• No results found

Sanne Wallis de Vries benadert het onderwerp dat er meer vrouwen boven het glazen plafond moeten komen door handig gebruik te maken van zelfspot en het inzetten van patriarchale normen voor het overbrengen van een nieuw idee. In Kaka Passa (2009) geeft ze een beschrijving van de vijftigplusvrouw, die herkenbaar is aan de uitspraak “Nou en? Nou ik!”155 In eerste instantie geeft ze

de impressie dat vrouwen boven de vijftig niet serieus kunnen worden genomen. Ze neemt een bescheiden houding aan, plukt aan haar nagels en wrijft in haar handen, terwijl ze met een hoge stem uitlegt waar vijftigplusvrouwen aan te herkennen zijn. Soms stapt ze even in de rol van vijftigplusvrouw, als ze hen imiteert. Ze gooien hun commentaar er ongefilterd uit, ze hebben vervelende stemmen, ze kleden zich belachelijk, ze hebben plastische chirurgie ondergaan en doen rare creatieve cursussen. Wallis de Vries speelt in op het beeld van een bemoeizuchtige, irrationele oudere vrouw, die er niet meer toe doet en blijft vechten tegen de lelijke ouderdom. Maar dan neemt ze met haar verhaal een andere wending. Wallis de Vries wijt het aan post-overgangsenergie: ze laten zich door niets of niemand meer tegenhouden. Haar houding wordt zelfverzekerder: ze doet haar haar goed, spreidt haar armen wijd uit of zet haar handen in haar zij. Ze stelt voor om vijftigplusvrouwen de

46 wereld te laten leiden, zodat wij geen last meer van ze hebben in het dagelijks leven. Ze beargumenteert wat vrouwen van vijftig plus gekwalificeerd maakt om de wereld te leiden, door opnieuw clichés op te rakelen. Hun ervaring als moeders, hun gebrek aan zin om het lang over wezenlijke zaken te hebben en het feit dat ze de grootste lezersgroep zijn, maakt ze uitermate geschikt om de wereld te leiden. Met haar laatste opmerking – “ik mag dit zeggen, want ik word er later ook een.” – ontdoet ze het hele verhaal van alle mogelijke vijandigheid en maakt er zelfspot van. Ze kwalificeert vijftigplusopmerkingen als volgt, terwijl ze optelt op haar vingers: “Ik had hier niets mee te maken, ik heb toch iets gezegd, en ik had nog gelijk ook.”

Dit fragment toont de ondermijnende mogelijkheden van humor door vrouwen. Wallis de Vries slaagt erin een dominant beeld van bemoeizuchtige, kakelende vijftigplusvrouw van binnenuit te veranderen. Eerst lijkt het alsof ze het beeld accepteert en creëert ze een band met patriarchale waarden die ook in de zaal overheersen, als een vorm van verbindende humor. Vervolgens combineert ze met dezelfde overtuiging en intentie het beeld van de bemoeizuchtige vrouw met die van wereldleider. Ze is de bezwaren voor: of vrouwen zich nog hoeven te bewijzen is niet aan de orde, aangezien wie nu de wereld leiden het toch ook niet goed doen. Ze spreekt mannen slechts indirect aan:

Ze kunnen het! Ze zijn er klaar voor! Dat heeft nog nooit iemand die vrouwen laten doen. Ik vind zelf dat het niet heel goed gaat op dit moment. Het is niet altijd ook goed gegaan. Ik zeg laten we het eens proberen.156

Ze roept “met name de mannen” op de vrouwen boven het glazen plafond te duwen. Dankzij het kader dat ze heeft geschapen van de lastige vijftigplusser, doet ze dit verzoek niet op een toon die aangeeft dat het alleen mannen zijn die dat kunnen, maar dat de vijftigplusvrouw er zelf gewoon nog niet aan gedacht heeft. Ze is per slot van rekening alleen maar in staat tot het leveren van commentaar. Door aan het slot aan te kondigen dat ze er zelf ook een wordt, maakt ze het verhaal af met zelfspot. Naast dat ze de in eerste instantie beledigde vijftigplusvrouw weer met zich verzoent, geeft ze ook aanknopingspunten om het verhaal te waarderen. Haar eigen zorgen over ouder worden zijn de aanleiding voor het verhaal. Wallis de Vries toont hier met vrouwen geassocieerde vormen van humor met een duidelijke ondermijnende lading. Ze gebruikt humor om te verbinden, zonder mensen aan te vallen buiten zichzelf, in de vorm van toekomstige vijftigplusvrouw. Zo roept ze op tot waardering van de vijftigplus vrouw en brengt ze nieuwe inzichten naar voren. In plaats van de status quo te ondermijnen door mannen naar beneden te halen, stelt ze juist een nieuwe wereldorde voor door de bespotte vrouwen omhoog te tillen.

47

In haar show Kaandorp Grande de Luxe Extra plus uit 2015 positioneert Brigitte Kaandorp wij-vrouwen tegenover zij-jongens.157 Ze vertelt het verhaal in haar kenmerkende stijl: ze raakt de draad van de voorstelling (een diva-show proberen op te voeren) steeds kwijt als haar een verhaal te binnen schiet dat ze liever wil vertellen. Ze staat ingezakt in het glinsterende korset dat ze aan heeft (omdat een diva dat draagt) ontspannen te converseren met de zaal. Ze geeft een behoorlijk natuurgetrouwe beschrijving van mannelijke activiteiten als mountainbiken, maar voegt daar door de manier waarop ze het vertelt – alsof het onbegrijpelijk buitenaards gedrag is – een humoristische lading aan toe. In de loop van haar verhaal wordt ze expressiever en voegt ze er een vrouwelijk standpunt van wat normaal gedrag is aan toe. Daarna draait ze het om en springt ze in de bres voor jongens, die het maar moeilijk hebben met vrouwelijke irrationaliteit. Hoewel ze hiermee het gevoel versterkt dat mannen en vrouwen totaal verschillend zijn, is het niet per se ouderwets: ze geeft al doende een nieuwe lezing van de gewoonten van de ‘mannelijke man’. Dat begint al met het verwijzen naar mannen met de minder beladen term jongens. Het zijn dit keer echter niet vrouwen die onbegrijpelijk zijn, maar jongens, die met veel omhaal hout gaan halen door bomen om te hakken, terwijl vrouwen gewoon hout halen bij de benzinepomp. Kaandorp spot met mannen, maar is niet vijandig. Ze leeft zich in voor zover ze dat kan, geheel volgens de vrouwelijke gewoonte om met humor te verbinden en begrip te creëren.158 Ze geeft de ene keer een impressie van een irrationele, emotionele vrouw – die ze zelf ook

is – en vervolgens van een argeloze, onhandige jongen. Ze ontkent bestaande man- en vrouwbeelden niet, maar geeft een andere lezing van typische gedragingen. Zowel mannen als vrouwen komen er wat kritiek betreft redelijk gelijkwaardig vanaf. Ze plaatst mannen en vrouwen in hun typische positie als afkomstig van verschillende planeten. Hiermee maakt ze via zelfspot de weg vrij voor een omschakeling naar een nieuwe boodschap. Ze merkt op dat jongens op het ogenblik in het verdomhoekje zitten, waarmee ze wederom de indruk wekt dat ze haar best doet mannen te begrijpen en probeert verbindingen te maken tussen mannen en vrouwen in de zaal. Het komt volgens Kaandorp door de emancipatie: vrouwen kijken altijd door het glazen plafond naar de top, maar ze nooit naar hoeveel vrouwen op de bodem werken. Vervolgens maakt ze duidelijk dat vrouwen zich hiervan bewust zijn en simpelweg slim genoeg om er zelf niet over te beginnen. Kaandorp toont medelijden voor mannen vanuit een superieure positie. Hiermee krijgt ze ook de vrouwen in de zaal weer op haar hand. Ze speelt daarentegen ook in op een patriarchale opvatting die vrouwen verwijt manipulatief te zijn.159 Echter, Kaandorp staat als vrouw op een andere positie ten opzichte van deze uitspraken dan

een man. Volgens Kaandorp bespelen vrouwen mannen niet met verleiding, maar met intellect. Ze zet

157 Kaandorp, Brigitte Kaandorp Grande De Luxe Extra Plus, 0:58:30-1:10:05.

158 Aldus Kotthoff, “Gender and Humor: The State of the Art”; Shouse en Oppliger, “Sarah Is Magic: The (Post-

Gendered?) Comedy of Sarah Silverman.”

48 haar man neer als iemand met identieke angsten en vragen rondom het verwisselen van de autoband als zijzelf, maar híj moet het kunnen; evenals het betrappen van insluipers midden in de nacht. Kaandorp vertelt hoe ze, nadat ze een geluid horen, haar man er achteraan stuurt. Hij roept eerst hard “HÉ!”. Het blijkt niks gevaarlijks te zijn. Ze vraagt hem naar het ‘hé’-roepen, en hij zegt dat hij dat doet om (ze maakt zich breed en neemt een paar stappen naar voren) “meteen even te laten weten wie er in dit huis de baas is.” Het publiek barst in lachen uit en Kaandorp geeft toe dat het “een goeie” is, implicerend dat die bange jongen misschien denkt dat hij de baas is, maar dat toch in werkelijkheid Kaandorp zelf aan de touwtjes trekt. Vanuit haar eigen gezichtspunt bekeken, neemt Kaandorp een minstens gelijkwaardige positie in ten opzichte van mannen. Het is haast een vorm van mannenemancipatie; het recht van mannen om niet continue de heldhaftige, handige superheld zonder emoties te hoeven zijn. Misschien is het daarom dat Jeroen van Merwijk Kaandorp, als enige grappige vrouw van Nederland, “echt een kerel” noemt in Evenblij’s documentaire over cabaret.160

Lenette van Dongen geeft in haar voorstelling Nikè een andere kant van het veelvoorkomende verhaal dat getrouwde stellen die al lang bij elkaar zijn geen seks meer hebben met elkaar.161 Van Dongen is een lichamelijke grappenmaker: ze imiteert stemmetjes, trekt gekke bekken en speelt op overdreven wijze (beschamende) scènes na. In eerste instantie geeft ze een hoofdzakelijk fysieke weergave van welbekende lustgevoelens rond de eerste onhandige keer seks en een komische enscenering van de vele keren die erop volgen. Vervolgens daalt de frequentie, wat als een probleem wordt gezien, waarover vrouwen met elkaar gaan praten als hun man het niet wil horen. Ze voert een fantasiegesprekje tussen vrouwen onderling: “Doen jullie het eigenlijk nog wel eens?” “Ja, nou! Nou! [korte pauze] Nee, eigenlijk niet.” Ze spreekt de hoop uit dat het gesprek over seks hebben normaler kan worden, zodat ze zich niet zo alleen hoeft te voelen. Tot dat moment beschrijft Van Dongen seks als iets dat mensen graag willen en iets dat voor een relatie belangrijk is. Geen seks meer hebben is een teken van een stervende relatie en het startsein voor moeilijke gesprekken. Tot hier bevestigt ze normen die heersen in de maatschappij. Vervolgens beschrijft ze na een omslag hoe ze het probleem gaat proberen aan te pakken, aan de hand van tips uit een tijdschrift. Ze beeldt alle vormen van ‘spannende’ seks uit die je kunt bedenken, onder begeleiding van gekke geluiden en grote gebaren, steeds slordiger en paniekeriger. Zowel zij, als de man die ze uitbeeldt, zouden liever rustig iets anders doen, zoals het tijdschrift lezen, of studio sport kijken. Na een tijdje, rustiger, zegt ze: “Time out, schat, zullen we gaan lezen?” Het is een enorme opluchting: samen lezen, heerlijk. In dit tweede deel toont Van Dongen aan dat het geen onkunde is voor getrouwde stellen dat ze geen seks meer hebben. Seks is minder fijn en intiem geworden dan naast elkaar in bed liggen en een boek lezen. Ze geeft hiermee

160 Evenblij, “60 Jaar Cabaret - Aflevering 2,” 00:33:40. 161 Dongen, “Lenette van Dongen - Spannend Houden.”

49

antwoord op het probleem waarover vrouwen schijnen te willen praten met hun mannen. Het is geen teken van een slechte relatie als twee mensen niet regelmatig seks willen. Het is enkel het sterven van hormonen, die de drang om seks te hebben minder maakt, zowel voor vrouwen als voor mannen. Volgens Van Dongen is er ook sprake van een goede relatie wanneer je juist comfortabel bent met het hebben van minder seks.

Ook Sara Kroos gebruikt patriarchale normen voor het leveren van een nieuw gezichtspunt ten opzichte van verhoudingen tussen mannen en vrouwen. Ze beschrijft hetero’s als vreemde soort, vanuit haar eigen gezichtspunt als persoon die relaties heeft met vrouwen. Ze plaatst zichzelf wat het beschouwen van vrouwen betreft tussen de mannen en maakt van typisch commentaar op vrouwelijk gedrag in het algemeen commentaar op heteroseksuele vrouwen. Zo leidt ze de aandacht weg van clichébeelden van lesbiennes en neemt daar clichés van heteroseksuelen voor in de plaats. Dit doet ze niet lang. Net als Kaandorp en Wallis de Vries schept ze een band met het patriarchaat/de mannen in de zaal, voordat ze aan haar echte verhaal begint. Algauw schaart ze zich tussen de lesbiennes in de zaal. Ze zegt, alsof homoseksualiteit de norm is: “Ik vind heteroseksuele vrouwen, in vergelijking met normále vrouwen…” Ze krijgt een klein applaus, waarna ze zegt: “een paar potten zetten een applausje in,” ze knikt naar het clubje en geeft een impressie van de lesbische vrouwen, die elkaar aanstoten en grinniken, met een sigaar in de mond. Ze draait de terminologie om die gebruikt wordt voor het beschrijven van homoseksuelen en gebruikt dezelfde woorden om heterostellen te beschrijven.162

Vervolgens beschrijft ze het gevoel dat ze krijgt als ze heterostellen ziet: alsof ze naar de National Geographic zit te kijken. Het vrouwtje kijft en klaagt en het mannetje heeft daar niets anders dan een gedweeë “oké” op te zeggen. Ze parodieert de manier waarop heteroseksuelen doorgaans over homoseksuele spreken door inversie: ditmaal is ‘de hetero’ de vreemde soort. Ze heeft overigens wel één heteroseksueel stel in de vriendengroep. Wederom draait ze het heteronormatieve discours om door te zeggen dat het hip is in 2015 om naast de allochtoon op zijn minst één heterostel in de vriendengroep te hebben. Met deze opmerking plaatst ze de hetero’s in een vergelijkbare minderheidspositie als allochtonen en homoseksuelen en levert ze ironische zelfkritiek op feminisme, waar homoseksualiteit een hip modeverschijnsel door is geworden. De performance is een voorbeeld van wat Janet Bing beschrijft als queer humor: een protest ten opzichte van stabiele categorieën van mannen en vrouwen en wat wordt opgevat als ‘normaal’.163 Kroos probeert het als ‘normaal’ opgevatte

heterostel te kijk te zetten vanuit het oogpunt van lesbiennes en zet zo een andere standaard van normaal in. Het parodiërende karakter van de beschrijving is van verbeterende aard, en wordt zodanig

162 ‘Ik kijk wel eens naar hetero’s, niet lang want ik vind het vies om te zien. [lach] Het blijft een ziekte, waar je

tegen kan bidden. [lach] Deze doet het altijd goed in de Veluwe [ironisch: juist niet, daar wonen veel gelovigen]’.

50 toegepast dat heteroseksuelen zich kunnen verplaatsen in homoseksuelen, die zich mogelijk gekwetst voelen door de manier waarop er over hen wordt gesproken. Echter, het kan ook worden geïnterpreteerd als commentaar vanuit een minderheidspositie voor het vermaak van de meerderheid, wanneer de hetero’s in de zaal slechts hun eigen gedrag herkennen, zonder de kritiek op de formulering ervan erin te herkennen. De beschrijving die ze uiteindelijk geeft van een heterovrouw als een zuur, sportief, halve marathon rennend type dat nauwelijks eet is echter niet enkel een opvatting van lesbiennes, maar ook die van alle vrouwen die moeite hebben op gewicht te blijven en houden van gebak en taart. Het beeld van een zure, sportieve vrouw als onwenselijk type komt niet voort uit het patriarchaat, maar vanuit het perspectief van vrouwen, die kampen met enige gevoelens van jaloezie. Ook omgaan met jaloezie is een van de redenen voor vrouwen om plagerige humor te gebruiken, volgens Kotthoff.164 Het is een vorm van feministische humor, zoals Janet Bing

het aanmerkt: een die mannen buiten beschouwing laat en een vrouwelijk perspectief centraal stelt.165

Gendertwijfels

Inzicht in het gevoelsleven van een ander kan begrip oproepen voor uitzonderlijke verhalen, die afwijken van heersende heteronormatieve opvattingen. Kim van Zeben en Minou Bosua vertellen over hun zoektocht naar hun seksuele geaardheid, en vertellen op zeer persoonlijke wijze over hun ongemakkelijke verhouding met hun vrouwelijke lichaam. De ex-transvrouw Merel Moistra vertelt op het podium over de implicaties die de transitie voor haar heeft (gehad). Deze bijzondere vrouwen kunnen helaas niet erg uitgebreid worden besproken, gezien de afwijkende positie die ze op het podium innemen. Voor nu is het genoeg om te zeggen dat er vrouwen op het podium staan die verhalen vertellen die tussen de mazen van patriarchale waarden door sijpelen en op emanciperende wijze begrip en ruimte creëren voor genderonderwerpen die in veel situaties nog onbespreekbaar worden geacht. Terwijl Van Zeben en Bosua dit op een gevoelige manier doen, maakt Moistra er een grote grap van.

Cabaretière Kim van Zeben vertelt in De Tweede van Zeben (2016) een persoonlijk verhaal. Ze kleedt dit in als een wens vanuit haar publiek om haar beter te leren kennen ten opzichte van haar vorige programma. Ze geeft daarom toe dat het haar, toen ze jonger was, lange tijd veel leuker leek om een jongen te zijn. Ze voelde zich ongemakkelijk in haar steeds vrouwelijker wordende lichaam. Een tijd lang heeft ze ermee geworsteld, maar inmiddels is ze tevreden met het lijf dat ze heeft. Door dit te vertellen heeft ze, zoals ze zelf in haar voorstelling aangeeft, aan de behoefte van het publiek voldaan om zichzelf beter te laten zien en meer ruimte voor persoonlijk engagement en ontroering in haar voorstelling te brengen. Minou Bosua gaat een stuk verder en maakt van haar gehele voorstelling

164 Kotthoff, “Gender and Humor: The State of the Art,” 16. 165 Bing, “Is Feminist Humor an Oxymoron?,” 31.

51

MINOUX (2016) een schrijnend zelfportret. Bosua stelt zich op buiten alle genderproblematiek: ze voelt

zich als kind niet verwant met zowel jongens als meisjes en besluit dat ze niet mannelijk of vrouwelijk is, maar Indiaan. Ze gaat hier niet al te diep op in; blijkbaar voelt ze zich ongemakkelijk in zowel jongens- als meisjesstereotypen en kiest ze voor iets anders. Tot halverwege de middelbare school komt ze naar school met twee vlechten en een veer in haar haar. Uiteindelijk vindt ze het niet meer nodig het uit te dragen, maar ze blijft Indiaan, al zie je het van buiten niet. De uitbundige indianendans die ze doet heeft zowel een lachwekkend als een ontroerend effect. Ze toont het beperkte beeld dat een kind van Indianen heeft. Het indianenuniform is een samensmelting van beide geslachten: ontbloot bovenlijf, rokje, vlechten, gezichtsverf en een verentooi. Van Zeben en Bosua scheppen een situatie waarin ze het publiek haast dwingen zich te verplaatsen in hun kant van het verhaal. Voor vrouwen met vergelijkbare gevoelens kan het bevrijdend werken om iemand een dergelijk verhaal te horen vertellen. Vrouwen kunnen zich in hen herkennen en zichzelf makkelijker accepteren, of er over praten met anderen. Aan de andere kant loopt een artieste ook het risico publiek van zich te vervreemden door met dergelijk gemak over haar gendertwijfels te praten.

Merel Moistra heeft van haar transitieverhaal een voorstelling gemaakt die transseksualiteit bespreekbaar maakt.166 Ze is een lange vrouw, met hoekige gelaatstrekken en een lage stem. Ze

trippelt op rode pumps over het podium, in een rood minirokje en rood vestje van opengewerkt kant