• No results found

Studentnummer: 5942055 Universiteit van Amsterdam

Introductie Samenvatting

In dit onderzoeksvoorstel wordt opzet gemaakt voor een onderzoek naar de samenhang tussen psychopathie en emotionele Theory of Mind (ToM) capaciteiten. Dit zal onderzocht worden door middel van het herkennen van ToM gerelateerde emoties, met name angst en morele emoties, in verhalen. Dit onderzoek zal worden uitgevoerd onder psychopaten met Tbs, veroordeelden met Tbs, maar zonder psychopathie en een gezonde controlegroep. Het belang van dit onderzoek is het helpen en leren begrijpen van psychopaten, die een groot percentage van de veroordeelden vormt. Ook is dit soort emoties nog niet eerder op deze manier met verhalen onderzocht. Verwacht wordt dat psychopaten hier minder goed in staat zijn tot het herkennen van deze emoties in vergelijking met de andere groepen.

Achtergrond

Psychopathie is een stoornis die bij 1% van de bevolking voorkomt (Coid, Yang, Ullrich, Roberts, & Hare, 2009). Van de gevangen voldoet ongeveer 25% tot 30% aan een psychopathie diagnose (Hare, Hart, & Harpur, 1991). Eerder onderzoek laat grote verschillen zien in het vermogen tot het herken van emoties tussen

psychopaten en niet psychopaten (Hastings, Tangney, & Stuewig, 2008). Dit kan verklaart worden door de low fear hypothesis, psychopaten ervaren wel emoties, maar hebben en verminderde activatie van het angstsysteem en het violence inhibition mechanism hypothesis, psychopaten zij niet in staat gevoelens van verdriet of angst bij anderen te herkennen. Deze deficiëntie zorgt er voor dat psychopaten zo veel vaker grensoverschrijdend gedrag vertonen.

van het herkennen van walging (Hansen, Johnsen, Hart, Waage, & Thayer, 2008), angst (R. Blair et al., 2004) en verdriet (Dolan & Fullam, 2006). Ook werd gevonden dat psychopaten beter zijn het herkennen van kwetsbaarheid bij anderen (Book, Quinsey, & Langford, 2007) en dat psychopaten zich wel degelijk bewust zijn van de toelaatbaarheid van hun daden (Cima, Tonnaer, & Hauser, 2010). Gesteld wordt dat psychopaten verminderd in staat zijn tot empathie (R. J. R. Blair, 1995). Dit is te verklaren aan de hand van Theory of Mind (ToM) (J. Blair et al., 1996). ToM is cruciaal voor het toeschrijven van gevoelens aan anderen en dus ook voor het ervaren en herkennen van complexe emoties als schuld en schaamte. Ook werd gevonden dat psychopaten minder goed zijn in mentalliseren (Dolan & Fullam, 2004). Ook werd gevonden echter gevonden dat psychopaten niet anders scoorden op taken waarbij emoties uit het gebied rond de ogen moest worden opmaken (Richell et al., 2003). Het is dus logisch dat psychopaten niet slechter hoeven zijn in het herkennen van emoties, maar vooral met de achterliggende intenties, doelen en gedachten.

Verschillen in ToM en emotionele situaties kunnen onderzocht worden door middel van verhaaltaken waarin een ToM gerelateerde emotionele situatie herkent dient te worden. Dit onderzoek is echter vooral uitgevoerd bij mensen met autisme, maar nog niet op deze manier bij psychopaten (Kaland et al., 2002).

Voorgaand onderzoek toonde verschillen in de herkenning van ToM gerelateerde emotionele situaties tussen psychopaten en niet psychopaten, maar is echter nog niet eerder uitgevoerd met verhaal taken. De emoties die zullen worden onderzocht zijn: schuld, schaamte, angst, empathie en altruïsme. Daarom zal in dit onderzoek zal worden gekeken naar verschillen in het vermogen voor emotionele ToM-capaciteiten tussen psychopaten en de gewone populatie, Mogelijk geeft dit nieuwe inzichten in hoe psychopaten verschillen van de algemene populatie op het

gebied van ToM. Ook kan dit onderzoek meer bewijs vinden voor emotionele verschillen bij psychopaten.

Besloten is om dit onderzoek alleen af te nemen bij mannen, aangezien het vrouwelijke veroordeelden met Tbs rond de 6% ligt van de totale populatie(van Gemmert & Tenneij, 2013), ook werd gevonden dat maar een klein gedeelte van de psychopaten vrouwelijk is (Wynn, Høiseth, & Pettersen, 2012). Het laten deelnemen van vrouwen zou de resultaten zou de interpreteerbaarheid van de resultaten negatief kunnen beïnvloeden.

Probleemstelling

In dit onderzoek zal worden gekeken naar verschillen in het vermogen voor emotionele ToM-capaciteiten bij psychopaten met Tbs, gedetineerden met Tbs, maar zonder psychopathie en de gewone populatie.

Hypothesen

De hypothese is dat deelnemers met een hoge mate van psychopathie

verminderd in staat staan tot het herkennen van complexe emotionele situaties waar ToM een rol bij speelt vergeleken met andere gedetineerden en de normale populatie. Ook is het waarschijnlijk dat psychopaten met een hoge mate van storing factor 1, interpersoonlijk-affectief minder goed zijn in het herkennen van emoties.

Verwachtingen

Verwacht wordt dat psychopaten waarschijnlijk minder van de beschreven emotionele situaties juist beoordelen vergeleken met de controlegroepen. Ook wordt verwacht dat dit voor psychopaten die hoger scoren op factor 1 van de PCL-R nog

meer het geval is.

Methode Deelnemers

In dit onderzoek zullen in het totaal 225 personen mee worden genomen onderverdeeld in vier groepen. Aan dit onderzoek zullen uit vier verschillende Tbs- instellingen 75 deelnemers mee doen. Bij hen wordt de Hare Psychopathy Checklist – revised (PCL-R) (Hare & Vertommen, 2003)afgenomen. Onder hen 75 deelnemers met een PCL-R score die duidt op de afwezigheid van psychopathie deelnemen en 75 deelnemers met een PCL-R psychopathie diagnose. Ook zullen onder hen 75 mensen uit de gezonde populatie, voornamelijk verworven door advertenties in bladen en bij uitzendbureaus. Voor deze groep zal worden gecontroleerd met de Hare Psychopathy Checklist:

Screening Version (PCL:SV, Hart, Hare & Cox, 1995), een screeningsvariant van de PCL-R, of zij niet in de psychopathische range scoren. Deelnemers worden

uitgesloten als dit het geval is.

Operationalisaties

In dit onderzoek wordt door middel van de verhaaltaak gekeken of mensen met psychopathie verschillen in het herkennen van meerdere complexe emoties van normale mensen. In het totaal worden 26 korte verhalen gebruikt waar de deelnemers vragen over dienen te beantwoorden. De onderzochte complexe emoties in de

verhalen waarvan de mentale staten en gedragen van dienen te worden begrepen zijn: schuld, schaamte, angst, empathie en altruïsme en gedrag dat hier uit voorkomt. Voor elk verhaal worden 10-15 vragen gesteld over het begrip van de situatie.

Materiaal

Vragenlijsten. Om psychopathie vast te stellen werd bij alle deelnemers uit de Tbs-instellingen de PCL-R afgenomen. De PCL-R is de meest gebruikte vragenlijst voor het meten van psychopathie bij veroordeelden en heeft een hoge

betrouwbaarheid (Hare, Clark, Grann, & Thornton, 2014) . De PCL-R houdt ook rekening met de twee factoren binnen psychopathie. Psychopathie wordt bij deelnemers uit de gewone populatie gemeten met de PCL:SV. De PCL:SV is een screeningvariant van de PCL-R en heeft een hoge betrouwbaarheid(Douglas, Strand, Belfrage, Fransson, & Levander, 2005).

Procedure

Als eerste wordt de deelnemers gevraagd een informed consent te tekenen waarmee deelnemers aangeven vrijwillig aan het onderzoek mee te doen. Vervolgens wordt bij de deelnemers uit de Tbs-instellingen de PCL-R afgenomen volgens het protocol. Deelnemers die boven de cut-off score van boven de 25 van de 40 scoren worden in de Psychopathiegroep geplaatst, deelnemers die daar onder scoorden worden in de gewone Tbs-conditie geplaatst. Bij de deelnemers uit de controle conditie wordt de PCL:SV afgenomen. In het geval dat zij hierop een score van 25 of hoger op een schaal van 40 hadden, werden zij niet meegenomen in het onderzoek. Vervolgens krijgen alle deelnemers in willekeurige volgorde de verschillende verhalen te lezen waarbij zij moet identificeren welke emotie de persoon in het verhaal waarschijnlijk zal voelen. In het totaal waren dit 26 korte verhalen. Bij elk verhaal dient aangegeven te worden welke emotie de persoon in het verhaal

waarschijnlijk ervaart. Tenslotte wordt nog een exit interview afgenomen waar gekeken wordt hoe serieus de deelnemers mee hebben gedaan het onderzoek

Data-analyse

Voor de data-analyse zullen de verhalen met elkaar worden vergeleken door middel van factor-analyse. Dit om te kijken of de verschillende verhalen een

gemeenschappelijke onderliggende factor hebben waarop psychopaten verschillen. Ook zal door middel van een regressieanalyse gekeken worden of binnen de groep veroordeelden verschillen zijn voor de twee factoren gemeten in de PCL-R en de verschillende verhalen.

Interpretatie van mogelijke resultaten

Verwacht wordt dat mensen die hoog scoren op psychopathie verminderd scoren op het herkennen van complexere ToM-taken doordat hier te veel inleving voor nodig is om dit te lastig voor hen is. Mocht dit niet het geval zijn dan kunnen deze resultaten een nieuw licht werpen op de emotionele herkenning van psychopaten en zijn deze resultaten een uitbreiding van eerder gevonden resultaten waaruit blijkt dat psychopaten beter zijn in het herkennen van sommige emoties. Deze resultaten zijn van belang omdat deze ToM emoties nog niet eerder op deze manier met verhalen zijn onderzocht. Ook is het belangrijk om psychopaten beter te leren begrijpen om het grote percentage psychopaten onder veroordeelden in de toekomst beter te kunnen helpen en zelfs misschien delicten te kunnen voorkomen.

Bibliografie

Blair, J., Sellars, C., Strickland, I., Clark, F., Williams, A., Smith, M., & Jones, L. (1996). Theory of mind in the psychopath. Journal of Forensic Psychiatry, 7(1), 15–25.

Blair, R. J. R. (1995). A cognitive developmental approach to morality: Investigating the psychopath. Cognition, 57(1), 1–29.

Blair, R., Mitchell, D., Peschardt, K. S., Colledge, E., Leonard, R. A., Shine, J. H., Murray, L. K., et al. (2004). Reduced sensitivity to others’ fearful expressions in psychopathic individuals. Personality and Individual Differences, 37(6), 1111– 1122.

Book, A. S., Quinsey, V. L., & Langford, D. (2007). Psychopathy and the perception of affect and vulnerability. Criminal Justice and Behavior, 34(4), 531–544. Cima, M., Tonnaer, F., & Hauser, M. D. (2010). Psychopaths know right from wrong

but don’t care. Social cognitive and affective neuroscience, 5(1), 59–67. Coid, J., Yang, M., Ullrich, S., Roberts, A., & Hare, R. D. (2009). Prevalence and

correlates of psychopathic traits in the household population of Great Britain. International Journal of Law and Psychiatry, 32(2), 65–73.

Dolan, M., & Fullam, R. (2004). Theory of mind and mentalizing ability in antisocial personality disorders with and without psychopathy. Psychological medicine, 34(6), 1093–1102. Retrieved from

http://journals.cambridge.org/download.php?file=%2FPSM%2FPSM34_06%2FS 0033291704002028a.pdf&code=bc2e81010e5a8f2eb1a15cd526574854

Dolan, M., & Fullam, R. (2006). Face affect recognition deficits in personality- disordered offenders: association with psychopathy. Psychological medicine, 36(11), 1563–1569. doi:10.1017/S0033291706008634

Douglas, K. S., Strand, S., Belfrage, H., Fransson, G., & Levander, S. (2005). Reliability and Validity Evaluation of the Psychopathy Checklist: Screening Version (PCL:SV) in Swedish correctional and forensic psychiatric samples. Assessment, 12(2), 145–161. doi:10.1177/1073191105275455

Hansen, A. L., Johnsen, B. H., Hart, S., Waage, L., & Thayer, J. F. (2008). Brief communication: psychopathy and recognition of facial expressions of emotion. Journal of personality disorders, 22(6), 639–644.

Hare, R. D., & Vertommen, H. (2003). The Hare psychopathy checklist-revised. Hare, R. D., Clark, D., Grann, M., & Thornton, D. (2014). Psychopathy and the

predictive validity of the PCL-R: an international perspective. Behavioral Sciences & the Law, 18(5), 623–645.

Hare, R. D., Hart, S. D., & Harpur, T. J. (1991). Psychopathy and the DSM-IV criteria for antisocial personality disorder. Journal of abnormal psychology, 100(3), 391. Retrieved from

http://data.psych.udel.edu/abelcher/Shared%20Documents/3%20Psychopathology %20(27)/Hare,%20Hart,%20Harpur,%201991.pdf

Hastings, M. E., Tangney, J. P., & Stuewig, J. (2008). Psychopathy and identification of facial expressions of emotion. Personality and Individual Differences, 44(7), 1474–1483. Retrieved from http://ac.els-cdn.com/S0191886908000056/1-s2.0- S0191886908000056-main.pdf?_tid=78868682-cae3-11e3-ab09-

00000aacb35e&acdnat=1398256588_4f19664e11fdd0a02b4464d00177012b Kaland, N., Møller-Nielsen, A., Callesen, K., Mortensen, E. L., Gottlieb, D., & Smith,

L. (2002). A new “advanced” test of theory of mind: evidence from children and adolescents with Asperger syndrome. Journal of child psychology and psychiatry,

and allied disciplines, 43(4), 517–528.

Richell, R. A., Mitchell, D. G. V., Newman, C., Leonard, A., Baron-Cohen, S., & Blair, R. J. R. (2003). Theory of mind and psychopathy: can psychopathic individuals read the 'language of the eyes'? Neuropsychologia, 41(5), 523–526. van Gemmert, A. A., & Tenneij, N. H. (2013). Forensische zorg anno 2013 en de plek

van de tbs daarbinnen. Justitiele Verkenningen, 39(4).

Wynn, R., Høiseth, M. H., & Pettersen, G. (2012). Psychopathy in women: theoretical and clinical perspectives. International journal of women's health, 4, 257–263. doi:10.2147/IJWH.S25518