Een tekening over het verhaal ... 17

4. Reflectie ... 18

(4)

4

1.Inleiding

Om erachter te komen wie ik al leerkracht ben en wat ik belangrijk vind, heb ik een mindmap gemaakt. Door die mindmap besefte ik me dat ik het heel belangrijk vind om uit te gaan van de talenten van kinderen i.p.v. hun gebreken. Ook kwam o.a. naar voren dat ik graag creatief bezig ben, dat ik soms een beetje chaotisch kan zijn, dat ik geloof in het goede van kinderen, dat ik later een fijne sfeer in mijn klas wil creëren. Die mindmap heb ik hieronder uitgewerkt.

1.1 Wie ben ik als leerkracht?

Gedrag. Wat laat ik zien qua gedrag in de klas?

Als mens en leraar ben ik positief ingesteld en daardoor ook positief ben naar de kinderen toe. Ik ben geïnteresseerd in wat de kinderen doen, wat ze te vertellen hebben en dat laat ik denk ik ook wel zien. Ik weet echter ook van mezelf dat ik soms een beetje chaotisch kan zijn en dat de kinderen dit ook zien. Ik probeer bijvoorbeeld altijd alle materialen die ik nodig heb voor een les bij elkaar te leggen zodat mijn organisatie goed verloopt. Soms vergeet ik dan iets of denk ik aan iets op het laatste moment waardoor alles heerlijk chaotisch

verloopt. Ergens vind ik dat een slecht punt van mezelf, aan de andere kant denk ik dat het wel bij me past en dat ik liever een beetje chaotisch ben dan heel netjes en georganiseerd al zou dit voor de kinderen misschien wel fijner zijn.

Mijn idealen zijn dat er een fijne sfeer is in de klas, dat mijn leerlingen zich lekker kunnen uitleven met creatieve vakken en niet alleen heel zakelijk bezig moeten zijn. Een ander ideaal is dat ik overal veel kennis van heb zodat ik altijd meer kan vertellen over een bepaald

onderwerp dan de methode zegt, ik wil kinderen op een leuke manier laten leren want kinderen moeten met plezier naar school gaan en daarbij wil ik professioneel en duidelijk zijn.

Mijn overtuigingen als leerkracht en als mens zijn dat iedereen zo zijn talent heeft, er altijd iets te leren valt, waarden en normen erg belangrijk zijn, kinderen beter kunnen leren als ze dit met plezier doen en dat alle kinderen goed worden geboren. Met dit laatste bedoel ik te zeggen dat kinderen met gedragsproblemen geholpen moeten worden omdat ze

waarschijnlijk door dingen die ze hebben meegemaakt of door de opvoeding, zijn geworden tot wie ze nu zijn. Laatst heb ik nog wel een stuk geschreven over dat sommige kinderen geboren worden met een bepaald gen waardoor ze vatbaarder zijn om agressief en

opstandig gedrag te vertonen, maar toch ben ik van mening dat ook die kinderen een goed hart hebben.

Mijn inspiratie komt van veel verschillende kanten. Zowel van films, literatuur als van de mensen om me heen. Ook het leerproces van kinderen is een inspiratiebron van mij. Niets inspireert mij meer dan zien dat een kind iets leert en tot inzichten komt door iets wat ik heb gedaan.

Het laatste kopje ontwikkeling, want er valt altijd iets te leren. Ik wil beter leren hoe ik een rijke en fijne leeromgeving kan creëren. Ik vind een rijke leeromgeving wel heel belangrijk maar ik weet niet precies hoe ik die het beste kan maken. Ook vraag ik me nog wel eens af

(5)

5

hoe ik ervoor kan zorgen om de sfeer in de klas opperbest is. Ook wil ik me verder

ontwikkelen op het verantwoorden van mijn manier van lesgeven. Kan ik eigenlijk wel alles verantwoorden wat ik doe? Ik ben van mening dat iedere leraar dit zou moeten kunnen.

1.2 Waar sta ik op het gebied van godsdienst/levensbeschouwing?

Ik vind dat godsdienst/levensbeschouwing een belangrijke rol kan spelen in een klas. Het ligt er alleen een beetje aan hoe de leerkracht hier mee omgaat. Ik weet nog wel dat ik als kind graag nadacht over levenbeschouwelijke thema’s zoals de zin van het leven, vriendschap, liefde, verdriet en dood. Ik vond het interessant om de thema’s te koppelen aan mijn eigen belevingswereld. Als er echter in de klas werd gesproken over godsdiensten, deed me dat eigenlijk weinig. Mijn vermoeden is dat de leerkracht hier een beetje ouderwets mee omging. Er werd een stuk uit de Bijbel voorgelezen en daar gingen we dan over praten en nadenken. De stukken die werden voorgelezen waren niet voor kinderen geschreven en te moeilijk om de onderliggende boodschap ervan te begrijpen.

Als ik godsdienst/levensbeschouwing in mijn klas zou geven, zou ik het interessant vinden om de thema’s en onderliggende boodschap te koppelen aan de belevingswereld van de kinderen. Hebben de kinderen wel eens iets meegemaakt wat aansluit op deze les? Wat vinden ze hiervan? Hoe kan dit thema helpen om te sfeer in de klas te bevorderen? Want uiteindelijk zijn de thema’s en normen en waarden van godsdienst vaak gekoppeld aan de normen en waarden van school.

Ik zou ervoor zorgen dat de kinderen godsdienst/levensbeschouwing leuk vinden door de lessen heel interactief te maken. Zo zou ik bijvoorbeeld een hoek in de klas maken met kerst waar de kinderen het kerstverhaal zelf kunnen uitbeelden en spelen. Ook zou ik bijvoorbeeld bepaalde Bijbelverhalen leuker maken door de namen van de kinderen te gebruiken of het verhaal uit te beelden in de klas of op het schoolplein. De kinderen vinden het superleuk om te weten te komen hoe Joseph en Maria met de ezel naar Nazareth trokken en waarom, als ze zelf maar over de bergen (klimtoestel), door het water (een emmer omgooien) of door de woestijn (zandbak) moeten trekken.

1.3 Leervragen

Nu ik bewuster best geworden van wie ik ben als leerkracht en waar is sta op het gebied van godsdienst/levensbeschouwing, ben ik ook bewuster geworden van mijn leervragen:

Hoe zorg ik ervoor dat de kinderen op hun niveau nadenken over levensbeschouwelijke vragen?

Waarom zouden mensen iets doen voor elkaar zonder er iets voor terug te krijgen? Hoe kan dit thema helpen om te sfeer in de klas te bevorderen?

Vind men goed omgaan met elkaar belangrijk in het leven?

(6)

6

Wat me vooral bezig houdt is de vraag: Hoe zorg je voor een fijne sfeer in de klas? Het gaat toch om een grote groep kinderen met verschillende achtergronden die met elkaar moeten zien samen te leven. Dat samen leven, omgaan met elkaar, lijkt vaak vanzelf te gaan. Toch is dit niet het geval. Zo maak ik regelmatig op mijn werk mee dat ik de enige ben die voor iemand anders wil invallen. Toen ik een keer vroeg of iemand voor mij wilde invallen reageerde er niemand. Ik werk al drie jaar samen met sommige collega’s en zij hadden dit niet voor mij over. Ze gingen liever zelf wat drinken of wilden maar een dag in de week werken. Gelukkig belde er uiteindelijk toch nog een collega op om mijn dienst over te nemen. Hij was de nieuweling en veel collega’s vonden hem maar niets. Het verbaasde mij ook dat hij mijn dienst over wilde nemen want hij moest al heel het weekend werken. Hij had dit voor mij over en dat deed mij zo goed. Ik vond dat zo ongelooflijk lief.

Het verwondert me dat mensen zo verschillend zijn. De één is egoïstisch terwijl de ander juist heel behulpzaam is en zichzelf voor een ander opzij zet. Het verwondert me hoe mensen met elkaar om gaan en hoe ze eigenlijk met elkaar om horen te gaan. Vind men goed omgaan met elkaar belangrijk in het leven? En hoe ga ik ervoor zorgen dat kinderen over dit onderwerp nadenken praten?

Dit bracht mij tot de volgende onderzoeksvraag:

Welke factoren dragen bij aan het goed leren omgaan met elkaar?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden ga ik eerst de volgende deelvragen onderzoeken:

Ontwikkelingspsychologische invalshoek: Hoe verloopt de sociale ontwikkeling bij mensen? Maatschappelijke invalshoek: Hoe sociaal is de maatschappij? Hoe belangrijk vinden we

het?

Levensbeschouwelijke/Christelijke invalshoek: Hoe zouden mensen met elkaar om horen te

gaan volgens de christelijke levensvisie?

Hoe belangrijk is naastenliefde in de ogen van de christelijke levensvisie en hoe belangrijk is het voor mij?

(7)

7

2. Deelvragen

2.1 Ontwikkelingspsychologische invalshoek

Hoe verloopt de sociale ontwikkeling bij mensen?

Kinderen zijn van nature egocentrisch aangelegd. Zij moeten nog leren wat een ander leuk vindt en wat niet. Ik zie dit erg vaak terug op stage bijvoorbeeld als er gedeeld moet worden of als er een compromis gesloten moet worden. Baby’s tussen de 1 en 2 jaar,

experimenteren hier al mee door te observeren hoe anderen reageren op bepaalde handelingen. Zij lokken reacties uit om hier van te leren (Feldman, 2009). Ook de

taalontwikkeling neemt in deze fase enorm toe. Dit betekent dat er nu beter begrepen kan worden wat sociaal wenselijk is en wat niet. De interesse in andere kinderen en het

spelcontact neemt toe waardoor deze fase erg belangrijk is voor de sociaal emotionele ontwikkeling(Feldman, 2009).

De eerste morele gevoelens ontwikkelen zich rond het einde van het tweede levensjaar. Dit is een belangrijke fase omdat hier ‘ik’ en ‘jij’ centraal staat (kijk op ontwikkeling 2012). Rond het 7e levensjaar ontwikkelen kinderen ‘goed’ en ‘slecht’ en krijgen ze een gevoel voor plicht en verantwoordelijkheid (kijk op ontwikkeling 2012). Ik kan me bijvoorbeeld herinneren dat ik in groep 4 een clubje oprichtte om de natuur te redden. Ook zie ik terug op mijn stage dat kinderen voor elkaar opkomen rond deze leeftijd en elkaar kunnen troosten. Deze

ontwikkeling kan natuurlijk van alle kanten worden beïnvloed. Volgens Albert Bandura (1977) wordt het gedrag van mensen beïnvloed door gedrag wat ze zien van anderen. Vooral als dit gedrag beloond wordt of als ze het zien van een rolmodel (Feldman, 2009). De

opvoeders van een kind spelen hierin dus een erg grote rol. Volgens Beer(2004) spiegelen individuen zich aan de waarden en populaire cultuur van bekende televisiepersoonlijkheden. Ook Freud beweert met zijn psychoanalytische theorie dat de persoonlijkheid van mensen zich vormt door gebeurtenissen die bewust of onbewust hebben plaatsgevonden. Een voorbeeld is dat als een meisje rond de 6 jaar geen goede band heeft met haar vader, ze later problemen kan ondervinden met serieuze relaties aangaan.

Ik ben het erg eens met de Albert Bandura. Kinderen leren erg veel door wat ze zien bij andere mensen. Daarom probeer ik op stage altijd het goede voorbeeld te geven en me niet alleen aan de regels te houden, maar ook een goed mens te zijn. Ik probeer de kinderen ervan bewust te maken hoe we fijn met elkaar kunnen omgaan.

Ook denk ik dat kinderen niet alleen leren van wat ze zien. Ze leren natuurlijk ook door het zelf te ervaren en door erover te horen.

Toen de kinderen van mijn klas vorig jaar hun communie deden, hoorde ik vaak “Dan hoor je niet bij Jezus als je dat doet! Jezus zou zoiets nooit doen”. Door verhalen uit de bijbel te behandelen, zagen de kinderen Jezus als een rolmodel. Hij was een goede man en als je bij zijn clubje wilde horen moest je goed zijn voor de mensen om je heen.

(8)

8

Volgens het Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2003) hebben scholen de pedagogische taak om kinderen waarden en normen bij te brengen door bijvoorbeeld lessen en het schoolklimaat. Ook ik ben van mening dat leerkrachten een grote rol spelen in de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen.

2.2 maatschappelijke invalshoek

Hoe sociaal is de maatschappij? Hoe gaat de maatschappij met elkaar om?

Een paar jaar geleden liep ik de voordeur uit en stapte recht in de hondenpoep. Ik vond dat zo asociaal! “Waar zijn de waarden en normen gebleven?” dacht ik toen. Mensen gooien hun rommel zomaar op straat terwijl er 10 meter verderop een prullenbak staat, de buurvrouw rijdt met haar auto over de stoep met 50 km/h en dit zijn dan nog maar kleine voorbeelden. Mensen worden tegenwoordig in een coma of zelfs dood geschopt voor een andere mening of zelf voor een ander uiterlijk. Het lijkt wel of mensen lak aan elkaar hebben. De maatschappij is niet meer één.

Waarden en normen veranderen met de tijd. Vroeger groeide de mensen op in het dorp of stadje waar ze geboren waren. Ze kwamen niet veel verder dan de bakker. Dit had als gevolg dat iedereen elkaar kenden en iedereen elkaar ook nodig had. Het groepsgevoel was toen heel sterk. Volgens Hoijtink (2007) wordt de groepscohesie versterkt wanneer mensen er baat bij hebben om bij een groep te horen. Er ontstaat een ‘wij gevoel’ (Hoijtink, 2007). Tegenwoordig is het lastig om een ‘wij gevoel’ te creëren. Mensen verhuizen nu veel sneller naar een andere stad of zelfs naar een andere provincie of land. Aan beide kanten van ons huis hebben we nu al voor de derde keer andere buren. Gelukkig zijn deze mensen erg sociaal en helpen ons graag een handje, dit is dan ook vice versa. De buren die we hiervoor hadden lieten hun hond de hele nacht buiten staan blaffen en hun eigen zoon brak in het ouderlijk huis in. De band tussen deze buren en mijn ouders zag ik verslechteren en dit resulteerde in bijna geen contact meer met elkaar.

Een andere factor zou de verschillen in cultuur kunnen zijn. Ook de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2003) wijst ons op de afwijkende normen en waarden in

verschillende culturen en de gevoeligheid hiervan. Bepaalde culturen vinden dat de man de baas is in het gezin en dat je de man moet gehoorzamen. In mijn cultuur is dit absurd, iedereen is gelijk, en ik vind het daarom ook maar een rare norm. De normen en waarde van de ene cultuur, kunnen de grens overschrijden in een andere cultuur. Zo ontstaan er

groepen die het niet altijd met elkaar eens zijn.

Veel autochtone mensen zetten zich af tegen allochtone mensen omdat schijnbaar de waarden en normen van deze twee groepen verschillen.

(9)

9

zoveel criminaliteit voorkomt als bij autochtone groepen. Ook blijkt uit een onderzoek van Jennissen & Blom (2007) dat Antillianen bij alle delicttypen de hoogste criminaliteitscijfers hebben. Een van de gevolgen hiervan is dat alle autochtone mensen geassocieerd worden met criminaliteit. Door deze associatie voelen zij zich vermoedelijk gediscrimineerd en dit zorgt voor een nog grotere kloof tussen twee groepen. Het ‘wij gevoel’ is hier dus ver te zoeken en kan beter beschreven worden als een ‘wij en zij gevoel’.

Niet alleen cultuur maar ook het geloof speelt een rol. Volgens Albert Felling (2000) is er een duidelijk verband te zien met culturele individualisering en een afname van populariteit van traditionele opvatting zoals geloofsovertuigingen. Ik ga hier dieper op in bij de volgende deelvraag.

2.3 Levensbeschouwelijke/Christelijke invalshoek

Hoe zouden mensen met elkaar om horen te gaan volgens de christelijke levensvisie? Hoe belangrijk is naastenliefde in de ogen van de christelijke levensvisie en hoe belangrijk is het voor mij?

De waarden van Christenen zijn sterk verbonden met de christelijke levensvisie. Verbondenheid, vertrouwen, rechtvaardigheid worden bijvoorbeeld als erg belangrijk ervaren (De Schepper, 2006). Wat opvalt is dat deze waarden ‘menselijke waarden’ zijn en dat de ander belangrijker is dan jezelf. Dit houdt in dat de ander ook je vijand kan zijn of iemand die je niet eens kent.

Een mooi en bekend verhaal wat hierbij aansluit is ‘De barmhartige Samaritaan’ uit het nieuwe testament(*1). Jezus vertelde dit verhaal naar aanleiding van een vraag van een wetgeleerde. Zijn vraag luidde: ‘Wie is mijn naaste?’

In dit verhaal wordt een man op zijn weg naar Jericho beroofd en in elkaar geslagen en vervolgens langs de kant van de weg achtergelaten. Een priester rijdt voorbij maar helpt hem niet. Vervolgens loopt een leviet voorbij maar ook hij helpt de man niet. Wanneer er een Samaritaan (de vijand) aan komt rijden, verzorgt de Samaritaan de wonden van de man en brengt hem naar een herberg. Hij betaald voor het verblijf van de man en zegt tegen de herbergier dat als er meer moet worden betaald, hij de herbergier zal betalen op zijn terugreis. Toen Jezus daarna vroeg wie van deze drie de naaste van de man was, zei een wetgeleerde; die hem barmhartigheid bewezen heeft. En Jezus zei: ga heen, doe gij evenzo (Lucas 10:25-37).

Ik ben van mening dat veel christenen ook nog in deze tijd, behulpzamer zijn dan niet-christenen. Dit komt vermoedelijk door de normen en waarden die christenen hanteren en het gebod ‘Gij zult uw naaste lief hebben zoals uzelf’. Daarbij komt dat hun motivatie om mensen te helpen en hun naasten lief te hebben erg groot is. Maar wat is de reden dat mensen iets doen voor een ander waar ze zelf niet beter van worden? Volgens Koopmans

(10)

10

(2006) zou morele bevrediging een reden kunnen zijn. Mensen voelen zich beter wanneer ze iets doen voor iemand anders. Daarbij zouden mensen geloven dat hun goede daden

worden beloond met de hemel en hun slechte daden worden bestraft met de hel

(Koopmans, R., 2006). Paus Benedictus (2006) wijst ons op de liefde die wij van God krijgen en onze taak om die liefde door te geven. Volgens de Paus zullen mensen altijd liefde en hulp nodig hebben.

Naastenliefde is iets wat mij altijd al heeft verwonderd. Ik ervoer hoe een collega die ik nog niet lang kende en die door iedereen werd verstoten, mij uit de brand wilde helpen en zichzelf opzij zette. Dit heb ik erg gewaardeerd en misschien heeft dit zelfs tot gevolg gehad dat ik hem een grotere gunst dan normaal zou doen. Wij zijn door deze gebeurtenis meer naar elkaar toegetrokken en ik voelde me meer verbonden met hem na wat hij voor mij had gedaan. Door gebeurtenissen zoals deze kunnen mensen echt veranderen. Het deed mij inzien dat het misschien zelfs beter is om naïef, gul, lief en behulpzaam te zijn, ook al maken sommige mensen hier misbruik van.

Voor mij is naastenliefde dus erg belangrijk. Toen ik het verhaal las van de barmhartige Samaritaan, was mijn interesse snel gewekt. Ik kon me goed in het verhaal vinden en ik zag de overeenkomsten van het gedrag van mensen van tegenwoordig. Er zijn echter ook een aantal zaken veranderd met de tijd. Ik wil hierbij terugblikken op de vraag van Jezus aan de wetgeleerde. Jezus vroeg wie de naaste van de man langs de weg was. De wetgeleerde antwoordde met: ‘Degene die hem barmhartigheid bewezen heeft’ i.p.v. ‘de Samaritaan’. Volgens Kuiper (1987) kijkt de Bijbel niet naar de groep waartoe iemand behoort, maar naar zijn daden. Ik ben van mening dat mensen tegenwoordig elkaar sneller in een hokje plaatsen en daardoor sneller vooroordelen over elkaar hebben.

2.3.1 In gesprek gaan met een verhaal De barmhartige Samaritaan

De vragen uit de linkerkolom zijn richtlijnen die helpen om in gesprek te gaan met het verhaal.

Wat kun je van het onderwerp vertellen? Heb je er al iets over gelezen?

Heb je er al iets van ervaren? Hoe voelt dat?

Denk je dat je weet wat voor verhaal het is? Waar het vandaan komt?

Hoe het zal aflopen?

Wat verwacht je te weten te komen?

Ik weet op dit moment niet wat een

Samaritaan is. Ik heb dit verhaal vroeger een keer gehoord maar ik weet er niet veel meer van. Ik weet dat het een verhaal is wat gaan over naastenliefde. Het verhaal komt uit het nieuwe testament. De Samaritaan doet iets goeds. Ik verwacht meer informatie te weten te komen over de Samaritaan, over waar het verhaal vandaan komt en over de

(11)

11 Waarover gaat het verhaal?

Wie zijn de hoofdpersonen? Wat zeggen ze? Wat doen ze? Wat voelen ze? Wat willen ze? Begrijp je het verhaal?

Kun je het met eigen woorden navertellen?

Over wat nou eigenlijk bedoeld wordt met ‘naastenliefde’ en wie je naasten zijn. Een man wordt niet geholpen door mensen waar hij het wel van had verwacht, hij wordt wel geholpen door iemand waar hij het niet van had verwacht en dat maakt hen ‘naasten’ van elkaar.

Hoe verloopt het verhaal?

Wat gebeurt er eerst en dan daarna? Gebeurt het zoals je verwacht? Wat zegt het verhaal over God?

Hoe gaat de hoofdpersoon met anderen om? Kun je je voorstellen wat God zou doen?

Ik had verwacht dat de priester en de leviet de man langs de kant van de weg zouden helpen. Ik had niet verwacht dat de

Samaritaan zou helpen. Het verhaal zegt over God dat het hem niet uitmaakt tot welke groep je behoort, wel welke daden je laat zien. God beoordeelt dus alleen je daden. Welke gevoelens roept het verhaal bij je op?

Hoe voel je je?

Weet je waarom je je zo voelt?

Het verhaal roept verschillende gevoelens bij me op. Niet alleen gevoelens van

verwondering en verbazing maar ook gevoelens van schuld. Ik voel me een beetje schuldig omdat ik mensen niet altijd

beoordeel op hun daden maar ook hun afkomst. Vaak heb ik meteen een oordeel over iemand die ik niet eens ken.

Ik besef me dat mijn kleine goede daad, van groot belang kan zijn voor iemand anders. Wat wil het verhaal zeggen? Kun je

doordenken over de bedoeling?

Roept het verhaal je op om iets te doen? Wat vind je ervan? Hoe voel je je daarbij? Wat wil het verhaal over God zeggen? Wat roept dat bij je op? Wat vind je ervan?

Het verhaal laat ons zien wie je naasten zijn en dat het er niet toe doet waar je in gelooft, waar je vandaan komt en hoe je eruit ziet. Het gaat erom wat je doet.

Het verhaal zorgt ervoor dat ik voorzichtiger wil zijn met oordelen over mensen. Dat lijkt me moeilijk maar het is een stap in de goede richting.

Ik vind het goed dat mensen worden beoordeeld op hun daden i.p.v. bij welke groep ze horen. Dit zou zo veel verschil uitmaken in de wereld. Racisme en fascisme zouden nauwelijks bestaan als mensen elkaar de kans gaven.

Kun je verder denken?

Herken je wat er gebeurt in het verhaal? Heb je zoiets wel eens meegemaakt? Welke rol had jij toen en hoe voelde dat? Waar nodigt het verhaal je toe uit? Wat gebeurt er als je dat zou gaan doen? Kom je dan meer te weten?

Kun je dan nu aan de slag?

Ik herken wat er gebeurt in dit verhaal omdat dit mijn aanleiding was voor dit onderzoek. Een collega van mij waar ik het niet van had verwacht, nam mijn dienst over. Ik was ontzettend blij en verbaasd dat juist hij degene was die mij wilde helpen.

Het verhaal heeft er voor gezorgd dat ik niet te snel oordeel over mensen. Ik vind het een

(12)

12

belangrijke taak om dit als leerkracht door te geven. Ik wil dat mensen het goede in elkaar zien.

2.4 Reflectie deelvragen

De deelvragen hebben mij verschillende inzichten gegeven. Zo heb ik geleerd dat kinderen op bepaalde leeftijden gevoeliger zijn voor sociaal-emotionele en morele processen. Ook heb ik geleerd dat geloof en cultuur nog altijd gevoelig liggen en een grote rol spelen in hoe sociaal de maatschappij is. De maatschappij mist een ‘wij gevoel’ en dus voelen mensen zich minder verbonden met elkaar. Hierdoor heeft de maatschappij minder voor elkaar over. Een van de belangrijkste inzichten die ik heb opgedaan is toch wel het motief achter naastenliefde. Het is voor mij nog steeds niet helemaal duidelijk waarom iemand iets zou doen voor iemand anders, zonder daar zelf beter van te worden. Is dit heel sociaal of is dit morele zelfbevrediging? Zijn mensen nog steeds angstig om in de hel terecht te komen na het leven? Ik denk zelf dat dit ligt aan welke daad er voor wie gedaan wordt. Ik vind de visie van de Bijbel en van God betreffende naastenliefde wel erg inspirerend. Volgens God maakt het niet uit tot welke groep je behoort, maar gaat het om je daden.

(13)

13

3. De lessen

Zoals eerder beschreven zijn kinderen egocentrisch aangelegd. Zij denken vooral aan ik, ik, ik en soms de ander. Zij moeten nog leren hoe we met elkaar moeten omgaan o.a. met behulp van normen en waarden gericht op het sociale aspect. Ook volgens het Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2003) hebben scholen de pedagogische taak om kinderen waarden en normen bij te brengen door bijvoorbeeld lessen en het schoolklimaat. Maar in hoeverre kan ik als leerkracht en als mens, de kinderen het belang van ‘de ander’ laten inzien? Ik vind dit persoon een moeilijke taak! De kinderen hebben tot nu toe nog geen lessen of training gehad in omgaan met elkaar. Wel worden er energizers in de klas gedaan maar die zijn niet gericht op het sociale aspect.

Toch wil ik mijn doel bereiken door het geven van een aantal lessen die voornamelijk gericht zijn op ‘de ander’. Daarbij let ik op mijn eigen houding en laat ik de kinderen zien met mijn eigen gedrag, hoe je met elkaar om hoort te gaan. Ik geloof er in dat als ik lief ben voor anderen, zij ook lief zullen zijn voor mij. Daar vanuit gaande, heb ik de volgende lessen ontworpen.

Praktijk:

3.1 Geheime vriendjes

Voor deze opdracht heb ik de kinderen een week lang en geheim vriendje gegeven. De kinderen kregen allemaal een kaartje met een naam erop en mochten dit niet

doorvertellen aan de andere kinderen. Aan het einde van de week mochten de kinderen raden wie hun geheime vriendje was en waarom ze dit dachten.

Doelen:

De kinderen zijn extra aardig voor elkaar.

De kinderen weten op welke manieren ze extra aardig kunnen zijn. De kinderen houden hun geheime vriendje geheim.

Uitvoering:

Doordat ik met het uitdelen van de kaartjes had gezegd dat geheime vriendjes extra aardig en behulpzaam zijn, zag ik de sfeer in de klas veranderen. De kinderen hielpen elkaar niet alleen maar nodigde elkaar ook uit om mee te doen met een spelletje bijvoorbeeld. Soms werd door bepaalde kinderen vergeten dat ze het geheim moesten houden of er werd vergeten wat precies de opdracht was. Daarom heb ik de kinderen hier wel elke dag op moeten wijzen.

Reflectie op de opdracht:

Het was mooi om te zien hoe veel kinderen met hun taak aan de slag gingen. De kinderen gaven elkaar geregeld complimentjes en speelden in de pauzes meer met elkaar dan anders.

(14)

14

Toen bekend werd gemaakt wie het geheime vriendje was van wie, wist bijna iedereen het al. Dat was erg jammer maar het haalde de kracht van de opdracht niet echt weg. We hebben besproken wie het leuk vond om zo´n geheim vriendje te zijn of om een geheim vriendje te hebben en volgens mij vond iedereen het heel leuk. T. zei nog heel lief dat we eigenlijk altijd zo moeten doen tegen elkaar.

Ik vind het erg belangrijk dat de kinderen hebben ervaren hoe het is om lief te zijn voor een ander. Zij hebben nu namelijk ook ervaren hoe het is als iemand anders, waarvan ze het misschien niet verwachtte, lief is voor hen. De kinderen hebben ervaren hoe je lief kunt zijn voor een ander en op welke manieren. Ik hoop dat de kinderen vaker lief zullen zijn voor elkaar nu ze hebben ervaren hoe fijn dat is.

3.2 De barmhartige Samaritaan

Ik heb dit verhaal voorgelezen voor de klas en gestopt voor het stukje waar de Samaritaan de man op de grond helpt. De kinderen moesten het verhaal afmaken.

Daarna heb ik het verhaal afgelezen. Doelen:

De kinderen maken het verhaal af.

De kinderen beantwoorden levensbeschouwelijke vragen. De kinderen denken na over hun voorspelling.

Uitvoering:

Ik las het verhaal voor een deel voor aan de klas en vroeg aan de kinderen wat zij dachten dat er zou gaan gebeuren. Zou de Samaritaan (de vijand) de man helpen of misschien wel vermoorden? Zou hij doorlopen? Wat gaat hij doen?

We hebben hier over gediscussieerd en vragen beantwoord als:

Hoe zou jij je voelen als jij hulp nodig had? Zou jij iemand helpen die je niet kent? Zou je iemand helpen die je misschien niet zo aardig vindt?

Reflectie:

Veel kinderen dachten dat de Samaritaan de man zou gaan vermoorden of zou doorlopen. Enkele kinderen dachten dat hij de man zou gaan helpen. De kinderen die dachten dat hij de man zou gaan vermoorden, hadden als reden dat ze elkaar nooit gemogen hebben dus helpen was uitgesloten.

Ik vind het best schokkend dat kinderen deze redenering hebben. Als je iemand niet mag hoef je ineens niet meer behulpzaam te zijn? Mag je gemeen zijn? Gelukkig waren de kinderen het daar niet mee eens en zagen ze in waar het verhaal om ging.

Ik heb expres niet laten zien aan de kinderen dat ik geschokt was door hun manier van denken. Ik vind het erg belangrijk dat de kinderen niet beïnvloed worden door mij en dat ze durven te zeggen, ook in de toekomst, wat ze denken.

Door vragen te stellen heb ik de kinderen zelf laten inzien dat hun manier van denken niet erg vriendelijk was. Hierdoor zijn ze gaan nadenken over hetgeen wat zij voorspeld hadden. De kinderen die als voorspelling hadden dat de Samaritaan de man zou gaan helpen, wisten

(15)

15

heel goed te vertellen dat zij iemand zouden helpen ondanks dat zij niet hetzelfde waren.

3.3 Regels in de klas

Onze klas heeft een aantal regels over het omgaan met elkaar. Deze regels hebben we de hele week besproken, vooral voor de kleine pauze begon. Aan het einde van de week hebben de kinderen een handtekening moeten zetten op een papier waar alle afspraken op staan.

Doel:

De kinderen herinneren zich de regels. De kinderen leven de regels na.

De kinderen spelen op een leuke manier samen.

De kinderen kunnen zelf vertellen hoe het spelen in de pauze ging.

Uitvoering:

Ik heb elke dag een regel uit onze klas besproken met de kinderen voordat de kinderen gingen buiten spelen. Hiervoor heb ik gekozen om zo het spelen beter te laten verlopen. Ook heb ik met een beloningssysteem gewerkt. Als je je goed aan de klassenregels hield en lekker had buiten gespeeld, kreeg je een coole kikker sticker. Na elke pauze heb ik kort besproken hoe het buiten spelen ging. De kinderen hebben een korte reflectie nodig na de pauze omdat ze dan nog goed weten wat er is gebeurd en hoe ze zich daarbij voelden.

Reflectie:

Door elke dag zo bezig te zijn met de regels en het belonen van gewenst gedrag, zag ik dat het buiten spelen veel beter ging dan normaal. Ten eerste was er minder geweld want één van de regels is dat kinderen niet mogen schoppen en slaan, maar het mooiste was dat er niemand werd buitengesloten terwijl dit van te voren regelmatig gebeurde. Het

beloningssysteem werkte ook erg goed voor M. M. heeft veel moeite met goed omgaan met andere kinderen. Hij is vaak iets te ruw. Toch ben ik van mening dat dit gedrag niet beloond moet worden met stickers. Het zou eigenlijk normaal moeten zijn. Nu zijn de kinderen nog jong en erg vatbaar voor deze manier van leren, daarom heb ik het hier toegepast.

De kinderen waren ook blij en trots om te vertellen hoe goed het buiten was gegaan met spelen. Dit gebruikte ik meteen als motivatie voor de volgende dag. Ze vonden het wel lastig om niet voor hun beurt te praten omdat ze allemaal graag wilden vertellen.

(16)

16

3.4 Maak een wens

Hierbij moesten de kinderen een mooie wens schrijven op een zelf gemaakt kaartje en dit mochten ze dan aan iemand geven. Hiermee probeerde ik de kinderen te laten inzien dat iemand beter wensen of vrede op aarde wensen, veel belangrijker is dan een mooie auto voor jezelf wensen.

Doel:

De kinderen maken een wens voor iemand anders. De kinderen weten wat ze kunnen wensen.

De kinderen denken aan de ander i.p.v. aan zichzelf.

Uitvoering:

We begonnen met een kort gesprekje. Wat kan je met een wens doen?

Je kunt iets voor jezelf wensen en je kunt iets voor een ander wensen. Waarom zou je iets voor jezelf wensen i.p.v. voor een ander?

De kinderen kregen allemaal een wit, dik papiertje wat ze eerst moesten dubbelvouwen. Daarna mochten ze er een mooie wens in schrijven en als laatst de kaart versieren.

(17)

17

Ik liep ondertussen rond en las een paar mooie wensen voor zoals die van S. “Ik wens iedereen op de wereld genoeg eten heeft” of die van E. “Ik wens dat opa weer snel beter wordt”.

Reflectie:

De kinderen waren erg goed bezig aan deze opdracht. Bijna niemand had een egocentrische wens, iedereen wenste iets goed voor een ander. Ik was hier wel heel blij mee omdat dit laat zien hoe sociaal onze klas eigenlijk is. In mijn ogen is het heel belangrijk om op jonge leeftijd bezig te zijn met anderen i.p.v. jezelf. Sommige kinderen moeten nog een beetje leren om rekening te houden met andere mensen en hun wensen. H. bijvoorbeeld vindt motors helemaal geweldig. Hij wenste in eerste instantie een mooie crossmotor voor zichzelf. Hij mocht van mij het kaartje houden want het is niet ‘fout’, maar ik heb hem wel een ander kaartje gegeven om ook nog iets moois te wensen voor iemand anders.

3.5 Een tekening over het verhaal

Ik heb het verhaal van de barmhartige Samaritaan nog eens voorgelezen en de kinderen de opdracht gegeven om te tekenen wat op hen de meeste indruk heeft gemaakt.

Doel:

De kinderen kunnen hun gevoel over een verhaal uitdrukking in een tekening. De kinderen denken na over het onderwerp ‘de ander en ik’.

De kinderen maken een tekening over wat zij zouden kunnen doen voor anderen.

Uitvoering:

De uitdelers gaven alle kinderen een A-4’tje en op elke tafel werden stiften gezet.

De kinderen mochten eerst alleen luisteren tot het verhaal helemaal was afgelopen. Na het verhaal heb ik nog eens benadrukt dat de kinderen een tekening moesten maken over wat op hen de meeste indruk heeft gemaakt. Op de achterkant mochten ze een tekening maken over wat voor goede daad zij zelf zouden kunnen doen. Ik liep ondertussen door de klas om een paar mooie tekeningen aan de klas te laten zien.

Reflectie:

Vanwege de tijd heb ik niet alle tekeningen kunnen bespreken met de kinderen. Ik heb een paar opvallende tekeningen er tussen uit gehaald zoals die van S. S.zou het liefste zorgen voor dieren over heel de wereld. Zij had daarom ook haarzelf getekend met paarden om haar heen. Hetgeen wat de meeste indruk heeft gemaakt op veel kinderen is de helpende Samaritaan. Veel kinderen tekende hem met een glimlach op zijn gezicht. Zij zagen hem als een vriendelijke man terwijl dit niet wordt benadruk in het verhaal. M. had de man langs de weg ook blij getekend. Toen ik aan hem vroeg waarom hij dit had gedaan, zei hij dat de man verrast en blij was om te zien dat de Samaritaan hem hielp. Hij kroop in de huid van de

(18)

18 gewonde, beroofde man.

Ik had niet verwacht dat de kinderen hun gevoel over het verhaal konden uitdrukking in tekeningen. De tekeningen gaven niet alleen de goede daden weer, maar ook het beeld wat de kinderen van de personen in het verhaal hadden.

4. Reflectie

Als leraar maar ook als mens, vind ik het super belangrijk om kinderen bewuster te maken van de manier van omgaan met elkaar. Kinderen kunnen erg egocentrisch zijn en hebben begeleiding nodig om meer aan anderen te denken. Omdat ik zelf christelijk ben opgevoed en de christelijke levensvisie gebaseerd is op menselijke waarden, heb ik altijd al het omgaan met elkaar gestimuleerd in mijn stages. Ook na bijvoorbeeld een voorval op het schoolplein tussen twee kinderen uit mijn klas, ga ik niet alleen in op wat er is gebeurd maar dan kijk ik ook naar welke normen en waarden erbij horen.

Ik stimuleer kinderen om vooral ook naar de ander te kijken. Wat zou hij ervan vinden? Zou jij dat zelf leuk vinden?

Ik heb ook gemerkt dat de kinderen bewuster werden van hun gedrag door de lessen die ik heb gegeven. De kinderen vonden het fijn om eens iets voor een ander te doen en extra aardig te zijn. Mijn hoofdvraag ‘Welke factoren dragen bij aan het goed leren omgaan met elkaar?’ is voor mij beantwoord d.m.v. mijn deelvragen.

Allereerst is het belangrijk dat je kinderen van jongs af aan leert denken aan anderen. Er zijn bepaalde leeftijden waarop kinderen extra gevoelig hiervoor zijn. Laat kinderen op een speelse manier zien dat lief zijn voor elkaar en rekening houden met elkaar iets leuks is! Een tweede punt is de opvoeding van de ouders aan de kinderen en het ‘wij gevoel’ in hun directe omgeving. Laten de ouders de kinderen spelen met kinderen die ‘anders’ zijn of mogen de kinderen alleen spelen met ‘dezelfde soort’?

Daarnaast speelt geloof ook een grote rol. Zoals eerder beschreven zijn de normen en waarden van Christenen, menselijke waarden. Zij houden rekening met de ander en geven de liefde van God door aan andere mensen. Toch blijft één vraag onbeantwoord. Doen mensen iets voor een ander om er zelf beter van te worden?

Ik denk dat dit grotendeels ligt aan wat er gedaan wordt en voor wie. Iedereen is

verschillend en naastenliefde is iets heel moois, maar ook iets wat je niet kunt verplichten. Sommige mensen zullen meer overhebben voor anderen terwijl zij gericht zijn op hun prestaties en hun geluk.

Professionele identiteit in levensbeschouwelijk perspectief

Uit mijn inleiding blijkt eigenlijk al hoe ik over ‘de ander en ik’ denk. Ik waardeer het enorm als anderen iets voor mij over hebben terwijl ik dit vanzelfsprekend vind. Ik hecht veel waarde aan wat anderen denken en hoe zij zich voelen. Soms heeft dit als gevolg dat ik mezelf wegcijfer.

(19)

19

christelijk geloof. De ander is van kleins af aan al heel belangrijk geweest.

Het is erg jammer dat de samenleving zoveel is veranderd de laatste tijd en dat mensen zich daardoor ook minder verbonden voelen met elkaar. Hierdoor is goed te merken dat de maatschappij weinig over heeft voor elkaar. Het is ook niet erg motiverend voor mensen die nog wel iets over hebben voor een ander. Zo heb ik zelf al gemerkt dat ik minder over heb voor iemand die egoïstisch is dan voor iemand die om anderen geeft. Ik ben door dit

onderzoek wel gaan beseffen dat deze reactie van mij eigenlijk ook niet eerlijk is. Iedereen is verschillend. De een is zorgzaam, meelevend terwijl de ander heel gefocust is op zijn carrière of misschien weinig vertrouwen in andere mensen heeft. Omdat ik meer geef dan neem, betekent dat niet dat anderen dat ook zo voor mij zouden moeten doen.

Het mooie is dat ik als leerkracht invloed heb op de sociale ontwikkeling van kinderen en ze kan motiveren om aan anderen te denken. Ik hoop dat ik een bijdragen heb kunnen leveren aan de ontwikkeling van deze kinderen en dat zij nu meer geven om de mensen om zich heen.

(20)

20

5. Bronnen

-Beer, P., Hoed, P., & Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. (2004). Wat gij niet wilt dat u geschiedt: Verkorte weergave van het WRR-rapport 'Waarden, normen en de last van het gedrag'. msterdam: msterdam niversity ress/Salom

-Benedictus, . (2006). Encycliek 'Deus caritas est': Aan de bisschoppen, aan de priesters en diakens, aan de godgewijde personen en aan alle christengelovigen over de christelijke liefde. Utrecht: Secretariaat RKK.

-Belgische Bisschoppenconferentie. (2013). nabbi junior bijbel. De barmhartige Samaritaan. Retrieved 2013, http://www.nabbi.be/junior-bijbel/content.php?ID=1431.

-Feldman, R. S., Lahlah, E., Moons, A., & Walsmit, V. (2012). Ontwikkelingspsychologie. Amsterdam: Pearson.

-Felling, A., & Peters, J. (2000). Individualisering in Nederland aan het eind van de twintigste eeuw: Empirisch onderzoek naar omstreden hypotheses. Assen: Van Gorcum.

-Hoijtink, T. A. E. (2007). Cohesieve krachten in groepen: Het ontstaan en de ontwikkeling van groepen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

- Jennissen, R. P. W., & Blom, M. (2007). Allochtone en autochtone verdachten van veschillende delicttypen nader bekeken. Voorburg: Centraal Bureau voor de Statistiek -Koropmans, R. (2006). Het mysterie van de naastenliefde: Een evolutionair-

-Kuiper, D. T., & CDA (Den Haag). (1987). Discussienota over de verantwoordelijke samenleving. Den Haag: Partijbestuur CDA.

-Schepper De, S. J. (2006). Wat christenen geloven. Tielt: Lannoo.

-sociologische benadering. Amsterdam: Vrije Universiteit Amsterdam, [Faculteit der Sociale Wetenschappen.

-Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. (2003). Waarden, normen en de last van het gedrag. Amsterdam: Amsterdam University Press.

Websites:

-www.socialeontwikkeling.nl. (2012). kijk op ontwikkeling. socialeontwikkeling.nl, http://www.socialeontwikkeling.nl.

-www.nabbi.be/junior-bijbel. (n.v.) Nabi Junior Bijbel. http://www.nabbi.be/junior-bijbel/content.php?ID=1431

(21)

21

6. Bijlagen

Bijlage 1

Jezus vertelde een verhaal:

"Er was eens een man die op reis ging van Jeruzalem naar Jericho. Onderweg werd hij overvallen door rovers.

Ze namen zijn geld af, sloegen en mishandelden hem. Dan lieten ze hem liggen.

Er kwam een priester langs.

Hij zag de gewonde man liggen, maar liep verder.

Dan kwam er een leviet, een ijverige tempelbediende, langs.

Ook hij zag de gewonde man liggen, maar liep in een boog om hem heen. Toen kwam er een Samaritaan langs.

De joden vonden Samaritanen geen goede mensen, omdat ze zogezegd geen goede gelovigen waren.

Maar de Samaritaan stopte, en kreeg medelijden met hem. Hij verzorgde zijn wonden, en zette hem op zijn eigen ezel. Hij bracht hem naar een herberg, en zei tegen de waard: "Hier is geld, verzorg deze man heel goed."

Jezus vroeg:

"Wie van de drie was goed voor de gewonde?" Iemand antwoordde:

"Degene die hem verzorgd heeft." Jezus zei:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wel bleken sommi- ge filmpjes juist een gunstiger effect te hebben op de betere leerlingen (afgaande op hun eerdere cijfers voor presentaties) en andere filmpjes juist op de

Wetenschappelijk zijn, betekent de erkenning dat we niet weten en ook niet kunnen weten wat een ieder doet handelen zoals die handelt.. [Wetenschappelijk zijn, betekent de

Patients with CML usually present in the chronic or stable phase with an elevated white blood cell count and few or no symptoms. 10 These

511 Onderdeel l, de rol van wetgevmgs- Als het gaat om wetgeving m formele zin, wordt een wetgevmgsjurist in de VS geacht vooral een techmcus te zyn Zo dient hij of zy wehswaar

Pubers doen er daarom volgens haar net als avondmensen goed aan om ’s avonds voor weinig en ’s ochtends juist voor veel licht te zorgen.. Of het nu gaat om kunstlicht of natuurlijk

Deelvraag: “Is er een samenhang tussen de mate van zelfregulatie en de (zelf gerapporteerde) vakdidactische bekwaamheid binnen verschillende soorten onderwijs (het primair onderwijs,

‘Je kunt je als ouder soms erg zorgen maken als je het gevoel hebt dat je kind meer kan dan hij op school laat zien, maar niet duidelijk is waar dat aan ligt en hoe je je kind

In het Vlaams Gewest ligt de vormingsparticipatie van de oudere generaties werkenden op een hoger niveau dan gemiddeld in de Europese Unie: 9,1% van de 50-64-jarigen volgt vorming