• No results found

Woorden en pseudowoorden met het voorvoegsel be en achtervoegsel –lijk (en herhaling van woorden en pseudowoorden met de voorvoegsels ver en ge en

Protocol lettergreeptraining kinderen groep 5 en

Training 4 Woorden en pseudowoorden met het voorvoegsel be en achtervoegsel –lijk (en herhaling van woorden en pseudowoorden met de voorvoegsels ver en ge en

achtervoegsels –je en -tig)

Benodigdheden

- Pen, scoreformulier, stopwatch - Formulier Opdeeltaak training 4

- Computer met Leesversneller en bestanden: 1) woordleestaak training 4

2) leestekst training 4 Een tent in de wei

1. Inleiding training 4

Het kind vertellen dat er wordt doorgegaan met een nieuwe categorie woorden.

De vorige keer hebben we de woorden en onzinwoorden die begonnen met ver- of ge- en eindigden met –je of –tig herhaald. Vandaag gaan we weer een nieuw voorvoegsel en achtervoegsel oefenen en gaan we herhalen. Vooraan gaan we oefenen met woorden en onzinwoorden met be-, (spreek uit als bu) bijvoorbeeld behang of het onzinwoord begeeg. En het achtervoegsel –lijk. Er staat lijk, maar je weet misschien al dat je dat eigenlijk uitspreekt als –luk. Bijvoorbeeld moeilijk, of het onzinwoord beglijk.

2. Oefenen met het opdelen van woorden in woordstukjes

Je gaat nu zelf een aantal woorden en onzinwoorden in stukjes opdelen. De woorden uit deze oefening lijken op die van het voorbeeld. Deze oefening hebben we de eerste en tweede keer ook gedaan, zullen we samen weer even kijken hoe dat ook al weer ging? Leg het formulier Opdeeltaak training 4 klaar en leg aan de hand van de vier voorbeelden uit dat het streepje verticaal met pen na het gekozen stukje gezet moet worden. Oefen de vier voorbeelden. Laat het kind beginnen.

Wil jij deze woorden nu zelf gaan opdelen in stukjes? Zet een streepje midden in het woord, voor de plaats waar jij denkt dat het volgende woordstukje begint. Begin maar. Als de taak is afgerond, loop je samen met het kind de woorden na. Laat het kind de woorden hardop lezen en verbeter als het fout wordt gelezen, of als er een streep fout is gezet. Geef positieve feedback.

3. Computer woordleestaak

Kind een lijst woorden laten lezen met behulp van de computer.

Nu gaan we verder met woorden lezen, alleen dan weer op de computer. Goed, de woorden die straks in beeld verschijnen hebben we net al geoefend in de vorige taakjes en sommige ook al de vorige keren. Dus misschien herken je ze al. Maar nu gaan we ze lezen op de computer. Start het programma Leesversneller op. Selecteer de woordleestaak van training 4.

De woorden die zo op het scherm komen hebben we per woordstukje roodgemaakt. Tijdens het lezen is het de bedoeling dat jij steeds het woord hardop leest, maar je moet met het woordstukje dat rood is gemaakt meelezen. We gaan het eerst samen proberen, oké? Laat het programma beginnen en lees het eerste woord per rood woordstukje hardop voor en leg uit wat je doet. Laat het tweede en derde woord door het kind produceren, zet de oefening stop en vraag of het begrepen is.

Ben je klaar om dit nu zelf te doen? Start het programma weer. Begin maar. Tussendoor uitleg geven als het niet begrepen is.

Volg onderstaande procedure om de snelheid tussentijds aan te passen. Kijk op het scoreformulier van het kind en stel de lettergreepsnelheid in op de snelheid van de laatst gelezen 12 woorden in training 3. Begin met het eerste scherm; na een tweede keer vastlopen of na een tweede fout wordt de snelheid met eenmaal 2 lettergr/min omlaag gebracht. Als er één of geen fouten worden gemaakt laat je de snelheid met 2 lettergr/min oplopen voor het volgende scherm. Deze procedure herhaalt zich na ieder gelezen scherm. Let op! Het aantal lettergrepen per minuut van het laatste scherm dient genoteerd te worden op het scoreformulier. Dit is de beginstand voor de volgende woordleestaak.

4. Computer tekstleestaak

Korte kennismaking met de markering van de lettergrepen in het computerprogramma.

Straks ga je weer een verhaaltje lezen op de computer. Net als bij de vorige oefening worden de woordstukjes rood gemaakt. Nu gaan we weer proberen wat sneller te lezen. Start het programma leesversneller op en selecteer de tekst ‘Een tent in een wei’. De beginsnelheid van de markering is eindsnelheid van training 3 minus (-) 5 lettergr/min, en dus per kind verschillend.

Probeer mee te lezen met het rode stukje, maar ga niet zo snel dat je fouten maakt. Ok, nu gaat het echt beginnen, zet ‘m op! Laat het kind hardop het eerste scherm (circa 100 woorden) lezen. Volg onderstaande procedure om de snelheid tussentijds aan te passen.

Begin met het eerste scherm (ongeveer de eerste 100 woorden), na een tweede keer vastlopen wordt de snelheid omlaag gebracht naar met 5 lettergr/min. Bij elke volgende fout wordt de snelheid met eenmaal 5 lettergr/min omlaag worden gebracht. Totdat het kind geen fouten meer maakt. Dit ‘bereikte’ niveau is de startsnelheid voor het volgende scherm. Als er het volgende scherm vloeiend gelezen wordt, laat je de snelheid met eenmaal 5 lettergr/min oplopen voor het volgende scherm tot het kind weer vastloopt en je de snelheid met eenmaal 5 lettergr/min omlaag brengt. Let op! Noteer van de laatste honderd woorden (het laatste scherm) het aantal fout gelezen woorden en het aantal lettergrepen per minuut op het scoreformulier.

Laat het kind de tekst aflezen en geef positieve feedback. Neem afscheid van het kind, zeg dat hij goed gewerkt heeft en vertel wanneer jullie weer verder gaan.