• No results found

Ver weg maar toch dichtbij. Hulpverlening in Nederland tijdens de Spaanse Burgeroorlog, 1936-1939.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ver weg maar toch dichtbij. Hulpverlening in Nederland tijdens de Spaanse Burgeroorlog, 1936-1939."

Copied!
73
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ver weg maar toch dichtbij

Hulpverlening in Nederland tijdens de Spaanse Burgeroorlog, 1936-1939.

Johannes Buter 6077587

johannes_buter@hotmail.com

Masterscriptie Nieuwste Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam Begeleider: Niek Pas

Tweede lezer: Vincent Kuitenbrouwer 03-02-2015

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding……….………1

Hoofdstuk 1: Sociaaldemocratische en katholieke hulpverlening……….…7

De SDAP en het begin van de Spaanse Burgeroorlog……….……....7

De postelectorale actie…..……….……10

De tweede inzamelactie en het ‘succes van Camarada’………..11

De katholieken en de Spaanse kwestie………...13

Het Rooms Katholieke Huisvestingscomité en het Katholieke Comité voor Vluchtelingen………..14

Hoofdstuk 2: Het Nederlandse Rode Kruis en de Spaanse Burgeroorlog………..18

Het internationale Comité van het Rode Kruis en het begin van de oorlog………..18

Een weinig besproken episode………..21

Het begin, een weifelend begin………22

Neutraliteit en tegenwerking……….25

De verhoudingen met de Commissie “Hulp aan Spanje” en de Huisvestingscommissie……….28

Werkzaamheden van het NRK………30

Hoofdstuk 3: De Commissie “Hulp aan Spanje” ………..34

Het ontstaan van de Commissie………34

De Commissie en de politiek………35

Het werk van de Commissie……….36

Het werk van de subcommissies………..40

Hoofdstuk 4: De Commissie voor Huisvesting van Spaanse Kinderen in Nederland………….48

Het ontstaan van de Huisvestingscommissie………..48

Alles op alles: de eerste maanden………..50

De omschakeling van de actie………53

Moeilijkheden in Soulac……….56

Het tehuis in Picaña en de Commissie “Hulp aan Spanje”……….59

Het succes van Soulac en het einde van de HVC………..60

Conclusie………64

Geraadpleegde archieven……….69

(3)

1

Inleiding

““Wie een hond ziet verdrinken, tracht niet eerst te weten te komen, wie zyn meester is, alvorens hem uit het water te halen.” Is een kind dan minder dan een hond? Is een lydend kind een voorwerp waarover rustig gedebatteerd kan worden, alvorens de helpende hand uit te steken? Om dan misschien te zien dat het te laat is?”1

Op 17 juli 1936 brak een opstand uit onder leiding van Spaanse generaals in Spaans Marokko. Deze opstand van het leger was een reactie op de in februari gekozen volksfrontregering van republikeinen, socialisten, communisten en andere linkse partijen. De opstand sloeg een dag later over op het Spaanse vasteland en werd op 19 juli beantwoord met een volksopstand en een revolutie. De Spaanse Burgeroorlog was begonnen.2 De burgeroorlog ontpopte zich snel tot een internationaal conflict, waarin de

fascistische regimes van Italië en Duitsland de opstand onder leiding van Franco materieel en militair steunden, terwijl alleen de Sovjet-Unie zich openlijk achter de Republiek schaarde. Hitler, Mussolini en Stalin traden allen toe tot de non-interventiecommissie die begin december 1936 voor het eerst bijeenkwam in Londen. Dit initiatief van de westerse grootmachten Frankrijk en Engeland, gesteund door de Verenigde Staten, was een poging om de oorlog in te dammen en een groot internationaal conflict te voorkomen. Maar zowel Italië en Duitsland aan de ene kant, als de Sovjet-Unie aan de andere kant lapten de afspraken gedurende de gehele oorlog aan hun laars.3

De Nederlandse regering zette de traditionele politiek van neutraliteit en afzijdigheid, dat zijn hoogtepunt kende in de Eerste Wereldoorlog, voort door het non-interventiestandpunt te steunen. In Nederland bestonden in de jaren dertig gevoelens van angst en onzekerheid over de toekomst. De belangrijkste oorzaak hiervan was zonder meer de wereldwijde economische crisis die in 1929 was uitgebroken. In 1936 waren meer dan vijfhonderdduizend Nederlanders werkloos, wat correspondeerde met twintig procent van

1 Brief van Arnold Clerx, directeur tehuis voor Spaanse kinderen te Soulac, aan Repelaer van Driel, voorzitster

van het Fonds Nederlands Tehuis voor Spaansche Kinderen in Zuid-Frankrijk, 5 april 1938, Archief Commissie voor Huisvesting van Spaansche ki nderen (C.H.S.K.), Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam.

2 Rudolf de Jong, De Spaanse Burgeroorlog (Den Haag 1963) 36-37. 3 Ibidem, 151-152.

(4)

2 de beroepsbevolking. Met de opkomst van het fascisme en het communisme, twee ideologieën die zich als agressieve alternatieven van de liberale democratieën aandroegen, werd het huidige stelsel onder druk gezet. In Nederland werd net als in heel Europa gevreesd dat de vlam in de pan zou slaan.4 De gedachte dat de oorlog niet beperkt zou

blijven tot Spaanse bodem voedde het sentiment dat vooral in links -Nederland voorkwam: ‘hun strijd is de onze!’.

Echter, dankzij het krachtdadige optreden van premier Hendrikus Colijn en het stevige fundament van de verzuilde samenleving hebben de internationale spanningen en de economische crisis in Nederland veel minder dan in de rest van Europa tot vergaande politieke onrust geleid. Maar het moge duidelijk zijn dat er wel degelijk sprake was van enige turbulentie in Nederland. De agressieve politiek van buurland Duitsland, met als gevolg een grote stroom joodse vluchtelingen, binnenlandse opstandjes , zoals de muiterij op het oorlogsschip ‘De Zeven Provinciën’ in Februari 1933, alsmede een behoorlijke groei van radicaal-linkse partijen in 1933 tekenden deze onrust. Ook de opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) van Mussert werd als zorgwekkend gezien, want in 1935 telde deze fascistische partij reeds meer dan vijftigduizend leden. Deze gebeurtenissen deden veel mensen twijfelen aan de toekomst van het liberalisme en kapitalisme.5 Onder

deze omstandigheden begon de Spaanse Burgeroorlog en diende de Nederlandse politieke partijen een beslissing te nemen hoe gehandeld moest worden met betrekking tot dit conflict.

De Nederlandse regering nam het non-interventieverdrag uiterst serieus. Zij verbood landgenoten naar Spanje af te reizen om deel te nemen aan de strijd, maar dit weerhield ruim zeshonderd Nederlanders er niet van deel te nemen in de door Moskou opgezette Internationale Brigades die de Republikeinse troepen ondersteunden.6 De Nederlandse

regering hield deze vrijwilligers met behulp van de Centrale Inlichtingendienst nauwlettend in de gaten en nam deze ‘Spanjestrijders’ bij terugkomst zelfs de vaderlandse nationaliteit af.7 De overheid was zodoende enkel bezig de Nederlandse neutraliteit te waarborgen. Deze

politiek werd door de meeste politieke partijen binnen de Tweede Kamer gesteund en zo

4 Koen Vossen, ‘Nederland en de Spaanse Burgeroorlog’, in: H. Hermans (e.a.), Een Nederlandse blik op

de Spaanse Burgeroorlog. Una mirada holandesa sobre la Guerra Civil Española (Utrecht 2006) 21-34, 23.

5 Ibidem, 24.

6 Hans Dankaart e.a., De oorlog begon in Spanje. Nederlanders en de Spaanse Burgeroorlog 1936 -1939

(Amsterdam 1986) 58.

(5)

3 bleef ‘Spanje’ een relatief weinig besproken onderwerp.8 Slechts een handjevol

Nederlanders steunde Franco en zijn opstand.

Verschillende historici namen Nederlandse reacties op de Spaanse Burgeroorlog onder de loep. Historicus Koen Vossen stelde in zijn artikel over Nederland en de Spaanse Burgeroorlog dat het beeld van het ingeslapen Nederland in de jaren dertig correctie behoefde. De vaderlandse pers berichtte wel degelijk uitvoerig over buitenlandse activiteiten, en Nederlandse intellectuelen en kunstenaars roerden zich veel meer in het internationale culturele leven dan werd verondersteld. Zijn korte artikel was niet bedoeld om een leemte op te vullen die er volgens hem wel was; onderzoek naar Nederlandse reacties op de Spaanse Burgeroorlog.9 Naar reacties van de Nederlandse pers en de

politieke partijen, alsmede persoonlijk engagement in de vorm van oud- Spanjestrijders, kunstenaars en intellectuelen is eerder onderzoek gedaan en hebben historici een duidelijk beeld geschapen. Echter, op het gebied van hulpverlening in Nederland tijdens de Spaanse Burgeroorlog is nauwelijks iets verschenen. Op een paar artikelen na, van Jaap-Jan Flinterman over de Internationale Rode Hulp en de Commissie Hulp aan Spanje, van José van Tol-Kamerman over de hulp aan enkele Franco-aanhangers en Bert Hogenkamp over de hulpactie van het NVV en de SDAP voor Spaanse Kinderen, is er verder geen onderzoek verricht naar Nederlandse hulpverlening tijdens de Spaanse Burgeroorlog.10

In deze scriptie wordt een poging ondernomen om deze lacune in de historiografie op te vullen. Aan de hand van onderzoek naar hulpacties voor Spanje wordt het beeld dat Vossen van correctie trachtte te voorzien, van een ingeslapen Nederlandse bevolking die veilig achter haar zuil of gemeenschap verschool, verder genuanceerd. Tevens wordt gepoogd aan te tonen in hoeverre de Nederlandse initiatieven specifiek waren en hoe ze in een internationale context geplaatst konden worden. De invloed van de Spaanse Burgeroorlog op hulpverlening in het algemeen komt ook aan bod, evenals de gevolgen van de Nederlandse initiatieven voor de binnenlandse politieke- en publieke verhoudingen.

8 Vossen, ‘Nederland en de Spaanse Burgeroorlog’, 26. 9 Ibidem, 23.

10 Jaap-Jan Flinterman, ‘De CPN en de solidariteitsbeweging met de Spaanse Republiek in Nederland’, Cahiers

over de geschiedenis van de CPN, nummer 10, mei 1985, 8-54; José van Tol-Kamerman, ‘Aanhangers van

Franco in Nederland tijdens de Spaanse Burgeroorlog’, in: H. Hermans (e.a.), Een Nederlandse blik op de

Spaanse Burgeroorlog. Una mirada holandesa sobre la Guerra Civil Española (Utrecht 2006) 56-63; Bert

Hogenkamp ‘’Verstaan met het hart’. De hulpactie van NVV en SDAP voor Spaanse kinderen en de film Camarada (1938)’, in: Jaarboek Stichting Film en Wetenschap vol. 5 (1996) 7-29.

(6)

4 Door middel van primair empirisch onderzoek in archiefmateriaal van het Rooms-Katholieke Huisvestingscomité, notulen van vergaderingen van het dagelijks - en partijbestuur van de SDAP in het SDAP-archief, het archief van de Commissie “Hulp aan Spanje” en haar nog niet eerder grondig onderzochte subcommissies, het archief van het Nederlandse Rode Kruis, het archief van de Centrale Commissie voor Huisvesting van Spaanse Kinderen in Nederland wordt er een beeld gegeven van Nederlandse initiatieven op het gebied van hulpverlening tijdens de Spaanse Burgeroorlog. Naast enkele andere kleinschalige comités waren dit de belangrijkste en meest in het oog springende partijen die zich inzetten voor de noodlijdende Spaanse burgerbevolking. Naast empirisch onderzoek vormt sociale bewegingenleer een belangrijk aspect van dit onderzoek. De diverse actiegroepen die in Nederland ontstonden streefden allen hetzelfde doel na; het lenigen van noodhulp aan de slachtoffers in Spanje. Er zitten ook prosopografische elementen in; de gemeenschappelijke kenmerken van geëngageerde Nederlanders worden onderzocht. Deze collectiviteit van personen wordt met name onderzocht op het gebied van s ociale en geografische afkomst.

Enkele contextueel en methodologisch interessante buitenlandse studies behandelen min of meer hetzelfde onderwerp, maar dan met betrekking tot andere landen. Historicus Jim Fyrth zette in zijn The Signal was Spain: The Spanish Aid Movement in Britain,

1936-1939 uit 1986 uiteen wat de Spaanse Burgeroorlog losmaakte in Groot-Brittannië en

wat het betekende voor de Britse binnenlandse verhoudingen. Het speelde in Groot-Brittannië een veel grotere rol dan in Nederland.11 De historicus Gabriël Petrus onderzocht

verschillende neutrale internationale organisaties en in zijn Humanitarian Relief in the

Spanish Civil War (1936-1939): The independent and non-partisan agencies uit 2011 was zijn

belangrijkste vraag in hoeverre de hulpverlening tijdens de Spaanse Burgeroorlog de hulpverlening in het algemeen beïnvloedde.12 Verder worden verschillende Nederlandse

studies aangeboord, zoals de artikelen van Flinterman en Vossen, om de binnenlands -politieke en sociale verhoudingen weer te geven en aan het primaire materiaal te koppelen.

In het eerste hoofdstuk worden de initiatieven van de twee grootste politiek-ideologische stromingen onderzocht. Voor de sociaaldemocraten was de Spaanse

11 Jim Fyrth, The Signal Was Spain. The Spanish Aid Movement in Britain, 1936-1939 (Londen 1986) 308-309. 12 Gabriel Petrus, Humanitarian Relief in the Spanish Civil War (1936-1939). The Independent and Non-partisan

(7)

5 Burgeroorlog geen positieve episode om op terug te kijken. De Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP) schaarde zich net als de andere linkse partijen binnen Nederland achter de Republiek, maar drukte dit niet echt in daden uit. Binnenlands -politieke belangen kregen voorrang boven de noodhulpbehoevende Spaanse bevolking, er werd immers op regeringsdeelname naast de katholieken gehoopt. Pas na de verkiezingen van mei 1937 werden enigszins grootschalige hulpacties geïnitieerd. Veel leden van de SDAP waren het niet eens met deze in hun ogen ‘slappe’ houding en steunden de Spanjaarden op eigen initiatief. Van katholieke hulpverlening was nauwelijks sprake, wat verklaard kan worden uit het feit dat de katholieken zich in grote getale achter Franco en zijn opstandelingen schaarden. Franco behoefde geen noodhulp uit het buitenland en liet geen vluchtelingen naar het buitenland vertrekken. Zodoende bleven de katholieken en regeringsdeelnemer de Rooms-Katholieke Staats Partij op de achtergrond wat betreft Spaanse hulpverlening. In het eerste hoofdstuk zal blijken dat er toch enige katholieke instanties waren die zich inzetten om eventuele Spaanse vluchtelingen op te vangen.

In het tweede hoofdstuk komt de Commissie “Hulp aan Spanje” aan bod, en dan voornamelijk de werking van haar subcommissies, wat niet eerder uitvoerig werd onderzocht. Deze op papier neutrale, maar in de praktijk door communisten opgezette en geleide commissie groeide uit tot “een van de meest succesvolle hulpcomités die Nederland tot dan toe had gekend”.13 Het onderzoek naar de subcommissies toont aan dat de

commissie naarmate de burgeroorlog vorderde zich tot een geoliede machine ontwikkelde, met subcommissies over het gehele land verspreid. Deze commissie werd scherp in de gaten gehouden door de Nederlandse regering omdat het tot doel had de Spaanse Republiek te steunen, en dus niet neutraal was in het conflict. Voor de regering was de non-interventie immers van groot belang. De steeds sterker wordende angst voor het fascisme en het uitblijven van grootschalige acties van andere linkse stromingen waren de voornaamste redenen van het succes en de grootte van deze communistische initiatieven.

Het Nederlandse Rode Kruis (NRK) staat centraal in het derde hoofdstuk. Deze strikt neutrale instelling werd geleid vanuit Genève door het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRK). In dit hoofdstuk wordt duidelijk dat veel Nederlanders het NRK zagen als de ideale instantie om noodhulp te verlenen in het Spaanse conflictgebied. Honderden brieven

(8)

6 werden gepost met uiteenlopende verzoeken om de Spaanse bevolking een hart onder de riem te steken. Het NRK deed er veel aan actief te worden op het Iberisch schiereiland. Maar omdat het conflict een burgeroorlog betrof was het volledig gebonden aan beslissingen van het ICRK. Zo kon het op eigen initiatief weinig uitrichten, maar werd er achter de schermen toch veel geprobeerd. Interessant is dat het archiefmateriaal van het NRK betreffende de Spaanse Burgeroorlog in eerder verschenen literatuur niet als bron is aangehaald. De inzichten uit dit materiaal zijn dus nieuw.

Ondanks veel tegenwerking en talloze tegenslagen wisten de vrouwen van de Centrale Commissie voor Huisvesting van Spaanse Kinderen in Nederland redelijke successen te boeken in hun strijd om Spaanse kinderen te helpen. In het vierde hoofdstuk, waarin deze commissie behandeld wordt, blijkt dat ondanks geringe financiële middelen en weinig personeel hulp verleend kon worden aan de Spaanse burgerbevolking. Deze vrouwencommissie had niet een dergelijk grote achterban als de Commissie “Hulp aan Spanje”, niet de financiële middelen die de SDAP en de katholieken tot hun beschikking hadden en ook niet de grote staat van dienst en ervaring die het NRK bezat, maar toch droeg het op haar manier bij aan een betere toekomst voor tientallen Spaanse kinderen.

Deze vijf verschillende instanties gingen allen op eigen wijze om met hulpverlening voor Spaanse burgers. Door de initiatieven los van elkaar te behandelen en vervolgens in de conclusie juist naast elkaar te leggen wordt een redelijk compleet beeld gegeven van hoe hulpverlening in Nederland eruit zag tijdens de Spaanse Burgeroorlog en op welke idealen deze leniging van nood was gebaseerd.

(9)

7

Sociaaldemocratische en katholieke hulpverlening

Wat betreft hulpverlening in Spanje tijdens de burgeroorlog speelden de twee grootste politiek-ideologische stromingen in Nederland een relatief kleine rol. Het handelen van de twee grootste politieke partijen, de Sociaaldemocratische Arbeiders Partij (SDAP) en de Rooms-Katholieke Staats Partij (RKSP), was zelfs enigszins marginaal te noemen. Toch liet de Spaanse Burgeroorlog de katholieken en sociaaldemocraten niet geheel onberoerd. Met name socialisten voelden zich gedwongen de Spaanse broeders de helpende hand toe te steken en deden dit op individueel initiatief, terwijl ook katholieke organisaties van zich lieten horen. In dit hoofdstuk staan deze twee stromingen centraal, met hun binnenlandse belangen, hun niet bepaald stilzwijgende achterban en tegengestelde voorkeuren met betrekking tot de Spaanse strijdende partijen.

De SDAP en het begin van de Spaanse Burgeroorlog

Net als de CPN en het NVV (Nederlands Verbond van Vakverenigingen) koos de SDAP de zijde van de Republiek in het Spaanse conflict. Aangezien zowel de sociaaldemocraten als de communisten de burgeroorlog als een strijd tussen de democratie en het fascisme beschouwden was hun visie op het karakter van het conflict vrijwel identiek. Ze hingen het motto “Hun strijd is de onze” aan. Binnen de CPN leefde in de eerste periode van de oorlog de verwachting dat de volksfrontgedachte, een politiek waarin de arbeiderspartijen een eenheid vormden, terrein zou winnen binnen de SDAP vanwege de gebeurtenissen in Spanje. Maar waar de communisten vol overgave de Republiek trachtten te steunen, daar werd het handelen van de sociaaldemocraten voornamelijk gekenmerkt door terughoudendheid. De gebeurtenissen in Spanje werden als van minder importantie bestempeld door de sociaaldemocraten. Volgens Jaap-Jan Flinterman, een historicus verbonden aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en auteur van artikel ‘De CPN en de solidariteitsbeweging met de Spaanse Republiek in Nederland (1936-1939)’, moet deze opstelling voornamelijk gezocht worden in de binnenlandse politieke verhoudingen. De geringe machtspositie van de CPN gecombineerd met de hegemonie van de RKSP in de Nederlandse politiek leidde tot een situatie waarin alleen samenwerking met de katholieken een reëel vooruitzicht op sociaaldemocratische regeringsdeelname bood. Van de Spaanse

(10)

8 kwestie werd geen politiek strijdpunt gemaakt omdat katholiek Nederland zich dankzij antiklerikale excessen van Republikeinse zijde in overgrote meerderheid achter de opstandelingen van Franco schaarde.14

Op 5 september 1936 vergaderde het partijbestuur van de SPAP voor de eerste keer na het zomerreces over Spanje en voorzitter Koos Vorrink deelde mee dat was overwogen solidariteitsbijeenkomsten te beleggen. Fractievoorzitter Albarda had zijn partijgenoten echter weten te overtuigen dat dit onverstandig zou zijn, aangezien hij bang was voor ‘kabaaldemonstraties’, waar ongetwijfeld veel communisten op af zouden komen.15 Er was

inmiddels wel een inzameling voor Spanje gestart, want op 3 augustus had het sociaaldemocratische dagblad Het Volk, achter in de krant, een verklaring van Vorrink gepubliceerd waarin hij een steunoproep van de Socialistische Arbeiders Internationale (SAI) citeerde en de leden vroeg te helpen bij het lenigen van de ergste nood. Voor dit doel was een bankrekening geopend.16 Twee dagen later was in dezelfde krant te lezen dat het NVV

tienduizend gulden ter beschikking had gesteld en dat in overleg met het Internationale (IVV) bekeken zou worden of er nog een actie onder de leden nodig was. De partij raadde het in zee gaan met reeds lopende acties van andere organisaties, waarmee die van de communisten werden bedoeld, ten strengste af.17 De zeshonderd gulden die in een maand

was opgehaald stond in schril contrast met het bedrag van vijftigduizend gulden dat de Belgische sociaaldemocraten bijeen hadden gebracht. In het partijbestuur waren de meningen verdeeld over een uitbreiding van de actie. Voorstanders wilden de zeer actieve communisten dwarszitten. Tegenstanders wezen op de binnenlands-politieke consequenties. De actie bleef beperkt tot de bankrekening voor het Internationale Solidariteitsfonds van het IVV en de SAI.18

Al in de eerste maanden werd de onvrede binnen de sociaaldemocratische gelederen merkbaar. Het dagelijks bestuur ontving verschillende brieven van afdelingen van de SDAP, waaronder bijvoorbeeld Maastricht en Alkmaar, waarin met klem werd aangedrongen op het organiseren van een stevige steunactie voor het Spaanse volksfront.

14 Jaap-Jan Flinterman, ‘De CPN en de solidariteitsbeweging met de Spaanse Republiek in Nederland’, Cahiers

over de geschiedenis van de CPN, nummer 10, mei 1985, 8-54, 10.

15 Notulen partijbestuur 5 september 1936, SDAP archief, inventarisnummer 105, Internati onaal Instituut voor

Sociale Geschiedenis te Amsterdam.

16 Oproep Vorrink, Het Volk, 3 augustus 1936. 17 Verklaring NVV bestuur, Het Volk, 5 augustus 1936.

(11)

9 Indien het partijbestuur daartoe niet bereid was, wilden de afdelingen zelf acties beginnen. Het partijbestuur deelde aan deze afdelingen mee dat het niet bereid was een andere dan de thans lopende actie op touw te zetten. Tevens had het dagelijks bestuur ernstige bezwaren tegen acties van lokale afdelingen en tegen acties voor het Spaanse volksfront.19

Ondanks brieven van de afdelingen Amsterdam, Den Haag en Heiloo, die hierin aanstuurden op het zenden van kleding, voedsel en medicamenten, bleef het partijbestuur bij dit standpunt. De Spaanse sociaaldemocraten vroegen immers het non-interventieverdrag aan te vechten en geen hulpmiddelen te sturen, aldus het partijbestuur. De Spaanse regering stelde wapens, munitie en vliegtuigen nodig te hebben zodat het de rebellen kon stuiten.20

Een probleem was echter dat de SDAP het non-interventieverdrag schoorvoetend steunde om de katholieken geen zand in de ogen te strooien. Dit zorgde voor een weifelend optreden van de sociaaldemocraten. Deze terughoudendheid was de voornaamste reden voor het uitblijven van een uitgebreide hulpactie vanuit de sociaaldemocratie. Uit het feit dat honderden sociaaldemocraten en zelfs prominente partijleden zoals Sam de Wolff, dr. H. Brugmans en Bob Sajet de op papier neutrale, maar in de praktijk communistische, Commissie ‘Hulp aan Spanje’ steunden bleek dat de achterban het niet bepaald eens was met het uitblijven van sociaaldemocratische initiatieven.21

Uit dezelfde achterban was eveneens zware kritiek te bemerken op het non-interventieverdrag, dat als voornaamste doel het voorkomen van een internationaal gewapend conflict had. Dit non-interventieverdrag maakte de Spaanse Republiek vleuggellam, terwijl de nationalisten militair en materieel gesteund bleven door de Duitse en Italiaanse fascistische regimes. Pas na de Duitse ‘Anschluss’ van Oostenrijk in maart 1938 zou de SDAP de steun aan dit verdrag laten varen.22 De naderende dreiging van het fascisme

en de expansiedrang van buurland Duitsland zorgde voor een ommekeer van het sociaaldemocratisch beleid. De SDAP-top besefte vanwege deze factoren dat het meegewerkt had aan een uitverkoop die de Spaanse democratie noodlottig dreigde te worden. Eindelijk uitte de partijtop forse kritiek op het non-interventieverdrag, en dit

19 Notulen dagelijks bestuur 24 november 1936, SDAP Archief, inv. nr. 216, I.I.S.G. te Amsterdam. 20 Notulen dagelijks bestuur 22 december 1936, SDAP Archief, inv. nr. 216, I.I.S.G. te Amsterdam. 21 Flinterman, ‘De CPN en de solidariteitsbeweging met de Spaanse Republ iek in Nederland’, 17. 22 Ibidem, 11.

(12)

10 zorgde voor impuls voor de in augustus 1937 begonnen steunacties voor Spaanse kinderen.23

De postelectorale actie

Na de verkiezingen van mei 1937, die niet de gewenste regeringsdeelname opleverden, was het partijbestuur tot een wat fermere opstelling wat betreft hulpverlening voor Spanje bereid. Nadat de regering in het voorjaar besloot dat adoptie van Spaanse kinderen in Nederland niet door kon gaan bleven hulpacties een hekel punt. Het sentiment iets te moeten doen domineerde de discussies in het partijbestuur. Zo stelde Vorrink dat: ‘De gelegenheid tot offeren moet er zijn. Spreker weet zeer goed, dat er tijdens de verkiezingsactie bezwaren aan verbonden waren, om deze zaak hoog op te zetten.’24 Nu

konden die argumenten niet meer gelden. Op 6 augustus was het zover. In Het Volk werd bekend gemaakt dat de SDAP en het NVV een grote inzameling startten voor een tehuis voor Spaanse kinderen in Frankrijk. De twee organisaties riep de leden op om voor dit doel een bijdrage te leveren en vooral niet in te tekenen op andere lijsten.25

De partij nam de verzorging van honderd kinderen op zich in Petite Synthe bij Duinkerken, waar het de minderjarige vluchtelingen in een reeds bestaande kolonie onderbracht. De commissie die de partij in werking had gesteld vond de kinderen in een uitstekende staat en kon constateren dat de verzorging uitmuntend was.26 Eind augustus

deed de SDAP nog steeds pogingen om Spaanse kinderen naar Nederland te laten komen. De sociaaldemocraten maakten vergaande plannen om honderdveertig kinderen te adopteren.27 Deze pogingen zouden later tevergeefs blijken. Ook was de actie niet direct

een succes, want het kwam langzaam op gang. Op 31 augustus sprak men van ‘slechts matig succes’.28

Dat de keuze viel op steunverlening aan Spaanse kinderen was ongetwijfeld ingegeven door het feit dat tegenstanders onmogelijk aanstoot konden nemen aan het helpen van onschuldige slachtoffertjes van de burgeroorlog. Aan deze zet kon de SDAP zich

23 Maarten Prak, ‘Buitenlandse zaken. De SDAP en de Spaanse Burgeroorlog, 1936 -1939’, in: Jan Bank e.a.

(red), Het zesde jaarboek voor het democratisch socialisme (Amsterdam 1985) 148-171, 165.

24 Notulen partijbestuur 3 juli 1937, SDAP archief, inv. nr. 107, I.I.S.G. te Amsterdam. 25 Prak, ‘Buitenlandse zaken’, 162.

26 Notulen partijbestuur 10 augustus 1937, SDAP archief, inv. nr. 107, I.I.S.G. te Amsterdam. 27 Notulen dagelijks bestuur 31 augustus 1937, SDAP archief, inv. nr. 217, I.I.S.G. te Amsterdam. 28 Ibidem.

(13)

11 geen politieke buil vallen. De socialistische vrouwenclubs leverden een aanzienlijke bijdrage aan de actie, terwijl met name de vakbondsafdelingen bereid waren diep in de buidel te tasten. Aan het eind van het jaar was 85.000 gulden bijeengebracht. Dit was genoeg om nog twee andere kinderkolonies te financieren. De eerste bevond zich in Berck-Plage, een kustplaats ten zuiden van Boulogne, waar vooral Baskische kinderen een tijdelijk onderkomen vonden. In het tweede tehuis creëerde men opvang voor de allerjongsten en was gelegen in het nabijgelegen Mermilont. Zo herbergde de SDAP en het NVV gezamenlijk 223 Spaanse kinderen.29

De tweede inzamelactie en het ‘succes van Camarada’

Vanaf augustus 1938 initieerde de SDAP en het NVV een tweede inzamelingsactie. Deze actie werd ondersteund door propaganda in dagblad Het Volk en fotoreportages in het door de Arbeiderspers uitgegeven geïllustreerd weekblad Wij. In de fotoreportages lag de nadruk op de hygiëne in de kinderkolonies, op de gezondheid en met name het welzijn van de kinderen. Het Volk trachtte de lezers voornamelijk te ontroeren.30 Voor het eerst vond de

campagne ook ondersteuning van het jonge medium film. Speciaal voor deze inzamelingsactie liet de SDAP de film ‘Camarada’ maken door Nederlandse filmmakers. In deze film, die men op locatie bij de kindertehuizen schoot, lag de nadruk ten eerste op internationale solidariteit. Om meer inkomsten te genereren onderstreepten de filmmakers tevens dat de Spaanse kinderen weliswaar verschilden van Nederlandse kinderen, maar toch ook in vele opzichten hetzelfde waren. Verder kwamen de aloude socialistisch idealen naar voren, namelijk gemeenschapszin en zelfontplooiing. De makers bewerkstelligden dit door de nadruk te leggen op hygiëne, deskundige medische supervisie en onderwijs.31 De

Republiek en haar kinderen zagen de situatie eind 1938 steeds nijpender worden. Maar mede dankzij het succes van de campagne die werd ondersteund door ‘Camarada’ was het mogelijk een vierde tehuis te openen in Saint-Prix, nabij Parijs. Ook zonden de sociaaldemocraten voor het eerst direct voedselpakketten naar de Republiek. Uiteindelijk leverde de tweede inzamelingscampagne 138.000 gulden op.32

29 Bert Hogenkamp ‘’Verstaan met het hart’. De hulpactie van NVV en SDAP voor Spaanse kinderen en de film

Camarada (1938)’, in: Jaarboek Stichting Film en Wetenschap vol. 5 (1996) 7-29, 15.

30 Ibidem, 17. 31 Ibidem, 21-22. 32 Ibidem, 24.

(14)

12 In SDAP-kringen was men enerzijds trots op dit resultaat, anderzijds bestond er angst dat de inzamelingsactie voor het fonds voor de verkiezingen voor de Gemeenteraad en Provinciale Staten tegen zou gaan vallen, omdat de aanhang te veel aan de Spaanse kinderen had gegeven.33 Dit kenmerkte de opstelling van de SDAP, die in al haar acties en

beslissingen omtrent hulpverlening aan Spanje het eigenbelang vooropstelde. In het partijbestuur wilde men bijvoorbeeld in de beginmaanden van de oorlog wel meer doen dan alleen het openen van de bankrekening, maar dan vooral om de communisten de wind uit de zeilen te nemen.34 De nadruk lag dus niet alleen op het helpen van de Spaanse bevolking,

maar tevens op het tegenhouden van de groei van de communistische opponent. Begin 1937 was dit nog weinig veranderd, want Albarda negeerde in de Tweede Kamer de oproep van de SAI om een kritische houding aan te nemen ten opzichte van het non-interventieverdrag. Hij verdedigde de non-interventie om de verhoudingen met de RKSP niet onder spanning te zetten.35 In de jaren dertig was de uitdaging voor de SAI en het IVV

de neuzen van de nationale secties dezelfde kant op te krijgen.36 Maar zelfs van de SAI trok

de SDAP zich weinig aan.

De betrokkenheid van de Nederlandse sociaaldemocraten is als zwak en terughoudend te omschrijven. Alhoewel men solidair was met de Republiek trachtte men de daaraan verbonden consequenties, zeker in de eerste periode, uit de weg te gaan. Er werd niet humanitair of solidair gereageerd, maar zuiver pragmatisch. Pas na de verkiezingen van 1937 vond men wat ruimte voor grotere acties. Gedurende het conflict brachten de SDAP en het NVV 330.000 gulden bijeen voor hulp aan de Spanjaarden. Geen gering bedrag, maar gezien de organisatorische mogelijkheden en de korte periode waarin het daadwerkelijk actie ondernam ook niet te overschatten. Dat het beleid niet werd gewaardeerd binnen de gehele eigen kring bleek wel uit het feit dat bestuurder Stokvis met enige regelmaat geld had gegeven aan groeperingen die gelinkt werden aan de communisten. Bij gebrek aan sociaaldemocratische activiteiten deden veel kennissen van Stokvis dit ook.37 Het handelen

van de SDAP omtrent de Spaanse Burgeroorlog is te omschrijven als een combinatie van gematigde solidariteit, een gebrek aan eensgezindheid, zich van binnenlands -politieke

33 Ibidem, 25.

34 Prak, ‘Buitenlandse zaken’, 155. 35 Ibidem, 159.

36 Laurence Brown, ‘The Great Betrayal? European Socialists and Humanitarian Relief during the Spanish Civil

War’, Labour History Review, vol. 67, nr.1 (April 2002) 83-99, 85.

(15)

13 consequenties bewust en met name geregeerd door angst. Angst voor het opkomende fascisme aan de ene kant, en angst voor gezichtsverlies en daaropvolgende ongunstige verkiezingsuitslagen aan de andere kant.

De katholieken en de Spaanse kwestie

In tegenstelling tot alle andere besproken partijen, het neutrale Rode Kruis even buiten beschouwing gelaten, waren de katholieken de enige partij zonder socialistische inslag. Toch heeft ook katholiek Nederland zich niet onbetuigd gelaten wat betreft hulpverlening voor het Spaanse volk. De meeste katholieken hadden een andere voorkeur in het conflict dan de sociaaldemocraten, wat voornamelijk kwam door de eerder genoemde antiklerikale excessen van Republikeinse zijde in de beginperiode van de oorlog. In navolging van hun geloofsgenoten elders kozen de katholieken na de militaire opstand veelal de kant van de rebellen. De Volkskrant, het dagblad van de katholieke arbeidersbeweging, trok meteen fel van leer. In drie opeenvolgende edities kopte de krant in vetgedrukte koppen met: ‘Alle fascisten worden onthoofd’, ‘Rood gespuis terroriseert de stad’ en ‘Priesters vermoord, zusters gemarteld’. Dat er met de Italiaanse en Duitse fascisten moest worden samengewerkt om het doel, het stoppen van de opstand van de bolsjewistische kerkvernielers, te bereiken werd als ‘pijnlijk en gevaarlijk’ omschreven. Dit werd als een noodzakelijk kwaad gezien om het oprukkende communisme de kop in te drukken.38

De sympathie van de meeste katholieken ging, zeker na de pauselijke goedkeuring van Franco’s opstand, zodoende naar de nationalisten. Toch was er weinig pro-franquistische activiteit. Een aantal pro-Franco brochures verschenen van de hand van de Utrechtse hoogleraar kunstgeschiedenis H.L. Grondijs en oud-diplomaat M. van Vollenhoven.39 Ook deed het Comité ‘Actie voor God’ enige collectes. Dit was een initiatief

van een aantal geestelijken en vertegenwoordigers binnen de leidende kringen van de katholieke zuil dat werd geïnitieerd omdat zij de politieke en maatschappelijke verworvenheden van het Nederlands katholicisme ernstig in gevaar achtten door allerlei verschijnselen van de moderne tijd. Deze groep zag maar één uitweg: terug naar God. De bestrijding van het communisme werd gezien als de voornaamste taak van dit gezelschap,

38 De Volkskrant, 3, 4 en 5 augustus 1936.

39 Koen Vossen, ‘Nederland en de Spaanse Burgeroorlog’, in: H. Hermans (e.a.), Een Nederlandse blik op

(16)

14 aangezien dit als de gevaarlijkste godsdienstvijand werd gezien. Door middel van brochures, pamfletten en collectes werd er zodoende tegen de Spaanse Republiek en voor de nationalistische opstand geageerd.40 Het toeschrijven van het antiklerikalisme van de

Republiek aan de communisten leidde tot anticommunistische sentimenten onder de katholieke bevolking. Moskou steunde de Republiek namelijk openlijk.

Maar binnen de katholieke zuil vielen ook pro-republikeinse geluiden te horen. De katholieke intellectuelen Johan Brouwer en Anton van Duinkerken benadrukten keer op keer dat de Republiek niet vijandig stond tegenover het katholicisme, ondanks enkele incidenten die de kerk schade hadden toegebracht. Franco beschermde de katholieke waarden volgens hen geenszins. Ze poogden dit te bewijzen door pro-republikeinse katholieken uit te nodigen voor lezingen in Nederland.41 Bovendien waren niet alleen in

intellectuele kringen pro-republikeinse sentimenten waarneembaar, ook in de katholieke arbeidersgemeenschap was dit het geval. Zo kwam het initiatief om een Tilburgse subcommissie voor de Commissie voor Huisvesting van Spaanse Kinderen in Nederland op te richten van de katholiek Gerard Verbiest. Hij had Spaans sprekende vrijwilligers en andere weldoeners bijeengebracht en plande het nodige amusement en onderwijs voor de Spaanse vluchtelingetjes.42 Soortgelijke katholieke initiatieven voltrokken zich in Eindhoven en

Roermond.43 Lokale acties ontstonden zodoende wel degelijk, maar dan uitsluitend door al

bestaande initiatieven te ondersteunen, zoals die van de sociaaldemocraten of de huisvestingscommissie.

Het Rooms-Katholieke Huisvestingscomité en het Katholieke Comité voor Vluchtelingen

Het in 1914 opgerichte Nederlands Rooms-Katholieke Huisvestingscomité (RKHC) kon bogen op ruime ervaring in het vluchtelingenwerk. Dit had zij opgedaan tijdens de toestroom van Belgische vluchtelingen naar Nederland gedurende de Eerste Wereldoorlog. Het RKHC was gevestigd in Den Bosch en hield zich vanaf het najaar van 1936, vlak na het uitbreken van de

40 José van Tol-Kamerman, ‘Aanhangers van Franco in Nederland tijdens de Spaanse Burgeroorlog’, in: H.

Hermans (e.a.), Een Nederlandse blik op de Spaanse Burgeroorlog. Una mirada holandesa sobre la Guerra Civil

Española (Utrecht 2006) 56-63, 57-58.

41 Vossen, ‘Nederland en de Spaanse Burgeroorlog’, 25-26.

42 Brief van Gerard Verbiest aan mw. Stijnman, secretaris Huisvestingscommissie voor Spaanse Kinderen in

Nederland, 6 februari 1937, Archief Commissie voor Huisvesting van Spaansche kinderen, Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam.

(17)

15 oorlog, bezig met de eventuele opvang van Spaanse kinderen in Nederland.44 Dit comité had

in de beginmaanden van 1937 vergaande voorbereidingen getroffen voor het huisvesten van de kinderen in katholieke gezinnen. Zo hield men uitgebreide lijsten bij van gezinnen die een Spaans kind in huis wilden nemen en had men zelfs een document gemaakt waarin een verdeling werd gemaakt op basis van hoeveel plaats er was in ieder gezin.45 Aan de hand

van vragenlijsten, die men had overgenomen van de Commissie voor Huisvesting van Spaanse Kinderen, werd gecontroleerd of gezinnen wel of niet geschikt waren voor de opvang van de vluchtelingen. Zo kregen twee leden van de Nationaal-Socialistische Beweging het stempel ‘niet aanbevelingswaardig’.46 Ook konden vrijwilligers wensen

opgeven met betrekking tot het geprefereerde geslacht en de favoriete leeftijd van de te ontvangen Spaanse jongelingen.47

Enkele leden van het RKHC vormden samen met vertegenwoordigers van het NVV en de SDAP een commissie met als doel het naar Nederland halen van Spaanse vluchtelingetjes. Nadat de Commissie voor Huisvesting van Spaanse Kinderen ongeschikt werd bevonden voor deze taak werd door de betrokken ministeries, de departementen van Justitie, Sociale Zaken en Binnenlandse Zaken, druk overleg gevoerd. De discussie duurde maanden omdat er werd getwijfeld of een dergelijk initiatief wel samen zou gaan met het door Nederland aangehangen non-interventieverdrag. In oktober 1937 werd er eindelijk een overeenstemming bereikt over de voorwaarden waaronder de vluchtelingetjes in Nederland konden worden toegelaten, maar dit was te laat. De nationalisten lieten geen kinderen naar het buitenland vertrekken. De Republiek had inmiddels besloten dat het de voorkeur gaf aan opvang in het liefst Franse koloniehuizen. De belangrijkste reden hiervoor was de Spaanse opvoeding die de kinderen hier zouden genieten. Zoals eerder genoemd gingen het NVV en de SDAP over op de oprichting van een koloniehuis, terwijl de RKHC de activiteiten omtrent Spaanse vluchtelingen beëindigde.48

In de laatste maanden van 1936 hadden bijna vierhonderd aanhangers van Franco toevlucht genomen in het Nederlands gezantschap in Madrid om asiel aan te vragen. Op 23

44 Vossen, ‘Nederland en de Spaanse Burgeroorlog’, 58.

45 Verdelingslijst potentiële opvanggezinnen, Rooms-Katholieke Huisvestingscomité, 29 maart 1937, Archief

Stichting Mensen in Nood, archiefnummer 964, inventarisnummer 1600, Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen.

46 Vragenlijsten voor opname van een kind, RKHC, Archief Stichting Mensen in Nood, nr. 964, inv.nr. 1600, KDC

te Nijmegen.

47 Ibidem.

(18)

16 maart 1937 stemde de Nederlandse regering in met een transport naar Valencia en vervolgens de reis op een Nederlandse boot richting Marseille. De enige voorwaarde van de Nederlandse overheid was dat deze vluchtelingen niet naar Spanje zouden terugkeren om zich weer in de strijd te mengen. Het merendeel van de groep zou in Frankrijk en België blijven, maar een groep van 75 Spanjaarden kwam in Nederland terecht.49 Onder het

ontvangstcomité bij hun aankomst in Roosendaal bevonden zich een vertegenwoordiger van het departement van Buitenlandse Zaken, de voormalig zaakgelastigde van Spanje en J. Schmutzer namens het Katholieke Comité voor Vluchtelingen (KCV). Dit comité stond los van het RKHC en was gevraagd mee te werken bij de opvang van de Spanjaarden. Vanwege zijn eerdere ervaring met Duitse katholieke vluchtelingen had aartsbisschop Jan de Jong Schmutzer gevraagd een manier te vinden om de opvang te coördineren. 50

Het KCV speelde een belangrijke rol bij de opvang van de Spanjaarden. De gegevens van de Spanjaarden werden geregistreerd en alle vluchtelingen ondergingen een grondige medische inspectie. Dit alles werd georkestreerd door het KCV. Door de nauwe samenwerking met het RKHC beschikte het KCV over diverse opvangadressen door heel Nederland. Door verschillende vluchtpogingen kwamen enkele Spanjaarden vast te zitten en vervolgens op Ameland geïnterneerd. De van Ameland afkomstige aartsbisschop De Jong dacht dat de Spanjaarden zich snel thuis zouden voelen op het eiland door de aanwezigheid van een rooms-katholieke kerkgemeenschap.51 Deze invloedrijke aartsbisschop stond

veelvuldig in contact met Schmutzer, die de huisvesting organiseerde. De departementen van Buitenlandse Zaken en Justitie waren op zoek naar een goed te bewaken locatie, en Ameland voldeed aan deze eis. De Spanjaarden genoten in Nederland een goede behandeling en op enkele incidenten na verliep hun verblijf rustig en voorspoedig. Op 13 februari 1939, nog voor het einde van de Spaanse Burgeroorlog, keerden ze allen terug naar hun moederland.52

Het katholiek engagement tijdens de Spaanse Burgeroorlog was kortom niet erg groot te noemen. De initiatieven die ontstonden waren ofwel zeer kleinschalig, dan wel alleen op hulpverlening gericht dat binnen Nederland uitgevoerd kon worden. Waar de

49 Jennifer L. Foray, ‘Dutch Involvement in the Spanish Civil War. National, Local, and Individual Reactions’,

Columbia Historical Review, nr. 1 (2001) 32-54, 38.

50 Van Tol-Kamerman, ‘Aanhangers van Franco in Nederland tijdens de Spaanse Burgeroorlog’, 59. 51 Ibidem, 59.

(19)

17 Huisvestingscommissie voor Spaanse Kinderen in Nederland haar actie omschakelde en verschillende vakantiekolonies begon om de Spaanse kinderen toch te kunnen helpen, daar staakte de RKHC direct al haar acties nadat duidelijk werd dat er geen vluchtelingetjes naar Nederland zouden gaan komen. Het is waar dat Franco geen humanitaire hulp verlangde van het buitenland, en Franco was de leider van de partij waar de katholieken het meest mee op hadden. De hulp aan katholieke Spaanse kinderen was van groot belang voor de RKHC, en niet zozeer de hulp aan noodlijdende kinderen in het algemeen. Dit mondde uit in de relatief lauwe reactie van de katholieke gemeenschap in Nederland.

Zowel het handelen van de katholieken als dat van de sociaaldemocraten ademde tijdens de Spaanse Burgeroorlog de ideologische strijd die de verzuiling met zich meebracht, althans in de bovenste lagen van deze zuilen. De partijdiscipline viel aan de basis, aan de onderkant van de partijen, meer dan eens weg. Uit de samenwerking tussen de RKHC en sociaaldemocratische vertegenwoordigers, de katholieke arbeidersklasse die socialistische acties ondersteunde in Zuid-Nederland en de solidariteit die tussen de twee groepen ontstond bleek dat de verzuilde maatschappij poreuzer was dan vaak gedacht. Zeker aan de basis was de verzuilde samenleving niet zo strak als de historiografie over de jaren dertig vaak doet denken, zoals ook Koen Vossen stelt in Vrij vissen in het Vondelpark: kleine

politieke partijen in Nederland 1918-1940.53 De initiatieven die ontstonden vanuit de twee

grootste Nederlandse zuilen omtrent de Spaanse Burgeroorlog onderschrijven zijn interpretatie.

53 Koen Vossen, Vrij vissen in het Vondelpark. Kleine politieke partijen in Nederland 1918-1940 (Amsterdam

(20)

18

Het Nederlandse Rode Kruis en de Spaanse Burgeroorlog

Het Internationale Comité van het Rode Kruis en het begin van de oorlog

Naast de sociaaldemocraten en de katholieken had het Nederlandse Rode Kruis (NRK) een rol in de hulpverlening die werd geboden aan de Spaanse bevolking. Deze strikt onpartijdige organisatie had niet de meest gemakkelijke jaren achter de rug. Het stond onder zware druk vanwege kritiek van de Internationale Anti-Militaristische Vereeniging (IAMV). Deze in 1904 opgerichte organisatie verweet het NRK een militaristische organisatie te zijn die puur gericht was op hulpverlening in oorlogstijd. De idealen van het NRK zouden alleen in oorlogstijd echt tot zijn recht komen, waar volgens de IAMV de nadruk in vredestijd juist op oorlogspreventie zou moeten leggen. In feite stelden de leden van deze organisatie dat het NRK in vredestijd enkel en alleen aan voorbereiding voor een nieuw conflict bezig was.

De kritiek kwam voort uit de ambivalente houding van het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRK) inzake de ontwapening tijdens het interbellum. De fabricatie van gifgas werd niet ontmoedigd door het ICRK omdat je nooit zeker kon weten of je toekomstige opponenten dit wel tot hun beschikking hadden. Antigifgasstandpunten waren populair in het interbellum, en de pacifistische propaganda van onder andere het AIMV maakte het NRK bevreesd voor tanende populariteit en dientengevolge minder giften. Dit was niet onterecht, want de kritiek had een fikse derving van inkomsten tot g evolg.54 Het

NRK was een onderdeel van het internationale orgaan en alle beslissingen die het maakte dienden eerst voorgelegd te worden aan het ICRK. Het NRK was zodoende zelfstandig, maar niet autonoom.

De Spaanse Burgeroorlog was, samen met de oorlog die de Italianen voerden in Abessinië (Ethiopië), een testcase voor het Nederlandse Rode Kruis. De eerste grote Europese conflicten na de Eerste Wereldoorlog deden zich voor en door de binnenlandse kritiek diende het NRK zichzelf te bewijzen. De Commissie “Hulp aan Spanje” verzorgde een ambulancegroep in Spanje en volgens historicus Rudolf de Jong “liet het Nederlandse Rode Kruis verstek gaan”.55 Het NRK zond geen ambulance naar Spanje en wel naar Ethiopië, en

De Jong weidde hier, in de eerste Nederlandse studie over dit conflict, verder niet over uit.

54 Leo van Bergen, De zwaargewonden eerst? Het Nederlandsche Roode Kruis en het vraagstuk van oorlog en

vrede 1867-1945 (Rotterdam 1994) 381.

(21)

19 Dit betekende echter niet dat het niets deed voor de Spaanse bevolking, zoals later zal blijken in dit hoofdstuk. In de loop van de jaren dertig, net voor het uitbreken van de Spaanse Burgeroorlog, namen de daadwerkelijke acties tegen het NRK af om vervolgens geheel te stoppen. De pacifistische pogingen oorlogsoorzaken en oorlogsvoorbereidingen te stoppen werden irrelevant omdat een daadwerkelijke oorlog onverbiddelijk meer in het vizier kwam. De opkomst van het nationaalsocialisme en de daaruit voorkomende oorlogsdreiging kalfden de steun voor ontwapening en geweldloze verdedigingsvormen af.56

Zodoende kon het NRK, zonder binnenlandse tegenwerking, hulpverlening aanbieden in Spanje.

Voordat wordt ingegaan op het handelen van de Nederlandse tak van het Rode Kruis verdient eerst de oorsprong van het werk van het Internationale Comité de aandacht. Op 25 juli 1936, een week nadat de opstand van Franco en zijn nationalisten was uitgebroken, nam het ICRK contact op met het Spaanse Rode Kruis. Het protocol dat in werking trad bij interne conflicten werd gevolgd en zodoende was het aan het Spaanse nationale comité om de eerste stap te zetten en hulp te vragen. Ook stond in de statuten beschreven dat het Spaanse Rode Kruis medische hulpverlening diende te geven in het geval van een burgeroorlog. De behandeling van regionale conflicten, die zich voordeden vanaf oktober 1934, toonde aan dat het Spaanse Rode Kruis snel en doelmatig te werk kon gaan. Het ontbrak hen echter aan een goede uitrusting en financiële- en communicatiemiddelen. Nu een conflict over het gehele landoppervlak dreigde, leek het onvermijdelijk dat de hulp van het ICRK werd ingeschakeld.57

Het Spaanse Rode Kruis ontkwam niet aan de veranderingen die het conflict met zich meebracht. Vanwege het door een honderdtal gewapende rebellen afgedwongen aftreden van haar president begon de hulpverlening van het ICRK moeizaam. Het Spaanse Rode Kruis bestond voortaan uit een Republikeinse en een Nationalistische vertakking en het Internationale Comité werd hier in een telegram op 31 juli van op de hoogte gesteld. Pas op 5 augustus vroeg de nieuwe (Republikeinse) president van het Spaanse Comité om assistentie en vroeg het Internationale Comité om te helpen bij de vrijlating van de gevangengenomen Rode Kruisdokter Louis Senis en de bescherming en evacuatie van

56 Van Bergen, De zwaargewonden eerst?, 359.

57 André Durand, From Sarajevo to Hiroshima. History of the International Committee of the Red Cross (Genève

(22)

20 kinderen uit de regio San Rafael. Op dat moment werd het ICRK officieel verzocht in te grijpen.58

Eind augustus werd Dr. Marcel Junod naar Spanje gestuurd met de taak overeenkomsten te sluiten met de twee strijdende partijen. Op 1 september werd een overeenkomst gesloten met de Republikeinen en op 15 september met de Nationalisten. De regeringen in Madrid en Burgos erkenden deze overeenkomst, waarvan de belangrijkste punten de volgende waren:

1. Het accepteren van de afspraken die gemaakt waren met het Spaanse Rode Kruis en het aanbod van hulp van buitenlandse verenigingen van het Rode Kruis.

2. De toestemming zich te houden aan de Geneefse Conventie wat betreft gewonden, zieken en gevangenen.

3. Het toestaan van de evacuatie van vrouwen en kinderen die niet in aanmerking kwamen voor militaire dienst, op wederkerige basis.59

Alleen op het punt van gevangenenuitruil werd geen overeenkomst gesloten, omdat de Nationalisten beweerden geen gijzelaars te nemen. Tevens lag de nadruk op volmaakte onpartijdigheid: “Het Roode Kruis kent alleen hulpbehoevende menschen”.60

Omdat dit conflict een burgeroorlog was en geen internationaal conflict, werden de meeste taken uitgevoerd door het Internationale Comité. Het ICRK was in deze periode nog bezig met het vinden van de rol die het kon spelen bij binnenlandse conflicten. Hier bestond nog geen eenduidige internationale wetgeving over. Omwille van deze onduidelijkheid wilde het de touwtjes stevig en handen hebben en zodoende werden initiatieven van nationale secties van het Rode Kruis tegengehouden. Alle beslissingen werden in Genève genomen en alle financiële steun kon via het Internationale Comité Spanje invloeien. Pas tijdens de

58 Ibidem, 320.

59 Gabriel Petrus, Humanitarian Relief in the Spanish Civil War (1936-1939). The Independent and Non-partisan

Agencies (Londen 2011) 37.

60 Persbericht Nederlandse Rode Kruis, 8 september 1936, Nationaal Archief, Den Haag, Nederlandse Rode

(23)

21 Vierde Geneefse Conventie van 1949 werd een verdrag getekend dat betrekking had op regelgeving tijdens een niet-internationaal gewapend conflict.61

In een burgeroorlog bestaan geen neutralen, onderscheid tussen burgers en strijders werd niet gemaakt en de partijen beschuldigden elkaar van de meest verschrikkelijke gruweldaden. Het was duidelijk waar de kracht lag van het Rode Kruis in dit conflict: de onpartijdige activiteiten van de gedelegeerden voorkwamen vaak excessen. Excessen die in de eerste weken, bij afwezigheid van het Rode Kruis, wel veelvuldig plaatsvonden.62 Door de

overeenkomsten werd de weg vrijgemaakt voor nationale commissies van het Rode Kruis om hun steentje bij te dragen voor de Spaanse bevolking. Ook het Nederlandse Rode Kruis was actief tijdens de Spaanse Burgeroorlog, maar dan voornamelijk achter de schermen en via het Internationale Comité.

Een weinig besproken episode

Over het werk van het Nederlandse Rode Kruis tijdens de Spaanse Burgeroorlog zijn we kort en bondig geïnformeerd door Jonkheer G.M. Verspyck in zijn omvangrijke boek over geschiedenis van het NRK, Het Nederlandsche Roode Kruis (1867-1967), dat werd uitgegeven ter gelegenheid van haar honderdjarige bestaan. In dit herdenkingswerk, waarin vrijwel alle andere conflicten meer aandacht krijgen dan de Spaanse Burgeroorlog, deed Verspyck het voorkomen dat er relatief weinig aandacht werd besteed aan dit conflict. Hij maakte er zelf weinig woorden aan vuil:

“Het Nederlandsche Roode Kruis verzond in oktober 1936 twee kisten chirurgische instrumenten; in november vijfhonderd beddelakens, voorts gelden, waaronder een gift van de afdeling Curaçao, voor het aanschaffen van verplegingsmateriaal en (in maart 1939) als bijdrage tot leniging van het nijpend gebrek aan ondergoed en schoeisel voor de krijgsgevangenen, dit alles door tussenkomst van Genève. De voortzetting van het werk van het Internationale Comité werd met een maandelijkse bijdrage tot 1 augustus 1939 gesteund.”63

61 Convention (IV) relative to the Protection of Civilian Persons in Time of War. Genève, 12 augustus 1949,

https://www.icrc.org/applic/ihl/ihl.nsf/INTRO/380 geraadpleegd op 27 januari 2015.

62 Durand, From Sarajevo to Hiroshima, 322-323.

(24)

22 Ondanks de positieve noot over de gedane giften wekt het stukje de indruk dat de Spaanse Burgeroorlog niet meer dan een bijzaak was voor het Nederlandse Rode Kruis. Toch was het doel van dit jubileumwerk vanzelfsprekend juist de succesvolle geschiedenis in kaart te brengen. Omdat eigen initiatief in het geval van binnenlandse conflicten niet door het ICRK werd geaccepteerd was de rol van het NRK in de Spaanse Burgeroorlog gedoemd marginaal te blijven. Maar wat niet in het jubileumwerk, noch in de andere literatuur over de Spaanse Burgeroorlog staat, is dat het achter de schermen wel degelijk veel aandacht schonk aan deze kwestie. Het beeld dat eerst Rudolf de Jong, en drie jaar later G.M. Verspyck schetsten over het NRK met betrekking tot de Spaanse Burgeroorlog kan genuanceerd worden. Ondanks de vele moeilijkheden die dit conflict met zich meebracht, de onwelwillendheid van de Nederlandse regering en de kleine rol die het Internationale Comité het NRK toebedeelde, hield de Spaanse Burgeroorlog de gemoederen binnen het NRK flink bezig.

Het begin, een weifelend begin

Direct na het uitbreken van de burgeroorlog werd duidelijk dat het Nederlandse Rode Kruis weinig initiatief nam. Deze opstelling kwam voort uit onwetendheid over de situatie in Spanje. Directe communicatie met de zusterpartij in Spanje was onmogelijk en dit leidde tot een gedwongen passieve houding van het NRK. Een goed voorbeeld hiervan was de reactie op een initiatief van het bedrijf N.V. Sangostop, dat een bloedstelpend middel aanbood aan het Rode Kruis zoals het ook tijdens de oorlog in Abessinië had gedaan. Dit werd met een afwachtende houding tegemoet getreden. Het Nederlandse bedrijf werd doorverwezen naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het NRK had op dit moment nog geen beleid met betrekking tot de Spaanse Burgeroorlog en durfde geen risico’s te nemen.64 De

afwachtende houding van het NRK was een gevolg van uitblijvende instructies van het ICRK en onduidelijkheid over de vraag naar hulp door het Spaanse Rode Kruis. De communicatie was indirect en verliep volledig met tussenkomst van het Internationale C omité. Via dit Comité werd geïnformeerd bij de Spaanse regeringen of buitenlandse hulp in de vorm van ambulances op prijs werd gesteld. Dergelijke hulp was volgens de regeringen niet nodig, althans zo dacht het NRK. Daarnaast was het NRK voorzichtig vanwege de chaotische

64 Brief van het hoofdbestuur van het NRK aan N.V. Sangostop, 10 augustus 1936, NL-HaNA, Ned. Rode Kruis,

(25)

23 toestand in Spanje, waardoor het uitermate moeilijk te bepalen zou zijn waar een ambulance naar toe gedirigeerd diende te worden.65

In de communistische pers werd beweerd dat het NRK, na het verzoek van het ICRK, had geweigerd een ambulance naar Spanje te sturen. De linkse Nederlandse pers stelde dat de regering wel degelijk had verzocht medicamenten en verbandstoffen toe te zenden. Het verweer met betrekking tot de ingewikkelde toestand in Spanje werd verworpen met een vergelijking met Abessinië, waar de toestand ook zeer chaotisch was, maar toch wist men met de ambulance daar wel raad.66 De rode kranten hadden het niet geheel bij het juiste

eind. Alleen de nationalistische rebellen zeiden de hulp van buitenlandse ambulances niet nodig te hebben. Hier waren de Republikeinen de dupe van, omdat zij vervolgens ook geen ambulances kregen toegezonden. De hulp moest volstrekt evenredig over beide strijdende partijen verdeeld worden.67 Deze onpartijdigheid was zeker in de beginperiode van deze

oorlog zowel de kracht als het zwaktebod van het Nederlandse maar ook het Internationale Comité van het Rode Kruis. De vele gruwelheden en de niet de nog niet aangescherpte regelgeving bij binnenlandse gewapende conflicten maakte de burgeroorlog complexer dan de voorgaande situaties waarbij het ICRK betrokken was tijdens het interbellum.

Het ICRK hield het Nederlandse Rode Kruis op de hoogte van de ontwikkelingen rondom hulpverlening in Spanje door middel van circulaires. In deze circulaires werden verzonden vanuit Genève en hierin kregen de landelijke comités ten eerste instructies over wat te doen in verband met de hulpverlening tijdens de Spaanse Burgeroorlog. Ten tweede kregen de nationale secties op deze wijze een beeld van de werkzaamheden van het ICRK tijdens dit conflict. Ten derde ontving men lijsten waaruit duidelijk werd wat de nationale afdelingen tot zover geschonken hadden aan de Spanjaarden via het ICRK. In de 329e

circulaire, van 1 september 1936, meldde de president van het Internationale Rode Kruis, Max Huber, dat er reeds giften waren binnengekomen, maar dat die weliswaar tezamen slechts een klein bedrag vormden.68 Uit de 330e circulaire bleek dat de schenking van het

NRK de laagste was van alle landelijke comités. In deze circulaire werden de nationale

65 ‘Geen Roode Kruis-Ambulance naar Spanje’, Haagsche Courant, 12 augustus 1936.

66 ‘Het Rode Kruis en Spanje. Geweigerd een ambulance te zenden?’, De Tribune, 13 augustus 1936. 67 Petrus, Humanitarian Relief in the Spanish Civil War (1936-1939), 39.

(26)

24 hoofdbesturen verzocht om een beroep te doen op de bevolking om de zaak van het Rode Kruis te steunen door middel van giften.69

Op 14 oktober 1936, bijna een maand na de 330e circulaire, werd actie ondernomen

om de status van het NRK te verbeteren. Secretaris-generaal van het NRK M.F.W. Donker Curtius stuurde een verzoek naar de Britse afdeling waarin hij een kopie vroeg van de brief die de British Red Cross Society had uitgegeven in de pers. Hierin werd een beroep gedaan op de Britse bevolking om het ICRK te steunen in haar hulpverlening in Spanje.70 Hieruit

bleek de afwachtende en weinig initiatiefrijke houding van het NRK. Het ging pas een maand na een direct verzoek van het ICRK tot actie over en zelfs nu werd de hulp van een andere instantie ingeschakeld.

Het Internationale Comité gebruikte dezelfde ‘truc’ als de Commissie “Hulp aan Spanje”, namelijk in tabelvorm per land aanduiden hoeveel een landelijke commissie had geschonken.71 Op deze wijze werd een soort competitie gecreëerd waardoor ieder landelijk

bestuur niet achter wilde blijven bij andere Rode Kruiscomités. Dit deed de Commissie “Hulp aan Spanje” op regionaal gebied. Ook was de financiële huishouding in de circulaires te vinden en werd de verantwoording van gemaakte kosten en uitgaven uiteengezet.72 De

circulaires dienden dus ter verantwoording van het werk van het ICRK, maar ook als stimulans om meer inkomsten te genereren.

In oktober deed het NRK wel een omvangrijke schenking aan het ‘Comité International de Secours aux Enfants’(CISE). Deze vereniging voor kinderhulp, die volstrekt neutraal was ingesteld, ontving een gift van 1000 Zwitserse Francs van het NRK. Dit geld werd geïnvesteerd in warme kleding, want de weesjes en vluchtelingen waren alles behalve winterklaar. Deze organisatie had al eerder, in 1922, ongeveer 133.000 gulden aan donaties van het NRK gekregen. Het goede liefdadigheidswerk en de onpartijdigheid van CISE was het NRK bevallen.73 Zoals later in deze scriptie zal blijken, en ook bleek uit de hulpactie van het

NVV en de SDAP, speelde het kind een centrale rol in de hulpverlening rondom de Spaanse Burgeroorlog. Het NRK deed hier gewillig aan mee. Het was immers gemakkelijker de

69 Circulaire nr. 330 van het ICRK, 18 september 1936, NL-HaNA, Ned. Rode Kruis, 2.19.224, inv.nr. 325. 70 Brief secretaris-generaal Donker Curtius aan Britse Rode Kruis, 14 oktober 1936, NL-HaNA, Ned. Rode Kruis,

2.19.224, inv.nr. 325.

71 Circulaire nr. 330 van het ICRK, 18 september 1936, NL-HaNA, Ned. Rode Kruis, 2.19.224, inv.nr. 325. 72 Ibidem.

73 Brief van secretaris-generaal W.A. McKenzie aan het hoofdbestuur van het NRK, 23 oktober 1936, NL-HaNA,

(27)

25 neutraliteit te waarborgen door kinderen te helpen dan door bijvoorbeeld ambulances in te zetten. Het was veelzeggend dat de eerste gift aan het Internationale Rode Kruis meer dan twee keer zo laag was als de eerste gift die werd gedaan aan een internationale organisatie die zich bezighield met kinderen.74

Het NRK ontving, voor zover bekend, tientallen brieven van Nederlanders die zich het lot van de Spaanse hulpbehoevenden aantrokken. Deze mensen boden aan naar Spanje te vertrekken om daar de bevolking van dienst te zijn en zagen het NRK als de ideale instantie om dit op touw te zetten. Op 28 december ontving het NRK een verzoek van een psychiater die verbonden was aan de Universiteit van Leiden om ingezet te worden als hulpverlener in Spanje. Bij zijn brief had de secretaris-generaal een aantekening gemaakt waarin stond dat ze in Spanje waarschijnlijk meer behoefte hadden aan chirurgen dan aan psychiatrische hulpverleners.75 Desalniettemin speelde hij het verzoek door aan het

Internationale Comité en hier werd al snel op gereageerd. Het hoofdbestuur had de psychiater, T. Kandou, niet nodig omdat er genoeg Zwitserse psychiatrische hulpverleners ter plekke waren. Er was simpelweg geen plek voor dr. Kandou.76 Ondanks zijn eigen twijfels

speelde de secretaris-generaal het verzoek door. Deze situatie was veelzeggend tijdens de eerste maanden van de oorlog: de organisatie kon zelf niet echt knopen door hakken. Alles werd eerst met Genève besproken alvorens een besluit werd genomen. Zelfs bij dit soort relatief kleine gevallen. Dit was volgens protocol, het hoofdkantoor in Genève maakte namelijk de finale beslissingen.77 De secretaris en secretaris-generaal hadden echter wat

volhardender en overtuigender kunnen zijn in hun contact met Genève.

Neutraliteit en tegenwerking

Eind januari was er correspondentie tussen het dagelijks bestuur van het Nederlandse Rode Kruis in naam van secretaris-generaal Donker Curtius en de voorzitster van de Commissie voor Huisvesting van Spaanse Kinderen in Nederland. Het onderwerp van deze correspondentie was een eventuele samenwerking tussen deze commissie en het NRK. De voorzitster, Repelaer van Driel, probeerde Donker Curtius ervan te overtuigen dat haar

74 Circulaire nr. 330 van het ICRK, 18 september 1936, NL-HaNA, Ned. Rode Kruis, 2.19.224, inv.nr. 325. 75 Brief van dr. T.A. Kandou aan het hoofdbestuur van het NRK, 28 december 1936, NL-HaNA, Ned. Rode Kruis,

2.19.224, inv.nr. 325.

76 Correspondentie ICRK en Donker Curtius, 4 en 8 januari 1937, NL-HaNA, Ned. Rode Kruis, 2.19.224, inv.nr.

325.

(28)

26 commissie strikt neutraal en onpolitiek was. Ze wilden zorg dragen voor alle kinderen uit Spanje, in samenwerking met de Spaanse regering, dat ervan overtuigd was dat tien tot twintig procent van de geëvacueerde kinderen van fascistische ouders waren. Ze hoopte met dit ‘bewijs’ verder te kunnen onderhandelen over hulp van het NRK voor het werk van haar commissie.78

Het antwoord van Donker Curtius zal Repelaer van Driel niet zijn bevallen. Allereerst werd het standpunt van gelijkelijke verdeling van steun aan beide partijen benadrukt. Het was uitgesloten hulp te geven aan verenigingen of vertakkingen die slechts één van de partijen hulp bood. Dit was volgens Donker Curtius het geval bij de vereniging van Repelaer van Driel. Hij had vernomen dat haar steun enkel ging naar vrouwen en kinderen van gouvernementeel Spanje. Donker Curtius deelde mee dat een onderzoek naar verdere samenwerking overbodig was en dat niet uitgesloten kon worden dat de Nederlandse vrouwencommissie een vertakking was van ‘le Secours Interational aux Femmes et Aux Enfants de l’Espagne Républicaine’, dat gezien de naam duidelijk een partij koos om hulp aan te verlenen.79 De neutraliteit van het NRK stond hoger in het vaandel dan het helpen

van armlastige kinderen, als die slechts tot een van de twee partijen behoorden.

Vicepresident J.H. Roëll werd persoonlijk geschreven door Rode Kruispresident Max Huber. Huber stuurde erop aan dat het NRK meer geld van de overheid moest lospeuteren omdat er veel meer geld nodig was voor het liefdadigheidswerk in Spanje. Particuliere giften voldeden niet langer. Daarom werd ook een beroep gedaan op andere regeringen, die het verzoek tot schenkingen met positief gevolg beantwoordden. De Britse, Zwitserse, Belgische, Amerikaanse, Franse en zelfs de Duitse regering deden giften. Maar de Nederlandse regering, die sterk vasthield aan het non-interventieverdrag, hield zich afzijdig.80 De opstelling van de Nederlandse regering zat het NRK dwars, en niet alleen in dit

geval.

Begin 1938 begonnen de voedseltekorten in Spanje nog ernstigere vormen aan te nemen. De Internationale Commissie voor bijstand aan geëvacueerde kinderen in Spanje had het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken gevraagd om steun voor hun zaak.

78 Brief Mw. J. Repelaer van Driel aan Secretaris Generaal van het NRK Donker Curtius, 20 januari 1 937,

NL-HaNA, Ned. Rode Kruis, 2.19.224, inv.nr. 325.

79 Brief van Donker Curtius aan Repelaer van Driel, 22 januari 1937, NL-HaNA, Ned. Rode Kruis, 2.19.224,

inv.nr. 325.

80 Brief president van het ICRK Max Huber aan J.H. Roëll, 14 mei 1937, NL-HaNA, Ned. Rode Kruis, 2.19.224,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een verslag van de kollektivisatie in de Catalaan- se ekonomie tijdens de Spaanse burgeroorlog 1936-1939 (Araster dam 1975) 9.. De Spaanse burgeroorlog en

Challenge to the neutrality of the chairperson of the International Conference on the Great Lakes Region This challenge is analysed in accordance with the decision taken by the

Hy waarsku teen ʼn verkeerde soort reaksie op dit wat in die hede gebeur, want dit sou beteken dat ʼn mens dan nie ʼn oog vir jou huidige roeping sou hê nie. So ʼn foutiewe reaksie

Het doel van dit onderzoek is inzicht te krijgen in de toepassing en de gewenstheid van lokale marketing door de supermarktretailer, om vervolgens aanbevelingen

Ondernemer 1 past lokale marketing toe om zijn klanten beter te kunnen bedienen en tevreden te houden en natuurlijk om meer te verdienen.. Hij moet zich echter

Stent fractures occurred more in uncovered than in covered stents (P [ .01) and was associated with a significantly lower visceral stent patency rate (P < .01).. During follow-up,

The typi- cal examples in figure 5 show that at very high speeds (20 mm/s) the length strain at fracture is similar to that in a conventional tensile test, but at lower speeds it