• No results found

woningaanbod en op de verdelingsmechanismen op de woningmarkt. Het is sturing ten

woningaanbod en op de verdelingsmechanismen op de woningmarkt. Het is sturing ten

behoeve van meer keuzevrijheid.

De woningvoorraad in oude en vroeg naoorlogse woonwijken biedt te weinig keuzemogelijkheden voor huishoudens met een wat hoger inkomen. Deze moeten ver-ruimd worden door middel van kwaliteitsverbeteringen. Door sloop/nieuwbouw, door verkoop, samenvoegingen, woningverbetering kan het woningaanbod in deze wijken beter en meer passend gemaakt worden voor hun woningvraag. Ook in de regelgeving zijn er mogelijkheden: de stringente toets in de woonruimteverdeling tussen huur en inkomen zou in heel wat wijken losgelaten kunnen worden. Waarom zou - bij een meer ontspannen woningmarkt - het voor huishoudens met een modaal inkomen verboden zijn een huurwoning van ƒ 600 te betrekken in deze wijken?

In de recenter gebouwde wijken en in de VINEX-nieuwbouwwijken moet in deze opvatting juist de openstelling voor huishoudens met een laag inkomen versterkt wor-den, in stad en regio. Dit kan door huurbeleid (zorgen dat de huurwoningen binnen het bereik van de huursubsidie blijven), door specifieke eisen bij de woonruimteverdeling, door in de nieuwbouwproductie een substantieel aantal sociale huurwoningen te bou-wen en door af te zien van het maximaliseren van de marktpotentie van de specifieke locatie.

Door dit beleid worden openingen geboden voor groepen van allerlei pluimage om hun weg op de stedelijke en regionale woningmarkt te vinden. De sturing ten behoeve van meer keuzevrijheid is dus niet sturen op uitkomsten, maar sturen op moge-lijkheden. Waar, hoe en met wie mensen uiteindelijk komen te wonen en met wie ze ver-kiezen om te gaan, is geen primaire verantwoordelijkheid van de overheid.

Drang naar het gemiddelde?

In het concept van de ‘ongedeelde stad’ is vaak ook een drang naar ‘het gemid-delde’ aanwezig. Als het streven neerkomt op een grotere menging van inkomensklassen binnen een buurt, zal het gemiddeld inkomen van deze buurt inderdaad gaan tenderen naar het stedelijk gemiddelde en zal het verschillen tussen de buurten verkleinen. De inkomenssegregatie is dan op dit niveau afgenomen. De Raad meent dat het tegengaan van extreme verschillen tussen buurten binnen een stad inderdaad een sociale opgave van het beleid is. Dit impliceert echter nog geen streven naar een identieke mix van inko-mensgroepen in alle wijken en buurten. Zoals eerder gesteld, komt niet elk verschil bin-nen de stad en tussen steden neer op deling en uitsluiting. Omgaan met verschil zonder uitsluiting is de beleidsopgave.

Stad en wijk: verschillen maken kwaliteit





Stad en wijk: verschillen maken kwaliteit



Stijgen en dalen?

De Raad neemt afstand van regelmatig voorkomende presentaties waarin een hoog of stijgend aandeel van lage inkomensgroepen in een buurt zonder meer wordt geëtiketteerd als ‘probleem’ en ‘daling’ en een dalend aandeel lage inkomensgroepen per buurt als ‘stijging’. Het gemiddelde inkomen van een buurt is geen voorspellende indica-tor van leefbaarheid99. Natuurlijk kan er een samenhang tussen de aanwezigheid van leefbaarheidsproblemen in wijken en een hoog aantal bewoners met lage inkomens bestaan. Maar dit wil niet zeggen dat de stelling ‘waar lage inkomensgroepen bijeen wonen, zijn problemen’ opgaat. Als een buurt veel lage inkomens huisvest, houdt dit niet in dat die buurt als vanzelf een probleem heeft. Men kan zeggen dat die buurt kennelijk een woonmilieu heeft (woningvoorraad, voorzieningen) die het voor lage inkomensgroe-pen mogelijk en misschien wel aantrekkelijk maakt om daar te wonen. Als er juist in deze buurt leefbaarheidsproblematiek bestaat, dan moet geanalyseerd worden waar deze op berust: op bestaansonzekerheid, drugsoverlast, niet-passende woonruimte etcetera. Er zullen altijd buurten zijn die een specifieke betekenis hebben voor het huisvesten van lage inkomensgroepen. Deze buurten hoeven geen probleembuurten te zijn. De opgave is om na te gaan welke buurten over de beste kwaliteiten en mogelijkheden (gaan) beschikken om deze functie te vervullen.

Social engineering?

Een verwant punt is de vraag of, en zo ja in hoeverre, met fysiek ingrijpen doelen van de ongedeelde stad bereikt kunnen worden. Wat zijn de (on)mogelijkheden van social engineering, van het nastreven van sociale doelen met fysiek beleid? Fysieke ingre-pen in de gebouwde omgeving mogen zeker ook een sociale doelstelling hebben, sterker nog: die moeten ze hebben. Het tot stand brengen van een kwalitatief hoogwaardig en concurrerend woningaanbod in de steden is voor de toekomstige positie van stedelijke wijken en buurten op de regionale woningmarkt ook uiterst belangrijk. Het wordt echter een andere zaak als sociale doelen vooral met behulp van fysieke ingrepen worden nage-streefd. Bijvoorbeeld: als het probleem van een zwak functionerende samenlevingsop-bouw wordt ‘opgelost’ door woningen te slopen en te verkopen, zonder dat het probleem van de samenlevingsopbouw zelf op de agenda wordt gezet. Het ‘oplossen’ van beheers-problemen door in te zetten op een verandering in de prijsklasse van de woningen, lijkt niet de geëigende weg. Hoe vanzelfsprekend het ook is om met fysiek beleid tevens

99 Vergelijk de studie van het Sociaal en Cultureel Planbureau ‘Van hoog naar laag; van laag naar hoog’

(1998) waarin wijken met veel huishoudens met een laag inkomen, lage opleiding en hoge werkloosheid aangeduid worden als wijken met een lage status. Dan volgt klassering van wijken van hoge naar lage status in de peiljaren 1971 en 1995 en kan er dus een rubricering gemaakt worden van stijgen op de lad-der, stabiel blijven en dalen. Dat vroeg-naoorlogse woonwijken zijn ‘gedaald’ in deze rubricering kan echter ook gezien worden als het succes van veel inspanningen om deze wijken open te stellen voor huis-houdens met een laag inkomen, iets wat in de jaren zeventig en tachtig een voornaam agendapunt was in de discussie over segregatie. In de logica van deze rubricering is het openstellen van de suburbs en de VINEX voor de vraag van lage inkomensgroepen een beleid van georganiseerde statusdaling.

