• No results found

V. Het is ten aanzien van voorschrift 6.4.2 rechtsonzeker dat zonder controle niet is gegarandeerd  dat  wordt  voldaan  aan  de  gestelde  driftreductie  van  75%.  Hieraan  moet  een  controlevoor‐

schrift worden verbonden. 

 

Beantwoording 

De  regel  is  object  begrensd en  te  controleren  en  te  handhaven  door  de  gemeente.  Een  controlevoor‐

schrift is in het bestemmingsplan niet nodig en feitelijk ook zeer ongebruikelijk. 

 

Conclusie 

De zienswijze is deels gegrond en leidt mede tot een aanvulling op het MER. Deze aanvulling wordt als  bijlage aan de toelichting van het bestemmingsplan toegevoegd. Daarnaast is in aanvulling op het ont‐

werpbestemmingsplan  een  onderzoek  uitgevoerd  om  de  effecten  van  de  windhaag  inzichtelijk  te  ma‐

ken. Dit onderzoek (zie bijlage 11 behorend bij deze nota) wordt als bijlage aan de toelichting van het  bestemmingsplan toegevoegd. Daarbij wordt in de planregels aanvullend het volgende opgenomen: 

 In artikel 6.4 wordt voor de grond ter plaatse van de windhaag een gebruiksregel opgeno‐

men ten aanzien van de toegankelijkheid van de gronden. 

 Rondom het terrein van Zeevogels wordt ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch – bol‐

lenconcentratiegebied'  vanwege  de  spuitzones  een  aanduiding  opgenomen  rondom  de  sportbestemming waarmee middels een voorwaardelijke verplichting wordt vereist dat de‐

ze gronden gebruikt mogen worden, zoals bedoeld in artikel 3.1, indien is aangetoond dat  ter plaatse van de naastgelegen sportbestemming geen onevenredige gezondheidseffecten  optreden en eventuele maatregelen zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden. Daar‐

bij is menselijk verblijf niet toegestaan. Enige uitzondering hierop geldt voor onderhoud of  overige  werkzaamheden  binnen  het  gebied,  indien  er  op  die  momenten  binnen  50 m  af‐

stand geen gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast of als personen gebruik maken  van daartoe geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen. 

 

20. Zienswijze 121  Samenvatting 

I. De komst van een sportcomplex verstoort het woon‐ en leefklimaat en het uitzicht en de bele‐

ving van het landelijk gebied verdwijnen door deze ontwikkeling. 

 

Beantwoording 

De relevante aspecten zijn in het kader van het planMER en de bijbehorende onderzoeken onderzocht. 

Daaruit  volgt  dat  sprake  is  van  een  goed  woon‐  en  leefklimaat.  Ten  aanzien  van  de  landschappelijke  inpassing wordt verwezen naar zienswijze 1 punt III. 

 

II. Er is onvoldoende gezocht naar alternatieve locaties. Er zijn locaties die een veel minder nega‐

tief  effect  op  de  natuurgebieden  hebben  en  waarvoor  geen  landbouwgrond  hoeft  te  worden  opgeofferd.  

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar de beantwoording onder zienswijze 1 punt I en zienswijze 2 punt XXXIII en punt  XXXIV. 

 

a. Ten  aanzien  van  de  locatie  aan  de  Weg  naar  de  Bleek  werd  gesteld  dat  deze  locatie  niet in aanmerking komt omdat de toename van verkeer op de smalle wegen onwen‐

selijk is. Smalle wegen zijn echter op te waarderen. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar de beantwoording onder zienswijze 2 punt XLIII. 

 

b. Ten aanzien van de locatie Zeevogels wordt gesteld dat deze niet goed landschappelijk  kan  worden  ingepast.  Het  betreft  echter  een  bestaande  locatie  met  een  voldoende  ruime bestemming Sport. De eis van landschappelijke inpassing wordt dan ook niet ge‐

steld vanuit de provincie, alleen bij een nieuwe locatie. Dit argument is dan ook zinle‐

dig. 

 

Beantwoording 

Alternatieven  (gelijkwaardig)  zijn  niet  beschikbaar,  zie  ook  paragraaf  2.2  van  de  toelichting  van  het  (ontwerp)bestemmingsplan. 

 

c. Waarom gekozen wordt voor een nieuwe locatie ten zuiden van de Heilooër Zeeweg,  is nog steeds onduidelijk. Een van de afwegingen die bij de keuze voor een alternatie‐

ve locatie of een bestaande locatie die had moeten worden meegenomen, is het feit  dat de bollengrond naar verloop van tijd, en dat is 25 jaar, dezelfde kwaliteit zal heb‐

ben als de gronden aan de Egmonderstraatweg. Een onredelijk lange termijn voor de  betreffende ondernemers waarbij dit overigens nog lang niet voor alle locaties geldt. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar de beantwoording onder het vorige punt. Daarbij wordt verwezen naar de beant‐

woording van zienswijze 2 onder punt XXXVIII. 

 

III. Er is niet gekeken naar de mogelijkheid waarbij een vereniging wordt opgeheven. 

 

Beantwoording 

Opheffing van een vereniging ligt niet in de lijn der verwachting. Zie ook beantwoording onder zienswij‐

ze 1 punt I. De mogelijkheid tot opheffing van een vereniging is gezien het voorgaande niet nader on‐

derzocht.  

 

IV. In de bekendmaking is niet vermeld dat ook op de MER kan worden gereageerd. 

 

Beantwoording 

In  de publicatie  in  zowel  de Staatscourant als  op  de gemeentelijke  website  is  aangegeven  dat  het be‐

stemmingsplan  vergezeld  gaat  van  diverse  onderzoeken  en  rapportages,  waaronder  het  planMER,  de  passende beoordeling en diverse milieutechnische onderzoeken. Gedurende de termijn van terinzage‐

legging  kaneen  ieder  naar  aanleiding  van  het  ontwerpbestemmingsplan  schriftelijk  of  mondeling  een  zienswijze  naar  voren  brengen  bij  het  college.  Aangezien  het  planMER  een  bijlage  is  behorend  bij  het  bestemmingsplan is duidelijk dat ook daarop kan worden gereageerd. 

 

V. Er is niet gewaarborgd dat het beeldkwaliteitsplan wordt uitgevoerd. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar zienswijze 2 punt IV. 

 

VI. Aangrenzend ten zuiden van het sportcomplex bevindt zich het bollenteeltgebied. Daar wordt  nog steeds gebruik van gemaakt. Om te voorkomen dat gebruikers van het sportcomplex bloot  worden gesteld aan giftige stoffen, is een windhaag in de planregels opgenomen. Echter dat is  opgenomen in artikel 6.4.2. terwijl de windhaag in de bestemming Natuur is gelegen. Dit artikel  dient derhalve elders te worden opgenomen. 

 

Beantwoording 

Binnen de bestemming Sport is een specifieke gebruikregel opgenomen met de strekking dat de gron‐

den  alleen  als  zodanig  gebruikt  mogen  worden  indien  de  windhaag  wordt  gerealiseerd.  De  voorziene  windhaag is in het ontwerpbestemmingsplan aangeduid binnen de bestemming Natuur. Het gebruik van  de gronden met de bestemming Sport is op deze manier afhankelijk gesteld van de windhaag. Nu het 1  plangebied betreft  en  de  windhaag  bovendien  voor de uitvoerbaarheid  van de bestemming  Sport  van  belang is, wordt niet ingezien welke juridische bezwaren hieraan kleven. 

Overigens  zal – naar  aanleiding  van  zienswijze  nr.  127  (LTO) – de  bestemming  Natuur  op  de  scheiding  met  de  bollengronden  worden  gewijzigd  in  de  bestemming  Sport,  waarbij  op  aangeduide  gronden  de  windhaag dient te worden gerealiseerd. 

 

VII. Daarbij  is  niet  gemotiveerd  waarom  nu  een  dergelijk  hoge  en  dichte  haag  passend  is  in  het  landschap nu juist het landschap open dient te zijn. 

 

Beantwoording 

Feit is dat de openheid verandert door de windhaag. Idealiter is er geen windhaag, maar ook in die situ‐

atie zijn de zichtlijnen niet geheel onbelemmerd door de aanwezigheid van ballenvangers, lage hagen,  hekwerken e.d. Echter deze haag is noodzakelijk i.v.m. de naastgelegen bollenvelden, daarom is het ook  geen optie om deze te verwijderen. De windhaag is zo noordelijk mogelijk geplaatst om het zuidelijke  beeld (oost‐west) te sparen. Dit is ook het meest karakteristieke deel.  

 

VIII. Het rapport met betrekking tot spuitzones geeft behalve de windhaag nog een belangrijke be‐

perking  om  blootstelling  van  gebruikte  spuitmiddelen  bij  bezoekers  en  gebruikers  van  het  sportcomplex te voorkomen. De haag dient niet toegankelijk te zijn. Ten onrechte is in het plan  geen  voorwaarde  verbonden  aan  het  afschermen  van  de  windhaag  bijvoorbeeld  door  middel  van een hekwerk. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar zienswijze 2 punt LXI. 

 

IX. Ten aanzien de locatie V.V. Zeevogels is gesteld dat bestaande tennisbanen zijn omringd door  een haag van 7 m. Deze bestaande haag zou, ondanks de zeer korte afstand van het tennisveld  tot aan het nieuwe bollenteeltgebied, voldoende moeten zijn om een afschermende werking te  hebben tegen de bootstelling aan gewasbestrijdingsmiddelen. Waar de haag uit bestaat en hoe  deze  is  aangeplant,  blijkt  nergens  uit.  Is  de  haag  inderdaad  een  dusdanige  haag  die  afscher‐

mend  werkt?  De  haag  die  bescherming  moet  bieden,  zal  dan  ook  vanwege  juist  een  goede  ruimtelijke ordening, in het bestemmingsplan dienen te worden opgenomen met een instand‐

houdingsverplichting. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar zienswijze 2 punt XXVI. 

 

X. De  bestemming  'Sport'  is  te  ruim  en  staat  hiermee  ook  toe  dat  andere  sporten  dan  voetbal  worden uitgeoefend met andere geluidsniveaus. 

   

Beantwoording 

Verwezen wordt naar zienswijze 2 punt I. 

 

XI. Er is geen maximum bebouwingspercentage voor onder andere reclame‐uitingen opgenomen. 

Volgens de regels kan er oneindig veel oppervlakte komen van 3 m hoog. Dat is in strijd met de  boogde  landschappelijke  inpassing.  Tevens  is  onduidelijk  wat  onder  reclame‐uitingen  wordt  verstaan. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar zienswijze 2 punt III, IV en V. Deze regeling was nog niet opgenomen in het ont‐

werpbestemmingsplan en het plan wordt op dit punt aangepast. 

 

XII. In  artikel  6.2.2  sub  c,  is  bepaald  dat  de  hoogte  van  andere  bouwwerken,  geen  gebouwen  of  overkappingen  zijnde,  maximaal  3 m  mag  zijn.  Binnen  het  gehele  gebied  zijn  daarmee  hoge  bouwwerken toegelaten hetgeen in strijd is met de landschappelijke inpassing en de openheid  die het gebied zou moeten bieden. 

 

Beantwoording  Zie vorige punt. 

 

XIII. Opgemerkt wordt dat in artikel 6.3.1, het afwijken van de bouwregels, afwijken van de hoogte  voor  bouwwerken,  mits  dit  niet  leidt  tot  een  onaanvaardbare  aantasting  van  de  ruimtelijke  kwaliteit, is opgenomen. De ruimtelijke kwaliteit wordt niet beschreven waardoor ruimte voor  discussie zal ontstaan. Om te waarborgen dat er geen onaanvaardbare aantasting van de ruim‐

telijke kwaliteit zal plaatsvinden, dient op voorhand advies te worden ingewonnen bij een daar‐

toe deskundig bureau. Deze voorwaarde dient bij dit artikel te worden opgenomen. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar zienswijze 2 punt IV. 

 

XIV. Het  bouwblok  waarbinnen  gebouwen  en  overkappingen  mogen  worden  gebouwd,  is  30  bij  50 m. In totaal 1.650 m² terwijl een gebouw van 900 m² ruim voldoende is om de nieuwe voet‐

balvereniging te kunnen onderbrengen. Het bouwblok is gelet op de behoefte veel te ruim. Dit  bouwblok kan maximaal worden ingevuld, dat terwijl de noodzaak daartoe niet aanwezig is. Af‐

gestemd  dient  te  worden  op  de  noodzakelijke m²  aan  bebouwing,  een  overschot  van  bijna  700 m²  waarbinnen  gebouwen  en  overkappingen  zijn  toegestaan,  is  in  strijd  met  een  goede  ruimtelijke ordening en de kwaliteit en openheid van het landschap dat zoveel mogelijk moet  worden  gewaarborgd.  Kennelijk  is  niet  alleen  bedoeld  om  hier  een  voetbalcomplex  onder  te  brengen maar ook andere sportaccommodaties.  

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar zienswijze 2 punt IX. 

 

XV. Er  is  niet  gemotiveerd  waarom  het  bouwblok  zo  dicht  bij  de  woningen  aan  de  Van  Olden‐

borghstraat is geplaatst. De kantine zal door de sporters worden gebruikt wat voor geluidsover‐

last zal zorgen.  

 

Beantwoording 

Het bouwblok met de kleedkamers en kantine wordt niet aan de rand maar middenin geplaatst zodat er  zo min mogelijk zicht op is, en in kleur en materiaal zo bescheiden en landelijk mogelijk ontworpen en‐

zovoorts. Dit alles is vastgelegd in het beeldkwaliteitsplan. Het beeldkwaliteitsplan wordt separaat vast‐

gesteld, daarmee wordt het onderdeel van het welstandsbeleid. Verwezen wordt naar de beantwoor‐

ding van zienswijze 2 punt XXV. Bij de akoestisch onderzochte situatie is sprake van een representatieve 

bedrijfsvoering. Nu naast het bestemmingsplan tevens voldaan dient te worden aan het Activiteitenbe‐

sluit  wordt  niet  ingezien  waarom  moet  worden  uitgegaan  van  een  andere,  mogelijk  meer  intensieve  situatie.  

 

XVI. De onderzochte varianten in het lichtonderzoek komen niet overeen met hetgeen het bestem‐

mingsplan  mogelijk  maakt.  Het  onderzoek  gaat  uit  van  twee  verlichte  velden  terwijl  het  be‐

stemmingsplan drie verlichte velden toestaat. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar zienswijze 2 punt VIII. 

 

XVII. In de MER is niet gekeken naar de locatie van de parkeervoorzieningen. Deze zijn niet in het be‐

stemmingsplan aangeduid. 

 

Beantwoording 

De situering van de parkeerplaatsen is inderdaad niet vastgelegd in het bestemmingsplan. Flexibiliteit op  dit punt is echter niet noodzakelijk omdat de hoofdlijnen voor de inrichting van het sportcomplex vast  staan. Om deze reden wordt de locatie van het parkeerterrein alsnog vastgelegd in het bestemmings‐

plan. Deze locatie is in lijn met de uitgangspunten zoals die zijn gehanteerd in het planMER en de onder‐

liggende onderzoeken. 

 

XVIII. Er  is  niet  onderbouwd  dat  de  kans  op  sluipverkeer  via  Weg  naar  de  Bleek  en  de  Van  Olden‐

borghweg minimaal is. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar Zienswijze 2 punt XLIII. 

 

XIX. Het gebruik van de parkeervoorzieningen als transferium is in strijd met de planregels. De par‐

keervoorzieningen zijn uitsluitend bedoeld ten behoeve van de bestemming 'Sport'. Als de par‐

keervoorzieningen  als  transferium  zullen  worden  gebruikt,  dienen  de  (geluids)onderzoeken  daarop te worden aangepast en dient een nieuwe afweging te worden gemaakt.  

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar Zienswijze 2 punt XIII. 

 

XX. Er is sprake van het houden van evenementen op de nieuwe locatie. Als dat de opzet is, zal dit  in het bestemmingsplan moeten worden opgenomen en dienen de effecten daarvan te worden  meegenomen in de onderzoeken. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar Zienswijze 2 punt XLI. 

 

XXI. In de toelichting is opgenomen, en zoals de provincie eerder in de inspraakreactie al heeft op‐

gemerkt, dat niet gebruikte velden worden omgezet naar natuur. De toelichting is naar aanlei‐

ding van de opmerking van de provincie zelfs aangepast. Helaas is in de regels niet de mogelijk‐

heid opgenomen om de sportvelden om te zetten naar natuur. Dat zou wel moeten wil uitvoe‐

ring gegeven kunnen worden aan de mogelijkheid om de niet gebruikte sportvelden te wijzigen  naar natuur. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar Zienswijze 2 punt XII   

XXII. De samengaande verenigingen zouden de behoefte van de nieuwe vereniging hebben onder‐

zocht.  Dat  zou  op  basis  van  de  KNVB‐richtlijnen  zijn.  In  paragraaf  2.4.2  wordt  verwezen  naar  een berekening. Deze ontbreekt. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar Zienswijze 1. 

 

XXIII. De Raad van State heeft op 17 mei 2017 aan het Hof van Justitie, prejudiciële vragen gesteld of  het PAS in overeenstemming is met de Europese Habitatrichtlijn en dus juridisch houdbaar is. 

Het is dus nog niet duidelijk dat het PAS zal blijven bestaan. Het is daarmee op voorhand niet  aannemelijk dat een vergunning kan worden verleend dan wel in stand zal blijven. 

 

Beantwoording 

Dat  de  prejudiciële  vragen  zijn  gesteld,  betekent  niet  dat  besluitvorming  niet  kan  plaatsvinden.  Mede  naar aanleiding van de toetsing door de Commissie voor de m.e.r. zijn nieuwe stikstofdepositiebereke‐

ningen uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in de aanvulling op het planMER die een bijlage vormt  bij de bestemmingsplantoelichting. In deze aanvulling is ook nader ingegaan op de uitvoerbaarheid van  de verschillende plandelen binnen de kaders van de PAS. Voor de compensatiegronden geldt dat in de  provinciale Verordening Natura 2000‐gebieden Noord‐Holland is vastgelegd dat het op of in de bodem  brengen van meststoffen niet vergunningplichtig is. Voor deze activiteiten hoeft geen beroep te worden  gedaan op de stikstofruimte binnen de PAS. Dit betekent dat het bestemmingsplan op dit punt uitvoer‐

baar is. Het sportcomplex is wel vergunningplichtig, maar daarvoor is ruimschoots voldoende depositie‐

ruimte  beschikbaar.  Ook  op  dit  punt  is  sprake  van  een  uitvoerbaar  bestemmingsplan.  Vergunningen  worden op dit moment gewoon verleend.  

 

XXIV. In  de onderzoeken  is  geen  rekening  gehouden  met  het feit  dat het  sportcomplex  niet  (of ge‐

deeltelijk)  gerealiseerd  gaat  worden.  Dan  zijn  wel  met  onderhavig  bestemmingsplan  nieuwe  bollengronden mogelijk gemaakt. Het effect van dit gebruik op de natuurgebieden van deze si‐

tuatie is in de onderzoeken niet meegenomen. Er kan heel goed een te hoge belasting ontstaan  (meer dan 3 mol) zodat het plan niet uitvoerbaar is. 

 

Beantwoording 

Het  bestemmingsplan  gaat  ervan  uit  dat  zowel  het  sportcomplex  als  de  compensatiegronden  gereali‐

seerd worden. Gelet op het hiervoor beschikbare gestelde budget en de voorbereidingen die hiervoor  getroffen worden, is dat ook aannemelijk. Indien het sportcomplex niet gerealiseerd zou worden, wor‐

den  de  compensatiegronden  ook  niet  gerealiseerd.  In  dat  geval  zou  het  bestemmingsplan  gewijzigd  dienen te worden.  

 

XXV. De mogelijkheden en effecten van paardenbakken (agrarische gronden) zijn niet meegenomen  in het onderzoek naar de effecten op Natura 2000. 

 

Beantwoording 

Het gebruik van paardenbakken leidt niet tot relevante emissies en daarmee samenhangende gevolgen  voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000. 

 

XXVI. Met artikelen 5.3.1 en 5.3.3 gaat het college van burgemeester en wethouders op de stoel van  Gedeputeerde Staten zitten. Dat is volgens jurisprudentie niet toegestaan. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar Zienswijze 2 punt XXI. 

 

XXVII. In artikel 5.3.4 wordt verwezen naar artikel 5.3.3 onder a, dat artikel bestaat niet. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar Zienswijze 2 punt XXII   

XXVIII. In paragraaf 1.4 van de toelichting wordt verwezen naar de Natuurbeschermingswet 1998. De‐

ze wet is vervallen. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar Zienswijze 2 punt XXVIII. 

 

XXIX. Het  sportcomplex  wordt  ontsloten  door  een  ontsluitingsweg  voor  gemotoriseerd  verkeer.  Er  heeft geen akoestisch onderzoek plaatsgevonden naar de gevolgen van het geluid van het ge‐

motoriseerde verkeer. Verder zullen ook fietsers en bromfietsers naar het complex komen. Met  bromfietsers is in de onderzoeken geen rekening gehouden, terwijl deze wel voor veel geluids‐

overlast kunnen zorgen. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar Zienswijze 2 punten XX en XXIV.  

 

XXX. In paragraaf 2.4.3 van de toelichting wordt gesproken over een betere doorgang als gevolg van  omzetting  Egmondia  naar  natuur  (NNN).  Waaruit  blijkt  dat  nu  juist  door  klimaatverandering  binnen  het  gebied  de  populaties  zullen  verschuiven?  Wat  is  de  financiële  grondslag  voor  de  ontwikkeling  van  natuur,  is  er  zicht  op  realisatie  van  natuur  binnen  de  planperiode  van  tien  jaar? 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar Zienswijze 2 punt XXXI   

XXXI. De  compensatiegebieden  hebben  de  bestemming  agrarisch  gekregen.  Dat  is  mogelijk  indien  aannemelijk  is  dat  binnen de  planperiode de  bestemming  wordt  verwezenlijkt.  Echter  uit  het  rapport van Stivas blijkt dat het animo voor Sint Adelbert zeer gering is. Hoe is dat te verant‐

woorden  in  relatie  tot  de  uitvoerbaarheid?  Overigens  ontbreekt  in  het  onderzoek  van  Stivas  een  begroting  van  de  kosten  voor  het  geschikt  maken  van  de  gronden  van  Sint  Adelbert  als  agrarisch gebied. Voor een goed oordeel over de economische uitvoerbaarheid dienen alle kos‐

ten inzichtelijk te zijn. 

 

Beantwoording 

In de rapportage van Stivas (definitieve versie d.d. 24 oktober 2016) is wel degelijk een begroting (bijla‐

ge 4) opgenomen om een deel van de locatie Adelbert om te vormen naar geschikte bollengrond. Dit  rapport was nog niet aan het ontwerpbestemmingsplan toegevoegd en zal als bijlage aan het bestem‐

mingsplan worden toegevoegd, zie ook bijlage 6 behorend bij deze Nota zienswijzen. Voor het resteren‐

de deel is geen begroting opgenomen omdat deze gronden niet/nauwelijks geschikt te maken zijn voor  de bloembollenteelt. In de aanvullende rapportage door Stivas 'Kavelruilanalyse Omgeving Egmond' d.d. 

14 oktober 2016 wordt juist aangegeven dat voor de om te zetten bollengrond op de locatie Adelbert  wel interesse bestaat vanuit een nabijgelegen bloembollenbedrijf. 

 

XXXII. In paragraaf 2.5 van de toelichting is een verbeelding weergegeven van de bollengrond. Deze  komt niet overeen met de verbeelding en de regels.  

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar Zienswijze 2 punt XXXI   

XXXIII. Ter compensatie van het bollenteeltgebied, waar nu het nieuwe sportcomplex is voorzien, zijn  alternatieve gronden gezocht ter compensatie. Een gedeelte is gevonden bij St. Adelbert. Deze 

gronden  hebben  de  bestemming  Agrarisch  ‐  Weidegrond  gekregen  en  voldoen  daarmee  niet  aan de eis van artikel 26 b van de Provinciale verordening, Bollenteelt. 

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar Zienswijze 11 onder b punt IV en zienswijze 2 punt XXXVII. 

 

XXXIV. Ten aanzien van flora en fauna wordt gesteld dat veldonderzoek bij Alberta en Zeevogels pas  wordt uitgevoerd als daar daadwerkelijk ingrepen zullen plaatsvinden. Er zou voldoende ruimte  zijn voor vervangende verblijfplaatsen. Niet duidelijk is waar die ruimte dan voorhanden is en  hoe de gemeente dit ziet. Hoe zal worden omgegaan met negatieve effecten op de foerageer‐

routes. Op voorhand dient dit duidelijk te zijn.  

 

Beantwoording 

Verwezen wordt naar Zienswijze 2 punt XLII. 

 

XXXV. Door Blom Ecologie B.V. is onderzocht of er bezwaren zijn ten aanzien van de habitatsoorten en 

XXXV. Door Blom Ecologie B.V. is onderzocht of er bezwaren zijn ten aanzien van de habitatsoorten en