• No results found

Mensen die zijn opgegroeid in westerse landen, zoals Nederland, meten zich vaak een enigszins neerbuigende houding aan ten opzichte van zogenaamde ontwikkelingslanden in de Derde Wereld, die nog hard op weg zijn een vergelijkbare welvaart te verwerven als West Europa.126 Dit neerkijken is

een uiting van white privilege, de bevoorrechte positie die voor veel blanken nauwelijks waarneembaar is. Het ontstaat soms vanuit de beste bedoelingen, met mededogen en medelijden, maar niet altijd vanuit de beste overtuigingen. Wanneer cabaretières over mensen uit ontwikkelingslanden spreken, spreken ze dus niet vanuit een minderheidspositie. Tineke Schouten zet in LOL Inclusive een ongelukkig getrouwde rijke vrouw neer, die een charity heeft opgezet voor “het unieke leed dat een ander steeds vergeet” en die zonder schaamte “arme negers” in dienst neemt voor een colaatje.127 Karin Bloemen

speelt in Absobloodylutely Bloemiliciously Fanf*ckintastic een ongelukkig getrouwde rijke vrouw die op een survivalsafari gaat in haute couture en de plaatselijke bevolking verwijt niet stijlvol genoeg te leven.128 Sara Kroos is naar Senegal op vakantie geweest met haar moeder en dochter. Ze beschrijft op

komische wijze wat ze daar heeft meegemaakt.129 In alle drie de fragmenten komen zowel racistische

als misogyne elementen voor.

Het bespotten van een minderheid is ten eerste verre van een karakteristieke invulling van humor voor vrouwen. Eric Shouse en Patrice Oppliger wijten dit aan de verschillende verwachtingen van mannen en vrouwen.130 Volgens Shouse en Oppliger wordt bij mannen eerder de aanname gedaan dat ze een

rol spelen. Vrouwen krijgen die ruimte minder snel vanwege een culturele bias die “heeft betekend dat terwijl mannen doorgaans gezien worden als zowel maker als performer, vrouwen ‘slechts spreken’.”131 In andere woorden: vrouwen kunnen niet schuilen achter een theatrale persoonlijkheid,

en worden, meer dan mannen, verantwoordelijk gehouden voor wat ze op het podium zeggen.132 Een

vrouw op het podium moet daarom extra op haar woorden letten, of een manier vinden om de autobiografische waarde van haar verhaal te verminderen. Zowel Schouten als Bloemen omzeilen het probleem door zich te verkleden. Ze kunnen niet persoonlijk aangesproken worden op de uitspraken die ze doen, aangezien het overduidelijk is dat ze een rol spelen. Als persoon distantiëren ze zichzelf van het type dat ze gaan spelen op het podium. Als ze onaardig zijn over anderen, moeten ze dit op de een of andere manier in evenwicht brengen. Sara Kroos vertelt haar verhaal wel vanuit een autobiografisch perspectief: ze lijkt niet speciaal te acteren, kleedt zich niet om en praat als een gelijke

126 Of dit verstandig of terecht is, is een onderwerp van uitvoerige discussie. 127 Schouten, LOL Inclusive, 15:45 – 31:50.

128 Bloemen, “Survivallen in Stijl.” 129 Kroos, Van Jewelste.

130 Shouse en Oppliger, “Sarah Is Magic: The (Post-Gendered?) Comedy of Sarah Silverman,” 201–216. 131 Ibid., 212.

34 met de zaal. Toch weet ze de verantwoordelijkheid voor sommige neerbuigende grappen enigszins te verschuiven. Dit doet ze door haar moeder en haar kind te imiteren die bevoorrecht gedrag vertonen ten opzichte van Senegalezen en daar vervolgens zelf licht geschokt op te reageren.133 Hiermee geeft

ze het publiek een leidraad bij het interpreteren van haar grapjes in termen van aanvaardbaarheid in vergelijkbare sociale situaties.

Schouten zet direct een onaardig vrouwentype neer door het type al achter de schermen aanvallend en kleinerend tegen haar toneelmeester te laten praten – “je bent maar een ordinaire toneelmeester, ik heb met jou niets te maken” - waarover ze, als zichzelf, eerder op de avond liefdevol had gezegd dat hij de beste van Nederland was. Daarna blijft ze flirtend, glimlachend en haar jurkje naar beneden trekkend op hoge hakken over het podium paraderen.134 Als ze, om welke reden dan ook, de façade

laat vallen en haar ‘ware ik’ laat zien, verandert ze en stampt ze zonder charme met grote passen over het podium. Deze groteske wisselwerking heeft een mild ironisch, komisch effect. Hoe ze praat over de “doelgroep” van haar charity – door het onbezorgd gebruiken van de term ‘arme negers’ – toont dat de vrouw op het podium enkel een goed doel heeft opgericht vanwege de glamour die erbij komt kijken. Ze is hypocriet, maar op een naïeve, laconieke wijze.135 De zwarte man is in haar verhaal in alle

opzichten geobjectiveerd: hij wordt behandeld als een homogene groep, is leuk om naar te kijken en zo nu en dan belandt Schouten ermee in bed. De onderwerpen die Schouten aankaart zijn geschikt voor scherpe kritiek, maar ze beperkt zich tot een lage affectieve waarde van ironie. Het heeft hooguit een komische functie, die haar hypocrisie op ludieke wijze aanstipt, maar die zonder moreel verantwoordelijkheidsgevoel is uitgevoerd. Hiermee trivialiseert ze beladen onderwerpen als slavernij, vreemdgaan en adoptie. Schouten past voornamelijk groteske stijlfiguren toe, die ze baseert op bekende komische stereotypen rond vrouwelijkheid: ze speelt een vrouw die excessief drinkt en eet, met geld smijt dat ze onder valse voorwendselen heeft verzameld, speelt met mannen om te krijgen wat ze wil en seks haalt waar ze het krijgen kan. Ze geeft een ouderwetse interpretatie van de elite door de ogen van het volk: verkwistend en onoprecht, rijk geworden over de ruggen van mensen die het geld harder nodig hebben dan zijzelf. Ze doet dit, zoals Bakhtin dit opmerkt over het groteske, zonder de negatieve hooghartige lading van de satiricus. De satiricus plaatst zichzelf boven het object van spot en is er duidelijk tegen. Bij het groteske gebeurt dat niet. Het veroorzaakt de ambivalente

133 Haar dochter neemt van het aangeboden eten een hap en zegt: “dit is echt het smerigste wat ik ooit heb

gegeten in mijn hele leven, Afrikaanse mensen. Dan hebben jullie al zo weinig te eten en wat je dan hebt is ook nog vies! Zoek de fout, fuckers!” Kroos kijkt verontwaardigd en distantieert zich direct, met haar armen in de lucht, en zegt lichtelijk geamuseerd: “dit is nature, not my nurture.”

134 Het feit dat Tineke Schouten in 2012 de vijftig al is gepasseerd voegt een soort ongemakkelijke ondertoon

toe aan haar pogingen tot verleidelijkheid.

135 Ze is boos op haar man, omdat hij er met de secretaresse vandoor is, maar zelf slaapt ze met de mooie,

zwarte tuinmannen die ze heeft meegenomen uit Mozambique. Die tuinman werkt haar hele tuin af voor een colaatje: haar goede doel levert eigenlijk een eufemistisch verwoorde vorm van slavernij op.

35

lach van het volk. Die drukt de mening van de wereld uit; degene die lacht behoort er ook toe.136 De

beperkte ironische performativiteit die Schouten in haar type toepast stelt haar gedrag nauwelijks ter discussie. Bloemen en Kroos, zoals dadelijk zal blijken, tonen vrij duidelijk dat ze onbeschoft gedrag ten opzichte van de zwarte man onwenselijk vinden. Schouten doet dit veel minder. Zij toont het onbewuste racisme dat in haar maatschappij ingebed zit en zegt hooguit: we weten dat het niet mag, maar we doen het toch. In deze zin is het groteske amusement van Schouten nauwelijks in staat tot het ondermijnen van maatschappelijke stereotypen. Met betrekking tot sociaal wenselijk gedrag ondermijnt ze echter normen en waarden ingesteld door de elite rond politieke correctheid en rekt ze het begrip van wat iemand kan en mag zeggen in het openbaar. Dit doet ze zonder rebels te klinken of bewust te beledigen.

Bloemen komt op in een gigantische jurk in bladerige print met een soort pauwenstaart eraan, gebruikt een onsympathiek bekakt accent en verandert haar houding ten opzichte van de zaal door haar neus op te trekken en haar mondhoeken omlaag. Haar eerste opmerking – “ik ben dus lid van de knuppelclub, voor het jonger doodknuppelen van zeehondjes” – hakt er direct in. Ze maakt hiermee duidelijk aan de zaal dat het type niet sympathiek is en sterker nog, dat alle uitspraken die ze in het type doet ironisch moeten worden opgevat. Als het nare vrouwentype zegt ze het een, maar als Karin Bloemen bedoelt ze iets anders. Het is echter aan het publiek om de verdere morele interpretatie uit te voeren. Bloemen’s performance heeft een grotere affectieve lading van ironie dan Schouten en neigt naar satire. Bloemen distantieert zichzelf verder dan Schouten en toont vanaf de eerste zin een grote minachting ten opzichte van haar gecreëerde personage. De manier waarop ze over de plaatselijke bevolking spreekt reflecteert meningen die in het Nederlandse discours rond arme gebieden voorkomen, maar die zijzelf en haar achterban (de mensen in de zaal) ronduit belachelijk vinden. Ze beschrijft het kindje dat ze als accessoire een dagje mee laat lopen bijvoorbeeld als het “magere, hongerige amazonekindje” dat “te lui is om de vliegjes rond zijn mondje op te eten” bij wijze van grap, wat impliceert dat deze opvatting gecorrigeerd moet worden. Door de context van de ironische podiumpersoonlijkheid is het onduidelijk wie precies de verantwoordelijke is die gecorrigeerd moet worden.137 Als Bloemen kritiek heeft op het kindje, richt ze die dan op het publiek

zichzelf of het magere jongentje? Bloemen maakt duidelijk dat in elk geval haar typetje een belachelijke partij is in deze situatie, en ook Schouten en Kroos mikken niet op de minderheden zelf. De enige rol die de inheemse bevolking speelt, is die van ondergeschikte figurant. Als een van haar vriendinnen een ravijn in is gestort, verwacht het type dat dat wel wordt opgeruimd. Wanneer ze bij wijze van vermaak

136 Bakhtin, Rabelais and His World, 12.

137 Meer voorbeelden van ironische performatieve white privilege: Goltz, “Ironic Performativity: Amy

36 het dorpje verderop in brand steekt, werpen de bewoners zich huilend aan haar voeten (wat zij opvat als een teken van dankbaarheid). Vanaf het begin is het duidelijk dat Bloemen de elite bekritiseert. De elitaire dame walst in haar gigantische wigwamjurk door het Amazonegebied en laat niets dan dood en verderf achter op haar tocht. De conclusie die het type zelfgenoegzaam trekt, is dat alleen degenen die het echt verdíenen overleven (met de context dat het recht van de sterkste – lees: rijkste – daarvoor leidend is in plaats van compassie en liefde). Bloemen is het hier duidelijk mee oneens: als een extra trap na aan het adres van haar type zingt ze een valse versie van “I will survive”.138 Ze doet er een

kinderachtig dansje bij, waarmee ze voor eens en voor altijd de functie van de ironische podiumpersoonlijkheid duidelijk maakt: een dergelijke sociale houding aannemen, is volgens Bloemen absurd. Hoewel Schouten en Bloemen beiden gebruik maken van vergelijkbare voor de hand liggende stereotypen, doet Bloemen hiermee een sterke aanklacht tegen elementen van haar eigen maatschappij. Echter, wanneer een toeschouwer de bespotte houding onderschrijft, zal hij/zij geen humor of kritiek kunnen ontdekken in haar performance. Dan worden alleen stereotypische beelden van elite vrouwen en ‘het Amazonegebied’ in stand gehouden.

Sara Kroos maakt geen gebruik van een typetje om te ontkomen aan de verantwoordelijkheid voor uitspraken over minderheden. Ze vertelt haar verhaal vanuit een autobiografisch perspectief en met volledige overtuiging. Ze loopt zelfverzekerd heen en weer over het podium, praat met haar handen, en draagt een atypische combinatie van zwarte kleren: een stropdas over een mouwloos hemdje en een openhangend doorzichtig vestje, een kort waaierig rokje met een dikke panty, maar op sneakers met sokken er bovenuit. Ze wisselt de (van vrouwen verwachte) komische verhalen af met (onverwachte) grapjes, door verrassende verbindingen te maken naar grove elementen, zoals martelingen in Guantánamo Bay. Het autobiografische levert ten eerste een minder sterk effect op met betrekking tot het versterken van stereotypen, zoals wanneer typetjes wordt ingezet. Niet alleen maken Bloemen en Schouten gebruik van stereotypische vrouwenbeelden, ze baseren zich voor een komisch effect op een zeer ongenuanceerd en achterhaald beeld van grote gebieden. Schouten behandelt alle landen waar ze is geweest waar zwarte mensen in wonen op dezelfde manier, en Bloemen presenteert ‘het Amazonegebied’ in zeer voor de hand liggende algemene beelden. Kroos laat echter merken dat ze echt naar Senegal is geweest. Ze heeft het consequent over Senegalezen (niet Afrikanen), geeft verfrissende voorbeelden van een Senegalees geboortefeest en beschrijft een hotel vol Europeanen, een taxichauffeur en een politieagent in Senegal. Hiermee schetst ze een beter beeld van de mate van ontwikkeling van het land waar ze is geweest, dan de generaliserende beelden van huisjes van modder en klei en magere, bedelende kinderen, die Bloemen en Schouten het publiek

138 “O, o, o, what did I do wrong? It was NOTHING! I was strong!” – waarmee ze het tegenovergestelde zegt:

37

voorzetten. Ze integreert haar grapjes met haar verhaal, vanuit een waarachtige kijk op Senegal, en beperkt zich tot woordgrapjes en verwijzingen naar aspecten van haar eigen culturele achtergrond, zoals de Lion King of westerse (on)gemakken. Ze is nergens echt vijandig of agressief tegenover anderen, hooguit ongepast of bot.139 Het grootste deel van haar ongepaste opmerkingen bewaart ze

voor de andere personages in haar verhaal. Ze beschrijft dat haar dochter oppert om een agent om te kopen, in navolging van wat opa altijd zegt. Ze toont daarmee het choquerende gemak waarmee sommige westerlingen omgaan met zaken die in het eigen land illegaal zijn. Aan haar eigen geschokte reactie op haar dochter te zien, is het wat Kroos betreft niet ineens normaal agenten om te kopen, omdat ze in een Afrikaans land zijn. Aan de andere kant laat ze ook zien hoe mensen die begripvol proberen te zijn denigrerend over kunnen komen vanuit onbewuste white privilege. Haar moeder wil namelijk vervolgens bewijzen dat niet alles in het leven te koop is en begint op kinderlijke toon een pen aan te bieden aan de Senegalese agent met de bedoeling hem daarmee om te kopen, uitgespeeld door Kroos door zich voorover te buigen, de wenkbrauwen op te trekken en vrolijk knikkend met een denkbeeldige pen te zwaaien. In Kroos eigen reactie – beschaamd, wijzend op het notitieboekje van de agent – heeft ze zich ingeleefd in de Senegalese agent; deze zwarte man is geen liefdadigheidsproject, maar een autoriteit. Kroos geeft zo een voorbeeld van hoe zelfspot, in de vorm van een gênant verhaal over haar moeder, gebruikt kan worden om aanklachten te doen tegen maatschappelijke normen. Hoewel het verhaal door een ontspannen luisteraar opgevat kan worden als een komisch verhaal zonder verwijten of aanbevelingen ten opzichte van de culturele context, worden (on)wenselijke sociale gedragingen geïmpliceerd. Ze speelt, meer dan Bloemen, met de transideologische werking van ironie. Ze legt twee westerse perspectieven naast elkaar. Aan de ene kant staat iemand die uitgaat van veelgehoorde verhalen en daaruit een stereotype heeft gevormd. Aan de andere kant staat iemand die uitgaat van de eigen beleving en iedereen probeert te behandelen zoals ze zelf graag behandeld zou worden. Uiteindelijk komen in haar verhaal beide partijen er niet goed vanaf. Het gedrag van haar moeder en dochter wordt herhaaldelijk met een corrigerende intentie bespot door Kroos. Daar staat tegenover dat Kroos ook zelf moet leren van haar fouten, aangezien ze eindigt met een groteske voorstelling van zichzelf aan de muur geplakt door haar eigen ontlasting, omdat ze iets verkeerds heeft gegeten op het geboortefeest.

Wat opvallend is, is dat de typetjes die Bloemen en Schouten hebben gekozen veel misogyne elementen in zich dragen. Schouten speelt een ouderwets type van een verveelde rijke vrouw, die een goed doel runt voor de glamour, haar vrouwelijkheid inzet om dingen van mannen gedaan te krijgen,

139 De opmerking waarop het publiek het heftigst reageert: “We werden aangehouden door een agent. De

taxichauffeur zat te bellen. Ze hebben daar nog geen handsfree. Nou ja, ze hebben wel handsfree, maar van de lepra.” Ze zwaait, mimet hoe haar handen één voor één naast haar neerploffen en roept: “Handsfree!”

38 geen zin heeft om voor kinderen te zorgen, en nog veel meer, allemaal om aandacht van haar echtgenoot te krijgen. Het type van Bloemen is verzot op mode en bont, met een egocentrische koelbloedigheid die doet denken aan het veelgebruikte vrouwentype van ‘Cruella de Vil’ uit Disney ‘s

101 Dalmatiërs. Om hun onaardige opmerkingen over zwarten te evenaren, zetten ze ook een negatief

beeld van vrouwen neer. Ook Kroos zet zichzelf en haar vrouwelijke reisgezellen te kijk, terwijl ze praat over Senegalezen. Ze geeft een beschrijving van drie doldwaze vrouwen op een gênante reis door Afrika. Ondanks de atypische gendertoepassingen van humor - vanuit een superieure positie en over minderheden – blijft zelfspot overheersen in het verhaal. Zowel de blanke vrouw als de zwarte man worden bespot. Daarnaast vallen de performances van Schouten en Bloemen in sommige opzichten ironisch te interpreteren als aanklachten tegen kapitalisme of de elite, de zelfspot van Kroos met haar vrouwelijke familieleden als een manier om white privilege aan te kaarten. Kroos en Bloemen spelen met duidelijke verontwaardiging, Schouten laat de verontwaardiging weg. De een speelt met een iets sterkere morele overtuiging dan de ander, maar het hangt af van de culturele conventies van de toeschouwers af of ze het gedrag veroordelen of slechts herkennen. Na het zien van de drie fragmenten is het ook mogelijk om als publiek hoofdschuddend weg te lopen om hoe vrouwen zijn, met stereotypische beelden van armoede in de derde wereld nog steeds intact of versterkt. In dat geval is de zwarte man op geen enkele manier subversief behandeld.

39

De moslimman

Sinds de aanval op het World Trade Center in New York op 11 september 2001 worden moslims met argwaan bekeken. Ook in Nederland wordt de ‘terroristische dreiging’ steeds duidelijker ervaren, aangezien de aanslagen in Europa ook dichterbij hebben plaatsgevonden. Erover praten wordt steeds ingewikkelder. Frustratie met de voorzichtigheid van politici speelt populisten in de hand. In de Verenigde Staten is de populistische Donald Trump in 2016 tot president verkozen en ook in Europa groeit de support voor populistische groeperingen, die xenofobische gevoelens aanwakkeren. Het is aanleiding voor veelvuldige discussie op het gebied van grenzen aan meningsuiting in politiek, humor en satire. Het discours is op vele fronten problematisch: de gesluierde vrouw wordt neergezet als een symbolisch slachtoffer van een onderdrukkende geloofsovertuiging, zonder eigen stem. Dezelfde geloofsovertuiging wordt verantwoordelijk gehouden voor elk agressief gedrag van moslimmannen en de in westerse ogen middeleeuwse wetgeving. Het levert niet alleen een eenzijdig en vertekend beeld op van de islamitische geloofsovertuiging, maar het doet ook geen recht aan de wensen en levens van vrouwen in moslimlanden. De drang om moslimas te redden lijkt voort te komen uit een feministisch imperialisme, dat kritischer zou moeten worden aangepakt.140 De Nederlandse cabaret-vrouwen

hadden het tot voor kort niet vaak over het onderwerp, maar de laatste jaren verwijzen ze er in toenemende mate naar. Zo besteedt Sanne Wallis de Vries in 2009 een paar minuten van haar