• No results found

Mediaberichtgeving over vluchtelingenproblematiek : een onderzoek naar framing en selective exposure

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Mediaberichtgeving over vluchtelingenproblematiek : een onderzoek naar framing en selective exposure"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Mediaberichtgeving over vluchtelingenproblematiek

Een onderzoek naar framing en selective exposure

Renske Marseille 10574824 Bachelor thesis Afstudeerproject Excellentieprogramma mw. J.M.F. van Oosten Bachelor Communicatiewetenschap Universiteit van Amsterdam

06-06-2016 Totaal aantal woorden:

(2)

2

Inhoudsopgave

SAMENVATTING ... 3 INLEIDING... 5 THEORETISCH KADER ... 8 METHODE ... 12 RESULTATEN ... 16 CONCLUSIE ... 18 DISCUSSIE ... 20 LITERATUURLIJST ... 23 BIJLAGE: ONDERZOEKSINSTRUMENT ... 27

(3)

3 Samenvatting

Dit onderzoek richtte zich op de invloed van framing in mediaberichtgeving over de vluchtelingenproblematiek op selective exposure en attitude over dit probleem. Naar aanleiding van de snel stijgende asielaanvraag in Nederland, lijkt een tweedeling in mediaberichtgeving gepaard te gaan met een tweedeling in meningen en reacties op de vluchtelingenproblematiek in Nederland. Het is van belang om te weten welke stemming en attitude er heerst onder Nederlanders en of deze attitude makkelijk te beïnvloeden is door mediaberichtgeving. Op deze manier wordt gehoopt de conflicten die de problematiek in Nederland te weeg brengt beter te kunnen begrijpen en in de hand te kunnen houden.

Door een experiment uit te voeren met 68 respondenten is gekeken naar het verschil in invloed van een human-interest frame en een dehumanizatie frame op selective exposure en attitude tegenover de vluchtelingenproblematiek. De voornaamste conclusies die uit het onderzoek kunnen worden getrokken zijn dat een dehumanizatie frame in een nieuwsbericht op korte termijn niet zorgt voor een negatieve attitude ten opzichte van de

vluchtelingenproblematiek, en een human-interest frame op een korte termijn niet zorgt voor een positieve attitude ten opzichte van de vluchtelingenproblematiek. De bestaande mening over de vluchtelingenproblematiek is een belangrijke factor in de attitudevorming. Daarnaast is gebleken dat men selectief is in informatievoorziening over de vluchtelingeproblematiek, en dat het fenomeen ‘selective exposure’ zich dus voordoet en voorspeld wordt door het lezen van een bepaald frame.

(4)
(5)

5 Inleiding

Op woensdag 13 januari 2016 werd in Heesch een dood varken in een boom gehangen en een dood varken op een transformatorhuisje gelegd. De dode dieren moesten dienen als protest tegen de eventuele komst van een asielzoekerscentrum (azc) voor maximaal 500

vluchtelingen naar het Brabantse dorp, dat ruim 12.000 inwoners telt (De Volkskrant, 2016). Bij de bouw van een azc in Enschede, waar nu 600 asielzoekers worden opgevangen, werden veertien varkenskoppen neergelegd door buurtbewoners. Eerder was er in de buurt een protest tegen de bouw, waar zes mensen werden opgepakt vanwege mishandeling, bedreiging en het brengen van de Hitlergroet. In oktober 2015 belaagde een groep van achttien mannen een sporthal in Woerden, waar op dat moment 150 asielzoekers verbleven, waaronder vijftig kinderen. De aanvallers droegen bivakmutsen, schreeuwden "oprotten" en gooiden met dranghekken, stenen en zwaar vuurwerk (Bolle, 2015).

Bovengenoemde gebeurtenissen zijn slechts enkele voorbeelden van waar de media de afgelopen tijd over schrijven. Het zijn de gevolgen van de snel stijgende asielaanvraag in Nederland, waarvan de aantallen sinds 1990 nog nooit zo hoog zijn geweest en nog nooit zo snel zijn opgelopen. Zo vroegen in 2014 rond de 22.000 mensen asiel aan en in 2015 was dit bijna een verdubbeling met 43.000 asielaanvragen (Vluchtelingenwerk Nederland, 2016). Voor het eerst is het aantal vluchtelingen wereldwijd hoger dan 51 miljoen en de

vluchtelingenstroom zwelt de laatste jaren sterk aan als gevolg van de vele nieuwe

conflicthaarden in de Arabische wereld en in Afrika. Zo waren Syrië, de Centraal Afrikaanse Republiek en Congo in 2014 de grootste bronnen van nieuwe vluchtelingen. Dit komt deels door de nieuwe ‘soort’ oorlog die er gevoerd wordt, namelijk geen ‘traditionele’ gewapende conflicten tussen twee natiestaten en hun legers, maar burgeroorlogen tussen verschillende groepen. Deze wordt georganiseerd naar etniciteit of religieuze identiteit, in plaats van naar nationaliteit. Omdat deze soort oorlog makkelijk over grenzen te 'transporteren' is, zoals duidelijk blijkt uit de terreur van de fundamentalistische terreurbeweging IS, ziet het er niet naar uit dat de vluchtelingenstroom de komende jaren zal afnemen (Lindhout, 2014). Los van de vraag of Westerse landen ingrijpen in de conflicten of niet, moeten ze plannen maken voor de opvang van vluchtelingen. Het vinden van opvanglocaties in

Nederland gaat gepaard met een tegengeluid dat zich uit in woede op de publieke tribune van de lokale gemeenteraad, gewelddadige protesten en rellen tegen politie en ME (NU.nl, 2016). Vaak gehoorde redenen hiervoor zijn angst voor criminelen, terroristen, verkrachters of ‘profiteurs’ die zich tussen deze mensen zouden bevinden. Daarnaast bestaat de mening dat een huis in de buurt van een azc waarschijnlijk minder geld waard zal zijn, door de komst van

(6)

6

overlast. Echter, naast negatieve reacties en handelingen zijn er in Nederland ook veel voorbeelden te vinden van mensen die vluchtelingen verwelkomen, het nodige voedsel en kleding inzamelen, opvanglocaties steunen of zelf onderdak aanbieden (NOS, 2015).

Het lijkt alsof een tweedeling in mediaberichtgeving gepaard gaat met een tweedeling in meningen en reacties op de vluchtelingenproblematiek in Nederland. Volgens de framing-theorie, voor het eerst naar voren gebracht door Goffman (1974), richt de media haar aandacht op bepaalde gebeurtenissen en geeft ze zo een betekenis. Tegelijkertijd zijn mensen sterk afhankelijk van massamedia als het gaat om verkrijgen van informatie over internationale conflicten, wat vervolgens een grote rol speelt in het vormen van percepties over andere bevolkingsgroepen of landen (Brewer, Graf & Willnat, 2003). Wellicht spelen deze theorieën ook een rol in de oproer en opinievorming rond de vluchtelingenproblematiek in Nederland. De tweedeling in de Nederlandse berichtgeving kan als het ware worden ingedeeld in twee verschillende frames. Het ‘human-interest’ frame legt nadruk op de persoonlijke en

emotionele kant van een gebeurtenis of probleem. Het ‘dehumanizatie’ frame legt nadruk op een groep mensen die bedreigingen en onzekerheden met zich mee brengt naar de

ontvangende samenleving, en niet als waardige mensen worden gezien. Omdat mensen vaak de voorkeur geven aan informatie die hun mening ondersteunt, ook wel aangeduid met het begrip ‘selective exposure’, is het interessant te onderzoeken of dit ook het geval is bij de twee bovengenoemde frames. Eenzijdige informatie en kennis kan namelijk leiden tot het creëren van een eenzijdige attitude ten opzichte van een probleem (Beam, 2014).

Het is van belang te onderzoeken wat de perceptievorming van migranten en

vluchtelingen beïnvloed, omdat meer mensen tegenwoordig buiten hun geboorteland wonen dan in elke andere periode van de menselijke geschiedenis, en deze verhoudingen naar verwachting zullen blijven stijgen in de toekomst (International Organization for Migration, 2016). Zodat conflicten rond de vluchtelingenproblematiek in Nederland niet zullen escaleren, wordt de volgende onderzoeksvraag geïntroduceerd:

‘Wat is de invloed van framing in mediaberichtgeving over de vluchtelingenproblematiek op selective exposure en attitude tegenover dit probleem?’

Door experimenteel onderzoek zal geprobeerd worden het antwoord op deze vraag te vinden. Uit onderzoek blijkt dat framing een direct effect heeft op de attitudes en meningen van mensen (Lecheler, Schuck & De Vreese, 2013). Echter, de attitudevorming over

vluchtelingen door verschillende nieuwsframes is nog niet onderzocht. Wel werd onderzocht wat de invloed van verschillende ‘framing labels’ van immigranten was op attitude; de

(7)

7

benamingen ‘illegal aliens’ en ‘undocumented immigrants’ werden met elkaar vergeleken. Deze resultaten waren echter niet voldoende om een direct effect aan te kunnen wijzen (Ommundsen, Van der Veer, Larsen & Eilertsen, 2014). Experimenteel onderzoek naar de huidige situatie rond vluchtelingen in Nederland is nog niet aanwezig, aangezien eerder onderzoek naar framing van (internationale) conflicten in Nederland zich enkel focuste op partijkeuze, en niet zozeer op attitudevorming (Vliegenthart, 2007). Tegelijkertijd beslaat eerder onderzoek de periode 1990 tot 2004, wat samen met een niet-experimenteel onderzoek van Muijsers (1998) naar vluchtelingenproblematiek in Nederland, in het licht van de actuele gebeurtenissen redelijk gedateerd is.

Het specifieke dehumanizatie frame is eerder onderzocht door Steuter en Wills (2009), waaruit bleek dat dehumanizerende teksten in Canadese media over de oorlogen in

Afghanistan en Irak resulteerden in een negatieve attitude bij Canadezen tegenover zowel de vijandelijke leiders als de inwoners van deze landen. Uit eerder onderzoek naar de invloed van het human-interest frame is gebleken dat deze voornamelijk emoties als schuld en verantwoordelijkheid oproept (Cho & Gower, 2006; d’Haenens & de Lange, 2001). Voor onderzoek naar de invloed op attitude tegenover de vluchtelingenkwestie is binnen deze frames dus nog veel ruimte in de wetenschappelijke literatuur. Het uitzoeken of deze invloed wel degelijk bestaat, kan wellicht meer betekenis geven aan de manier waarop een andere groep of ‘buitenstaanders’ worden behandeld in de Nederlandse samenleving.

Uit eerder onderzoek naar de invloed van framing op selective exposure zijn tegenstrijdige uitkomsten gebleken. Zo vonden Aalberg en Beyer (2015) dat

nieuwsvoorkeuren van lezers gerelateerd zijn aan de werkelijke mediaberichtgeving, en er geen selective exposure plaatsvond. Een ander onderzoek toonde echter aan dat selective exposure wel aanwezig was na framing (Zillman, Chen, Knobloch & Callison, 2004). Het nogmaals onderzoeken van selective exposure, zou deze eerdere uitkomsten kunnen

verduidelijken. Zo kan worden uitgezocht of er door framing een grotere kans is op eenzijdige informatie en kennis over de vluchtelingenkwestie. Tegelijkertijd kan uit bovenstaande

worden geconcludeerd dat de framing-effecten op de attitude van mensen ten opzichte van vluchtelingenproblematiek in Nederland nog niet goed zijn beschreven. Wellicht kan dit onderzoek daarom tot nieuwe inzichten leiden in de actuele media-framing. Bovendien is het van belang om te weten welke stemming en attitude er heerst onder Nederlanders en of deze attitude makkelijk te beïnvloeden is door mediaberichtgeving.

Dit onderzoek zal beginnen met het beschrijven van de concepten uit de vraagstelling en het nader toelichten van de theorieën die zich richten op attitudevorming door media.

(8)

8

Daarna zullen het ‘dehumanizatie’ en ‘human-interest’ frame en ‘selective exposure’ nader worden uitgelegd, uitmondend in drie hypotheses. Vervolgens zal de gebruikte methode van het verrichte onderzoek worden besproken, net als de bevindingen en conclusie. Als laatst zullen beperkingen van het onderzoek en suggesties voor vervolgonderzoek worden gegeven.

Theoretische Kader Framing

De term ‘vluchtelingenproblematiek’ kan in deze scriptie worden omschreven als de gebeurtenissen die de komst van vluchtelingen, mensen die hun woongebied ontvluchten omwille van vrees voor geweld of zijn leven, te weeg brengen. Omdat het helpen van vluchtelingen en het zoeken van opvang niet rustig verloopt, maar tegenstrijdige reacties en mening veroorzaakt, wordt er gesproken van ‘problematiek’. Hoe inhoud wordt gegeven aan deze vluchtelingenproblematiek, kan door framing in de mediaberichtgeving echter aardig verschillen. De meeste mensen zijn sterk afhankelijk van de massamedia als het gaat om informatie over internationale conflicten. Als gevolg hiervan kunnen media een belangrijke rol spelen in het vormen van percepties van andere landen en hun inwoners. Zo is aangetoond dat blootstelling aan mediaberichtgeving de kennis en publieke opinie over vreemde landen aanzienlijk beïnvloedt (Brewer, Graf & Willnat, 2003). Hoe deze publieke opinie precies wordt gevormd, kan tot stand komen door framing.

Framing is gebaseerd op de veronderstelling dat de wijze waarop een onderwerp in de media behandeld wordt, invloed heeft op de manier waarop dit onderwerp door het publiek wordt geïnterpreteerd, en zal zorgen voor een gerichte perceptievorming (Goffman, 1974). Framing is in vele opzichten nauw verbonden met ‘second-level agenda setting’: de media vertelt het publiek als het ware niet alleen waaróver nagedacht moet worden, maar ook hóe er over nagedacht moet worden (McCombs & Shaw, 1972). In dit proces worden bestaande kennis en ideeën geactiveerd en associaties tussen onderwerp en overtuigingen aangebracht, wat kan leiden tot verandering van attitudes en gedrag op individueel niveau (de Vreese, 2012). Op maatschappelijk niveau kunnen sociale processen zoals politieke socialisatie, beleidsbeslissingen en collectief gedrag worden beïnvloed (Vliegenthart, 2012). De gebruikte mediaframes werken als het ware als een stimulus die het deel van het geheugen activeert waarin de informatie is opgeslagen die met de stimulus te maken heeft. Dit wordt ook wel ‘priming’ genoemd. Doordat media informatie verspreiden in het geheugen van de ontvanger worden bepaalde kenniseenheden tijdelijk gemakkelijker toegankelijk maakt. Daardoor neemt

(9)

9

de waarschijnlijkheid toe dat die gemakkelijk toegankelijke kenniseenheden wederom gebruikt worden bij de receptie, interpretatie en beoordeling van daaropvolgende informatie (Weaver, 2007). In het geval van de vluchtelingenproblematiek zullen mensen die positieve verhalen lezen over vluchtelingen dus een ‘positieve’ prime paraat hebben, en mensen die negatieve verhalen lezen over vluchtelingen een ‘negatieve’ prime.

Uit onderzoeken over framing van vluchtelingen blijkt dat zij fundamenteel en voortdurend negatief worden gepresenteerd in de media (Fetzer, 2013; Freeman, Hansen, & Leal, 2013; Lahav, 2013). In de afgelopen 10 tot 15 jaar zijn deze argumenten betreffende vluchtelingen in veel Westerse landen steeds negatiever geworden, met mediaberichtgeving die zich sterk richt op de bedreiging en onzekerheid die vluchtelingen veroorzaken in de samenleving van het ontvangende land (Esses, Medianu & Lawson, 2013). Hoewel ook positief wordt bericht in de media, is de meerderheid van de berichtgeving negatief en gericht op crisissen; positieve verhalen hebben een lagere nieuwswaarde, crisissen verkopen

(Shoemaker & Vos, 2009; Soroka & McAdams, 2010). Het beeld dat geschetst werd van asielzoekers en vluchtelingen in de nationale Nederlandse kranten De Telegraaf, de

Volkskrant en de regionale krant De Gelderlander tussen 1990 en 1995 was grotendeels

negatief (Muijsers, 1998). Zo waren er vaak foutieve generalisaties en werd onzorgvuldig gebruik gemaakt van figuren en ander feitelijk materiaal. Ook werd vaak de suggestie gewekt van een bedreiging door uitdrukking in woorden zoals een ‘overstroming’ of ‘vloedgolf’ van mensen.

Hier onderscheidt het dehumanizatie frame zich met enkel negatieve berichtgeving. Waar in een negatief frame nog onderbouwde, negatieve kritiek op mensen geleverd kan worden, worden mensen in een bericht geschreven in een dehumanizatie frame, niet langer beschouwd als mens, maar enkel nog als object, nummer, of als dier (Van Dale, 2016).

Negatieve berichtgeving zou echter, eveneens als een dehumanizatie frame, kunnen resulteren in negatieve reacties op vluchtelingen, inclusief de daadwerkelijke dehumanizatie of

‘ontmenselijking’ van deze groep (Esses et al., 2013). Ontmenselijking kan worden

beschouwd als de ultieme vorm van intolerantie van ‘anderszijn’, waarin vluchtelingen geen toegang tot de samenleving wordt gegeven. Deze negatieve reacties kunnen worden

gerechtvaardigd met het argument dat dit nodig is om de ‘eigen groep’ te beschermen tegen de bedreigingen en onzekerheden die vluchtelingen met zich mee brengen. Op deze manier bevordert de media niet alleen de ontmenselijking van vluchtelingen door negatieve

beeldvorming te benadrukken, maar wordt ook een rechtvaardiging van de ontmenselijking van deze groep geboden (Esses et al., 2013).

(10)

10

Tegenover het dehumanizatie frame staat het human-interest frame. Dit frame is een manier om het persoonlijke verhaal en beweegredenen van de vluchteling te vertellen. Het personaliseren van een probleem draagt namelijk bij aan het narratieve karakter van nieuws en is een manier om de aandacht van het publiek te grijpen en vast te houden (d’Haenens & de Lange, 2001; Semetko & Valkenburg, 2000). Door de beweegredenen en gevoelens van een vluchteling te weten te komen, is het waarschijnlijk dat men zich sneller met iemand

identificeert dan als dit verhaal uit het licht van de media blijft. Omdat in het frame vooral wordt gericht op de persoonlijke en emotionele kant van een verhaal, worden ook eerder emoties, voornamelijk schuld en verantwoordelijkheid, opgeroepen bij de lezer (Cho & Gower, 2006). Het is niet direct aangetoond dat deze emoties direct in verband staan met een positieve attitude ten opzichte van de vluchtelingenproblematiek, maar dit verband is wel waarschijnlijk (d’Haenens & de Lange, 2001).

Eerder onderzoek naar het human-interest frame in relatie tot mediaberichten over vluchtelingen en immigranten toonde enkele relevante conclusies aan, waarvan er hier twee zullen worden genoemd. Uit een kwantitatief onderzoek naar Amerikaanse, Noorse en Franse media blijkt dat ongeveer de helft van de nieuwsberichten over immigratie een menselijk gezicht of voorbeeld bevat. De veronderstelling dat een nieuwsbericht met een human-interest frame minder (sterke) argumenten bevat, en daardoor een lagere nieuwskwaliteit bezitten, wordt door deze studie ontkracht (Figenschou & Thorbjørnsrud, 2015). Uit een onderzoek naar de relatie tussen nieuwsvoorkeuren van het publiek en human-interest frames is gebleken dat liberale publieksgroepen human-interest frame berichten prefereren, en dat conservatieve publieksgroepen vinden dat nieuwsberichten gericht op een individueel verhaal het

vluchtelingenprobleem niet duidelijker maken (Aalberg & Beyer, 2015). Hierbij moet echter wel rekening worden gehouden met het feit dat voorkeuren voor nieuwsberichten ook

gebaseerd kunnen zijn op een bestaande mening. Bij het onderzoeken van attitudevorming in dit onderzoek wordt daar ook rekening mee gehouden en dit zal in de volgende twee

paragrafen verder worden toegelicht. Attitude

Uit onderzoek blijkt dat framing een direct effect heeft op de attitudes en meningen van mensen (Lecheler et al., 2013). Een attitude ten opzichte van vluchtelingen die naar Nederland komen kan echter veelomvattend zijn en meerdere dimensies hebben. Bijvoorbeeld of vluchtelingen wel of niet een (economische) bijdrage leveren aan Nederland, of

(11)

11

wel of niet welkom worden geacht in Nederland. In dit onderzoek is gekozen voor de laatste dimensie, omdat de vraag of vluchtelingen wel of niet welkom worden geacht door inwoners van Nederland de meest duidelijke en alomvattende link legt met de attitude over welke oplossing de overheid zou moeten kiezen in het asielbeleid. Een onderzoek van Gniewosz en Noack (2015) naar de overdracht van attitude ten opzichte van vluchtelingen van ouder op kind, wees uit dat deze attitude onder kan worden verdeeld in een positieve, negatieve dan wel neutrale attitude.

Op basis hiervan is ook voor dit onderzoek een verdeling in drie categorieën van attitudes gemaakt, die als volgt kunnen worden geoperationaliseerd.Als iemand vindt dat vluchtelingen niet in Nederland zouden mogen verblijven, maar beter in hun eigen land of omringende landen moeten blijven, dan kan dit worden beschouwd als een negatieve attitude ten opzichte van de vluchtelingenproblematiek in Nederland. Als iemand vindt dat

vluchtelingen in Nederland opvang verdienen, en Nederland er goed aan doet vluchtelingen onderdak te bieden, dan kan dit worden beschouwd als een positieve attitude. Als iemand niet direct aan één kant van het probleem staat of zich niet heeft uitgesproken over de opvang van vluchtelingen in Nederland, dan kan dit worden beschouwd als een neutrale attitude. Wanneer mensen een nieuwsbericht met een human-interest dan wel een dehumanizatie frame lezen, worden per frame bepaalde kenniseenheden tijdelijk gemakkelijker toegankelijk gemaakt. Vervolgens kunnen deze primes ervoor zorgen dat een attitude wordt gecreëerd die correspondeert aan het soort gelezen bericht. Op basis hiervan is de volgende hypothese opgesteld:

H1: Wanneer mensen een mediabericht lezen dat geschreven is in een human-interest

frame, dan ontwikkelen zij een positievere attitude ten opzichte van de

vluchtelingenproblematiek, vergeleken met het lezen van een mediabericht dat geschreven is in een dehumanizatie frame.

Bestaande mening en selective exposure

Vanwege de grote hoeveelheid van mediaberichtgeving over de

vluchtelingenproblematiek in Nederland het afgelopen jaar, is de kans groot dat mensen al veel voorkennis over het onderwerp hebben, en wellicht ook al een (sterke) attitude hebben gevormd. Tijdens het proces van priming is de hoeveelheid kennis die een individu al heeft over het onderwerp vóór de blootstelling aan de mediaberichtgeving een belangrijke variabele. Naarmate een individu namelijk meer kennis heeft over een onderwerp, zal

(12)

12

mediaberichtgeving minder invloed uit kunnen oefenen op die persoon en zal men dus minder gevoelig zijn voor priming-effecten (De Boer & Brennecke, 2003). Het is dan ook

aannemelijk dat de attitude vervolgens minder snel zal worden beïnvloed. Het mediaframe moet als het ware zien op te boksen tegen de eigen mening van de ontvanger: hoe meer uitgesproken de houding van het publiek, hoe meer de eigen opvattingen de interpretatie van de boodschap kleuren. Op basis van de verwachte invloed van de door voorkennis gevormde bestaande mening, is de volgende hypothese opgesteld:

H2: Hoe sterker de bestaande mening over de vluchtelingenproblematiek is, hoe

minder invloed een mediabericht in een human-interest of dehumanizatie frame invloed zal hebben op attitude.

De variabele ‘bestaande mening’ zal worden meegenomen als moderator en daarnaast wordt ingegaan op het bestuderen van het fenomeen ‘selective exposure’. Dit fenomeen houdt in dat mensen voorkeur geven aan informatie die hun eigen mening ondersteunt (Frey, 1986; Sears & Freedman, 1967; Stroud, 2010). Het mechanisme van het selectief kiezen van informatie is afkomstig van de cognitieve dissonantie theorie van Festinger (1957,1964). Deze theorie stelt dat mensen liever informatie willen lezen die consistent is met hun attitude, dan informatie die dissonant is met hun attitude. Dissonante informatie verhoogt namelijk onzekerheid en

psychologisch ongemak, terwijl consonante informatie tot een versterkt vertrouwen in de reeds bestaande attitudes en beslissingen leidt (Beam, 2014). Heel wat mensen baseren zich voor hun informatievoorziening op enkele en steeds dezelfde bronnen, wat mede met selective exposure kan leiden tot selectiviteit in koppen van nieuwsberichten. Het gevolg is een grotere kans op eenzijdige informatie en kennis, en het creëren van een eenzijdige attitude ten

opzichte van een probleem (Beam, 2014). Op basis van deze bevindingen is de volgende hypothese opgesteld:

H3: Als eerst een bericht met een human-interest frame wordt gelezen, leest men het liefst een gelijkgestemd bericht; als eerst een bericht met een dehumanizatie frame wordt gelezen, leest men ook het liefst een gelijkgestemd bericht.

Methode

Dit onderzoek is uitgevoerd in de vorm van een experiment, omdat gehoopt werd zo een causale relatie aan te tonen van media-framing op selective exposure en attitude ten opzichte van de vluchtelingenproblematiek. Een significante causale relatie toont met meer zekerheid

(13)

13

een effect aan dan enkel een verband tussen variabelen. Een experiment is hier de meest geschikte onderzoeksmethode, omdat systematisch en gecontroleerd variatie wordt aangebracht in de onafhankelijke variabele. Door gebruik te maken van deze

vergelijkingsbasis, kunnen zoveel mogelijk storende factoren worden vermeden (Gravetter & Forzano, 2012).

Procedure

Voor de deelname aan het onderzoek is een informatiebrief getoond, waar in stond dat er geen schadelijke gevolgen zullen zijn van het onderzoek en dat de participant elk moment kan stoppen met deelname. Er is heldere informatie en instructies over het onderzoek gegeven en pas na goedkeuring van de participant werd het onderzoek getoond. Het onderzoek begon met vragen over hoe men in het algemeen denkt over de vluchtelingenkwestie, om de

moderator ‘bestaande mening’ te meten. Vervolgens werden de respondenten random toegewezen aan een nieuwsbericht geschreven in een human-interest frame of een

nieuwsbericht geschreven in een dehumanizatie frame. Om te zorgen dat het nieuwsbericht goed werd gelezen, is in de instructie aangegeven dat achteraf een vraag over het bericht wordt gesteld. Ook werd een timer van 30 seconden leestijd aan de vraag gekoppeld. De nieuwsberichten waren fictief en gebaseerd op bestaande nieuwsberichten. De manipulatie was het verschil in type frame. Na het lezen van het nieuwsbericht, werd de afhankelijke variabele ‘selective exposure’ gemeten door een keuze voor te leggen tussen een berichtkop in een human-interest frame en een berichtkop in een dehumanizatie frame. Vervolgens werd de afhankelijke variabele ‘attitude’ gemeten, door te vragen hoe men op dit moment denkt over de vluchtelingenkwestie. Als laatst werd nog naar de persoonlijke kenmerken geslacht, leeftijd, woonplaats en opleidingsniveau gevraagd.

Design en validiteit

Er is gekozen voor een ‘between subjects design’, omdat hierbij geen kans op

oefening, moeheid of verveling is. Daarnaast zullen er geen contrast effecten optreden, omdat men maar in één conditie wordt ingedeeld. Een nadeel van dit design is dat er meer

respondenten gevonden moesten worden, omdat er twee groepen zijn waar verschillende mensen voor nodig zijn. Om de externe validiteit te verhogen werd gebruik gemaakt van een online vragenlijst, omdat deze bijna overal en op eigen gemak kan worden afgenomen, wat een natuurlijkere setting creëert voor de respondent dan bijvoorbeeld een onderzoek in een lab. Dit zal de kans op eerlijke en minder sociaalwenselijke antwoorden over dit (politiek)

(14)

14

gevoelige onderwerp vergroten. Een nadeel van online vragenlijsten is echter dat externe factoren, zoals een groeiende afkeer van surveys, niet kunnen worden gecontroleerd. Om na te gaan of de respondenten de vragen niet slordig en ongeïnteresseerd invullen, en om de

ecologische validiteit te behouden, is daarom de volgende testvraag worden toegevoegd tussen de echte vragen:

Hoezeer bent u het, op dit moment, eens met de volgende stelling?

Alle scholen en universiteiten moeten vluchtelingen helpen met het valideren van hun diploma’s. Vul hier ‘zeer mee eens in’ als teken dat u deze vraag goed heeft gelezen.

Participanten

119 mensen zijn de vragenlijst begonnen, en 83 mensen hebben de vragenlijst volledig ingevuld. De response rate is 70%. Om de data zo valide mogelijk te houden zijn de 15 respondenten die de testvraag fout beantwoord hadden, niet geselecteerd als

onderzoekseenheid. Dit leidt tot N = 68, verdeeld in 34 respondenten in elke conditie. De gemiddelde leeftijd van de participanten is 25,75 waarvan de jongste 18 en de oudste 55. De respondenten bestaan voor 66,2% uit vrouwen (N=45), en 33,8% uit mannen (N=23). Het laagst genoten opleidingsniveau was MBO (1,5%, N=1) en het hoogst genoten

opleidingsniveau was WO (48,5%, N=33). De meeste respondenten woonden in de randstad of grote steden (58,5%, N=40) en 41,2% (N=28) van de respondenten woonde in kleinere steden of dorpen. Dit sample van respondenten is tot stand gekomen door de vragenlijst online te verspreiden via sociale media. Omdat de vragenlijst wellicht door de respondenten zelf verder is verspreid, is er sprake van een gelegenheidssteekproef en een sneeuwbalsteekproef. Metingen

Beschrijving van het onderzoeksinstrument. Voor de meting van de moderator

‘voorkennis’ wordt gebruik gemaakt van een schaal van ‘The European Social Survey’

(Round 1, 2002/03). Deze schaal meet vier constructen van een algemene attitude ten opzichte van immigranten. Onder andere wordt gevraagd naar de mate van verzet tegen nieuwe

immigranten die naar een land komen, voorkeuren voor het opleggen van bepaalde voorwaarden (zoals onderwijs, werkervaring of taalkennis) en mate van angst voor economische bedreiging en andere culturele tradities. Uit onderzoek naar deze schaal is gebleken dat deze constructen voldoende betrouwbaar en valide zijn, en de vier factorladingen hoger dan 0,40 waren (Billiet & Meulemans, 2012). De gebruikte antwoordschaal is een zevenpuntsschaal, ook wel Likert-schaal, met 1 (zeer mee oneens) en 7 (zeer mee eens) als

(15)

15

uiterste waarden, zodat de moderator kan worden gemeten op intervalniveau. Voordat analyses konden worden uitgevoerd met deze schaal, is het item ‘Het is beter voor een land als iedereen dezelfde tradities en gewoontes deelt’ omgecodeerd, omdat dit item het enige was waar mensen met een negatieve attitude het waarschijnlijk eerder mee eens zullen zijn en dus hoog op zullen scoren. Om gelijke waardes te blijven meten, is dit item daarom omgecodeerd. Om de afhankelijke variabele ‘attitude’ te meten, worden enkele vragen uit de

‘Attitudes Towards Immigration Scale’ (Hovey et. al, 2000) toegevoegd, voor een zo passend mogelijke vragenlijst of vluchtelingen in Nederland welkom worden geacht of niet. De vragen in deze schaal waren gericht op de Verenigde Staten, en is daarom voor dit onderzoek

aangepast naar Nederland. De combinatie van de twee schalen zal nog een keer worden getest op betrouwbaarheid door de Cronbach’s alpha te meten. Wederom werd de antwoordschaal met uiterste waarden 1 (zeer mee oneens) en 7 (zeer mee eens) gebruikt, zodat de afhankelijke variabele ‘attitude’ ook kan worden gemeten op intervalniveau. Voordat analyses met deze schaal konden worden uitgevoerd, zijn alle items waar mensen met een positieve attitude het waarschijnlijk eerder mee eens zullen zijn en dus hoog op zullen scoren (bijvoorbeeld ‘Ik vind dat Nederland vluchtelingen moet opvangen, als dit goed geregeld wordt’) omgecodeerd, zodat alle items dezelfde waardes meten.

Factor analyse & betrouwbaarheidsanalyse. Om de moderator ‘bestaande mening’ te

meten is een principale-componenten-factoranalyse met varimax rotatie uitgevoerd op de eerste 15 items waarin naar een ‘algemene’ mening wordt gevraagd. Deze items blijken samen vier componenten te hebben met een eigenwaarde groter dan 1. Ook in de scree plot liggen er 4 componenten boven de eerste grote knik. Deze componenten verklaren samen 71,25% van de variantie in de items. Het eerste component bestaat uit 6 items en verklaart 38,87% van de variantie. Deze items hebben allen vooral betrekking op hoe men in het algemeen denkt over het toestaan van immigratie uit verschillende landen naar Nederland. Omdat de andere componenten een aanzienlijk lagere eigenwaarde en verklaarde variantie hebben, is besloten deze niet verder mee te nemen in de schaalconstructie voor de moderator ‘bestaande mening’ en verdere analyses. De betrouwbaarheid van de schaal is goed

(Chronbach’s alpha = .91). De schaal is vervolgens samengesteld door de gemiddelde van de items te berekenen. Gemiddeld was er een redelijk positieve bestaande mening over het toestaan van immigratie uit verschillende landen naar Nederland (M = 5,33, SD = 1,02), waarbij 7 de hoogst mogelijke score was en 1 de laagst mogelijke score.

Om de afhankelijke variabele ‘attitude’ te meten is een principale-componenten-factoranalyse met varimax rotatie uitgevoerd op 18 variabelen, die niet naar een ‘algemene’

(16)

16

mening, maar naar een mening die mensen hebben ‘op dit moment’ vroegen. De in totaal 18 items blijken samen 5 componenten te hebben met een eigenwaarde groter dan 1. Maar in de scree plot ligt er maar 1 component, bestaande uit 7 items, boven de eerste grote knik en dit component verklaart ook de meeste variantie in de items, namelijk 35,18%. Daarom wordt gekozen de resterende 4 componenten niet mee te nemen in de schaalconstructie voor de afhankelijke variabele ‘attitude’ en verdere analyses. De schaal bestaat uit 7 items en meet de attitude tegenover het toelaten van asielzoekers in Nederland. De betrouwbaarheid van de schaal is goed (Chronbach’s alpha = .86). De schaal is vervolgens samengesteld door de gemiddelde van de items te berekenen. Gemiddeld was er een redelijke positieve attitude tegenover het toelaten van asielzoekers in Nederland (M = 5,03, SD = 1,08), waarbij 7 de meest positieve score was, en 1 de meest negatieve score.

Resultaten

Variantieanalyse. Om een eenwegs-variantieanalyse uit te kunnen voeren met als

moderator ‘bestaande mening’, wordt deze variabele hergecodeerd in twee groepen. Afgaande op de mediaan van 5,42, zijn de 68 respondenten op basis van de ingevulde waardes verdeeld in twee gelijke groepen van 34. Op deze manier vertegenwoordigt de eerste groep de

bestaande meningen die meer negatief zijn tegenover de komst van vluchtelingen naar Nederland, en de tweede groep de meningen die voornamelijk positief zijn tegenover de komst van vluchtelingen naar Nederland.

Om te toetsen of mensen na het lezen van een bericht geschreven in een human-interest frame een positievere attitude ontwikkelen ten opzichte van de

vluchtelingenproblematiek, vergeleken met het lezen van een bericht geschreven in een dehumanizatie frame, is een tweewegs-variantieanalyse uitgevoerd voor de afhankelijke variabele ‘attitude’, met ‘bestaande mening’ en ‘type framing’ als fixed factors. Er is geen significant effect gevonden voor de invloed van het type framing op attitude tegenover vluchtelingenproblematiek F (1, 64) = .04, p = .84. Om te toetsen of een sterkere bestaande mening minder invloed van een mediabericht in een human-interest of dehumanizatie frame op attitude veroorzaakt, werd in dezelfde analyse getoetst voor een interactie effect tussen ‘bestaande mening’ en ‘type framing’. Dit interactie effect bleek niet significant: F (1, 64) = 1.316, p = .24. Wel is er een middelmatig, significant hoofdeffect gevonden voor de invloed van de bestaande mening over de vluchtelingenproblematiek op de attitude tegenover het asielbeleid F (1, 64) = 15.38, p < .01, η2 = .20.

(17)

17

weergegeven in figuur 1. De respondenten die een bestaande negatieve mening hebben ten opzichte van de vluchtelingenproblematiek, hebben gemiddeld ook een negatievere attitude (M = 4,55, SD = 1,01) dan de mensen die een bestaande positieve mening hebben (M = 5,52,

SD = 0,92) waarbij 7 de meest positieve score en 1 de meest negatieve score. Op basis van

deze resultaten wordt de eerste hypothese (H1) verworpen. Omdat de tweede hypothese een interactie effect voorspelde, en niet het hoofdeffect wat wel significant bleek, wordt de tweede hypothese (H2) ook verworpen.

Figuur 1

Kruistabel. Om te toetsen of mensen na het lezen van een bericht met een

human-interest frame het liefst eenzelfde bericht lezen, en na het lezen van een bericht met een dehumanizatie frame ook het liefst eenzelfde bericht lezen, wordt de dichotome, afhankelijke variabele ‘selective exposure’ gemeten via een kruistabel met de Fisher-exact toets, met ‘type framing’ als onafhankelijke variabele. De waardes van beide variabelen zijn zo ingedeeld dat de waarde 0 voor een human-interest frame staat, en de waarde 1 voor een dehumanizatie frame. Alle cellen in de kruistabel met beide variabelen hebben minstens 1 als verwachte waarde en 0% van de verwachte waarden is kleiner dan 5. Er is een significant verschil tussen het lezen van een bericht met een human-interest of dehumanizatie frame en de keuze voor bericht daarna (Fisher’s-Exact p = .042).

4,4082 4,6429 4,5462 5,6571 5,3265 5,521 1 2 3 4 5 6 7

human-interest frame dehumanizatie frame totaal

A

TT

ITUD

E

Gemiddelde attitude bij verschillende bestaande mening

negatief positief

(18)

18

In figuur 2 is te zien hoe selective exposure verdeeld is na het te lezen krijgen van een bericht in een human-interest of dehumanizatie frame. Relatief veel mensen kiezen wederom voor een human-interest frame als zij een human-interest frame te lezen hebben gekregen. De mensen die voor het dehumanizatie frame als tweede bericht kozen, hadden daarvoor relatief vaak een dehumanizatie bericht te lezen gekregen. Echter, dit verband is (verwaarloosbaar) zwak (Phi = .249). Op basis van deze resultaten kan de derde hypothese (H3) worden aangenomen.

Conclusie

Framing in mediaberichtgeving kan van grote invloed zijn op perceptievorming van verschillende onderwerpen (McCombs & Shaw, 1972; Goffman, 1974). Het doel van dit onderzoek was de invloed van framing in mediaberichtgeving op vluchtelingenproblematiek onderzoeken, omdat deze voorheen in wetenschappelijk onderzoek nog niet goed was

beschreven. Door meer kennis op te doen over de oorzaken van de attitudevorming over deze problematiek, wordt gehoopt conflicten rond deze problematiek beter te kunnen begrijpen en in de hand te kunnen houden. Of mediaberichtgeving deze attitudevorming beïnvloedt, werd aan de hand van de vraag ‘Wat is de invloed van framing in mediaberichtgeving over de vluchtelingenproblematiek op attitude tegenover dit probleem?’ onderzocht door causaal onderzoek uit te voeren.

Uit de resultaten is gebleken dat de attitudevorming over de

vluchtelingenproblematiek niet wordt bepaald door het type nieuwsframe dat werd gelezen. Een dehumanizatie frame in een nieuwsbericht zorgt niet voor een negatieve attitude ten opzichte van de vluchtelingenproblematiek, en een human-interest frame zorgt niet voor een positieve attitude ten opzichte van de vluchtelingenproblematiek. Daarentegen was de bestaande mening over de vluchtelingenproblematiek wel een belangrijke factor in de attitudevorming. Heeft iemand een bestaande positieve mening over het verblijf van vluchtelingen in Nederland, dan zal de attitude ook positief zijn na het lezen van een

Type framing Se lec ti ve ex p os ure

Human-interest frame Dehumanizatie frame Totaal

Human-interest frame 32 26 58

Dehumanizatie frame 2 8 10

Totaal 34 34 68

(19)

19

mediabericht, ongeacht het type frame dat is gebruikt. Wanneer iemand vindt dat

vluchtelingen niet in Nederland zouden mogen verblijven, en dus een negatieve bestaande mening heeft, dan zal de attitude ook negatief zijn na het lezen van een mediabericht, ongeacht het type frame dat is gebruikt. Als iemand een neutrale bestaande mening heeft en niet direct aan één kant van het probleem staat of zich niet heeft uitgesproken over de opvang van vluchtelingen in Nederland, zal de attitude na het lezen van een nieuwsbericht, ongeacht het type frame dat is gebruikt, ook neutraal zijn.

Omdat mensen sterk afhankelijk zijn van massamedia als het gaat om verkrijgen van informatie over internationale conflicten, en een bestaande mening over een politiek probleem ergens uit voort moet komen, is het niet onwaarschijnlijk dat media iets met de vorming van deze bestaande meningen te maken heeft (Brewer et al., 2003; Lecheler et al., 2013). Hoewel uit dit onderzoek is gebleken dat een human-interest of dehumanizatie frame op korte termijn de attitudevorming niet beïnvloed, zou het kunnen zijn dat de media op langere termijn invloed heeft gehad bij de vorming van de stabiele, bestaande mening. Zo kan het milieu waarin men verkeert, en de daarbij passende media, zorgen voor informatie die consistent is met attitudes. Het baseren op informatievoorziening in de vorm van enkele en dezelfde bronnen, kan steeds weer zorgen voor een bevestiging van de mening die men heeft over de vluchtelingenproblematiek.

Dat men selectief is in informatievoorziening, en dus doet aan ‘selective exposure’, is gebleken uit dit onderzoek. Hoewel er rekening moet worden gehouden met het feit dat er een zwak verband is gevonden, kan er op basis van de resultaten uit dit onderzoek worden gesteld dat mensen het liefst een bericht lezen dat gelijkgestemd is met berichten die zij eerder lazen. Als mensen een bericht lezen geschreven in een human-interest frame, willen zij daarna het liefst weer een bericht lezen met een human-interest frame. Lezen mensen vaak berichten met een dehumanizatie frame, dan willen zij het liefst daarna weer berichten geschreven in een dehumanizatie frame lezen. Het blijven hangen in een mediamilieu met eenzijdige informatie en kennis, creëert een eenzijdige bestaande mening ten opzichte van het

vluchtelingenprobleem in Nederland. Omdat men gewend is aan één bepaald soort type berichten, wordt de bestaande mening die hier wellicht door is gevormd, minder snel veranderd wanneer men in contact komt met een mediabericht waarin een andere, tegenovergestelde mening wordt verkondigd (De Boer & Brennecke, 2003).

Samenvattend kan worden gesteld dat de afhankelijkheid van media wat betreft de attitudevorming over het vluchtelingenproblematiek op basis van deze resultaten niet kan worden uitgesloten. Omdat selective exposure is aangetoond, is de kans aanwezig dat men

(20)

20

door het opdoen van eenzijdige kennis een stabiele mening over de bestemming van

vluchtelingen in Nederland vormt. Het is wel duidelijk dat de bestaande meningen hierover op de korte termijn niet zullen worden beïnvloed door mediaberichten geschreven in een human-interest of dehumanizatie frame.

Discussie

Hoewel dit onderzoek zo nauwkeurig mogelijk is uitgevoerd, zijn er een aantal

kanttekeningen te plaatsen bij de onderzoeksmethode en het feit dat niet alle onderzochte hypotheses (sterke) significante resultaten opleverden. Eerst zullen de gevonden resultaten worden vergeleken met de in de inleiding en theoretisch kader besproken theorieën. Daarna zullen beperkingen in de methode en de bijdrage aan de wetenschap worden behandeld. Als laatst zullen enkele suggesties voor vervolgonderzoek worden genoemd.

Overeenkomsten en verschillen met besproken theorieën. De resultaten in dit

onderzoek wat betreft selective exposure kwamen overeen met de cognitieve dissonantie theorie van Festinger (1957, 1964): mensen lezen liever informatie die consistent is met hun attitude, dan informatie die dissonant is met hun attitude. Daarnaast kwamen in dit onderzoek de bevindingen over de invloed van de hoeveelheid kennis die een individu al heeft over het onderwerp op het proces van (media)priming ook overeen. De bestaande mening bleek significant invloed te hebben op attitudevorming over de vluchtelingenproblematiek, terwijl het type framing hier geen significante invloed op had. De resultaten uit dit onderzoek bevestigen de Framing-theorie (Goffman, 1974) dan ook niet. Wanneer wellicht de onderzoeksmethode van dit onderzoek zal worden aangepast, en bijvoorbeeld niet naar de korte termijn, maar naar een langere termijn van framing van vluchtelingenproblematiek en attitudevorming wordt gekeken, zullen meer significante framing-effecten worden gevonden. Overigens heeft de bestaande mening gebaseerd op voorkennis over het onderwerp een zodanige invloed, dat effecten minder makkelijk te onderscheiden zijn. Een framing-onderzoek naar een onderwerp of situatie waar minder voorkennis over is, zal waarschijnlijk duidelijkere effecten opleveren.

Een andere theorie die ook niet overeenkwam met de resultaten uit dit onderzoek was die van Shoemaker en Vos (2009) en Soroka en McAdams (2010). Zij stelden dat positieve verhalen een lagere nieuwswaarde hebben, en negatieve verhalen en crisissen ‘verkopen’. Bij de keuze in de vragenlijst voor het lezen van een negatief geframed of een positief geframed verhaal, koos 85% van de respondenten voor het positieve verhaal. Het kan zijn dat de theorie van Shoemaker en Vos (2009) en Soraka en McAdams (2010) niet opgaat voor verhalen over

(21)

21

vluchtelingenproblematiek, of dat de uitkomsten van dit percentage wellicht op te veel toeval berusten.

Bespreking limitaties methode. Ten eerste kon de steekproef groter worden gemaakt,

om de resultaten meer generaliseerbaar te maken. Daarnaast kon er meer gelet worden op de verbreding van de demografische kenmerken van de respondenten. Zo waren er in deze steekproef relatief meer vrouwen dan mannen, waren de respondenten voornamelijk hoog opgeleid, en woonden de meeste respondenten in de randstad en grote steden. Met het oog op het onderwerp van vluchtelingenproblematiek en de attitude over de opvang van

vluchtelingen is met name het laatste kenmerk van belang: in kleine dorpen kan de komst van een grootschalig azc een meer intimiderende indruk wekken dan in grote steden, waar een verandering minder snel zal worden opgemerkt. Daarnaast is er in grote steden een grotere mate van diversiteit, en hebben mensen over het algemeen een minder conservatieve mening. Wanneer de steekproef van respondenten niet evenredig verdeeld is over steden en dorpen in Nederland, kan dit wellicht een vertekend beeld geven in de resultaten. Ten tweede was de lage respons rate bij de online onderzoeksmethode een nadeel. Zo zijn 199 mensen de vragenlijst begonnen, en maar 83 mensen hebben de vragenlijst volledig ingevuld. Door het onderzoek persoonlijk af te nemen, kan dit waarschijnlijk worden voorkomen. Aan de andere kant zijn zaken zoals een kleinere steekproef en een online onderzoeksmethodes de

voordeligste keuzes, met oog op geld en tijd dat er beschikbaar is voor het uitvoeren van dit onderzoek.

De validiteit van het onderzoek is wel gewaarborgd, door de respondenten die een fout antwoord gaven op de testvraag niet mee te nemen in de data-analyse. Op deze manier is gecontroleerd of respondenten de vragen niet slordig en ongeïnteresseerd hebben ingevuld. Ook is de betrouwbaarheid van de onderzoeksmethode in orde, omdat gebruik is gemaakt een consistente vragenlijst met de mogelijkheid om reacties en opmerkingen achter te laten. Uit de opmerkingen van respondenten is gebleken dat de vragen duidelijk en leesbaar waren.

Belang van het onderzoek. Het is belangrijk om op de hoogte te blijven van de

stemming en attitude die er heerst onder inwoners van Nederland over de vluchtelingenproblematiek, en of deze attitude makkelijk te beïnvloeden is door

mediaberichtgeving. Dit onderzoek heeft daaraan een bijdrage geleverd door te laten zien dat de bestaande mening die Nederlanders hebben niet makkelijk te beïnvloeden is door

mediaberichtgeving, in ieder geval niet op korte termijn. De attitudevorming over de vluchtelingenproblematiek is onderdeel van een groter proces van mediagebruik op langere termijn en de wisselwerking met selective exposure in dit mediagebruik. De bijdrage aan de

(22)

22

wetenschap op het gebied van selective exposure komt ook duidelijk naar voren, omdat er nieuwe inzichten zijn opgedaan over de aanwezigheid van selective exposure in

mediaberichtgeving over vluchtelingenproblematiek in Nederland. De toevoeging aan framing-onderzoek en attitudevorming op het gebied van vluchtelingenproblematiek in

Nederland is echter zeer beperkt, en hier liggen dan ook zeker kansen voor vervolgonderzoek. Suggesties vervolgonderzoek. Waar zeker rekening mee zal moeten worden gehouden

bij vervolgonderzoek naar dit specifieke onderwerp is de manier waarop framing getoetst wordt. In het vervolg zal dit bijvoorbeeld beter op lange termijn kunnen worden gedaan, door over een lange periode mediaberichtgeving met framing en attitudevorming te testen. Ook kan het wellicht interessant zijn om in het vervolg de politieke voorkeur en keuze voor

mediagebruik te onderzoeken, om zo een breder beeld te krijgen van de invloeden op selective exposure en de bestaande mening over de vluchtelingenproblematiek in Nederland. Er kan op basis van dit onderzoek namelijk nog niet worden verondersteld hoe en waardoor de

bestaande mening precies wordt gevormd.

Omdat meer mensen tegenwoordig buiten hun geboorteland leven dan in elke andere periode van de menselijke geschiedenis, en deze verhoudingen naar verwachting zullen blijven stijgen in de toekomst, is het belangrijk om de perceptievorming over immigranten en vluchtelingen te blijven onderzoeken. Door er achter te komen wat deze perceptievorming beïnvloedt, kan de dehumanizatie van groepen zo veel mogelijk worden verminderd.

Bovendien kan door rationeel naar negatieve berichtgeving te kijken de rechtvaardiging van ontmenselijking van vluchtelingen tegen worden gegaan. Door een open opstelling van de ontvangende samenleving, zal vervreemding en afwijzing niet het gevolg zijn, en kunnen escalerende conflicten uit de weg worden gegaan.

(23)

23 Literatuurlijst

Aalberg, T., & Beyer, A. (2015). Human interest framing of irregular immigration. American

Behavioral Scientist, 59(7), 858-875. Doi: 10.1177/0002764215573258

Bakker, M., & Obbema, F. (2015). Minder, minder, minder… Enquête over Fort Europa. De Volkskrant, 15 augustus 2015. Geraadpleegd op 28 februari 2016, via:

http://www.volkskrant.nl/4121383

Beam, M. A. (2014). Automating the news. Communication Research, 41(8), 1019-1041. Doi: 10.1177/0093650213497979

Boer, C. de, & Brennecke, S.I. (2003). Theorieën over media impact. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.

Bolle, J. (2015). ‘Terrein naast azc Enschede bezaaid met varkenskoppen’. NRC.nl, 25 november 2015. Geraadpleegd op 24 februari 2016, via:

http://www.nrc.nl/nieuws/2015/11/25/terrein-naast-azc-enschede-bezaaid-met-varkenskoppen

Brewer, P. R., Graf, J., & Willnat, L. (2003). Priming or framing: media influence on attitudes toward foreign countries. International Communication Gazette, 65(6), 493-50.

Doi:10.1177/0016549203065006005

Cho, S.H., & Gower, K. K. (2006). Framing effect on the public’s response to crisis: Human interest frame and crisis type influencing responsibility and blame. Public Relations

Review, 32(4), 420-422. Doi: 10.1016/j.pubrev.2006.09.011

De Volkskrant. ‘Tegenstanders azc in Heesch hangen dode big in boom’ 13 januari 2016. Geraadpleegd op 24 februari 2016, via:

http://www.volkskrant.nl/binnenland/tegenstanders -azc-in-heesch-hangen-dode-big-in-boom~a4224123/

De Vreese, C. H. (2012). New avenues for framing research. American Behavioral Scientist,

56, 365-375. Doi: 10.1177/0002764211426331

De Vreese, C. H. (2002). Framing Europe: Television news and European integration. Amsterdam, Nederland: Aksant Academic.

D’Haenens, L., & de Lange, M. (2001). Framing of asylum seekers in Dutch regional newspapers. Media, Culture & Society, 23(6), 847(24).

Doi: 10.1177/016344301023006009

Esses, V. M., Medianu, S., & Lawson, A. S. (2013). Uncertainty, threat, and the role of the media in promoting the dehumanization of immigrants and refugees. Journal of Social

Issues, 69(3), 518-536 Doi: 10.1111/josi.12027

Festinger, L. (1957). A theory of cognitive dissonance. Stanford, CA: Stanford University Press.

Fetzer, J. S. (2013). The paradox of immigration: A review of existing findings and new

evidence from international social survey programme data. In: Immigration and public

(24)

24

Figenschou, T. U., & Thorbjørnsrud, K. (2015). Faces of an invisible population. American

Behavioral Scientist, 59(7), 783-801. Doi: 10.1177/0002764215573256

Freeman, G. P., Hansen, R., & Leal, D. L. (2013). Immigration and public opinion in liberal

democracies. In: Introduction: Immigration and public opinion, 1-20. New York, NY:

Routledge.

Frey, D. (1986). Recent research on selective exposure to information. Advances in

Experimental Social Psychology, 19, 41-80.

Gaudelli, W., & Siegel, B. (2010). Seeking knowledge through global media. Curriculum

Inquiry, 40(5), 582-599. Doi: 10.1111/j.1467-873X.2010.00512.x

Gniewosz, B., & Noack, P. (2015). Parental influences on adolescents’ negative attitudes toward immigrants. Journal of Youth and Adolescence, 44(9), 1787-1802.

Doi:10.1007/s10964-015-0291-3

Goffman, E. (1974). Frame analysis: An essay on the organization of experience. New York: Harper & Row.

Gravetter, F. J., & Forzano, L.-A. B. (2012). Research methods for the behavioral sciences. Belmont, CA: Wadsworth Cengage Learning.

International Organization for Migration (2016). World Migration. Geraadpleegd op 22 februari 2016, via: http://www.iom.int/world-migration

Lahav, G. (2013). Threat and immigration attitudes in liberal democracies: The role of

framing in structuring public opinion. In: Immigration and public opinion in liberal

democracies, 232-253. New York, NY: Routledge.

Lecheler, S., Schuck, A. R. T., & De Vreese, C. H. (2013). Dealing with feelings: Positive and negative discrete emotions as mediators of news framing effects.

Communications, 38(2), 189–209. Doi:10.1515/commun-2013-0011

Lindhout, S., ‘Sinds WOII waren er niet zoveel mensen op de vlucht’. De Volkskrant, 20 juni 2014. Geraadpleegd op 24 februari 2016, via: http://www.volkskrant.nl/magazine/sinds-woii-waren-er-niet-zoveel-mensen-op-de-vlucht~a3675769/

Mccombs, M. E., & Shaw, D. L. (1972). The agenda-setting function of mass media. The

Public Opinion Quarterly, 36(2), 176-187.

Messing, S., & Westwood, S. J. (2014). Selective exposure in the age of social media.

Communication Research, 41(8), 1042-1063. Doi: 10.1177/0093650212466406

Muijsers, A. (1998). Asielzoekers en vluchtelingen in beeld: een onderzoek naar de

beeldvorming over asielzoekers en vluchtelingen in de Telegraaf, de Volkskrant en De Gelderlander. MD thesis, Department of Communication, University of Nijmegen, The

Netherlands.

NOS. ‘COA en Stichting Vluchteling platgebeld door mensen die willen helpen’. 3 september 2015. Geraadpleegd op 24 februari 2016, via: http://nos.nl/artikel/2055673-coa-en-stichting-vluchteling-platgebeld-door-mensen-die-willen-helpen.html

(25)

25

NU.nl. ‘Overzicht: onrust in Nederland over komst azc’s’. 27 januari 2016. Geraadpleegd op 24 februari 2016, via: http://www.nu.nl/bootvluchtelingen/4184608/overzicht-onrust-in-nederland-komst-azcs.html

Ommundsen, R., Van der Veer, K., Larsen, K. S., & Eilertsen, D. (2014). Framing

unauthorized immigrants: The effects of labels on evaluations. Psychological Reports,

114, 461-478.

Rosman, C., & van Mersbergen, S. ‘Vluchtelingenvrees, maar waar zijn we bang voor?’ 25 september 2015. Geraadpleegd op 24 februari 2016, via: http://www.ad.nl/ad/nl/1012/ Nederland/article/detail/4149584/2015/09/25/Vluchtelingenvrees-maar-waar-zijn-we-bang-voor.dhtml

Sears, D. O., & Freedman, J. L. (1967). Selective exposure to information: A critical review.

Public Opinion Quarterly, 31, 194-213.

Semetko, H.A., & Valkenburg, P.M. (2000). Framing European politics: A content analysis of press and television news. Journal of Communication 50(2), 93-109.

Doi: 10.1111/j.1460-2466.2000.tb02843.x

Shoemaker, P. J., & Vos, T. P. (2009). Gatekeeping theory. New York: Routledge Soroka, S., & McAdams, S. (2010). An experimental study of the differential effects of

positive versus negative news content. Paper presented at the Elections, Public Opinion

and Parties Annual Conference, Colchester, UK.

Steuter, E., & Wills, D. (2009). Discourses of dehumanization: Enemy construction and Canadian media complicity in the framing of the War on Terror. Global Media Journal,

2(2), 7-24.

Stroud, N. J. (2010). Polarization and partisan selective exposure. Journal of Communication,

60, 556-576. Doi: 10.1111/j.1460-2466.2010.01497.x

UNCHR. ‘World Refugee Day: Global forced displacement tops 50 million for first time in post-World War II era.’ 20 juni 2014. Geraadpleegd op 24 februari 2016 via

http://www.unhcr.org/53a155bc6.html

Van Teeffelen, K. ‘Hoe in de vluchtelingencrisis de balans zoekraakt in de media’. Trouw, 22 januari 2016. Geraadpleegd op 28 februari 2016, via: http://www.trouw.nl/tr/nl/5133/ Media-technologie/article/detail/4230165/2016/01/22/Hoe-in-de-vluchtelingencrisis-de-balans-zoekraakt-in-de-media.dhtml

Vliegenthart, R. (2007). Framing immigration and integration: Facts, parliament, media and

anti-immigrant party support in the Netherlands. Amsterdam: Vrije Universiteit.

Vliegenthart, R. (2012). Framing in mass communication research – An overview and assessment. Sociology Compass, 6(12), 937-948. Doi: 10.1111/soc4.12003 Vluchtelingenwerk Nederland (2016). Feiten en cijfers: bescherming in Nederland.

Geraadpleegd op 22 februari 2016: via http://www.vluchtelingenwerk.nl/feiten-cijfers/cijfers/bescherming-nederland

Weaver, D.H. (2007). Thoughts on agenda setting, framing and priming. Journal of

(26)

26

Zheng, W. (2014). Bridging media processing and selective exposure. Communication

Research, 41(8), 1064-1087. Doi: 10.1177/0093650214534963

Zillman, D., Chen, L., Knobloch, S., & Callison, C. (2004). Effects of lead framing on selective exposure to internet news reports. Communication Research, 31(1), 58.

(27)

27

Bijlage: onderzoeksinstrument

Q1 Dit onderzoek wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Graduate School of Communication, onderdeel van de Universiteit van Amsterdam. Het onderzoek waar ik je

medewerking voor wil vragen is getiteld “Mediaberichtgeving over Vluchtelingenproblematiek”. In de online survey zal je een nieuwsbericht te lezen krijgen, waarna een vragenlijst wordt afgenomen. Aan dit onderzoek kunnen enkel inwoners van Nederland deelnemen. Doel van het onderzoek is het genereren van meer inzicht in de mediaberichtgeving over de vluchtelingenproblematiek. Het onderzoek duurt ongeveer 10 minuten.

Omdat dit onderzoek wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van ASCoR, Universiteit van Amsterdam, heb je de garantie dat:

1) Je anonimiteit is gewaarborgd en dat je antwoorden of gegevens onder geen enkele

voorwaarde aan derden worden verstrekt, tenzij je hiervoor van te voren uitdrukkelijke toestemming hebt verleend.

2) Je zonder opgaaf van redenen kunt weigeren mee te doen aan het onderzoek of je deelname voortijdig kunt afbreken. Ook kun je achteraf (binnen 24 uur na deelname) je toestemming intrekken voor het gebruik van je antwoorden of gegevens voor het onderzoek. 3) Deelname aan het onderzoek geen noemenswaardige risico’s of ongemakken met zich meebrengt, geen moedwillige misleiding plaatsvindt, en je niet met expliciet aanstootgevend materiaal zult worden

geconfronteerd.

4) Je uiterlijk vijf maanden na afloop van het onderzoek de beschikking kunt krijgen over een onderzoeksrapportage waarin de algemene resultaten van het onderzoek worden toegelicht. Voor meer informatie over dit onderzoek en de uitnodiging tot deelname kun je te allen tijde contact opnemen met de projectleider Renske Marseille. Mochten er naar aanleiding van je deelname aan dit onderzoek klachten of opmerkingen bij je zijn, dan kun je contact opnemen met het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Communicatiewetenschap, t.a.v. dr. Annemarie van Oosten. Per adres: ASCoR secretariaat, Commissie Ethiek, Universiteit van Amsterdam, Postbus 15793, 1001 NG Amsterdam; 020‐525 3680; ascor‐secr‐fmg@uva.nl. Een vertrouwelijke behandeling van je klacht of opmerking is daarbij gewaarborgd. Ik hoop je hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en dank je bij voorbaat hartelijk voor je deelname aan dit onderzoek dat voor mij van grote waarde is. Q2 Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals uiteengezet in de uitnodigingsmail voor dit onderzoek. Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden hoef op te geven. Ik besef dat ik op elk moment mag stoppen met het onderzoek. Als mijn onderzoeksresultaten worden gebruikt in wetenschappelijke publicaties, of op een andere manier openbaar worden gemaakt, dan zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. Mijn persoonsgegevens worden niet door derden ingezien zonder mijn uitdrukkelijke

toestemming. Als ik meer informatie wil, nu of in de toekomst, dan kan ik me wenden tot Renske Marseille. Voor eventuele klachten over dit onderzoek kan ik me wenden tot het lid van de

Commissie Ethiek namens ASCoR, per adres: ASCoR secretariaat, Commissie Ethiek, Universiteit van Amsterdam, Nieuwe Achtergracht 166 1018 WV Amsterdam; 020‐525 3680; ascor‐secr‐ fmg@uva.nl.  Ik begrijp de bovenstaande tekst en ga akkoord met deelname aan het onderzoek.

(28)

28

Q3 In hoeverre bent u het, in het algemeen, eens met de volgende stellingen? Nederland zou mensen uit... Zeer mee oneens (1) Mee oneens (2) Beetje mee oneens (3) Neutraal (4) Beetje mee eens (5) Mee eens (6) Zeer mee eens (7)

... andere landen toe moeten laten om hier te komen wonen.

(1)

      

... Westerse landen toe moeten laten om hier te komen wonen.

(2)

      

... niet-Westerse landen toe moeten laten om hier te komen

wonen. (3)

      

... rijke landen binnen Europa toe moeten laten om hier te komen

wonen. (4)

      

... arme landen binnen Europa toe moeten laten om hier te

komen wonen. (5)

      

... arme landen buiten Europa toe moeten laten om hier te

komen wonen. (6)

      

Q4 Geef bij de volgende stellingen aan hoe belangrijk u de volgende zaken vindt bij de beslissing of iemand die buiten Nederland geboren, opgegroeid en woonachtig is, hier zou mogen komen wonen. Hoe belangrijk moet het voor diegene zijn om...

Zeer onbelangrijk (1) Onbelangrijk (2) Een beetje onbelangrijk (3) Neutraal (4) Een beetje belangrijk (5) Belangrijk (6) Zeer belangrijk (7)

... een goede opleiding

te hebben? (1)       

... familie te hebben die

in de buurt woont? (2)        ... Nederlands te

spreken? (3)       

... arbeidsvaardigheden te hebben die Nederland

goed kan gebruiken? (4)

(29)

29

Q5 In hoeverre bent u het, in het algemeen, eens met de volgende twee stellingen?Het is beter voor een land als...

Zeer mee oneens (1) Mee oneens (2) Beetje mee oneens (3) Neutraal (4) Beetje mee eens (5) Mee eens (6) Zeer mee eens (7) ...bijna iedereen dezelfde gewoontes en tradities deelt. (1)        ...er een verscheidenheid van verschillende religies is. (2)       

Q6 Vindt u, over het algemeen, dat de mensen die hier komen wonen banen wegnemen van werknemers in Nederland, of helpen om nieuwe banen te creëren?

1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7) Zij nemen banen weg:Zij creëren nieuwe banen (1)       

Q7 Vindt u het, over het algemeen, goed of slecht voor de Nederlandse economie dat mensen uit andere landen hier komen wonen?

1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7) Slecht voor de economie:Goed voor de economie (1)       

Q8 Vindt u, over het algemeen, mensen uit andere landen die hier komen wonen een aantasting of een verrijking voor de Nederlandse cultuur?

1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7) De cultuur wordt aangetast:De cultuur wordt verrijkt (1)       

Q9 Zometeen krijgt u één nieuwsbericht te lezen. Leest u dit bericht alstublieft aandachtig door. Daarna zal een vraag worden gesteld over het bericht.

(30)

30 Q10

Answer If Is Displayed

Q12 Gaat Nederland, aan de hand van dit nieuwsbericht, meer of minder vluchtelingen toelaten?  Meer (1)

(31)

31 Q11

Answer If Is Displayed Q13 Hoe oud is Besan?

Q14 Stel: u krijgt nog een nieuwsbericht te lezen, en u krijgt nu de gelegenheid dit bericht zelf uit te kiezen. Welk van deze twee berichten zou u dan kiezen, op basis van de titels?

 'De vluchtelingenstroom naar Nederland moet nú stoppen' (1)  Karam (24): 'Ik wist dat de kans op overleven klein was' (2)

Q15 U bent op de helft van het onderzoek! In dit tweede deel zullen u weer een aantal stellingen worden voorgesteld om te beoordelen.

(32)

32

Q16 Geef aan in hoeverre u het, op dit moment, eens bent met de volgende stellingen.

Zeer mee oneens (1) Mee oneens (2) Beetje mee oneens (3) Neutraal (4) Beetje mee eens (5) Mee eens (6) Zeer mee eens (7)

Één van de goede dingen aan Nederland is dat het een land van mogelijkheden voor veel mensen kan

zijn. (1)

      

Nederland zou als eerst voor

Nederlanders moeten zorgen. (2)        Iedereen in Nederland moet

Nederlands kunnen spreken. (3)        Er bestaat niet zoiets als een ‘typische

Nederlander’. (4)        Vluchtelingen nemen de banen van

degenen die ze nodig hebben. (5)        Nederlands burgerschap zou moeilijk

moeten zijn om te verkrijgen. (6)       

Q17 Geef aan in hoeverre u het, op dit moment, eens bent met de volgende stellingen.

Zeer mee oneens (1) Mee oneens (2) Beetje mee oneens (3) Neutraal (4) Beetje mee eens (5) Mee eens (6) Zeer mee eens (7)

Vluchtelingen hebben in het verleden sterk bijgedragen

aan Nederland. (1)

      

Nederland wordt sterker door haar diversiteit aan inwoners.

(2)

      

Vluchtelingen putten de kostbare middelen van

Nederland uit. (3)

      

Vluchtelingen zijn goede

burgers. (4)       

Ik vind dat Nederland vluchtelingen moet opvangen,

als dit goed geregeld wordt. (5)

(33)

33

Q18 Geef aan in hoeverre u het, op dit moment, eens bent met de volgende stellingen.

Zeer mee oneens (1) Mee oneens (2) Beetje mee oneens (3) Neutraal (4) Beetje mee eens (5) Mee eens (6) Zeer mee eens (7)

Nederland zou een strikt immigratiebeleid moeten voeren, en zo min mogelijk vluchtelingen moeten

opvangen. (1)

       Iemand verdient veilige opvang, als diegene vlucht

voor geweld of de dood. (2)        Iemand verdient veilige opvang, als diegene uit een

land komt met slechte levensomstandigheden. (3)        Als er een asielzoekerscentrum bij mij in de buurt

zou komen, zou ik dit een probleem vinden. (4)        Als ik vluchtelingen zou kunnen helpen, op welke

manier dan ook, dan zou ik dat doen. (5)        Vluchtelingen uit een oorlogsgebied zouden ook

best in een omringend land kunnen worden opgevangen, dat hoeft niet in Nederland. (6)

      

Q19 Geef bij de volgende serie stellingen wederom aan in hoeverre uw mening op dit moment overeenstemt. Zeer mee oneens (1) Mee oneens (2) Beetje mee oneens (3) Neutraal (4) Beetje mee eens (5) Mee eens (6) Zeer mee eens (7)

Mensen die in Nederland komen wonen en werken, zijn schadelijker voor de (economische) vooruitzichten van arme inwoners van Nederland, dan rijke inwoners

van Nederland. (1)

      

Als mensen die hier zijn komen wonen voor lange tijd werkloos zijn, zouden ze naar hun geboorteland moeten worden teruggestuurd.

(2)

      

Alle hogescholen en universiteiten moeten vluchtelingen helpen met het valideren van hun

diploma’s. Vul hier 'zeer mee eens' in, als teken dat u deze opdracht goed heeft gelezen. (3)

(34)

34

Q20 U bent bijna aan het einde van het onderzoek. Er zullen nu nog naar enkele persoonlijke kenmerken worden gevraagd.

Q21 Wat is uw geslacht?  Vrouw (1)

 Man (2)

Q22 Wat is uw leeftijd? Q23 Wat is uw woonplaats?

Q24 Wat is uw hoogst genoten opleiding?  Geen (1)  Basisonderwijs (2)  LBO/VMBO (3)  MAVO (4)  MBO (5)  HAVO (6)  VWO (7)  HBO (8)  WO (9)  weet niet (10)

Q25 Bent u geboren in Nederland?  Ja (1)

 Nee (2)

Q26 Hoeveel jaar bent u woonachtig in Nederland?

Q27 U bent aan het einde van het onderzoek gekomen. Hartelijk bedankt voor uw deelname! We zijn erg benieuwd of het onderzoek voor u duidelijk was of niet. Wat denkt u dat er werd onderzocht? Q28 In dit onderzoek is met twee verschillende nieuwsberichten gekeken of mediaberichtgeving over vluchtelingen invloed heeft op meningen van inwoners van Nederland over vluchtelingen die naar Nederland komen. Daarnaast wordt met de mogelijkheid in keuze uit een nieuwsbericht onderzocht of meningen overeenkomen met het type bericht dat wordt gekozen. Als u op de hoogte wilt worden gehouden van de onderzoeksresultaten, kunt u hieronder uw e-mail adres invullen. Ik wil hierbij benadrukken dat de antwoorden van het onderzoek niet aan dit e-mail adres zullen worden gekoppeld.

Q29 Nogmaals hartelijk bedankt voor uw deelname! Als u opmerkingen heeft, kunt u die hieronder invullen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De juiste vraag is hoeveel kanker we kunnen voorkomen met bekende maatregelen, zonder te

Omdat levensverwachtingen wiskundig rare dingen zijn, zijn de kansen om een

De stijl van de gebouwen zou volgens de beoordeling door de welstand goed binnen de omgeving passen terwijl de eigenschappen totaal anders zijn dan die in de welstandsnota

Hoeveel waarheid gaat niet verscholen achter stilzwijgen of meepraten, uit vrees voor erger.. We menen de waarheid te kennen en

Het is daarom niet verrassend dat Jezus aan zijn leerlingen zo iets als 'goede tafelregels' heeft geleerd?. Regelmatig heeft Hij hun erop gewezen hoe men zich aan tafel dient te

Voor het project Balunda-ba-Mikalayi kan ik daar samen met de rest van het team zowel mijn technische kennis als mijn liefde voor Congo 100 % inzetten, en dat zal ik met

Deze wet wordt opgevolgd door de Participatiewet, die in het geheel nog niet bekend is en waarover bevoegde kringen stellen dat het concept, dat nu bij de Raad van State ligt,

Er zijn natuurlijk kastanjesoorten die minder snel aangetast worden, zoals Aesculus pavia en flava, maar deze komen in Nederland minder voor.. De meeste aantastingen zitten in