• No results found

10 De referentie-cenotypen

10.5 Vegetatie van de referentie-cenotypen

Extra informatie over de plantensoorten is opgezocht in Van der Meijden (1990) en in Weeda et al. (1985). In de actuele slotengegevens zijn weinig verschillende planten- soorten aangetroffen. De meeste sloten bevatten slechts enkele dominante soorten die indicatief zijn voor eutrofiëring (paragraaf 9.1). Er zijn weinig sloten met een natuurlijke vegetatie opgenomen in deze dataset. Dit is jammer, want daardoor was het opstellen van een typologie niet mogelijk en is het beeld van de verspreiding van veel soorten onduidelijk. Toch is het grootste deel van de soorten uit de referentie- cenotypen in de huidige data gevonden, zij het dan in weinig opnamen (tabel 10.6, bijlage 15). Vooral de soorten uit de mesotrofe en oligotrofe wateren zijn in weinig sloten aangetroffen. Soorten van eutrofe veen- en kleisloten komen vaker voor. Het betreft algemenere soorten.

Uit ieder referentie-cenotype is een aantal soorten niet gevonden (tabel 10.7). Een aantal van deze soorten betreft mossen en een aantal is alleen opgenomen op een ander taxonomisch niveau bijvoorbeel het genus. Deze soorten zouden dus wel in de sloten kunnen voorkomen maar dit is onbekend. De soorten die als reden een vraagteken hebben, ontbreken in de opnamen. De zegge-soorten (Carex sp.) zijn waarschijnlijk niet opgenomen, omdat het oeverplanten betreft of omdat ze vaak moeilijk te determineren zijn. Potamogeton gramineus, Sparganium minimum, Elatine hexandra en Echinodorus repens zijn zeldzaam gezien het aantal uurhokken waarin deze

soorten zijn aangetroffen. Dit zou een oorzaak kunnen zijn voor het feit dat ze in de sloten niet gevonden zijn. Utricularia minor komt als soort niet voor in de gegevens. Wel is in 19 opnamen Utricularia sp. aangetroffen. Dit zou Utricularia minor geweest kunnen zijn, maar het is waarschijnlijker dat dit een meer algemene Utricularia soort was. Calla palustris komt eveneens niet in de gegevens voor. Het is niet duidelijk waarom deze soort niet gevonden is.

Tabel 10.5 Aantal soorten per referentie-cenotype en aantal gevonden soorten in de huidige slotenopnamen per referentie-cenotype.

Referentie-cenotype Aantal soorten Aantal waargenomen

soorten

Gem aantal opnamen per soort

(zwak) zure zandsloot 8 5 2

brakke sloot 1 8 95

eutrofe veensloot 30 29 64

Kleisloot 7 7 69

Mesotrofe veensloot 15 11 26

oligo- tot mesotrofe zandsloot 18 14 17

zure hoogveensloot 2 0 -

niet in natuurdoeltypen 22 22 -

Tabel 10.6 Soorten uit de referentie-cenotypen die niet voorkomen in de huidige slootopnamen.

Soortnaam Referentie-cenotype(n) Reden Aantal

uurhokken

Aantal km hokken

Utricularia minor (zwak) zure zandsloot genus 144 284

Sparganium minimum (zwak) zure zandsloot/mesotrofe veensloot ? 59 78

Calla palustris eutrofe veensloot ? 156 299

Carex elata mesotrofe veensloot ? 500 1912

Carex lasiocarpa mesotrofe veensloot ? 216 502

Potamogeton gramineus mesotrofe veensloot ? 80 138

Echinodorus repens oligo- tot mesotrofe zandsloot ? 18 29

Elatine hexandra oligo- tot mesotrofe zandsloot ? 23 40

Enteromorpha intestinalis brakke sloot genus - -

Fontinalis antipyretica oligo- tot mesotrofe zandsloot mos 32 51

Drepanocladus fluitans zure hoogveensloot mos 109 220

Sphagnum sp zure hoogveensloot/(zwak)zure zandsloot mos - -

Zannichellia palustris subsp. Pedicellata

brakke sloot als palustris 178 407

Chara canescens brakke sloot genus 14 24

Ruppia maritima brakke sloot genus 37 69

Callitriche hamulata oligo- tot mesotrofe zandsloot genus 372 1021

Van een aantal soorten is het bodemtype bekend waarop ze gevonden zijn. Uit hoofdstuk 9 is al geconcludeerd dat het bodemtype wel een relatie vertoont met de voorkomende plantengemeenschap maar dat soorten meestal niet beperkt zijn tot een bepaald bodemtype. De chemische samenstelling van het (bodem)water is waarschijnlijk de belangrijkste factor. Dat het bodemtype niet direct relevant is blijkt wel uit het feit dat de soorten uit de referentie-cenotypen niet alleen voorkomen op

van het referentie-cenotype waartoe ze behoren. Dit betekent dat het bodemtype voor deze soorten niet zo relevant is en dat de referenties verder geoptimaliseerd kunnen worden door in plaats van bodemtypen de chemische samenstelling van het water te benoemen in termen van pH, saliniteit, alkaliniteit en trofie. Dit leidt tot een andere naamgeving maar niet tot een andere indeling van de soorten, omdat deze al min of meer op deze kenmerken bij elkaar geplaatst zijn.

Er zijn 22 soorten die niet in de referentie-cenotypen zijn opgenomen maar die wel in de sloten data voorkomen (tabel 10.8). Een deel van deze soorten is niet opgenomen, omdat ze erg algemeen zijn en niet kenmerkend voor de referentiesituatie. Het betreft: Azolla filiculoides, Berula erecta , Ceratophyllum demersum, Elodea nuttallii, Glyceria fluitans, Lemna trisulca en Potamogeton crispus. Een aantal andere soorten is niet kenmerkend voor sloten. Nymphaea alba en Nuphar lutea komen meestal in grotere wateren voor, Potamogeton nodosus is een rivierensoort.

Lemna minuscula is een soort die in 1966 in Europa voor het eerst is waargenomen. De soort wordt daarom beschouwd als een exoot. Het is niet aan te bevelen deze op te nemen in de referentie-cenotypen. De overige soorten kunnen wel in sloten voorkomen (Weeda et al., 1985) en kunnen worden opgenomen in de referentie- cenotypen. Apium nodiflorum komt voor in zoet of licht brak, voedselrijk, carbonaatrijk, fosfaat- en stikstofrijk water op klei en zand (een beeld dat past in brakke sloten en voedselrijke sloten). Catabrosa aquatica is eveneens een soort van voedselrijke sloten met hard carbonaatrijk water dat tevens veel fosfaat en stikstof (vooral ammonium) bevat. De soort komt ook voor in kalkrijke wateren in de binnenduinrand maar vooral in het veenweidegebied. Echinodorus ranunculoides groeit voornamelijk in zwak zuur tot zwak basisch, zeer fosfaatarm water met een zandige tot lemige bodem. De soort komt voor in kalkrijke en kalkarme sloten, kan tegen droogval maar bloeit niet in diepe wateren. De soort komt vooral voor in vennen maar kan ook wel in sloten gevonden worden. Ook in greppeltjes in drassig hooiland in natuurreservaten is Echinodorus ranunculoides aangetroffen. In poldergebieden is de soort op verschillende bodemtypen gevonden, maar in veengebieden moet er op geringe diepte zand aanwezig zijn. De soort is gebonden aan voedselarme kwel. Ook op zure, kalkarme kattenklei en op veen op de grens met klei. De soort kan worden toegevoegd aan de referentie-cenotypen (zwak) zure sloten en voedselarme sloten. Ranunculus hederaceus kan voorkomen in kwelsloten, op zandbodem, enkele malen op klei, in stikstof en fosfaatrijk water. Ook kan de plant in zwak brak water groeien. Wel is deze soort gebonden aan zuurstofrijk en carbonaatarm water (referentie- cenotype mesotrofe sloten). Ranunculus peltatus komt voor in stikstofrijk, vaak ijzerhoudend matig voedselrijk tot voedselarm water boven een voedselrijkere zandbodem. Kenmerkend voor de sloten waarin deze soort voorkomt is een laag fosfaat en carbonaatgehalte van het water. De soort komt vaak als pionier voor in pas uitgegraven wateren (referentie-cenotypen oligotrofe en mesotrofe sloten).

De overige soorten zijn slechts in een klein aantal opnamen gevonden. Deze soorten zijn niet specifiek aan een cenotype toe te delen. De kranswieren zijn pionierssoorten en komen vaak voor waar een nieuw milieu is ontstaan.

Tabel 10.7 Macrofyten die wel zijn gevonden maar niet in de referentie-cenotypen zijn opgenomen.

Taxonnaam Aantal

opnamen Aantaluur

hokken Aantal

km hokken

Sliniteit pH Alkali-

niteit Ionen-type Trofie Bdemtype

Apium nodiflorum 5 332 1621 klei & zand

Azolla filiculoides 47 409 2882 6 4 5 c 4 klei, veen & zand

Berula erecta 75 1080 7565 klei, veen & zand

Catabrosa aquatica 12 426 2557 klei & veen

Ceratophyllum demersum 254 1066 8272 5 4 5 c/b 4 klei, veen & zand

Chara major (1) 61 106

Echinodorus ranunculoides 1 105 185 3 4 4 0 1

Elodea nuttallii 238 1139 10390 5 4 5 b 3 klei, veen & zand

Glyceria fluitans 145 1450 16562 4 0 0 s 2 klei, veen & zand

Lemna minuscula 6 106 175

Lemna trisulca 175 1020 7782 5 4 5 b/c 2 klei, veen & zand

Nitella mucronata 2 48 83

Nitella opaca 1 7 10

Nuphar lutea 60 919 6227 4 3 5 b 3 klei, veen & zand

Nymphaea alba 34 812 3360 4 0 0 0 2 klei, veen & zand

Potamogeton crispus 54 1021 5349 4 4 5 b 2 klei, veen & zand

Potamogeton nodosus 1 32 86

Ranunculus hederaceus 4 107 235 zand

Ranunculus peltatus 12 585 2119 2 3 3 s 2 klei, veen & zand

Ricciocarpus natans 3 17 22