• No results found

7 Abiotische beschrijving van de macrofaunaclusters

7.5 Zoutgehalte en ionenrijkdom

Figuur 7.3 laat het chloridegehalte in de clusters zien. Volgens verwachting blijken de clusters 11 en 18 inderdaad brak te zijn. De mediaan van het chloridegehalte van cluster 11 ligt tussen 2000 en 3000 mg/l, dat van cluster 18 is hoger, namelijk tussen 4000 en 6000 mg/l, afhankelijk van het zomer- of jaargemiddelde. Cluster 11 is licht brak, cluster 18 brak. Het verschil tussen de twee clusters was ook al te zien aan de soortensamenstelling, cluster 11 bevat meer soorten en ook soorten die in zoet water kunnen voorkomen, cluster 18 bevat veel soorten die alleen in brak water voorkomen.

Na de clusters 11 en 18 is het chloridegehalte in cluster 4 het hoogste. Het 90- percentiel ligt zelfs hoger dan 2000 mg/l. In dit cluster zitten dus naast zoete sloten ook enkele licht brakke sloten. De clusters 2 en 10 hebben eveneens een relatief hoog chloridegehalte voor zoete wateren.

Figuur 7.3 laat ook zien dat jaar- en zomergemiddelde nauwelijks verschillen.

Figuur 7.3 Mediaan, 10- en 90-percentiel van het chloridegehalte (doorgetrokken lijn jaargemiddelde, onderbroken lijn zomergemiddelde) in de clusters.

Het elektrisch geleidingsvermogen wordt voor een groot deel bepaald door het chloridegehalte, omdat dit ion altijd in relatief grote hoeveelheden aanwezig is. Het patroon van het elektrisch geleidingsvermogen is echter niet exact hetzelfde als het patroon van het chloridegehalte (figuur 7.4). In cluster 3 bijvoorbeeld is het elektrisch geleidingsvermogen hoog ten opzichte van het chloridegehalte. Waarschijnlijk spelen andere macro-ionen in een dergelijk cluster een grotere rol. De macro-ionen zijn echter in veel sloten niet gemeten. Het elektrisch geleidingsvermogen heeft uitschieters in de clusters 11 en 18, de brakke clusters, daar is het chloridegehalte dusdanig hoog dat het duidelijk het elektrisch geleidingsvermogen bepaalt. In de clusters 9 en 19, waarin veel natuurlijke wateren voorkomen, is het elektrisch

0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 1 1a 2 3 4 5 7 9 10 11 18 19 28 c lusternummer c h lo ri d e ( m g /l ) mediaan: 5605 90-percent iel: 9980: 0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 1 1a 2 3 4 5 7 9 10 11 18 19 28 clusternummer c h lo ri d e ( m g /l ) mediaan: 4704 90-percent iel: 8214

geleidingsvermogen onder de 30 mS/m. In de clusters 1, 7 en 10 ligt de waarde tussen 40 en 50 mS/m. Voor de clusters 2, 3, 4 en 5 is het elektrisch geleidingsvermogen hoger dan 60 mS/m. In deze wateren is het ionengehalte hoog.

Figuur 7.4 Mediaan, 10- en 90-percentiel van het elektrisch geleidingsvermogen (doorgetrokken lijn jaargemiddelde, onderbroken lijn zomergemiddelde) in de clusters.

7.6 pH

In de meeste clusters verschillen de pH-waarden van de sloten onderling met een pH waarde groter dan 1 (figuur 7.5). Dit betekent dat de clusters niet gevormd zijn op basis van de pH. Er is veel overlap tussen de clusters. De pH varieert grofweg tussen 6.5 en 8.5. De laagste pH waarden komen voor in cluster 7, daarin bevinden zich enkele sloten met een pH lager dan 6.5. De mediaan van dit cluster ligt onder de zeven. Ook cluster 19 heeft een lagere pH met de mediaan net onder de zeven. In dit cluster is de variatie het kleinst, alle sloten zijn circumneutraal. Van de sloten in cluster 28 is de pH niet bekend. Waarschijnlijk is deze ook relatief laag, omdat het droogvallende zandslootjes bevat. De clusters 1a, 5, en 9 hebben een gemiddelde pH, de medianen liggen tussen 7 en 7.5. Wel is de variatie binnen de clusters groot. Zowel sloten met een pH onder de 7 als sloten met een pH boven de 7.5 komen voor. De medianen van de clusters 1, 2, 3, 4 en 10 liggen hoog, net onder de 8. Ook in deze clusters is de

6 6.5 7 7.5 8 8.5 9 1 1a 2 3 4 5 7 9 10 11 18 19 28 clusternummer pH 0 50 100 150 200 250 300 350 400 1 1a 2 3 4 5 7 9 10 11 18 19 28 clusternummer E G V ( m S /m ) mediaan: 504 90- percentiel: 670 me diaan:507 90-percentiel:1040 0 50 100 150 200 250 300 350 400 1 1a 2 3 4 5 7 9 10 11 18 19 28 clusternummer E G V ( m S /m ) mediaan: 429 90-percentiel: 840 mediaan: 491 90-percentiel: 618

Van de clusters 1, 3 en 4 liggen de 90-percentielen boven de 8.5. In de andere twee clusters (2 en 10) blijft het 90-percentiel onder de 8.5, maar is het 10-percentiel juist erg laag (tot onder pH 7).

De clusters 11 en 18 hebben de hoogste pH. De medianen liggen rond 8.3 en de 90- percentielen liggen tussen 8.5 en 9. Deze wateren zijn sterk gebufferd, doordat ze op klei liggen en brak zijn.

7.7 Dimensies

De sloten verschillen wat betreft dimensies (figuur 7.6). De clusters 7, 9, 10, 19 en 28 bevatten relatief kleine, ondiepe sloten, de mediane breedte is kleiner dan 2 m en de diepte kleiner dan 0.5 m. Wel is variatie binnen sommige van deze clusters groot. Cluster 19 bijvoorbeeld heeft voor breedte een 90-percentielwaarde van 8 meter. Als deze variatie in ogenschouw wordt genomen zijn de clusters 7 en 9, clusters met vrijwel alleen kleine slootjes.

Figuur 7.6 Mediaan, 10- en 90-percentiel van de dimensies (links breedte, rechts diepte) in de clusters.

De clusters 3, 4, 11 en 18 bevatten de grootste wateren. De meeste sloten in deze clusters zijn breed en diep, alhoewel de variatie binnen de clusters groot is. Cluster 18 bevat de breedste sloten, cluster 4 de diepste.

De clusters 1 en 5 zijn van middelmatige grootte. Cluster 2 vormt de grens tussen middelmatige en grote wateren.

7.8 Vegetatiebedekking

Figuur 7.7 geeft de vegetatiebedekking in de clusters weer. Er zijn vier klassen onderscheiden: drijvende vegetatie (planten die geheel drijvend zijn of drijfbladeren hebben), emerse vegetatie (helofyten die deels boven water uitgroeien, zoals riet), submerse vegetatie (planten die onder water groeien, zoals smalle waterpest), en flab (draadalgen).

De vegetatie van de brakwaterclusters 11 en 18 bestaat voornamelijk uit emerse vegetatie. Ondergedoken en drijvende waterplanten en flab komen nauwelijks voor.

0 2 4 6 8 10 12 14 16 1 1a 2 3 4 5 7 9 10 11 18 19 28 clusternummer breedte (m) 0 0.2 0.4 0.6 0.8 1 1.2 1.4 1.6 1 1a 2 3 4 5 7 9 10 11 18 19 28 clusternummer diepte (m)

Cluster 4, dat grote sloten bevat waarvan een deel ook brak is, heeft ook een hoge bedekking emerse vegetatie en een lage bedekking met de overige vegetatietypen. Over het algemeen heeft de vegetatie in dit cluster wel een hogere bedekking. Hetzelfde geldt in mindere mate voor cluster 3.

Cluster 1, het cluster waar het grootste deel van de monsters toe behoort, heeft een hoge vegetatiebedekking. Zowel emerse, drijvende als submerse vegetatie komen voor, evenals flab. Het patroon van de clusters 1 en 1a is vergelijkbaar, alleen zijn de bedekkingen van de drijvende, emerse en submerse vegetatie in cluster 1a iets lager en is de bedekking van flab in cluster 1a juist hoger. In beide clusters heeft submerse vegetatie de hoogste bedekking, gevolgd door drijvende vegetatie. De hoeveelheid flab is in dit cluster hoog ten opzichte van de situatie in de overige clusters.

Figuur 7.7 Gemiddelde bedekking van flab, drijvende, emerse en submerse vegetatie per cluster.

In grotere sloten (clusters 3 en 4) neemt het aandeel emerse vegetatie toe en het aandeel submerse en drijvende vegetatie af. In cluster 3 zijn de bedekkingen van drijvende en submerse vegetatie erg laag. Dit kan verklaard worden doordat het merendeel van de kleisloten beschoeid is en toxisch beïnvloed wordt.

De clusters 2 en 5 wijken af ten opzichte van cluster 1 doordat de totale bedekking lager is. Drijvende vegetatie of emerse vegetatie (in cluster 2 respectievelijk cluster 5) nemen de overhand en de submerse vegetatie heeft een lagere bedekking dan in cluster 1. Cluster 7 vertoont ongeveer hetzelfde patroon als cluster 5 maar de bedekking van emerse en submerse vegetatie is hoger terwijl de bedekking van flab lager is.

De clusters 9 en 10 zijn zeer vegetatierijk. In cluster 9 bestaat de vegetatie voornamelijk uit emerse en submerse planten, in cluster 10 voornamelijk uit drijvende planten. De flabbedekking is in cluster 9 het hoogste in relatie tot alle andere clusters. 0 5 10 15 20 25 30 35 40 1 1a 2 3 4 5 7 9 10 11 18 19 28 clusternummer vegetatiebedekking (%) vegetatie drijvend vegetatie emers vegetatie submers flab

De clusters 19 en 28 ten slotte hebben een zeer lage vegetatiebedekking. In cluster 19 bestaat de vegetatie vooral uit submerse planten, in cluster 28 vooral uit drijvende planten.