• No results found

zienswijze 10.2 - Kloosterlaantje 1A, Driebergen-Rijsenburg

3. zienswijzen op aanvullende stukken

3.10 zienswijze 10.1. Kloosterlaantje 1A, Driebergen-Rijsenburg

3.10.1 zienswijze 10.2 - Kloosterlaantje 1A, Driebergen-Rijsenburg

Namens … wonende Kloosterlaantje 1-A te Driebergen-Rijsenburgvraag ik uw aandacht voor het volgende.

Op 23 mei 2018 heb ik zienswijzen aan u toegezonden betreffende het ontwerp-bestemmingsplan 'Driebergen buitengebied' (hierna; bestemmingsplan). Identificatienummer

ontwerpbestemmingsplan is NLIMR0.1581.DBGbuitengebied-ON01.

Conclusie

Wij delen de zienswijze deels. Het leidt echter niet tot aanpassing van het bestemmingsplan

191 Inmiddels heeft het college van B&W aan u bericht dat er een afzonderlijk bestemmingsplan komt voor Broekbergen. Tot op heden is er geen (ontwerp)bestemmingsplan Broekbergen openbaar gemaakt. Hierdoor ontbreekt mij kennis over de inhoud van dit bestemmingsplan.

Desondanks ontvangt u namens … een aanvulling op zijn zienswijzen op het

ontwerpbestemmingsplan `Driebergen buitengebied' en, quod non, het bestemmingsplan Broekbergen. Deze aanvulling heeft betrekking op:

bouwrechten in het nieuwe bestemmingsplan welke zouden voortvloeien uit het huidige bestemmingsplan en

noodzaak nieuwbouw (koetshuis, bouwhuis en oranjerie) welke noodzakelijk zouden zijn als economische drager voor de kosten van restauratie en onderhoud.

Bouwrechten in het nieuwe bestemmingsplan welke zouden voortvloeien uit het huidige bestemmingsplan

Op 21 december 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de zaak 201808466/2/R1, ECLI:NL:RVS:2018:4226, uitspraak gedaan over de rechtszekerheid van bestaande bouwrechten in een nieuw bestemmingsplan.

Onder punt 8.1 van deze uitspraak is het volgende opgenomen:

Aan een voorheen geldend bestemmingsplan kunnen in het algemeen geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Een bestemmingsplan mag worden aangewend om een nieuwe ontwikkeling planologisch mogelijk te maken, maar niet zonder daarbij de ruimtelijke gevolgen te onderzoeken en een belangenafweging te maken, hetgeen de raad wel heeft gedaan. Het rechtszekerheidsbeginsel, voor zover [verzoeker] en anderen daar een beroep op doen, verzet zich er aldus niet tegen dat de raad voor bepaalde gronden een nieuwe bestemmingsregeling vaststelt. De voorzieningenrechter ziet in het betoog van [verzoeker] en anderen voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het bestemmingsplan niet had mogen vaststellen ten behoeve van de voorziene woning.

Onder verwijzing naar deze uitspraak is de gemeenteraad dus niet gebonden aan rechten in een huidig bestemmingsplan bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan. Nu het voornemen is om de bestemming van kloostercomplex Broekbergen te wijzigen van

"Maatschappelijke voorzieningen" naar "Wonen" en "Kantoor zal de gemeenteraad, na onderzoek van de ruimtelijke gevolgen en belangenafweging, nieuwe/andere regels voor de gronden vaststellen. De gemeenteraad is hierbij niet gebonden aan rechten in het huidige bestemmingsplan.

Ik verzoek u bovenstaande onderdeel te laten zijn van het onderzoek naar de ruimtelijke gevolgen en belangenafweging voor het (ontwerp)bestemmingsplan Broekbergen.

Noodzaak nieuwbouw (koetshuis, bouwhuis en oranjerie) welke noodzakelijk zouden zijn als economische drager voor de kosten van restauratie en onderhoud.

Tot op heden is door het college van B&W geen enkel inzicht gegeven in de kosten van restauratie en onderhoud van het complex Broekbergen.

1

2

192 Primair moet gesteld worden dat de exploitatie van het complex een zaak is van de eigenaar. Een eventueel negatief resultaat van de exploitatie (meer kosten dan opbrengsten) van het complex kan en mag niet leiden tot de noodzaak voor de nieuwbouw (koetshuis, bouwhuis en oranjerie). Dit is voor rekening en risico van de eigenaar.

De kosten voor het herstel van het forse achterstallig onderhoud en restauraties zijn gecompenseerd door de lagere marktprijs en aankoopprijs door de eigenaar in 2007/2008.

Verder zijn voor de restauraties door zowel de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed als de Provincie Utrecht forse subsidies verleend. Daarnaast heeft de eigenaar fiscale voordelen genoten nu er sprake is van een rijksmonument.

Door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed zijn de instandhoudingskosten voor de jaren 2017 tot en met 2022 vastgesteld. Samengevat zijn dit de volgende kosten (afgerond in €).

2017 2018 2019 2020 2021 2022 TOTAAL

Hoofdhuis 4.299,74 80.025,32 1.637,46 1.141,83 1.737,18 24.636,31 113.477,84 Toren 567,09 1.027,77 242,00 - 9.195,12 242,00 11.273,98

Tuinmuur 29.101,53 - 484,00 - 2.124,32 - 31.709,85

TOTAAL 33.968,36 81.053,09 2.363,46 1.141,83 13.056,62 24.878,31 156.461,67 Voor een nadere specificatie van deze vastgestelde instandhoudingskosten verwijs ik naar

bijlage 1 (bijlage 6, red.)

Voor bovengenoemde instandhoudingskosten is door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed een subsidie verstrekt van € 78.231,00. Zie bijlage 2 (bijlage 7, red.)

Uit bovenstaande gegevens komt naar voren dat de kosten voor de instandhouding van het rijksmonument voor de eigenaar in de jaren 2017 tot en met 2022 gemiddeld € 13.038,-- per jaar zijn.

Ik heb overigens begrepen dat met ingang van 2019 de subsidie voor de instandhoudingskosten wordt verhoogd van 50% naar 60%.

Tot op heden is op geen enkele wijze onderbouwd dat de nieuwbouw van het koetshuis, het bouwhuis en de oranjerie noodzakelijk is voor de restauratie en onderhoud van de rijksmonumentale delen van het complex Broekbergen. Ook de ruimtelijke onderbouwing van het plan geeft hier geen inzicht in.

Het hiervoor opgenomen overzicht van de instandhoudingskosten maakt duidelijk dat de noodzaak voor de nieuwbouw, in de vorm van koetshuis, bouwhuis en oranjerie, ontbreekt om de dienen als economische drager voor de instandhouding van Broekbergen.

Verder geven inkomsten uit andere bronnen (aankoopvoordeel, subsidies, fiscale voordelen enz.) voldoende financieringsmogelijkheden om de extra kosten van restauratie en onderhoud te dragen.

3

4

193 Zoals eerder gesteld in mijn zienswijze van 23 mei 2018 zijn de ter inzage gelegde stukken onvoldoende om tot een integrale beoordeling te komen. Hierdoor heb ik in de zienswijze van 23 mei 2018 en in deze aanvullende zienswijze niet alle aspecten kunnen betrekken.

Veel is onduidelijk en verder ontbreken de afwegingen en motiveringen voor de (her)bestemming. Hierom behoud ik mij het recht voor om op een later tijdstip deze aanvullende zienswijze nader aan te vullen.

Ik ben uiteraard altijd bereid om deze aanvullende zienswijze toe te lichten en ben beschikbaar voor nader overleg.

Ik verzoek u mij op de hoogte te houden van het verdere vervolg van de voorbereiding van de plannen en de uiteindelijk plannen.

Bijlage 6 - Instandhoudingskosten

Bijlage 7 - Subsidie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed

Gemeentelijke reactie

1. Wij zien geen reden om opnieuw een ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen. Er heeft namelijk al een ontwerpbestemmingsplan met daarin de ontwikkelingen op het landgoed, namelijk het ontwerpbestemmingsplan Driebergen Buitengebied, ter inzage gelegen en eenieder heeft zijn kans gehad om een zienswijzen in te dienen. Daarbij is in de publicatie van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan Driebergen Buitengebied opgenomen dat dit bestemmingsplan ook de ontwikkelingen op landgoed Broekbergen zijn vervat. Eenieder kon dus hiervan op de hoogte zijn.

2. De wijze van bestemmen die voor het landgoed voorstaan, voldoet aan de uitspraak van de afdeling die u aanhaalt. Wij merken daarbij op dat we de brede maatschappelijke bestemming die op het landgoed ligt hier niet meer op zijn plaats. Invulling van die maatschappelijke bestemming en het gebruik maken van de bouwrechten die nog onbenut zijn zou kunnen resluteren in aanzienlijke aantasting van de natuurwaarden en cultuurhistorische waarden van het landgoed. Dat wensen wij te voorkomen en wensen daarom ook mee te werken met het plan van de landgoedeigenaar dat voorziet in een aanzienlijke beperking in gebruik- en bouwrechten en grote delen van het landgoed de bestemming ‘Natuur’ geeft, waarmee de natuurwaarden die het landgoed rijk is worden beschermd.

3. De landgoedeigenaar ontvangt subsidie voor reguliere onderhoudskosten, de

zogenaamde SIM (Subsidieregeling Instandhouding Monumenten). Deze subsidie is gekoppeld aan de herbouwwaarde van een monument. Hierbij zijn de maximale subsidiabele kosten over de gehele periode van 6 jaar maximaal 3% van de

herbouwwaarde. In uw berekening miskent u dat deze subsidie slechts een beperkte bijdrage in de onderhoudskosten geeft en op geen enkele wijze een volledige dekking van de totale onderhoudskosten inhoudt. Bij deze subisidie gaat het trouwens ook alleen om de kosten voor de instandhouding van die onderdelen van een monument die

cultuurhistorische waarde hebben. Daarbij moet u denken aan het schilderen van vensters, het vervangen van kapotte dakpannen, het stoppen van goten e.d. Grote herstelkosten komen niet in aanmerking voor deze subsidie. De susbidie wordt ook niet

194 verstrekt voor het onderhoud en het herstel van niet-monumentale maar

cultuurhistorische waardevolle elementen op het landgoed, zoals een historische tuin of een kapelzaal.

4. Er is door een externe deskundige beoordeeld of de nieuwe economische dragers noodzakelijk zijn voor de duurzame instandhouding van het landgoed. Uit het advies van deze deskundige blijkt dat na realisatie van de plannen de inkomsten en uitgaven van het landgoed in balans komen. Minder economische dragers betekenen dus dat instandhouding van het landgoed voor de toekomst niet meer is verzekerd. Enkel de subsidies en andere fiscale voordelen zijn hiermee dus niet voldoende om het landgoed in stand te houden.

3.10.2 zienswijze 10.3 Kloosterlaantje 1a