Vraag nr. 56
van 26 oktober 1998
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN Voeren – Bouwvergunningen
In zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 354 van 27 mei 1997 aangaande het moedwillig onte-recht afleveren van vergunningsbesluiten aan Vlaamsgezinde Voerenaars en de systematische weigering om deze in te trekken, zodat ze steevast worden gevolgd door een vernietigingsbesluit van de minister, waardoor aan de aanvragers de wette-lijk geboden administratieve beroepsprocedure wordt ontzegd, deelde toenmalig minister bevoegd voor Ruimtelijke Ordening Eddy Baldewijns mee dat onderzoek moest uitwijzen of dat in Voeren het geval was (Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 18 van 27 juni 1997, blz. 1694 – red.).
In antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 412 van 3 juli 1997 deelde minister Baldewijns mee dat de resultaten van dat onderzoek hem op dat ogenblik nog niet waren meegedeeld (BVA nr. 1 van 2 okto-ber 1997, blz. 69 – red.).
Is dat intussen wel het geval en wat zijn eventueel de resultaten ?
Antwoord
In het antwoord op vraag nr. 412 van 3 juli 1997 werd inderdaad gesteld dat de resultaten van het onderzoek door de provinciegouverneur en de administratie Binnenlandse Aangelegenheden nog niet bekend waren.
Ook momenteel is mij nog niet meegedeeld wat de resultaten van dat onderzoek zijn.
Ik dien er echter op te wijzen dat dit onderzoek in wezen het toezicht op het gemeentelijk handelen betreft, en derhalve valt onder de bevoegdheid van de heer Leo Peeters, Vlaams minister van Binnen-landse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huis-vesting.
Wel kan ik wijzen op het feit dat uit onderzoek van enkele van de kwestieuze dossiers is gebleken dat de onterechte vergunningsbeslissingen van het gemeentebestuur vaak worden genomen na de in het decreet betreffende de ruimtelijke ordening voorgeschreven termijn van vijfenzeventig dagen. Op zich vormt dat geen enkel bezwaar, doch het biedt de aanvrager van de bouwvergunning toch een mogelijkheid om het laakbare optreden van het gemeentebestuur te omzeilen.
Artikel 52 van het decreet bepaalt immers dat de aanvrager die na verloop van die termijn van vijf-enzeventig dagen geen kennisgeving van de beslis-sing van het college heeft ontvangen, de gemach-tigde ambtenaar kan verzoeken over zijn vergun-ningsaanvraag te beschikken. Als die laatste geen beslissing neemt binnen dertig dagen, wordt de vergunning geacht te zijn geweigerd en staat het beroep bij de bestendige deputatie open.
