• No results found

Zullen ALLE heiligen opgenomen worden wanneer de Heer komt?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Zullen ALLE heiligen opgenomen worden wanneer de Heer komt?"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Zullen ALLE heiligen opgenomen worden wanneer de Heer komt?

Door F. B. Hole (1874-1964), http://www.stempublishing.com/authors/hole/Art/caught_up.html

Alle Schriftaanhalingen komen uit de Statenvertaling (HSV) Vertaling, sterk ingekort en schema door M.V.

Schema van Opstanding en Opname

PDF-versie + uitleg: http://www.verhoevenmarc.be/PDF/Opstanding.pdf

Wij beantwoorden deze titelvraag met een beslist JA. Hierdoor zijn wij ons wel bewust dat niet wei- nig gelovigen zouden antwoorden met NEE.

Controverse is echter niet het object van dit artikel, maar veeleer een eenvoudige verklaring van sommige redenen voor het geloof dat in ons is, met betrekking tot dit onderwerp.

Overal en in toenemende mate plaatsen de kinderen van God zich in de rangen van hen die geloven dat Christus werkelijk komt, en spoedig komt, zodat onder hen de verwachting van een nabije vervulling van 1 Thessalonicenzen 4:13-18 vrijwel algemeen is.

13 Maar ik wil niet, broeders, dat u onwetend bent ten aanzien van hen die ontslapen zijn, opdat u niet bedroefd bent zoals ook de anderen, die geen hoop hebben.

14 Want als wij geloven dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal ook God op dezelfde wijze hen die in Jezus ontslapen zijn, terugbrengen met Hem.

15 Want dit zeggen wij u met een woord van de Heere, dat wij die levend zullen overblijven tot de komst van de Heere, de ontslapenen beslist niet zullen voorgaan.

16 Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem van een aartsengel en met een bazuin van God neerdalen uit de hemel. En de doden die in Christus zijn, zullen eerst opstaan.

17 Daarna zullen wij, de levenden die overgebleven zijn, samen met hen opgenomen worden in de wolken, naar een ontmoeting met de Heere in de lucht. En zo zullen wij altijd bij de Heere zijn.

18 Zo dan, troost elkaar met deze woorden. (1 Thessalonicenzen 4:13-18).

Het is niet verrassend, daarom, dat de vraag die voor ons ligt vurig overdacht zou moeten worden; ze is van dringend belang in het zicht van de imminente wederkomst van onze Heer.

(2)

De Schriftplaats die we hierboven genoemd hebben, is de bijzondere passage die de geweldige ge- beurtenis van opstanding/opname naar voren brengt, en de drie verschillende acties daarin zijn duide- lijk te onderscheiden.

1. “De Heere Zelf zal met een geroep, met de stem van een aartsengel en met een bazuin van God neerdalen uit de hemel” (vs. 16a).

2. “En de doden die in Christus zijn, zullen eerst opstaan” (vs. 16b).

3. “Daarna zullen wij, de levenden die overgebleven zijn, samen met hen opgenomen worden in de wolken, naar een ontmoeting met de Heere in de lucht” (vs.17a).

Het verrukkelijke resultaat en de conclusie van deze drievoudige actie wordt ons gegeven in de woorden: “En zo zullen wij altijd bij de Heere zijn” (vs.17b).

Deze drie acties zijn perfect duidelijk: NEERDALEN, OPSTANDING en OPNAME. De drie partij- en in deze drievoudige operatie zijn duidelijk gesteld:

1. Het neerdalen van de Heer Zelf

2. De opstanding van de doden in Christus 3. De opname van de levenden in Christus

Er is geen voorbehoud, geen kwalificatievoorwaarde, geen gedachte van enige innerlijke selectie in een van de drie.

1. De Heer zelf -- Geen emanatie van Hemzelf; geen loskoppeling van Zijn macht van Zijn aanwe- zigheid; geen afvaardiging van engelen, en evenmin de aartsengel zelf.

2. De doden in Christus -- Niet sommige doden in Christus; niet de doden in Christus die tot de kerk behoren als onderscheiden van de heiligen die leefden voordat Christus kwam; niet de doden met een bijzondere getrouwheid, de “Elia’s” van de geschiedenis, als onderscheiden van de “zevenduizend”

getrouwen die hun knie niet hebben gebogen voor Baäl.

3. De levenden in Christus -- Niet een beperkt aantal; niet enkel dezen onder ons die overwonnen hebben volgens Openbaring 2 en 3; niet enkel dezen die voorbeeldig uitzagen naar en waakten voor Christus’ komst; De uitdrukking “de levenden die overgebleven zijn” toont enkel de voorwaarde van levend en overgebleven zijn.*

* Laat niemand het belang over het hoofd zien van te waken en uit te zien, te dienen en te over- winnen. Wij benadrukken deze dingen later. Wij tonen hier eenvoudig wat deze Schriftplaats zegt en wat deze niet zegt.

Er zijn nog andere Schriftplaatsen die zinspelen op de Opname, d.w.z. de wegraping van de heiligen, maar deze is de enige passage die spreekt over een “opname”. We observeren dat deze passage geen hint bevat voor een gedeeltelijke of selectieve opname. Zij die opgenomen worden, worden beschre- ven in termen die ALLE wedergeboren christenen omvatten.

Er zijn dus nog andere Schriftplaatsen die zinspelen op de komst van de Heer voor Zijn volk, als on- derscheiden van Zijn komst met hen in heerlijkheid, zoals: Johannes 14:3; 1 Korinthiërs 15:23-26, 51-52. En dan zijn er ook nog andere delen van Gods Woord die de opnamewaarheid steun bieden, zodat we een geval hebben van een inpassen van de opnamewaarheid in andere duidelijk geopen- baarde waarheden. We moeten dus het geheel van de geopenbaarde waarheden in dit verband in be- schouwing nemen om onze vraag te beantwoorden.

Nu dan, zouden wij de opname moeten afslanken, begrenzen door een select aantal van erg getrouwe gelovigen die voldoen aan een zekere graad van heiliging, een graad die enkel bekend is bij God? Of staat de opname veeleer in verband met Gods genade dan onze getrouwheid en omvat ze ALLE kin- deren van God?

We zullen nu onze antwoorden op deze vragen opsommen in vier blokken:

I. “Wie van Christus zijn” (1 Korinthiërs 15:23)

(3)

3 Zijn komst.

24 Daarna komt het einde, wanneer Hij het koningschap aan God en de Vader heeft overgege- ven, wanneer Hij alle heerschappij en alle macht en kracht heeft tenietgedaan.

25 Want Hij moet Koning zijn, totdat Hij alle vijanden onder Zijn voeten heeft gelegd.

26 De laatste vijand die tenietgedaan wordt, is de dood. (1 Korinthiërs 15:23-26).

Laten we ons eerst richten tot 1 Korinthiërs 15:23-26. Het grote thema van dit hoofdstuk is de op- standing, niet de opname, maar vermits, zoals we zagen in 1 Thessalonicenzen 4:13-18, de opstan- ding van de heiligen (“de eerste opstanding”) slechts een inleiding is op de opname, ondersteunt dit vers evident ons thema.

De apostel baseert hier zijn redenering op het grote gevestigde feit van de opstanding van Christus.

Hij toont dit als een feit, met daarin een verzekering van de toekomstige opstanding van mensen, maar ieder mens in zijn eigen orde. Hij somt nu deze orde op:

1. “Christus als eersteling” (vers 23a).

2. “Wie van Christus zijn”, bij Zijn komst (vers 23b).

3. “Daarna het einde … de laatste vijand die tenietgedaan wordt, is de dood” (verzen 24-26). Dit staat in verband met de opstanding van de onrechtvaardigen die voor de grote witte troon komen.

De beschrijving van hen die in de tweede orde of rang staan is erg beslist en helder: zij worden be- schreven als “wie van Christus zijn”.

Onze eerste observatie is dat hier opnieuw geen hint is gegeven voor iets gedeeltelijks. Bij Zijn komst zullen zij die de Zijnen zijn, opgewekt worden, niets meer, niets minder. Er wordt hier geen selectieve of gedeeltelijke opstanding geleerd. Wij bevestigen dat “wie van Christus zijn” de opstan- ding omvat van ALLEN die van Christus zijn bij Zijn komst.

Om misverstand te vermijden merken we opnieuw op dat de uitspraak van vers 23 wordt gedaan over de opstanding, niet de opname, maar aangezien de opname van de heiligen de ‘final touch’ is van Gods opstandingsplan, kunnen ze niet van elkaar gescheiden worden. Evenmin kan men ernstig vol- houden dat bij Zijn komst de Heer Zijn levende heiligen anders zal behandelen dan dezen die overle- den zijn. Als er een selectie is van de enen dan moet er ook een selectie zijn van de anderen.

II. “De verlossing van ons lichaam” (Romeinen 8:23)

In de tweede plaats mogen we bepaalde Schriftplaatsen citeren die verwijzen naar de komst van de Heer voor Zijn heiligen zonder dat deze de opname noemen. De zinspelingen die ze maken zijn van grote waarde in het helpen determineren van de natuur van de opname. Zulke Schriftplaatsen zijn Romeinen 8:23; 13:11; Efeziërs 1:13-14; 4:30; 1 Thessalonicenzen 5:8-10; 2 Thessalonicenzen 2:13;

1 Petrus 1:5, 13. Zie hierna:

23 En dat niet alleen, maar ook wijzelf, die de eerstelingen van de Geest hebben, ook wij zelf zuchten in onszelf, in de verwachting van de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing van ons lichaam. (Romeinen 8:23).

11 En dit te meer, omdat wij het beslissende tijdstip kennen, namelijk dat de tijd reeds is aange- broken dat wij uit de slaap ontwaken. Want nu is de zaligheid dichter bij ons dan toen wij tot geloof kwamen. (Romeinen 13:11).

13 In Hem bent ook u, nadat u het Woord van de waarheid, namelijk het Evangelie van uw zalig- heid, gehoord hebt; in Hem bent u ook, toen u tot geloof kwam, verzegeld met de Heilige Geest van de belofte,

14 Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verlossing die ons ten deel viel, tot lof van Zijn heerlijkheid. (Efeziërs 1:13-14).

30 En bedroef de Heilige Geest van God niet, door Wie u verzegeld bent tot de dag van de verlos- sing. (Efeziërs 4:30).

8 Maar laten wij, die van de dag zijn, nuchter zijn, bekleed met het borstharnas van geloof en liefde, en met de hoop op de zaligheid als helm.

9 Want God heeft ons niet bestemd tot toorn, maar tot het verkrijgen van de zaligheid, door onze Heere Jezus Christus,

10 Die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij wij waken, hetzij wij slapen, samen met Hem zou- den leven. (1 Thessalonicenzen 5:8-10).

(4)

13 Maar wij moeten God altijd voor u danken, broeders, die geliefd bent door de Heere, dat God u van het begin verkoren heeft tot zaligheid, in heiliging door de Geest en geloof in de waarheid.

(2 Thessalonicenzen 2:13).

5 U wordt immers door de kracht van God bewaakt door het geloof tot de zaligheid, die gereedligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd. (1 Petrus 1:5)

13 Omgord daarom de lendenen van uw verstand, wees nuchter en hoop volkomen op de genade die u gebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus. (1 Petrus 1:13).

Lees deze passages zorgvuldig in hun context en dan zal gezien worden:

Ten eerste: dat elke passage een zinspeling is op de komst van de Heer als de hoop van de gelovige en zijn grote eindbestemming.

Ten tweede: het karakter dat de komst van de Heer met zich meedraagt in relatie tot gelovigen is niet een van oordeel, of wet, of verdienste, maar is uitgedrukt in zulke woorden als “verlossing”, “zalig- heid” (redding) en “genade”.

Dit is een punt van primair belang en vraagt daarom ons zorgvuldig onderzoek. De eerste van boven- staande Schriftplaatsen kan representatief zijn voor de andere. “Wijzelf”, d.w.z. Gods kinderen, die de “eerstelingen van de Geest hebben, ook wij zelf zuchten in onszelf, in de verwachting van de aan- neming tot kinderen, namelijk de verlossing van ons lichaam”.

De zinspeling op de komst van onze Heer in deze passage is niet mis te verstaan. Het vroegere deel van de Romeinenbrief legde het fundament ervoor. De christen is onthuld een mens te zijn die ge- rechtvaardigd is van zijn schuld, en ook bevrijd van de heerschappij van de zonde vanwege de ver- oordeling door het kruis van Christus, wat hem los ziet van Adam opdat hij in Christus zou gesteld zijn, en de Geest van Christus wordt in hem gezien.

Wat betreft zijn ziel en zijn geest, is hem een volle verlossing toegekomen; wat dan overblijft bij de komst van de Heer is zijn lichaam dat ook zal verlost worden, waardoor geest, ziel en lichaam zou- den kunnen ingaan in “de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God” (Romeinen 8:21, 23). Deze verlossing zal effectief gemaakt worden bij het veranderen van onze lichamen naar de heerlijkheid van Christus’ lichaam. Zie Filippenzen 3:20-21:

20 Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwach- ten, namelijk de Heere Jezus Christus,

21 Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het gelijkvormig wordt aan Zijn verheerlijkt lichaam, overeenkomstig de werking waardoor Hij ook alle dingen aan Zich- zelf kan onderwerpen. (Filippenzen 3:20-21).

Merk bij het lezen van deze twee verzen dat de Heer Jezus Christus dit grote werk volbrengt wanneer Hij van de hemel neerdaalt niet als een Rechter maar als Redder en Verlosser.

En dan blijft de vraag voor ons: Wanneer de Heer Jezus Christus komt als Redder om de lichamen van Zijn heiligen te verlossen, zal dan deze bekronende genade uitgaan naar allen, of slechts naar enkelen, die beter gewaakt hebben of die meer geheiligd zijn en meer bereikt hebben dan de rest? Is het mogelijk dat God verlossing schenkt aan onze zielen op grond van Zijn genade, maar dat Hij met betrekking tot onze lichamen verlossing schenkt op grond van onze verdiensten? Zou ons gebrek aan waakzaamheid en getrouwheid meebrengen dat de verlossing van onze lichamen een tijd wordt uit- gesteld, terwijl de Schrift daarover niets zegt?

Dit is gewoon NIET mogelijk. Een gedeeltelijke of selectieve opname leren, op grond van onze ge- trouwheid, is te leren dat Gods verlossing begint op basis van het genadeprincipe en dan eindigt met het werkenprincipe, en zulke leer is in essentie de dwaling van de Galatische gelovigen. Wij zouden wel de vraag van Paulus kunnen herhalen: “Bent u zo dwaas? U die met de Geest begonnen bent, gaat u nu eindigen met het vlees?” (Galaten 3:3)

III. Een kerk, “zonder smet of rimpel of iets dergelijks” (Efeziërs 5:27) Tot dusver hebben we de vraag beschouwd vanuit een min of meer individualistisch punt, maar laten we nu, in de derde plaats, de kwestie beschouwen vanuit de gemeenschappelijke natuur, d.w.z. de

(5)

5

kerk. Elke gelovige zou moeten erkennen dat buiten zijn individuele privileges en verantwoordelijk- heden, daar het feit ligt dat hij deel uitmaakt van een gemeenschappelijk lichaam dat door de Heer zelf ingesteld werd, met voorrechten en verantwoordelijkheden in die gemeenschappelijke hoedanig- heid. De brief die hier in het bijzonder over gaat is de brief aan de Efeziërs.

De Efezebrief heeft veel te zeggen over “de kerk”, de vergadering van uitgeroepenen, zij die uit de wereld geroepen zijn voor Christus tussen de dag van Pinksteren en de Opname die de kerkbedeling afsluit. De kerk in deze brief wordt voorgesteld als een tempel, een gebouw dat goed samengevoegd is (Efeziërs 2:20-22; 4:16); een lichaam, dat het lichaam van Christus is (Efeziërs 1:22-23); en een bruid of vrouw (Efeziërs 5:25-27).

20 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoek- steen is,

21 en op Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in de Heere;

22 op Wie ook u mede gebouwd wordt tot een woning van God, in de Geest. (Efeziërs 2:20-22).

16 Van Hem uit wordt het hele lichaam samengevoegd en bijeengehouden door elke band die ondersteuning geeft, overeenkomstig de mate waarin ieder deel werkzaam is. Zo verkrijgt het lichaam zijn groei, tot opbouw van zichzelf in de liefde. (Efeziërs 4:16).

22 En Hij heeft alle dingen aan Zijn voeten onderworpen en heeft Hem als hoofd over alle dingen gegeven aan de gemeente,

23 die Zijn lichaam is en de vervulling van Hem Die alles in allen vervult. (Efeziërs 1:22-23).

25 Mannen, heb uw eigen vrouw lief, zoals ook Christus de gemeente liefgehad heeft en Zich voor haar heeft overgegeven,

26 opdat Hij haar zou heiligen, door haar te reinigen met het waterbad door het Woord,

27 opdat Hij haar in heerlijkheid voor Zich zou plaatsen, een gemeente zonder smet of rimpel of iets dergelijks, maar dat zij heilig en smetteloos zou zijn. (Efeziërs 5:25-27)

Hier dan wordt de gelovige beschouwd als een klein onderdeel van een groot geheel, hij is niet louter een collectie van eenheden, een samenstel, maar veeleer een organisme.

Beschouw deze zaak aandachtig. De kerk is een lichaam met een organische structuur zodat het menselijke lichaam aanzien kan worden als een beeld ervan.

Een illustratie: een schooljongen heeft een zak met knikkers. Allerlei soorten van knikkers, uit ver- schillende materialen en kleuren. Ze zitten bijeen in één zak. Die houdt de knikkers in een zekere artificiële “eenheid” bijeen. Bij veel te veel mensen wordt de kerk aanzien als organisatie die diverse menigten individuele gelovigen samenhoudt, naar het patroon van die zak met knikkers.

De goddelijke gedachte is geheel anders. De kerk is een gebouw dat “goed samengevoegd” is; elk deel met elkaar verbonden en in een structurele connectie. Het is een lichaam “samengevoegd en bijeengehouden door elke band die ondersteuning geeft” (Efeziërs 4:16). Hier is de figuur nog ster- ker. Het is geen losse eenheid maar een organische eenheid; net zoals hetzelfde levensbloed naar elk deel van het menselijke lichaam vloeit en het hoofd de zetel van bestuur is. Tenslotte wordt de kerk door Christus voorgesteld als Zijn bruid aan haar man: “opdat Hij haar in heerlijkheid voor Zich zou plaatsen, een gemeente zonder smet of rimpel of iets dergelijks”. Na de opname, en nadat de heiligen voor de rechterstoel gekomen zijn, zal deze presentatie plaatsvinden in heerlijkheid. (zie Openbaring 19:6-9).

Hoe past het idee van gedeeltelijke en selectieve opname in deze grote waarheid? Het past helemaal niet.

Een zak knikkers waar een aantal knikkers wordt uitgehaald blijft een zak knikkers. Het zou consis- tent genoeg zijn indien de kerk als een zak met knikkers zou zijn. Uit een zak knikkers kan je knik- kers weghalen zonder de artificiële samenstelling schade te berokkenen. Ze bestaan immers naast elkaar. Maar een aantal “levende stenen”, die onderling in verband staan, verwijderen uit de tempel van God gaat niet. Want “goed samengevoegd” en bijeengehouden door elke band die ondersteuning geeft” is heel wat anders dan het beeld van een zak knikkers. En bovendien zal de Heer een kerk voor Zich stellen die compleet, “zonder smet of rimpel” is.

(6)

De kerk zal geen vlek hebben, dat is geen defect van enig soort. Geen rimpel, dat is geen teken van ouderdom of verval. Kan de taal duidelijker zijn hier? Hoe onmogelijk is het dit te laten verzoenen met het idee dat slechts selecte, gekwalificeerde individuen van de velen die nochtans de kerk vor- men, opgenomen en door de Heer in Zijn aanwezigheid geplaatst zullen worden wanneer Hij komt.

In dat geval zou Hij een verminkt geheel van fragmenten voor Zich stellen in plaats van een comple- te kerk, zonder vlek of rimpel.

Wij geloven daarom, dat de waarheid met betrekking tot de kerk, verbiedt in 1 Thessalonicenzen 4:16-17 zulke kwalificaties te lezen die de theorie van selectieve opname vragen.

IV. “in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, bij de laatste bazuin”

50 Maar dit zeg ik, broeders, dat vlees en bloed het Koninkrijk van God niet kunnen beërven, en de vergankelijkheid beërft de onvergankelijkheid niet.

51 Zie, ik vertel u een geheimenis: Wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden,

52 in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, bij de laatste bazuin. Immers, de bazuin zal klin- ken en de doden zullen als onvergankelijke mensen opgewekt worden, en ook wij zullen ver- anderd worden. (1 Korinthiërs 15:50-52).

Laten we, in de vierde plaats, ons richten naar 1 Korinthiërs 15:50-52. Ze volgen onmiddellijk na, en zijn nauw verbonden met de verzen over de aardse aard van de eerste Adam en de hemelse aard van de laatste Adam.

Deze passage is van het grootste belang voor ons onderwerp, eerstens omdat ze, met grote nauwkeu- righeid, de procedure stelt in connectie met de eerste opstanding; en tweedens omdat ze expliciet verwijst naar die procedure in relatie tot de levende heiligen, waarvan geen melding wordt gemaakt in 1 Thessalonicenzen 4:16-17, namelijk dat wij, de levenden veranderd zullen worden in verheer- lijkte lichamen voordat we zullen opgenomen worden om met de Heer te zijn. Deze verandering van

“vlees en bloed” toestand naar een toestand van onverderfelijkheid en onsterfelijkheid is het belang- rijkste thema van deze passage.

Houd de context in gedachten: De opstanding van Christus is als de Eersteling van alle opstanding (1 Korinthiërs 15:20). Bij de komst van Christus zullen allen die in Christus zijn opgewekt worden (1 Korinthiërs 15:23). Zij zullen opstaan in onverderfelijke, heerlijke, krachtige, geestelijke lichamen (1 Korinthiërs 15:35-44). Zij zullen het beeld dragen van de hemelse Mens, “de Heere van de hemel” (1 Korinthiërs 15:45-49). Nu, als “wij”, de levende heiligen, zullen deel uitmaken van het onverderfe- lijke koninkrijk van God, wat het deel zal zijn van de opgestane en opgenomen heiligen, dan is er een openbaring nodig van een “geheimenis” dat in 1 Korinthiërs 15:51-52 is weergegeven.

Deze passage is één, en ondeelbaar. Hierin enkele belangrijke dingen die eruit springen:

1. De “wij” is gebruikt in de breedste christelijke zin.

2. Wij zullen “allen” veranderd worden, niet slechts enkelen.

3. Wij zullen allen “in een oogwenk” veranderd worden.

4. Wij zullen allen veranderd worden “bij de laatste bazuin”, en dat is op hetzelfde tijdstip.

De opname wordt hier niet specifiek genoemd, zoals wel in 1 Thessalonicenzen 4:17 (“opgenomen”), maar het feit dat het de verandering is die de opname voorbereid, maakt duidelijk dat wat hier van de verandering gezegd wordt evenzo waar is voor de opname, dus voor “ook wij” (vs. 52) en “wij, de levenden” (1 Th. 4:17). En wat aan ons onthuld wordt, is dat ALLE levende heiligen OGENBLIK- KELIJK veranderd zullen worden in heerlijke lichamen WANNEER EEN DEFINITIEF PUNT IN DE TIJD - DE LAATSTE TROMPET - IS BEREIKT. Zij zullen NIET veranderd en opgenomen worden in afzonderlijke delen, maar ALLEN zullen veranderd en opgenomen worden.

Dat precieze tijdstip zal het moment zijn van manifeste overwinning - een overwinning die ons nu reeds gegeven is, niet middels onze werken en graad van heiligheid, maar door onze Heer Jezus Christus [op grond van geloof alleen en onze inlijving in Zijn lichaam, de kerk]. Niet als een belo- ning voor bijzondere getrouwheid en waakzaamheid [beloningen worden pas voor de rechterstoel van Christus bepaald, vlak na opname] en daarom het deel van slechts weinigen, maar als een toon- beeld van de genade en kracht van de Heer Jezus.

(7)

7

We herhalen: deze Schriftplaats verwerpt elk idee van een gedeeltelijke verandering en opname, zo- als dat vandaag door sommigen aangehangen en geleerd wordt.

Laten we nu samenvatten wat we uit de Schrift hebben vergaard

1. De opname is voor de (ware) gelovigen geen oordeel maar een bekronende handeling van genade.

Ze is de ‘finishing touch’ van de grote verlossing die in Christus Jezus is.

2. Hierdoor zal de Heer uit de hemel voor Zichzelf de Zijnen opnemen, zij die van Zijn natuur zijn, en dit staat niet de gedachte toe van een selectie die gemaakt wordt onder hen.*

* Het is een feit dat na de opname de Geest van God zeker nog andere heiligen zal doen opstaan.

Sommigen zullen het martelaarschap lijden [in de 70ste jaarweek, de zevenjarige tijd van de ver- drukking] en daarna opgewekt worden (Zie Openbaring 20:4), maar dat doet niets af aan wat wij zeiden, te weten dat wanneer Christus komt Hij ALLEN zal opnemen die de Zijnen zijn in de kerkbedeling, op dat moment dus.

3. Het tijdstip van de opname is niet louter de opname van de kerk alleen, want alle gelovigen, van bij het begin [ook de oudtestamentische gelovigen; zie het schema vooraan], zullen ongetwijfeld daarbij ook opgewekt en veranderd worden. Het is een levend mechanisme en te veronderstellen dat slechts bepaalde leden zullen genomen worden doet de Schrift geweld aan.

4. In de grote Schriftplaatsen die verwijzen naar de komst van de Heer VOOR Zij volk, zoals Johan- nes 14:3; 1Thessalonicenzen 4:15-17; 5:9-10; 2 Thessalonicenzen 2:1, wordt geen hint gegeven voor zo’n gedeeltelijke opname die gesuggereerd is, en één Schriftplaats - 1 Korinthiërs 15:51-52 - ont- kent dit expliciet en formeel, zoals we gezien hebben.

verhoevenmarc@skynet.be - www.verhoevenmarc.be - www.verhoevenmarc.be/NieuwsteArtikelen.htm

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maar niet tevreden met zijn nieuwe leven, keert Jonathan terug naar de aarde om anderen zoals hij te vinden om hen te vertellen wat hij had geleerd en om zijn liefde voor het

“Strijdt om in te gaan door de enge poort; want velen, zeg Ik u, zullen zoeken in te gaan, en zullen niet kunnen” (Lukas 13:24). Nu is het merkwaardige aan dit alles dat, alhoewel

Vermits de enige manier om een lid te worden van de kerk, door het dopende werk van de Heilige Geest mogelijk wordt, en dat die doop begon toen de Geest kwam op de discipelen

Johannes verwijst naar alle heiligen die tijdens de eerste opstanding opgewekt zullen worden om in het Millennium als koningen samen met Christus te regeren:... “En ik zag tronen,

“In onze dagen wordt er meer dan ooit misbruik gemaakt van de Bergrede. Het treurigste is wel, dat vele predikers er op terugvallen als het meest belangrijke document van

Een gebouw kan nog zo toegankelijk zijn, als het personeel niet goed weet om te gaan met mensen met een beperking, dan voelen deze zich alsnog niet welkom.. In Nederland

Houdt moed want de Heer brengt verlossing voor jou. Want dit is de strijd van

Hij is boven ons en zegent ons steeds weer, en zegent ons steeds weer.. Zo zegent Hij ons nu en morgen en tot