• No results found

V. De indiener verzoekt de Structuurvisie Landelijk Gebied Bergen 2010‐2020 (SVLG) te volgen, in  het bijzonder het principe van 'het plaatsen van de juiste functie op de juiste plek'. 

 

Beantwoording 

Opgemerkt wordt dat met het vaststellen van de Structuurvisie Egmond aan den Hoef op 15 december  2016 de Structuurvisie Landelijk Gebied voor dit deelgebied is vervallen. 

 

VI. Een deel van het plangebied is aangeduid als archeologisch interessant gebied en mag alleen  worden bebouwd als er een dringende noodzaak aanwezig is.  

 

Beantwoording 

In het planMER en het bestemmingsplan is aandacht besteed aan het aspect archeologie. Er wordt niet  verwacht dat dit aspect de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling in de weg staat. 

 

VII. De indiener waardeert dat in het ontwerpbestemmingsplan het behoud van de landschappelij‐

ke openheid en de cultuurhistorische‐ en natuurwaarden wordt bepleit, maar vraagt zich af hoe  dit in het ontwerpplan kan worden gewaarborgd. 

 

Beantwoording 

Het beeldkwaliteitsplan wordt separaat vastgesteld. Daarmee wordt het onderdeel van het welstands‐

beleid.  Bij  de  toetsing  van  de  inrichting/het  ontwerp  wordt  getoetst  aan  het  beeldkwaliteitplan,  met  LA4SALE als supervisor.  

 

VIII. De indiener vreest dat de nog vaag aangegeven ecologische zone, voor de zogenaamde land‐

schappelijke  inpassing  door  de  hinder  van  het  sportcomplex  en  de  toename  van  verkeer  en  parkeerdrukte weinig tot geen natuurwaarde oplevert. Bij openbare toegankelijkheid verwor‐

den de ecologische stroken eerder tot een soort schaamgroen en verrommeling. 

 

Beantwoording 

De ecologische zone is van voldoende omvang om ecologische meerwaarde te creëren. Hier is tijdens de  verdere uitwerking aandacht voor.  

 

Conclusie 

De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. 

 

26. Zienswijze 171  Samenvatting 

I. Het woongenot van omwonenden zal verminderen. Het vrije uitzicht zal verdwijnen. 

a. De  betreffende  locatie  gaat  veel  geluidsoverlast  brengen  in  de  vorm  van  geluid.  Het  betreft  hier  niet  alleen  het  constante  gefluit  van  scheidsrechters  maar  ook  het  ge‐

schreeuw van trainers, spelers en publiek zal woongenot negatief aantasten. 

 

Beantwoording 

Stemgeluid is meegenomen conform de geldende richtlijnen. Daarbij wordt opgemerkt dat bij de akoes‐

tisch  onderzochte  situatie  is  sprake  van  een  representatieve  bedrijfsvoering.  Nu  naast  het  bestem‐

mingsplan tevens voldaan dient te worden aan het Activiteitenbesluit wordt niet ingezien waarom moet  worden uitgegaan van een andere, mogelijk meer intensieve situatie.  

 

b. De  betreffende  locatie  gaat  ook  veel  geluidsoverlast  brengen  in  de  vorm  van  de  ge‐

luidsinstallatie.  Het  is  bekend  dat  deze  geluidsinstallaties  regelmatig  gebruikt  wordt  om teams te introduceren, mededelingen te doen alswel muziek te draaien. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar de beantwoording onder het vorige punt. 

 

c. De  betreffende  locatie  gaat  ook  veel  geluidsoverlast  brengen  in  de  vorm  van  aanko‐

mend en vertrekkend verkeer. Met name jeugd op brommers/scooters zal voor over‐

last zorgen.  

 

Beantwoording 

Verwezen wordt de beantwoording onder punt a. 

 

II. Als het bovenstaande in het akoestisch onderzoek wordt meegenomen blijkt dat: 

a. De tuinen van omwonenden niet zijn meegenomen, terwijl uit jurisprudentie blijkt dat  deze ook onder de beschouwing van een aanvaardbaar woon‐ en leefklimaat vallen. 

 

Beantwoording 

Conform de eisen die worden gesteld aan een dergelijke beoordeling richt het akoestisch onderzoek zich  op  de  geluidsbelasting  ter  plaatse  van  de  woningen.  Uit  het  akoestisch  onderzoek  en  de  aanvullingen  daarop blijkt dat onder voorwaarden kan worden voldaan aan de geldende grenswaarden en ter plaatse  van omliggende woningen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon‐ en leefklimaat. Met maatwerk‐

voorschriften is geborgd dat wordt voldaan aan deze randvoorwaarden. Gezien de uitkomsten van het  onderzoek  kan  worden  geconcludeerd  dat  ook  ter  plaatse  van  de  tuinen  sprake  zal  zijn  van  een  aan‐

vaardbaar woon‐ en leefklimaat. 

 

b. Het onderzoek is niet uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden om ge‐

luidsoverlast te minimaliseren. 

c. Het onderzoek niet heeft aangetoond dat er geen sprake is van een goede ruimtelijke  ordening/aanvaardbaar woon‐ en leefklimaat. 

d. Het onderzoek heeft geen rekening gehouden met evenementen en het transferium. 

e. Het onderzoek heeft geen rekening gehouden met het feit dat er veel jeugd komt.  

f. Het onderzoek heeft geen rekening gehouden met geschreeuw en gejuich. 

g. Kenmerkend van Zeevogels, St. Adelbert en Egmondia is dat er veel alcohol wordt ge‐

nuttigd. Dit levert geschreeuw op. Dit is niet meegenomen in het onderzoek. 

h. Het  onderzoek  heeft  geen  rekening  gehouden  met  het  feit  dat  geluid  door  de  wind  wordt gedragen. 

i. Het onderzoek heeft geen rekening gehouden met geluidsinstallaties. 

 

Beantwoording 

De relevante aspecten zijn in het kader van het planMER en de bijbehorende onderzoeken onderzocht. 

Daaruit volgt dat sprake is van een goed woon‐ en leefklimaat. Verwezen wordt naar zienswijze 2 punt  XIII.  

 

III. Doordat raadsleden die een binding hebben met één van de voetbalclubs hierover hebben mo‐

gen beslissen is er sprake van belangenverstrengeling.  

 

Beantwoording 

Raadsleden stemmen zonder last of ruggespraak en hebben hiertoe bij de beëdiging een belofte of een  eed afgelegd. 

 

IV. Ambtenaren  van  de  gemeente  Bergen  hebben  de  provincie  Noord‐Holland  verkeerd  voorge‐

licht over de besluitvorming.  

 

Beantwoording 

De provincie en de ARO zijn volledig geïnformeerd over de plannen. Alle stukken, dus zowel beeldkwali‐

teitplan als bestemmingsplan, zijn beschikbaar gesteld. Op de situatietekeningen in het beeldkwaliteit‐

plan is de windhaag/afscheiding ook ingetekend. In bijlage 7 Nota Inspraak en Overleg behorende bij het  ontwerpbestemmingsplan is voorts gewezen op het meest recente advies van de ARO. Zie ook het ver‐

slag van de ARO vergadering van 19 april 2017, zoals opgenomen in bijlage 5 bij deze nota. 

 

V. Ambtenaren van de gemeente hebben de gemeenteraad verkeerd geïnformeerd over de wer‐

kelijk kosten van de realisatie van het complex. 

 

Beantwoording 

De gemeenteraad beschikte op 20 december 2016 over de juiste financiële informatie en de raad zal op  14 december 2017 ook over de juiste informatie beschikken om een besluit te kunnen nemen 

 

VI. Het complex wordt mooier gepresenteerd dan de werkelijkheid. 

 

Beantwoording 

Het bestemmingsplan heeft de inspraakprocedure en de wettelijke procedure doorlopen. Waarbij zowel  in  de  inspraakfase  als  tijdens  de  tervisielegging  van  het  ontwerpbestemmingsplan  informatieavonden  hebben  plaatsgevonden.  Niet  wordt  ingezien  waarom  wordt  gesteld  dat  het  complex  mooier  wordt  gepresenteerd dan de werkelijkheid. 

 

VII. De lichtmasten zorgen dat de natuur in het Natura 2000‐gebied verstoord raakt. Dit mag niet  volgens de Natura 2000‐wetgeving. 

 

Beantwoording 

In het planMER en de bijbehorende passende beoordeling zijn de effecten op Natura 2000 onderzocht. 

Mede naar aanleiding van de toetsing door de Commissie voor de m.e.r. zijn nieuwe stikstofdepositiebe‐

rekeningen  uitgevoerd.  De  resultaten  zijn  opgenomen  in  de  aanvulling  op  het  planMER  die  bijlage  4  vormt  bij  deze  Nota  zienswijzen  en  ook  wordt  gevoegd  bij  de  bestemmingsplantoelichting.  Op  basis  hiervan wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van zodanige effecten op Natura 2000 dat de uitvoe‐

ring van het bestemmingsplan in het geding is.  

 

VIII. De lichtmasten zorgen voor lichtvervuiling wat het woongenot van omwonenden zal verminde‐

ren. Uit het lichtonderzoek blijkt: 

a. Dat de beschouwde varianten niet overeenkomen met de mogelijkheden die het be‐

stemmingsplan biedt. 

 

Beantwoording 

De relevante aspecten zijn in het kader van het planMER en de bijbehorende onderzoeken onderzocht. 

Daaruit volgt dat sprake is van een goed woon‐ en leefklimaat. Hoewel de gekozen inrichtingsvariant  (uitwerking van variant 3) in het planMER niet specifiek is onderzocht, is de gekozen inrichtingsvariant,  gelet op de onderzoeksresultaten bij van de 3 varianten en de daarbij gehanteerde worstcase uitgangs‐

punten, inpasbaar binnen de onderzochte mogelijkheden. Voor de volledigheid is de impact van de  voorkeursvariant ten aanzien van het aspect lichthinder alsnog doorgerekend, zie ook bijlage 2 beho‐

rend bij deze Nota zienswijzen. Daaruit volgt dat in dat geval, uitgaande van een worstcasesituatie,  wordt voldaan aan de waarden uit de richtlijn van NSVV. 

 

b. In het onderzoek wordt uitgegaan van twee verlichte velden terwijl het bestemmings‐

plan drie verlichte velden toestaat. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar zienswijze 2 punt VIII. 

 

c. Gesteld wordt dat de lichtwaarde op de woningen als gevolg van de verlichting van de  sportvelden 3,3 lux bedraagt, op de natuur is dit 0,21 lux. Hoe wordt dit verschil ver‐

klaard? 

 

Beantwoording 

Zie beantwoording punt LIII van zienswijze 2.  

   

d. De lichthinder is getoetst op de gevel van de woningen en niet ter plaatse van de tuin,  terwijl uit jurisprudentie blijkt dat deze ook onder de beschouwing van een aanvaard‐

baar woon‐ en leefklimaat vallen. 

 

Beantwoording 

Volgens jurisprudentie is de Richtlijn lichthinder een juist toetsingskader voor de optredende lichthin‐

der. Conform de richtlijn vindt toetsing plaats op de gevel. 

   

IX. Volgens de KNVB zullen veel leden waarschijnlijk hun lidmaatschap opzeggen bij een fusie. Een  fusie op een van de bestaande locaties zal veel minder kosten. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar zienswijze 1 punt I. De gemeenteraad heeft over de inzet van gemeentelijke mid‐

delen reeds een afweging gemaakt. 

 

X. In relatie tot Natura 2000 en natuur valt het volgende op: 

a. In de bestemming 'Sport' is een voorschrift voor de windhaag opgenomen terwijl de  bijbehorende aanduiding binnen de bestemming 'Natuur' valt. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar zienswijze 2 punt II. 

 

b. Het bestemmingsplan staat overal oppervlaktewater toe; vanwege bodemgesteldheid  en de ligging ten opzichte van een natura 2000‐gebied is juist geen nieuw oppervlak‐

tewater toegestaan. Dit is tegenstrijdig. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar zienswijze 2 punt XLVII. 

 

c. Er is geen maximum bebouwingspercentage voor onder andere reclame‐uitingen op‐

genomen. Volgens de regeling mag er oneindig veel oppervlak komen van 2,5 m hoog,  hetgeen in strijd is met de beoogde landschappelijke inpassing.  

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar zienswijze 2 punt III, IV en V. 

 

d. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien  daardoor de cultuurhistorische en natuur‐ en landschapswaarden van de gronden niet  onevenredig  worden  of  kunnen  worden  aangetast,  dan  wel  de  mogelijkheden  voor  herstel  van  die  waarden  niet  onevenredig  worden  of  kunnen  worden  verkleind.  De  omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden wordt in ie‐

der geval niet verleend indien hierdoor significante verstoring optreedt van het leef‐

gebied  van  de  soorten  die  bepalend  zijn  geweest  voor  de  aanwijzing  van  de  Natura  2000‐gebieden in het kader van de Wet natuurbescherming 2017. Bevoegd gezag voor 

naleving van Natura 2000 is de provincie. Met dit artikel gaat het college van burge‐

meester en wethouders op de stoel van provincie zitten, dat kan volgens jurispruden‐

tie niet. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar zienswijze 2 punt XXI. 

 

XI. In het geval van duurzame verstedelijking is regionaal overleg nodig. In dit geval is slechts over‐

leg geweest met de drie voetbalclubs. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar zienswijze 2 punt XXXIII. 

 

XII. De bestemming 'Sport' staat ook andere sporten dan voetbal toe, wat negatieve gevolgen zal  hebben voor de omgeving. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar zienswijze 2 punt I. 

 

XIII. De indiener verwacht dat de woning in waarde zal dalen en overweegt planschade aan te vra‐

gen. 

 

Beantwoording 

Het  staat  indiener  vrij  om  een  verzoek  tot  planschade  in  te  dienen  na  inwerkingtreding  van  het  be‐

stemmingsplan. 

 

Conclusie 

De zienswijze is deels gegrond en leidt tot de volgende aanpassingen: 

 Er is een aanvulling op het MER opgesteld, deze wordt als bijlage aan de toelichting van het be‐

stemmingsplan toegevoegd. 

 In aanvulling op het uitgevoerde lichthinderonderzoek wordt een aanvullende berekening als  bijlage aan de toelichting van het bestemmingsplan toegevoegd. 

 In artikel 1 Begripsbepalingen wordt het begrip reclame‐uiting opgenomen. 

 In  de  planregels  wordt  binnen  de  bestemming  Sport  opgenomen  dat  reclame‐uitingen  niet  zichtbaar mogen zijn vanaf de openbare weg en routes rondom het sportpark. De enige uitzon‐

dering die het bestemmingsplan mogelijk maakt voor reclame is de aanduiding van de voetbal‐

verenigingen zelf. 

 In artikel 8 Verkeer wordt de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen  zijnde en nutsvoorzieningen gemaximeerd. 

 In artikel 6 Sport wordt de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkap‐

pingen zijnde, eveneens gemaximeerd. 

 Het tweede deel van de bepaling van artikel 5.3.3 wordt verwijderd. 

 Binnen artikel 6 Sport wordt uitsluitend een voetbalcomplex mogelijk gemaakt. 

 

27. Zienswijze 192