• No results found

Emotionele functioneren bij psychopathie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Emotionele functioneren bij psychopathie"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Emotionele Functioneren

Bij Psychopathie

Naam: David Engel

Studentnummer: 5942055

Universiteit van Amsterdam

Begeleider: Lieke Nentjes

Aantal woorden: 5090

(3)

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ... 3

Abstract ... 4

Psychopathie ... 4

Emotionele Herkenning Bij Psychopathie ... 8

Emotioneel Geheugen en Psychopathie ... 12

Fysiologische Verschillen Bij Psychopathie ... 16

Conclusies en Discussie ... 23

(4)

Abstract

Psychopathie is een stoornis die samenhangt met deficiënties in

meerdere onderdelen van het emotioneel functioneren. Twee theorieën die emotionele verschillen bij psychopathie kunnen verklaren zijn de low fear hypothesis en het violience inhibtion model (VIM). Psychopaten lijken op emotionele herkenning, emotioneel geheugen te verschillen van andere mensen. Ook lijken er fysiologische verschillen te zijn in de hersenen en op het gebied van huidgeleiding. Meerdere onderzoeken ondersteunen dat psychopaten minder goed zijn in het herkennen van angst, walging en ook positieve emoties. Ook werd gevonden dat psychopaten beter zijn in het herkennen van kwetsbaarheid bij anderen. Enig bewijs is ook gevonden voor een verminderd vermogen bij psychopaten voor emotionele

herinneringen. Tot slot, tevens bleek uit onderzoek dat psychopaten minder huidgeleiding vertoonden bij emotionele stimuli en ook minder activatie in hersengebieden die samenhangen met emotie en empathie. De gevonden resultaten ondersteunen de low fear hypothesis en het VIM.

Psychopathie

Psychopathie en de antisociale persoonlijkheidsstoornis (ASPS) komen in de gewone populatie betrekkelijk weinig voor, tussen de 0,6 % en 1% (Coid, Yang, Ullrich, Roberts, & Hare, 2009) voor psychopathie en rond de 1% voor ASPS (Coid, Yang, Tyrer, Roberts, & Ullrich, 2006). Het percentage psychopaten onder gevangen ligt rond de 25%-30% (Hare, Hart, & Harpur, 1991). Voor ASPS ligt het percentage onder gevangen rond de

(5)

47% (Fazel & Danesh, 2002). Door dit grote aandeel in vooral de populatie van gevangen is het belangrijk om meer over psychopaten te weten te komen. Mogelijk om hen te kunnen behandelen, dan wel om vergrijpen in de toekomst te kunnen voorkomen.

Er bestaat verwarring - bij het grote publiek, maar zelfs ook bij professionals - met betrekking tot de overeenkomsten en de verschillen tussen de definitie van ASPS en de definitie van psychopathie. ASPS en psychopathie worden zelfs vaak als synoniem voor elkaar gebruikt (Hare, 1996). Maar, ASPS is een overkoepelende diagnose, waar psychopathie een onderdeel van is. In de Hare Psychopathy Checklist-Revised (PCL-R) wordt dan ook onderscheid gemaakt tussen twee factoren binnen het construct psychopathie. Factor 1 bevat affectieve en interpersoonlijke aspecten, zoals gebrek aan empathie en een opgeblazen gevoel van eigenwaarde. Factor 2 omvat kenmerken die samenhangen met een antisociale levensstijl (de Ruiter & Hildebrand, 2005). ASPS hangt meer samen met de tweede factor. Psychopathie hangt samen met zowel de eerste als de tweede factor (Harpur, Hare, & Hakstian, 1989). De PCL-R wordt als meetinstrument in veel onderzoeken gebruikt en dient afgenomen te worden door een professionele diagnosticus. De scoringsmogelijkheden lopen van 0 tot 40. Op de PCL-R wordt in Europa vaak een cut-off score van boven de 26 van de 40

gehanteerd als ondergrens van psychopathie. Hare zelf hanteert een cut-off score van boven de 30 van de 40 (Hare, Clark, Grann, & Thornton, 2000).

Uit eerder onderzoek bleek dat het kunnen herkennen van emoties en het kunnen herinneren van emoties cruciaal zijn voor het verwerken van

(6)

herinneren van emoties, dan wordt diens sociaal functioneren sterk bemoeilijk of soms zelfs onmogelijk (Adolphs, Tranel, Damasio, &

Damasio, 1994). Ook blijkt het vormen van herinneringen sterk afhankelijk van arousal (Bradley, Greenwald, Petry, & Lang, 1992). Dit is ook het geval voor beperkingen in het emotioneel geheugen. Als het emotioneel geheugen slecht functioneert kan er niks geleerd worden en zullen gemaakte fouten herhaald worden (Moffitt, Lynam, & Silva, 1994).

Van mensen met ASPS en psychopathie is echter gevonden dat zij anders zijn in hun emotionele beleving dan mensen zonder deze

aandoeningen (Blair, 2001). Meerdere theorieën zijn door de jaren heen geformuleerd om te verklaren hoe het komt dat psychopaten minder emotioneel handelen. Volgens het general emotional deficit perspective hebben psychopaten een verminderd vermogen voor het ervaren van emoties en zijn zij hierdoor minder goed in staat om emotionele gevolgen van hun daden te overzien (Cleckley, 1974). Volgens Cleckley waren deze deficiënties aanwezig bij de hele range van emoties en was al het emotioneel functioneren verminderd. Volgens de low fear hypothese ervaren

psychopaten wel enige emotie, maar hebben zij een verminderd vermogen tot activatie van hun angstsysteem (Lykken, 1957). Volgens de violence inhibition mechanism hypothesis (VIM) echter ligt de oorzaak van psychopathisch functioneren bij een onvermogen om gevoelens van

verdriet, angst en andere signalen van leed bij anderen te herkennen (Blair, 1995).

Al in de veertiger en vijftiger jaren werd er onderzoek gedaan naar psychopathie. Cleckley vond dat psychopaten erg goed in staat waren om

(7)

hun kwaadaardigheid achter een masker te verbergen. Een „mask of sanity” zoals hij dat noemde. Voor de buitenwereld hielden zij de schijn op normaal te zijn, maar in werkelijkheid zouden zij geen emoties hebben (Cleckley, 1974). Ook werd gevonden dat psychopaten relatief weinig angst

vertoonden (Lykken, 1957).

De precieze samenhang tussen de verschillende onderdelen van emotionele verwerking bij psychopathie is nog niet duidelijk. Ook is nog niet duidelijk of psychopaten allemaal minder goed zijn in hun emotioneel functioneren of dat hier ook uitzonderingen op zijn. Daarbij geldt dat er nog geen onderzoek is gedaan waarin verschillende onderdelen van emotionele verwerking met elkaar werden vergeleken en waarin werd gekeken wat de kanttekeningen hierbij waren. In dit literatuuronderzoek staat de vraag centraal hoe psychopaten verschillen van de gewone populatie op het gebied van emotieverwerking, emotioneel geheugen en fysiologische reactie op geheugen.

Emotionele verwerking is een breed begrip, daarom zal dit begrip hieronder aan de hand van drie deelvragen behandeld worden. Allereerst zal in dit literatuuronderzoek ingegaan worden op de herkenning van emotie - een cruciaal onderwerp, want als emoties niet herkend kunnen worden, kunnen zij ook niet verwerkt worden. Vervolgens wordt gekeken naar het emotionele geheugen - het emotioneel geheugen is cruciaal voor het kunnen leren van gedrag. Ten derde wordt gekeken naar fysiologische reactiviteit. Gevonden is dat er mogelijk verschillen zijn bij psychopaten op meerdere gebieden hiervan. Tot slot zal ook nog gekeken worden naar mogelijke kanttekeningen bij de gevonden resultaten, die implicaties voor

(8)

vervolgonderzoek zou kunnen hebben.

Emotionele Herkenning Bij Psychopathie

Al eerder is gevonden dat psychopaten anders zijn in hun emotionele beleving. Volgens de VIM-hypothese komt dit door een onvermogen bij psychopaten om negatieve gevoelens bij anderen te herkennen (Blair, 2001). Gezichtsherkenning lijkt dan ook verstoord te zijn psychopaten. Mogelijk wordt psychopathie ook veroorzaakt door een onvermogen tot de activatie van het angstsysteem, zoals gesteld in de low fear hypothese. De samenhang tussen herkenning van emotie en psychopathie zal nu verder worden

onderzocht.

Hansen, Johnsen, Hart, Waage en Thayer (2008) onderzochten de relatie tussen de factoren van psychopathie uit de PCL-R en het vermogen om gezichtsuitdrukkingen te herkennen. Aan dit onderzoek namen 43

mannelijke gedetineerden uit Noorwegen deel, met een gemiddelde leeftijd van 31,58 jaar. De deelnemers kregen de taak om op een computer bij foto’s de emotie te beoordelen. Het betrof foto’s van zowel mannen als vrouwen. De emoties die dienden te worden herkend waren: ‘verdriet’, ‘angst’, ‘walging’, ‘boosheid’, ‘verbaasdheid’, ‘vrolijkheid’ en ‘neutraal’.

Uit dit onderzoek bleek dat psychopaten minder goed waren in het herkennen van gezichtsuitdrukkingen van walging. Ook werd gevonden dat psychopaten moeite hadden met het herkennen van een bedroefde emotie. Dit onderzoek hield echter geen rekening met verschil in hevigheid van emoties. Mogelijk zijn psychopaten alleen minder goed in het herkennen van minder hevige emoties en levert het beoordelen van heftiger emoties

(9)

minder problemen voor hen op. In het volgende onderzoek is dit aspect wel meegenomen.

Hastings, Tangney en Stuewig (2008) onderzochten de relatie tussen psychopathie en de identificatie van emotie-uitdrukking in het gezicht. Aan het onderzoek namen 145 gedetineerden uit Virginia in de Verenigde Staten deel, met een gemiddelde leeftijd van 30,94 jaar. Deelnemers werden gescoord door middel van de PCL:SV (een screeningvariant van de PCL-R) op de mate van psychopathie en de twee factoren. Hieruit volgde dat 23% van de deelnemers classificeerde als psychopaat. Deelnemers kregen de taak om te scoren in hoeverre 60 gerandomiseerde foto’s de emoties vrolijkheid, angst, kwaadheid, verbaasdheid, verdriet of schaamte vertoonden. Er werd gescoord op een zeven-punts Likertschaal, die liep van ‘totaal niet’ tot ‘zeer intens’. De emoties op de foto’s verschilden in intensiteit tussen 60% en 100%.

Uit de resultaten volgde dat psychopathie negatief samenhing met het vermogen tot herkenning van emoties. Een negatieve correlatie werd gevonden tussen de totale PCL:SV-score en het herkennen van zowel vrolijke als verdrietige gezichtsuitdrukkingen. De correlatie met het herkennen van andere emoties was qua richting zoals verwacht negatief, maar echter niet significant. Ook werd gevonden dat scores voor factor 1, noch factor 2 samenhingen met het vermogen tot gezichtsherkenning. Het is echter mogelijk dat emotieherkenning wel verschilt tussen de twee factoren, maar dat dit door tekortkomingen in dit onderzoek niet naar voren is

gekomen. Daarom wordt met het volgende onderzoek dieper ingegaan op de verschillen tussen de twee factoren.

(10)

Del Gaizo en Falkenbach (2008) onderzochten de samenhang tussen psychopathie en het herkennen van positieve en negatieve emoties in de vorm van gezichtsuitdrukkingen. Dit werd gedaan aan de hand van de twee factoren van psychopathie gemeten met de Psychopathic personality inventory (PPI), een veelgebruikte meetmethode voor het vaststellen van psychopathische trekken in een non-forensische setting. Deze vragenlijst maakt gebruik van zelfrapportage en heeft een soortgelijke factorstructuur als de PCL-R. Aan het onderzoek namen 175 Amerikaanse studenten met een gemiddelde leeftijd van 19,74 jaar deel. Deze groep bestond uit 119 vrouwen en 56 mannen. Als eerste dienden de deelnemers met een

computertaak de emoties ‘vrolijk’, ‘verdriet’, ‘kwaad’ of ‘angstig’ correct te identificeren in foto’s. De vertoonde foto’s verschilden in hoge en lage intensiteit van emotie. De tweede computertaak bestond uit het identificeren van dezelfde emoties in de gesproken zin ‘‘I am going out of the room and I’ll be back later”. Ook deze stimuli werden in hoge of lage intensiteit aangeboden.

Gevonden werd dat factor 1 positief samen hing met goede herkenning van angstige gezichtsuitdrukkingen . Bij de tweede factor van psychopathie werd geen samenhang gevonden met emotionele herkenning. Dit onderzoek werd echter uitgevoerd bij een studentenpopulatie. Dit kan gevolgen hebben voor de externe validiteit. In het volgende onderzoek werd wel gebruik gemaakt van een gevangenenpopulatie.

Book, Quinsey en Langford (2007) onderzochten de relatie tussen psychopathie en de perceptie van non-verbale communicatie, als

(11)

gevangenen en 60 niet-gevangen deel. De gevangenen werden gescoord op psychopathie aan de hand van de PCL-R voor beide factoren en de

Levenson’s Self Report Psychopathy Scale. Beide groepen kregen als eerste foto’s van emotionele gezichten te zien. De deelnemers moesten de

getoonde emotie identificeren en ook scoren op intensiteit. De getoonde emoties waren: ‘vrolijk’, ‘verdrietig’, ‘angstig’, ‘walgend’ en ‘neutraal’. Vervolgens kregen de deelnemers een videofragment te zien waarin een interpersoonlijke interactie tussen twee mensen werd getoond, waarbij de deelnemers de kwetsbaarheid van één van de personen moesten beoordelen.

Uit de resultaten kwam naar voren dat psychopathie niet samenhing met een verminderd vermogen om emoties te categoriseren. Maar, dit effect was niet significant. Ook werd hier geen verschil tussen de beide factoren van psychopathie gevonden. En tevens werd gevonden dat psychopathie positief samen hing met het vermogen om anderen te beoordelen op kwetsbaarheid. In dit onderzoek werd echter niet gekeken naar de mogelijkheid of

psychopaten wel degelijk in staat zijn emoties te herkennen, maar hier ongevoelig voor zijn en er bewust voor kiezen deze te negeren.

Cima, Tonnaer en Hauser (2010) onderzochten of psychopaten wel degelijk de gevolgen van hun acties konden overzien, maar toch geen rekening met die gevolgen hielden. Aan dit onderzoek deden mee: 14 psychopathische gedetineerden en 23 non-psychopatische gedetineerden en 35 personen in de controlegroep uit Nederland. Psychopatische en non-psychopatische gedetineerden werden van elkaar gescheiden door te kijken naar hun score op de PCL-R voor de twee factoren, waarbij een cut-off score 26 werd gehanteerd. Alle deelnemers kregen 21 morele dilemma’s

(12)

voorgelegd - het leven van één iemand diende opgeofferd te worden om het leven van iemand anders te redden. Hierbij werd gekeken hoe toelaatbaar de deelnemers dat vonden.

Uit de resultaten volgde dat alle deelnemers een ander direct schaden als minder toelaatbaar zagen dan een ander indirect schaden. Hieruit blijkt dat psychopaten goed door hebben wat wel en niet toelaatbaar is, maar het lijkt alsof zij bewust de afweging kunnen maken om dit wel of niet te doen.

In deze paragraaf wordt aangegeven dat er enige reden is om aan te nemen dat psychopathie samenhangt met een verminderd vermogen tot het herkennen van emoties. Wel is er onderzoek dat dit tegenspreekt. Dat onderzoek vond dat psychopaten juist beter zijn in het herkennen van emoties. Negatieve emoties als walging worden door psychopaten minder goed herkend bij anderen. Dit kan mogelijk het grensoverschrijdend gedrag van psychopaten verklaren. Ook werd gevonden dat psychopaten juist beter waren in het herkennen van zwakte bij anderen. Mogelijk speelt dit een rol bij het gemak waarmee psychopaten anderen kunnen gebruiken en uitbuiten. Deze resultaten lijken, althans ten dele, de VIM-hypothese te ondersteunen.

Herkenning is slechts een onderdeel van emotionele verwerking bij psychopathie. In de volgende paragraaf zal daarom gekeken worden naar het emotioneel geheugen bij psychopaten. Als emoties over het algemeen minder goed worden herkend, is het aannemelijk dat emotionele gebeurtenissen ook minder goed zullen worden herinnerd.

Emotioneel Geheugen en Psychopathie

In de vorige paragraaf is gebleken dat psychopaten over het algemeen minder goed zijn in het herkennen van emoties. Een logisch

(13)

gevolg daarvan zou kunnen zijn dat zij ook een minder goed geheugen hebben voor emotionele gebeurtenissen. Een verminderd emotioneel geheugen kan voor een gedeelte problemen van psychopaten verklaren. Want als emotionele gebeurtenissen niet onthouden worden, zoals dat binnen de normale populatie wel het geval is, kan er ook geen lering getrokken worden uit gemaakte fouten. De samenhang tussen psychopathie en geheugen zal nu verder worden onderzocht.

Ragbeer en Burnette (2013) onderzochten het effect psychopathie op emotioneel geheugen. Aan dit onderzoek namen 153 studenten uit de Verenigde Staten deel. Van hen was het overgrote deel, 80,1%, vrouw. De deelnemers werden gescoord op psychopathie door middel van de PPI. Alle deelnemers kregen in de eerste fase van het onderzoek een computertaak waarbij ze foto’s van 45 gezichten met de emoties ‘vrolijk’, ‘angstig’, ‘boos’, ‘verdrietig’ en ‘neutraal’ te zien kregen. In de tweede fase kregen zij de 45 foto’s van gezichten uit de vorige fase plus 30 nieuwe foto’s te zien. De deelnemers kregen hier de opdracht om binnen korte tijd te beslissen of zij dit gezicht eerder of niet hadden gezien. Hiervan werd de accuraatheid en de reactietijd gemeten.

Uit de resultaten van dit onderzoek volgt dat er geen verschil was in het herkennen van neutrale of emotionele gezichten. Wel was er een effect voor geslacht, psychopathie en reactietijd. Mannelijke deelnemers met een hogere psychopathiescore hadden een langzamere reactietijd. Dit was het geval voor boze, verdrietige en neutrale gezichten. Dit onderzoek werd echter uitgevoerd onder een studentenpopulatie. Dit kan mogelijk een vertekend beeld van de werkelijkheid geven. Daarom wordt in het volgende besproken

(14)

onderzoek gebruik gemaakt van een gevangenenpopulatie.

Glass en Newman (2009) onderzochten of psychopaten met lage angst minder goed waren in het verwerken van informatie binnen hun primaire aandachtsveld. Aan het onderzoek namen 239 gedetineerden uit de

Verenigde Staten deel. Hun psychopathiescore werd getest met de PCL-R en hun angst met de Welsh Anxiety Scale. Alle deelnemers kregen drie geheugentaken. In de eerste taak moesten de deelnemers de volgorde en de locatie van een serie woorden onthouden. De tweede taak was hetzelfde, maar verschilde alleen in die zin dat de woorden nu maar 200 milliseconden werden aangeboden. De derde taak was hetzelfde als de tweede taak,

behalve dat de woorden in een andere kleur werden aangeboden en dat bij de herinneringstaak ook werd gevraag aan te geven welke kleur zij hadden.

In dit onderzoek werd gevonden dat psychopaten en andere

gedetineerden een bias hadden voor emotionele woorden. Echter werd gevonden dat psychopaten minder het geval was als deze woorden in een context van de emotie waren geplaatst . In dit onderzoek werd echter geen rekening gehouden met de twee factoren van psychopathie. Het is mogelijk dat de een groep emotionele gebeurtenissen anders beleeft en dus anders onthoudt. In het volgende onderzoek is hier wel rekening mee gehouden.

Dolan en Fullam (2005) onderzochten of psychopaten verschilden in emotioneel geheugen. Aan dit onderzoek namen 88 gewelddadige gedetineerden uit de Verenigde Staten, met een gemiddelde leeftijd van 32,33 jaar, deel. Met de PCL:SV werd hun score op beide factoren van psychopathie vastgesteld. Alle deelnemers kregen een diavoorstelling te zien met een verhaal met drie fasen. Fase 1, waarin een moeder en een zoon,

(15)

die onderweg zijn naar de vader; fase 2, waarin de jongen geraakt wordt door een auto, waarna hij naar het ziekenhuis wordt gebracht waar zijn voeten weer aan zijn benen bevestigd worden; fase 3, waarin de moeder haar andere kinderen ophaalt met een taxi. Vervolgens kregen de deelnemers 76 multiple-choice-vragen over de drie getoonde fasen.

Uit de resultaten kwam naar voren dat psychopaten minder goed in staat waren tot het vormen van emotionele herinneringen in vergelijking met personen die laag op psychopathie scoorden. Dit werd gevonden voor beide factoren van psychopathie. Dit onderzoek houdt echter geen rekening met de aandacht die nodig is voor het vormen van herinneringen. Het volgende onderzoek neemt dit aspect wel in beschouwing.

Baskin-Sommers, Curtin en Newman (2013) onderzochten of psychopathie samenhing met een verminderd functioneren van het werkgeheugen. Aan het onderzoek namen 87 gevangen uit de Verenigde Staten deel. Zij werden allen gescoorde op de mate van psychopathie aan de hand van de PCL-R. Alle deelnemers kregen een angstconditioneringstaak en vervolgens werd hun startle respons gemeten.

Uit de resultaten bleek dat er een interactie was tussen psychopathie en een groot werkgeheugen en het kunnen onderdrukken van een startle response en kan dus hun verminderde reactie op angst verklaren.

Uit deze paragraaf valt te concluderen dat psychopaten minder goed zijn in het vormen van emotionele herinneringen. Gevonden werd dat

psychopaten minder snel bij een emotionele herinnering reageerden en geen verschil vertoonden met het onthouden met neutrale gebeurtenissen. De onderbouwing van deze resultaten is echter niet heel sterk. Een gedeelte van

(16)

deze onderzoeken werd uitgevoerd bij studenten. Dat kan invloed hebben op de externe validiteit. Ook is er zeer weinig onderzoek gedaan naar dit

onderwerp. De hier besproken onderzoeken zijn bijna alle onderzoeken die over het onderwerp bestaan. Daarom is er voorzichtigheid geboden bij het trekken van conclusies uit de resultaten en is er vervolgonderzoek en replicatieonderzoek nodig. De in deze en de vorige paragraaf gevonden verschillen moeten een oorzaak hebben. Mogelijk is deze oorzaak te vinden in fysiologische verschillen.

Fysiologische Verschillen Bij Psychopathie

In de vorige twee paragrafen is gebleken dat psychopaten verschillen in het herkennen en het herinneren van emotionele gebeurtenissen. Deze verschillen moeten door iets veroorzaakt worden. Gebleken is dat genen een belangrijke rol spelen bij het ontwikkelen van psychopathie (Rhee &

Waldman, 2002). Ook is in eerder onderzoek gevonden dat psychopaten fysiologische verschillen vertonen vergeleken met de normale populatie. Ook is geconstateerd dat psychopaten asymmetrie vertonen in hun

hippocampus (Raine et al., 2004). Tevens bleek dat een laesie in orbifrontale cortex kan zorgen voor psychopathisch gedrag (Blair, 2001). Tot slot is ook nog aangetoond dat psychopaten vaker een lagere concentratie grijze stof in hun prefrontale cortex hebben dan anderen (Raine, Lencz, Bihrle, LaCasse, & Colletti, 2000). In een meta-analyse is geconstateerd dat psychopathie naast dat het word beïnvloed door omgevingsfactoren, er ook genetische

componenten een rol spelen (Rhee & Waldman, 2002). Wat er ook op zou kunnen wijzen dat fysiologische verschillen aanwezig moeten zijn. De

(17)

fysiologische verschillen bij psychopathie zullen nu besproken worden. Verona, Patrick, Curtin, Bradley en Lang (2004) onderzochten hoe de reactie op positieve en negatieve emotionele geluiden samenhing met de twee factoren van de PCL-R en met huidgeleiding. Aan het onderzoek namen 68 mannelijke gevangenen uit de Verenigde Staten deel. Zij kregen 116 plezierige, neutrale en onplezierige geluiden uit de International Affective Digitized Sounds (IADS) te horen. Vervolgens werd hun

huidgeleiding gemeten om te kunnen constateren of psychopaten die hoog scoorden op factor 1 verminderde huidgeleiding vertoonden bij affectieve versus neutrale geluiden. Ook werden mogelijke verschillen in hartslag gemeten.

Uit de resultaten volgde dat psychopaten die hoog scoorden op de emotionele-interpersoonlijke factor een verminderde huidgeleiding lieten zien bij aangename en onaangename geluiden. Psychopaten die hoog scoorden op de factor die samenhangt met de sociaal afwijkend gedrag, vertoonden een vertraagd optreden van een verschil arousal bij de verschillende geluiden. Huidgeleiding is echter niet altijd accuraat als meting en kan soms bij een zelfde stimulus verschillende resultaten opleveren. Daarom is het goed om ook naar fMRI-studies te kijken.

Boccardi et al. (2011) onderzochten de samenhang tussen verschillen in de cortex en de amygdala (een gebied dat samenhangt met emoties zoals angst en met psychopathie). Aan het onderzoek namen 26 delinquenten met een PCL-R psychopathiediagnose en 25 gezonde personen als controle deel. Alle deelnemers kwamen uit Finland. De deelnemers werden allemaal onderzocht met een MRI-scanner en vervolgens werd gebruik gemaakt van

(18)

Cortical pattern matching (CPM) en Radial distance mapping (RDM). CPM is een methode om een driedimensionaal model van de oppervlakten van de cortexes te maken. RDM is een methode die gebruikt wordt om het volume van de amygdala te berekenen.

Uit de resultaten volgde dat psychopaten een 20% afname aan structuren van orbitofrontale en middenstructuren van de cortex vertoonden. Ook werd gevonden dat psychopathie samen hing met een abnormaal gevormde amygdala. De basolaterale nuclei, een gebied binnen de amygdala dat samenhangt met emotionele arousal en geheugen, was tot 30% kleiner bij psychopaten. De laterale en centrale nuclei van de amygdala, die

samenhangen met angst conditionering, waren echter 10% tot 30% groter. Dit laatste is opvallend, maar zegt echter niet veel over het functioneren van de amygdala. Dit onderzoek ging echter niet in op de verbinding tussen verschillende hersengebieden. Hersengebieden staan qua functioneren nooit helemaal los van elkaar en hersengebieden beïnvloeden elkaar. Daarom gaat de volgende studie in op de verbinding tussen verschillende hersengebieden.

Motzkin, Newman, Kiehl en Koenigs (2011) onderzochten of psychopaten structurele en/of functionele verschillen vertoonden in verschillende hersengebieden. Aan het onderzoek deden in het eerste gedeelte 27 veroordeelden mee en in het tweede gedeelte 40 veroordeelden. De deelnemers waren veroordeelden uit een gevangenis in de Verenigde Staten. Alle deelnemers werden gescoord voor de mate van psychopathie door middel van de PCL-R. De eerste groep werd onderzocht met een diffusion tensor imaging (DTI) scanner om te kijken of psychopathie samenhing met een verminderde verbinding tussen de ventromediale

(19)

prefrontale cortex, een gebied dat samenhangt met risicogedrag en angst en ook met emotionele respons en beslissingen en de temporaal kwab. De DTI-scanner meet de diffusie van watermoleculen en kan hierdoor zenuwvezels en dus verbindingen in kaart brengen. De tweede groep werd onderzocht met een fMRI-scanner. Bij deze werd gekeken of psychopaten en gezonde mensen verschilden van hersenactiviteit in ruststand.

Gevonden werd dat psychopathie inderdaad samenhing met een verminderde verbinding tussen de ventromediale prefrontale cortex en de temporaalkwab, die onder andere een rol speelt bij het visueel geheugen en het verwerken van sensorische input. Ook werd gevonden dat er minder activiteit was tussen de ventromediale prefrontale cortex en de amygdala, een gebied dat samenhangt met emoties zoals angst en de mediale parietale cortex, een gebied dat een rol speelt bij het episodisch geheugen te vinden was. Deze studie keek vooral naar verschillen in de hersenen in ruststand, maar psychopaten hebben vooral problemen in het actief om gaan met anderen. Dit kan het beeld vertekend hebben. Daarom gaat de volgende studie wel in op emotionele activiteit tijdens de hersenscans.

Deeley et al. (2006) onderzochten de verschillen in activatie in enkele hersengebieden tussen psychopaten en een controlegroep. Aan het

onderzoek namen 15 personen deel, waarvan zes met een PCL-R score hoger dan 25. De deelnemers met een PCL-R score boven de 25 behoorden tot de psychopathiegroep. De overige negen deelnemers dienden als

controlegroep. Alle deelnemers kregen plaatjes van vrolijke en angstige gezichtsuitdrukkingen gepresenteerd, terwijl hun hersenactivatie gemeten werd met een fMRI-scanner.

(20)

Uit de data bleek dat psychopaten een lagere activatie in de Gyrus fusiformis hadden (een gebied dat een rol speelt bij visuele waarneming en geheugen van visuele objecten zoals gezichten) en de extrastriate cortex (een gebied dat bij visuele verwerking van de locatie van lichaamsdelen betrokken is) bij het verwerken van blije gezichten vergeleken met neutrale gezichten. Bij angstige gezichten vergeleken met neutrale gezichten toonden psychopaten een verminderen activatie in de fusiforme cortex. In dit

onderzoek werd echter alleen gebruikt gemaakt van foto’s van emotionele

gezichten en werd niet gekeken naar andere vormen van emotie. Mogelijk verschillen psychopaten alleen op het zien van emotie, maar niet op het gebied van het lezen van emotie. Het volgende onderzoek houdt zich hier wel mee bezig.

Sadeh et al. (2013) onderzochten de samenhang tussen psychopathie en verschillen in hersenactivatie bij selectieve aandacht. Dit werd onderzocht voor de twee factoren van psychopathie. Deze twee factoren werden gemeten door middel van de NEO-Five Factor Inventory (NEO-FFI), een zelf-rapportage vragenlijst die de Big Five persoonlijkheidskenmerken meet. Vervolgens werden aan de hand van deze vragenlijst psychopathiescores berekend. Aan het onderzoek namen 49 mensen uit de Verenigde Staten deel - 61% van de deelnemers was vrouw. Alle deelnemers kregen Stroop-taken met emotionele woorden. Waarbij zij positieve of negatieve woorden moesten negeren.

Factor 1 werd geassocieerd met problemen met aandacht bij positieve woorden en activatie in de right superior frontal gyrus. Factor 2 werd geassocieerd met problemen met zowel positieve als negatieve woorden en

(21)

activatie in de amygdala, de orbitofrontale cortex, de insula, de temporale cortex, de superiore frontale gyrus, de dorsale anterior cingulate cortex. Het is wel belangrijk om te vermelden dat dit onderzoek werd afgenomen bij deelnemers uit een gewone populatie en niet bij gedetineerden met een echte psychopathiediagnose. Dit kan invloed hebben op de externe validiteit van dit onderzoek.

Een belangrijk punt dat in acht genomen dient te worden is of psychopaten daadwerkelijk niet in staat zijn om emoties te ervaren en te verwerken of dat dit een proces is, dat wel door aandacht kan worden geactiveerd.

Meffert, Gazzola, Boer, Bartels en Keysers (2013) onderzochten de invloed van psychopathie op empathie aan de hand van een expliciete opdracht hiertoe. Aan het onderzoek namen 20 veroordeelde psychopaten en 26 controlepersonen deel. De deelnemers kregen video’s van interacties tussen handen te zien, waarbij de handen emotionele situaties uitbeelden. Bij de interactie waren liefde, pijn, exclusie of een neutrale emotie te zien, terwijl met behulp van een fMRI-scanner verschillen in hersenactiviteit gemeten werd. Ook werd gekeken hoe de activatie verschilde als

deelnemers specifiek de instructie kregen om mee te leven met de beelden die zij te zien kregen.

Hersengebieden die samen hingen met empathie vertoonden alleen activatie als een instructie om mee te leven met de getoonde video werd gegeven en niet als dit niet gedaan werd. Deze resultaten nuanceren de eerder gevonden resultaten enigszins. Bij dit onderzoek is echter alleen gebruik gemaakt van psychopathische delinquenten en een gezonde

(22)

controlegroep. Idealiter zouden psychopaten ook vergeleken zijn met delinquenten uit dezelfde populatie, maar zonder psychopathiediagnose. Door dit tekort is het mogelijk dat de gevonden resultaten veroorzaakt werden door de opname in de betreffende inrichting en niet door

psychopathie. Het is daarom aan te bevelen in vervolgonderzoek gebruik te maken van drie groepen deelnemers: een gezonde controlegroep; een groep gedetineerden met een psychopathiediagnose; een groep gedetineerden zonder een psychopathiediagnose.

Uit deze paragraaf valt te concluderen dat psychopaten fysiologisch verschillen van andere mensen. Gevonden werd dat psychopaten bij emotionele stimuli minder huidgeleiding vertoonden. Ook werd gevonden dat psychopaten verschilden in activatie van specifieke hersengebieden en in de verbinding tussen verschillende hersengebieden, zoals de ventromediale prefrontale cortex en de temporaalkwab. Deze resultaten lijken bewijs te leveren voor de VIM-hypothese, omdat psychopaten minder activatie vertonen in hersengebieden die samenhangen met het herkennen van emoties. Ook werd gevonden dat psychopaten mogelijk wel in staat zijn tot empathie, maar dat dit alleen het geval is als zij hier expliciet de opdracht toe krijgen. Mogelijk verklaren deze hersenverschillen ook de eerder gevonden verschillen in emotionele herkenning en emotioneel geheugen. Gevonden werd dat gebieden als de amygdala, die samenhangen met emotie in het algemeen, verminderde activatie vertoonden bij psychopaten. De eerder gevonden verschillen in emotieherkenning kunnen mogelijk worden verklaard door verminderde activatie in de fusiforme cortex bij psychopaten. Ook werd bij psychopaten gevonden dat er verminderde activatie plaats

(23)

vond in de ventromediale prefrontale cortex, een gebied dat samenhangt met emotioneel geheugen. Deze afwijking kan mogelijk de gevonden verschillen in de paragraaf over emotioneel geheugen verklaren.

Conclusies en Discussie

Uit dit literatuuronderzoek blijkt dat psychopathie samenhangt met problemen bij het verwerken van emoties. Verschillen worden gevonden bij het herkennen van emoties tussen psychopaten en niet-psychopaten.

Negatieve emoties worden minder goed herkend door psychopaten dan door de gewone populatie. Ook werd enig bewijs gevonden voor een verminderd vermogen tot het herkennen van positieve emoties. Psychopaten bleken echter wel goed te zijn in het herkennen van kwetsbaarheid. Dit verklaart mogelijk waarom zij zo gemakkelijk mensen misbruiken en slachtoffers maken. Aangezien herkenning van emoties cruciaal is voor het vormen van herinneringen, is ook het emotioneel geheugen onderzocht. Op het gebied van emotioneel geheugen werd gevonden dat psychopaten minder goed zijn in het vormen van emotionele herinneringen en ook dat zij minder snel reageren op emotionele stimuli. Ook fysiologisch verschilden de reacties van psychopaten op emotioneel gebied. Zo werd gevonden dat zij minder huidgeleiding vertoonden bij emotionele stimuli. Ook werd gevonden dat psychopaten een lagere activatie hadden in hersengebieden die samen lijken te hangen met visuele waarneming en geheugen, emotionele herinneringen en hersengebieden geassocieerd met empathie. Als kanttekening werd wel gevonden dat psychopaten mogelijk in staat zijn tot empathie, maar alleen wanneer zij hier expliciet de opdracht toe krijgen. Deze resultaten bieden

(24)

vooral ondersteuning voor de low fear en de VIM- hypotheses. Psychopaten lijken inderdaad wel emoties te ervaren, maar moeite te hebben om hun angstsysteem te bereiken, zoals deze theorie stelt. Ook lijkt het dat zij moeite hebben verdriet bij anderen te herkennen. Voor het general

emotioneel deficit perspective lijkt geen bewijs te zijn. Dit perspectief lijkt de laatste bevindingen niet geheel te dekken en dus achterhaald te zijn, aangezien psychopaten wel in staat lijken te zijn enige emotie te herkennen of te voelen.

Een punt van discussie is dat de gevonden verschillen in hersenactivatie niet de oorzaak van de psychopathie hoeven te zijn. Mogelijkerwijs zijn zij een gevolg van psychopathie. Eventueel kan in vervolgonderzoek gebruik gemaakt worden van bijvoorbeeld Transcranial Magnetic Stimulation (TMS) om te kijken of inhibitie van de in dit

onderzoek gevonden hersengebieden zorgt voor een meer psychopathische reactie op emotionele stimuli bij gezonde deelnemers. Dit zou verder bewijs kunnen leveren voor de invloed van de activiteit van deze hersengebieden op psychopathie.

Een tweede punt van discussie is dat er nog vrij weinig onderzoek is gedaan naar emotioneel geheugen bij psychopathie. Wat als gevolg kan hebben dat de gevonden resultaten op toeval berusten of vertekend zijn door de beperking van de gebruikte steekproef. Daarom dient er meer onderzoek naar dit onderwerp gedaan te worden bij verschillende groepen. Gekeken dient ook te worden of het minder goed herinneren van emotionele gebeurtenissen niet een gevolg is van het veroordeeld zijn en zich in de situatie van detentie te moeten afsluiten.

(25)

Tevens is het belangrijk om stil te staan bij het feit dat veel deelnemers van de in dit literatuuronderzoek gebruikte studies veroordeelden waren. Het is mogelijk dat zij niet serieus hebben meegewerkt omdat er vrij weinig consequenties waren als zij dit niet deden.

Het was al duidelijk dat psychopaten minder emotioneel reageerden op allerlei situaties. Met dit onderzoek is echter meer bewijs gevonden voor hoe hun emotionele verwerking verschilt van gezonde mensen. Mogelijk draagt dit onderzoek bij tot een verduidelijking van wat psychopathie is en worden er minder foute diagnoses gesteld. En misschien heeft dit onderzoek ook implicaties voor de behandeling van gedetineerde psychopaten, maar ook voor mensen met psychopathische trekken die niet veroordeeld zijn, en kunnen zo veel misdaden worden voorkomen.

(26)

Bibliografie

Adolphs, R., Tranel, D., Damasio, H., & Damasio, A. (1994). Impaired recognition of emotion in facial expressions following bilateral damage to the human amygdala. Nature, 372(6507), 669–672.

Baskin-Sommers, A. R., Curtin, J. J., & Newman, J. P. (2013). Emotion-modulated startle in psychopathy: clarifying familiar effects. Journal of abnormal psychology, 122(2), 458–468. doi:10.1037/a0030958

Blair, R. J. (2001). Neurocognitive models of aggression, the antisocial personality disorders, and psychopathy. Journal of neurology, neurosurgery, and psychiatry, 71(6), 727–731.

Blair, R. J. R. (1995). A cognitive developmental approach to morality: Investigating the psychopath. Cognition, 57(1), 1–29.

Boccardi, M., Frisoni, G. B., Hare, R. D., Cavedo, E., Najt, P., Pievani, M., Rasser, P. E., et al. (2011). Cortex and amygdala morphology in

psychopathy. Psychiatry Research: Neuroimaging, 193(2), 85–92. Book, A. S., Quinsey, V. L., & Langford, D. (2007). Psychopathy and the

perception of affect and vulnerability. Criminal Justice and Behavior, 34(4), 531–544.

Bradley, M. M., Greenwald, M. K., Petry, M. C., & Lang, P. J. (1992). Remembering pictures: pleasure and arousal in memory. Journal of experimental psychology. Learning, memory, and cognition, 18(2), 379–390.

Cima, M., Tonnaer, F., & Hauser, M. D. (2010). Psychopaths know right from wrong but don’t care. Social cognitive and affective neuroscience,

(27)

5(1), 59–67.

Cleckley, H. (1974). The Mask of Sanity Fourth Edition (5th ed.). Mosby. Coid, J., Yang, M., Tyrer, P., Roberts, A., & Ullrich, S. (2006). Prevalence

and correlates of personality disorder in Great Britain. The British Journal of Psychiatry, 188, 423–431. doi:10.1192/bjp.188.5.423 Coid, J., Yang, M., Ullrich, S., Roberts, A., & Hare, R. D. (2009).

Prevalence and correlates of psychopathic traits in the household population of Great Britain. International Journal of Law and Psychiatry, 32(2), 65–73.

de Ruiter, C., & Hildebrand, M. (2005). Behandelingsstrategieen bij forensisch-psychiatrische patienten / druk 2 / ING. Bohn Stafleu Van Loghum.

Deeley, Q., Daly, E., Surguladze, S., Tunstall, N., Mezey, G., Beer, D., Ambikapathy, A., et al. (2006). Facial emotion processing in criminal psychopathy. Preliminary functional magnetic resonance imaging study. The British Journal of Psychiatry, 189, 533–539.

doi:10.1192/bjp.bp.106.021410

Del Gaizo, A. L., & Falkenbach, D. M. (2008). Primary and secondary psychopathic-traits and their relationship to perception and experience of emotion. Personality and Individual Differences, 45(3), 206–212. Dolan, M., & Fullam, R. (2005). Memory for emotional events in violent

offenders with antisocial personality disorder. Personality and Individual Differences, 38(7), 1657–1667.

Fazel, S., & Danesh, J. (2002). Serious mental disorder in 23 000 prisoners: a systematic review of 62 surveys. The lancet, 359(9306), 545–550.

(28)

Glass, S. J., & Newman, J. P. (2009). Emotion processing in the criminal psychopath: the role of attention in emotion-facilitated memory. Journal of abnormal psychology, 118(1), 229–234. doi:10.1037/a0014866 Hansen, A. L., Johnsen, B. H., Hart, S., Waage, L., & Thayer, J. F. (2008).

Brief communication: psychopathy and recognition of facial

expressions of emotion. Journal of personality disorders, 22(6), 639– 644.

Hare, R. D. (1996). Psychopathy and antisocial personality disorder: A case of diagnostic confusion. Psychiatric Times, 13(2), 39–40.

Hare, R. D., Clark, D., Grann, M., & Thornton, D. (2000). Psychopathy and the predictive validity of the PCL-R: an international perspective. Behavioral Sciences & the Law, 18(5), 623–645.

Hare, R. D., Hart, S. D., & Harpur, T. J. (1991). Psychopathy and the DSM-IV criteria for antisocial personality disorder. Journal of abnormal psychology, 100(3), 391.

Harpur, T. J., Hare, R. D., & Hakstian, A. R. (1989). Two-factor

conceptualization of psychopathy: Construct validity and assessment implications. Psychological Assessment, 1(1), 6.

Hastings, M. E., Tangney, J. P., & Stuewig, J. (2008). Psychopathy and identification of facial expressions of emotion. Personality and Individual Differences, 44(7), 1474–1483.

Lykken, D. T. (1957). A study of anxiety in the sociopathic personality. Journal of abnormal psychology, 55(1), 6–10.

Meffert, H., Gazzola, V., Boer, den, J. A., Bartels, A. A. J., & Keysers, C. (2013). Reduced spontaneous but relatively normal deliberate vicarious

(29)

representations in psychopathy. Brain, 136(Pt 8), 2550–2562. doi:10.1093/brain/awt190

Moffitt, T. E., Lynam, D. R., & Silva, P. A. (1994).

NEUROPSYCHOLOGICAL TESTS PREDICTING PERSISTENT MALE DELINQUENCY*. Criminology, 32(2), 277–300.

Motzkin, J. C., Newman, J. P., Kiehl, K. A., & Koenigs, M. (2011). Reduced prefrontal connectivity in psychopathy. Journal of

Neuroscience, 31(48), 17348–17357. doi:10.1523/JNEUROSCI.4215-11.2011

Ragbeer, S. N., & Burnette, M. L. (2013). Remember me? Psychopathic traits and emotional memory in an undergraduate sample. Personality and Individual Differences, 54(3), 372–377.

Raine, A., Ishikawa, S. S., Arce, E., Lencz, T., Knuth, K. H., Bihrle, S., LaCasse, L., et al. (2004). Hippocampal structural asymmetry in unsuccessful psychopaths. Biological psychiatry, 55(2), 185–191. Raine, A., Lencz, T., Bihrle, S., LaCasse, L., & Colletti, P. (2000). Reduced

prefrontal gray matter volume and reduced autonomic activity in antisocial personality disorder. Archives of General Psychiatry, 57(2), 119–27– discussion 128–9.

Rhee, S. H., & Waldman, I. D. (2002). Genetic and environmental

influences on antisocial behavior: a meta-analysis of twin and adoption studies. Psychological bulletin, 128(3), 490.

Sadeh, N., Spielberg, J. M., Heller, W., Herrington, J. D., Engels, A. S., Warren, S. L., Crocker, L. D., et al. (2013). Emotion disrupts neural activity during selective attention in psychopathy. Social cognitive and

(30)

affective neuroscience, 8(3), 235–246. doi:10.1093/scan/nsr092

Verona, E., Patrick, C. J., Curtin, J. J., Bradley, M. M., & Lang, P. J. (2004). Psychopathy and physiological response to emotionally evocative sounds. Journal of abnormal psychology, 113(1), 99–108.

(31)

Onderzoeksvoorstel: Theory

of Mind en Emotieherkenning

bij Psychopathie

Naam: David Engel

Studentnummer: 5942055

Universiteit van Amsterdam

Begeleider: Lieke Nentjes

(32)

Introductie Samenvatting

In dit onderzoeksvoorstel wordt opzet gemaakt voor een onderzoek naar de samenhang tussen psychopathie en emotionele Theory of Mind (ToM) capaciteiten. Dit zal onderzocht worden door middel van het herkennen van ToM gerelateerde emoties, met name angst en morele emoties, in verhalen. Dit onderzoek zal worden uitgevoerd onder psychopaten met Tbs, veroordeelden met Tbs, maar zonder psychopathie en een gezonde controlegroep. Het belang van dit onderzoek is het helpen en leren begrijpen van psychopaten, die een groot percentage van de veroordeelden vormt. Ook is dit soort emoties nog niet eerder op deze manier met verhalen onderzocht. Verwacht wordt dat psychopaten hier minder goed in staat zijn tot het herkennen van deze emoties in vergelijking met de andere groepen.

Achtergrond

Psychopathie is een stoornis die bij 1% van de bevolking voorkomt (Coid, Yang, Ullrich, Roberts, & Hare, 2009). Van de gevangen voldoet ongeveer 25% tot 30% aan een psychopathie diagnose (Hare, Hart, & Harpur, 1991). Eerder onderzoek laat grote verschillen zien in het vermogen tot het herken van emoties tussen

psychopaten en niet psychopaten (Hastings, Tangney, & Stuewig, 2008). Dit kan verklaart worden door de low fear hypothesis, psychopaten ervaren wel emoties, maar hebben en verminderde activatie van het angstsysteem en het violence inhibition mechanism hypothesis, psychopaten zij niet in staat gevoelens van verdriet of angst bij anderen te herkennen. Deze deficiëntie zorgt er voor dat psychopaten zo veel vaker grensoverschrijdend gedrag vertonen.

(33)

van het herkennen van walging (Hansen, Johnsen, Hart, Waage, & Thayer, 2008), angst (R. Blair et al., 2004) en verdriet (Dolan & Fullam, 2006). Ook werd gevonden dat psychopaten beter zijn het herkennen van kwetsbaarheid bij anderen (Book, Quinsey, & Langford, 2007) en dat psychopaten zich wel degelijk bewust zijn van de toelaatbaarheid van hun daden (Cima, Tonnaer, & Hauser, 2010). Gesteld wordt dat psychopaten verminderd in staat zijn tot empathie (R. J. R. Blair, 1995). Dit is te verklaren aan de hand van Theory of Mind (ToM) (J. Blair et al., 1996). ToM is cruciaal voor het toeschrijven van gevoelens aan anderen en dus ook voor het ervaren en herkennen van complexe emoties als schuld en schaamte. Ook werd gevonden dat psychopaten minder goed zijn in mentalliseren (Dolan & Fullam, 2004). Ook werd gevonden echter gevonden dat psychopaten niet anders scoorden op taken waarbij emoties uit het gebied rond de ogen moest worden opmaken (Richell et al., 2003). Het is dus logisch dat psychopaten niet slechter hoeven zijn in het herkennen van emoties, maar vooral met de achterliggende intenties, doelen en gedachten.

Verschillen in ToM en emotionele situaties kunnen onderzocht worden door middel van verhaaltaken waarin een ToM gerelateerde emotionele situatie herkent dient te worden. Dit onderzoek is echter vooral uitgevoerd bij mensen met autisme, maar nog niet op deze manier bij psychopaten (Kaland et al., 2002).

Voorgaand onderzoek toonde verschillen in de herkenning van ToM gerelateerde emotionele situaties tussen psychopaten en niet psychopaten, maar is echter nog niet eerder uitgevoerd met verhaal taken. De emoties die zullen worden onderzocht zijn: schuld, schaamte, angst, empathie en altruïsme. Daarom zal in dit onderzoek zal worden gekeken naar verschillen in het vermogen voor emotionele ToM-capaciteiten tussen psychopaten en de gewone populatie, Mogelijk geeft dit nieuwe inzichten in hoe psychopaten verschillen van de algemene populatie op het

(34)

gebied van ToM. Ook kan dit onderzoek meer bewijs vinden voor emotionele verschillen bij psychopaten.

Besloten is om dit onderzoek alleen af te nemen bij mannen, aangezien het vrouwelijke veroordeelden met Tbs rond de 6% ligt van de totale populatie(van Gemmert & Tenneij, 2013), ook werd gevonden dat maar een klein gedeelte van de psychopaten vrouwelijk is (Wynn, Høiseth, & Pettersen, 2012). Het laten deelnemen van vrouwen zou de resultaten zou de interpreteerbaarheid van de resultaten negatief kunnen beïnvloeden.

Probleemstelling

In dit onderzoek zal worden gekeken naar verschillen in het vermogen voor emotionele ToM-capaciteiten bij psychopaten met Tbs, gedetineerden met Tbs, maar zonder psychopathie en de gewone populatie.

Hypothesen

De hypothese is dat deelnemers met een hoge mate van psychopathie

verminderd in staat staan tot het herkennen van complexe emotionele situaties waar ToM een rol bij speelt vergeleken met andere gedetineerden en de normale populatie. Ook is het waarschijnlijk dat psychopaten met een hoge mate van storing factor 1, interpersoonlijk-affectief minder goed zijn in het herkennen van emoties.

Verwachtingen

Verwacht wordt dat psychopaten waarschijnlijk minder van de beschreven emotionele situaties juist beoordelen vergeleken met de controlegroepen. Ook wordt verwacht dat dit voor psychopaten die hoger scoren op factor 1 van de PCL-R nog

(35)

meer het geval is.

Methode Deelnemers

In dit onderzoek zullen in het totaal 225 personen mee worden genomen onderverdeeld in vier groepen. Aan dit onderzoek zullen uit vier verschillende Tbs-instellingen 75 deelnemers mee doen. Bij hen wordt de Hare Psychopathy Checklist – revised (PCL-R) (Hare & Vertommen, 2003)afgenomen. Onder hen 75 deelnemers met een PCL-R score die duidt op de afwezigheid van psychopathie deelnemen en 75 deelnemers met een PCL-R psychopathie diagnose. Ook zullen onder hen 75 mensen uit de gezonde populatie, voornamelijk verworven door advertenties in bladen en bij uitzendbureaus. Voor deze groep zal worden gecontroleerd met de Hare Psychopathy Checklist:

Screening Version (PCL:SV, Hart, Hare & Cox, 1995), een screeningsvariant van de PCL-R, of zij niet in de psychopathische range scoren. Deelnemers worden

uitgesloten als dit het geval is.

Operationalisaties

In dit onderzoek wordt door middel van de verhaaltaak gekeken of mensen met psychopathie verschillen in het herkennen van meerdere complexe emoties van normale mensen. In het totaal worden 26 korte verhalen gebruikt waar de deelnemers vragen over dienen te beantwoorden. De onderzochte complexe emoties in de

verhalen waarvan de mentale staten en gedragen van dienen te worden begrepen zijn: schuld, schaamte, angst, empathie en altruïsme en gedrag dat hier uit voorkomt. Voor elk verhaal worden 10-15 vragen gesteld over het begrip van de situatie.

(36)

Materiaal

Vragenlijsten. Om psychopathie vast te stellen werd bij alle deelnemers uit de Tbs-instellingen de PCL-R afgenomen. De PCL-R is de meest gebruikte vragenlijst voor het meten van psychopathie bij veroordeelden en heeft een hoge

betrouwbaarheid (Hare, Clark, Grann, & Thornton, 2014) . De PCL-R houdt ook rekening met de twee factoren binnen psychopathie. Psychopathie wordt bij deelnemers uit de gewone populatie gemeten met de PCL:SV. De PCL:SV is een screeningvariant van de PCL-R en heeft een hoge betrouwbaarheid(Douglas, Strand, Belfrage, Fransson, & Levander, 2005).

Procedure

Als eerste wordt de deelnemers gevraagd een informed consent te tekenen waarmee deelnemers aangeven vrijwillig aan het onderzoek mee te doen. Vervolgens wordt bij de deelnemers uit de Tbs-instellingen de PCL-R afgenomen volgens het protocol. Deelnemers die boven de cut-off score van boven de 25 van de 40 scoren worden in de Psychopathiegroep geplaatst, deelnemers die daar onder scoorden worden in de gewone Tbs-conditie geplaatst. Bij de deelnemers uit de controle conditie wordt de PCL:SV afgenomen. In het geval dat zij hierop een score van 25 of hoger op een schaal van 40 hadden, werden zij niet meegenomen in het onderzoek. Vervolgens krijgen alle deelnemers in willekeurige volgorde de verschillende verhalen te lezen waarbij zij moet identificeren welke emotie de persoon in het verhaal waarschijnlijk zal voelen. In het totaal waren dit 26 korte verhalen. Bij elk verhaal dient aangegeven te worden welke emotie de persoon in het verhaal

(37)

waarschijnlijk ervaart. Tenslotte wordt nog een exit interview afgenomen waar gekeken wordt hoe serieus de deelnemers mee hebben gedaan het onderzoek

Data-analyse

Voor de data-analyse zullen de verhalen met elkaar worden vergeleken door middel van factor-analyse. Dit om te kijken of de verschillende verhalen een

gemeenschappelijke onderliggende factor hebben waarop psychopaten verschillen. Ook zal door middel van een regressieanalyse gekeken worden of binnen de groep veroordeelden verschillen zijn voor de twee factoren gemeten in de PCL-R en de verschillende verhalen.

Interpretatie van mogelijke resultaten

Verwacht wordt dat mensen die hoog scoren op psychopathie verminderd scoren op het herkennen van complexere ToM-taken doordat hier te veel inleving voor nodig is om dit te lastig voor hen is. Mocht dit niet het geval zijn dan kunnen deze resultaten een nieuw licht werpen op de emotionele herkenning van psychopaten en zijn deze resultaten een uitbreiding van eerder gevonden resultaten waaruit blijkt dat psychopaten beter zijn in het herkennen van sommige emoties. Deze resultaten zijn van belang omdat deze ToM emoties nog niet eerder op deze manier met verhalen zijn onderzocht. Ook is het belangrijk om psychopaten beter te leren begrijpen om het grote percentage psychopaten onder veroordeelden in de toekomst beter te kunnen helpen en zelfs misschien delicten te kunnen voorkomen.

(38)

Bibliografie

Blair, J., Sellars, C., Strickland, I., Clark, F., Williams, A., Smith, M., & Jones, L. (1996). Theory of mind in the psychopath. Journal of Forensic Psychiatry, 7(1), 15–25.

Blair, R. J. R. (1995). A cognitive developmental approach to morality: Investigating the psychopath. Cognition, 57(1), 1–29.

Blair, R., Mitchell, D., Peschardt, K. S., Colledge, E., Leonard, R. A., Shine, J. H., Murray, L. K., et al. (2004). Reduced sensitivity to others’ fearful expressions in psychopathic individuals. Personality and Individual Differences, 37(6), 1111– 1122.

Book, A. S., Quinsey, V. L., & Langford, D. (2007). Psychopathy and the perception of affect and vulnerability. Criminal Justice and Behavior, 34(4), 531–544. Cima, M., Tonnaer, F., & Hauser, M. D. (2010). Psychopaths know right from wrong

but don’t care. Social cognitive and affective neuroscience, 5(1), 59–67. Coid, J., Yang, M., Ullrich, S., Roberts, A., & Hare, R. D. (2009). Prevalence and

correlates of psychopathic traits in the household population of Great Britain. International Journal of Law and Psychiatry, 32(2), 65–73.

Dolan, M., & Fullam, R. (2004). Theory of mind and mentalizing ability in antisocial personality disorders with and without psychopathy. Psychological medicine, 34(6), 1093–1102. Retrieved from

http://journals.cambridge.org/download.php?file=%2FPSM%2FPSM34_06%2FS 0033291704002028a.pdf&code=bc2e81010e5a8f2eb1a15cd526574854

Dolan, M., & Fullam, R. (2006). Face affect recognition deficits in personality-disordered offenders: association with psychopathy. Psychological medicine, 36(11), 1563–1569. doi:10.1017/S0033291706008634

Douglas, K. S., Strand, S., Belfrage, H., Fransson, G., & Levander, S. (2005). Reliability and Validity Evaluation of the Psychopathy Checklist: Screening Version (PCL:SV) in Swedish correctional and forensic psychiatric samples. Assessment, 12(2), 145–161. doi:10.1177/1073191105275455

Hansen, A. L., Johnsen, B. H., Hart, S., Waage, L., & Thayer, J. F. (2008). Brief communication: psychopathy and recognition of facial expressions of emotion. Journal of personality disorders, 22(6), 639–644.

Hare, R. D., & Vertommen, H. (2003). The Hare psychopathy checklist-revised. Hare, R. D., Clark, D., Grann, M., & Thornton, D. (2014). Psychopathy and the

predictive validity of the PCL-R: an international perspective. Behavioral Sciences & the Law, 18(5), 623–645.

Hare, R. D., Hart, S. D., & Harpur, T. J. (1991). Psychopathy and the DSM-IV criteria for antisocial personality disorder. Journal of abnormal psychology, 100(3), 391. Retrieved from

http://data.psych.udel.edu/abelcher/Shared%20Documents/3%20Psychopathology %20(27)/Hare,%20Hart,%20Harpur,%201991.pdf

Hastings, M. E., Tangney, J. P., & Stuewig, J. (2008). Psychopathy and identification of facial expressions of emotion. Personality and Individual Differences, 44(7), 1474–1483. Retrieved from http://ac.els-cdn.com/S0191886908000056/1-s2.0-

S0191886908000056-main.pdf?_tid=78868682-cae3-11e3-ab09-00000aacb35e&acdnat=1398256588_4f19664e11fdd0a02b4464d00177012b Kaland, N., Møller-Nielsen, A., Callesen, K., Mortensen, E. L., Gottlieb, D., & Smith,

L. (2002). A new “advanced” test of theory of mind: evidence from children and adolescents with Asperger syndrome. Journal of child psychology and psychiatry,

(39)

and allied disciplines, 43(4), 517–528.

Richell, R. A., Mitchell, D. G. V., Newman, C., Leonard, A., Baron-Cohen, S., & Blair, R. J. R. (2003). Theory of mind and psychopathy: can psychopathic individuals read the 'language of the eyes'? Neuropsychologia, 41(5), 523–526. van Gemmert, A. A., & Tenneij, N. H. (2013). Forensische zorg anno 2013 en de plek

van de tbs daarbinnen. Justitiele Verkenningen, 39(4).

Wynn, R., Høiseth, M. H., & Pettersen, G. (2012). Psychopathy in women: theoretical and clinical perspectives. International journal of women's health, 4, 257–263. doi:10.2147/IJWH.S25518

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De grote hoeveelheid onderzoeken die heb- ben uitgewezen dat disclosure positieve gevolgen heeft voor zowel de geestelijke als de lichamelijke gezondheid suggereren dat de

Het verband tussen het niet kunnen uiten van gevoelens en ziekte zijn lang verwaarloosd geweest (ook in onderzoekstermen) omdat gevoelens op zich al weinig aandacht kregen en

Gesprekken die de moeite waard zijn – dit zijn gesprek- ken of interacties die bijdragen aan de positief emotionele staat en waarde toevoegen voor de betrokkenen door

Bij veel mensen leeft nog het idee dat je bijna dood moet zijn voor je in

Bij de behandeling van een rapport worden door de raad besluiten ge- nomen over de aanbevelingen en worden afspraken met het college gemaakt of toezeggingen door het college

Joost van den Vondels treurspel Joseph in Dothan (1640) bestaat uit één sprekende rei aan het begin van het eerste bedrijf en uit vier reizangen die de eerste vier bedrijven

354 van 27 mei 1997 aangaande het moedwillig onte- recht afleveren van vergunningsbesluiten aan Vlaamsgezinde Voerenaars en de systematische weigering om deze in te trekken, zodat

Knelpunten die de gemeenten nog willen oplossen zijn: mati- ge uitstroom naar reguliere wo- ningen, waardoor opvang ver- stopt raakt; voor eenouderge- zinnen,