• No results found

Naarmate er echter in de herstructureringsaanpak meer mogelijkheden zijn om

Naarmate er echter in de herstructureringsaanpak meer mogelijkheden zijn om

aan te sluiten op de wensen van de bevolking, kan de spanning ter plaatse - in de wijk zelf - worden opgelost. In de bovenstaande paragraaf is aangegeven dat dit laatste ook afhangt van de manier van kijken naar de wijken en van de invulling die aan het concept ‘ongedeelde stad’ wordt gegeven.

3 . 5 R u i m t e l i j k - e c o n o m i s c h e s t r u c t u u r v e r s t e r k i n g

Beleid dat ten doel heeft de concurrentiepositie en het vestigingsklimaat van de Nederlandse steden te versterken, zal uit een mix van maatregelen moeten bestaan. Deze mix zal financiële fiscale en ruimtelijk-economische maatregelen moeten bevatten die op hun beurt weer in samenhang met maatregelen op het gebied van onderwijs, volkshuis-vesting en veiligheid hun beslag krijgen. Vanuit de economische invalshoek moet aller-eerst de samenhang tussen woning- en arbeidsmarkt worden benadrukt. Tegelijkertijd biedt de stad kansen bij het creëren van werkgelegenheid. De verdienstelijking van de economie speelt zich voor een belangrijk deel in en aan de randen van de stad af, waarbij stadsbestuurders zich wel moeten realiseren dat ‘hun stad’ niet alleen onderdeel van een stedelijke regio is, maar deze regio ook weer onderdeel is van de grote stedelijke netwer-ken in Noordwest-Europa.

Economische structuurversterking van de stad begint met een inzet op de stu-wende kracht van de stedelijke diensteneconomie. Onderzoek wijst uit101dat vestiging van kantoren in de stad ondersteunende werkgelegenheid met zich mee brengt, waarbij drie kantoorbanen één afgeleide arbeidsplaats opleveren die prima aansluit bij het arbeidsaanbod in de steden. Nieuwe bedrijvigheid moet worden geaccommodeerd in de stad, aan de randen van de stad en langs uitvalswegen zo dicht mogelijk bij de stad. Alleen dan kan de relatie met de stedelijke arbeidsmarkt gelegd worden. Hiervoor is een investeringsstrategie noodzakelijk die moet passen in een regionale inkadering van het aanbod van kantoorlocaties, bedrijventerreinen en detailhandelsstructuur. Ruimte daar-voor kan worden gevonden door herontwikkeling van verouderde bedrijventerreinen, de bouw van combinatiegebouwen voor bedrijven, gebouwen waarin combinaties van wonen en werken kunnen plaatsvinden en door intensiever ruimtegebruik (sleutelpro-jecten).

De Raad pleit ook voor het benutten van de mogelijkheden die zich bij een (gedeeltelijke) transformatie van de informele economie kunnen voordoen. Deze trans-formatie kan nooit volledig zijn, omdat de informele economie een deel van zijn vitaliteit juist ontleent aan het informele karakter. Niet alle regels worden gerespecteerd.

Stad en wijk: verschillen maken kwaliteit



Niettemin zijn er zeker twee wegen denkbaar.

Via loonkostenmaatregelen en regulering kan een deel van de informele econo-mie overgaan naar de formele econoecono-mie (‘witten’ van bepaalde in de steden kansrijke informele activiteiten)102. Voorbeeld is de schoonmaakbranche waar dat op dit moment al gebeurt. Toegespitst op de gebieden van het Grote Stedenbeleid kan het uitgebreid worden tot andere branches: persoonlijke verzorging en de horeca. Ook zou op eenzelfde wijze een verbinding gelegd kunnen worden met verbetering van collectief vervoer (taxi, buxi). Zo’n ondersteuning biedt meer perspectief voor de stedelijke economie dan de kansenzones. Deze zijn gedoemd een marginaal bestaan te leiden103. Een dergelijk beleid mag niet leiden tot verzwaring van de overlast in de wijken.

Naast arbeidskostenmaatregelen moet er ook in de sfeer van het aanbod van goedkope bedrijfsruimte het nodige gebeuren. Bij de aanpak van naoorlogse stadswijken moet zorgvuldig worden omgegaan met het gegeven dat zich op specifieke plaatsen goede ruimtelijke omstandigheden voordoen voor vestiging van informele economische activiteiten104. Ook liggen er mogelijkheden bij de herontwikkeling van oude bedrijfster-reinen en de bouw van combinatiegebouwen, waarbij ook de bouw van woningen boven bedrijfsruimten een mogelijkheid is. Milieutechnische maatregelen kunnen daarbij een behoorlijk verreikende functiemenging mogelijk maken. Dat kost echter geld en leidt tot hogere objectsubsidies. Daarnaast zal een versnelling van het project Stad&Milieu nodig zijn.

De programmatische verscheidenheid in de stad (onderwijs, zorginstanties, voet-balstadions, rechtbanken) draagt sterk bij aan vitaliteit en identiteit van de stad. Dergelijke voorzieningen moeten niet te gemakkelijk (kunnen) uitwijken naar locaties buiten de stad. Overheidsbreed investeringsbeleid kan er aan bijdragen dat deze voorzie-ningen voor de steden behouden blijven.

3 . 6 S t u r i n g e n h e t I n v e s t e r i n g s b u d g e t S t e d e l i j k e Ve r n i e u w i n g

De rijksoverheid heeft met de nota Stedelijke Vernieuwing en de latere beleids-brief Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (november 1997)105beleid uitgezet. Recent heeft het kabinet de Tweede Kamer nader over de uitwerking geïnformeerd106. Diverse geldstromen worden gebundeld, er vindt een voorlopige toedeling van middelen naar gemeenten plaats, de gemeenten stellen een ontwikkelingsprogramma op en op

102 In het SER-advies 98-01 ‘Samen voor de stad’ p. 22 maakt de SER de opmerking dat het vanuit het

beleid van belang is na te gaan hoe de verborgen werkgelegenheid die in de informele sector ligt beslo-ten, zich kan ontwikkelen tot formeel betaalde arbeid.

103 De Raad ondersteunt hierin de SER die met de kansenzones korte metten maakt: economische

allo-catieverstoringen, normvervaging in gebieden waar normhandhaving toch al problematisch is, hoge beleidskosten en een onaanvaardbaar onderscheid tussen individuele ondernemers. De oude wijken en de centra van de grote steden vormen op zichzelf al de kansenzones bij uitstek.

104 Burgers e.a., p. 39, 1996.

105 Brief staatssecretaris Tommel over Stedelijke Vernieuwing. Den Haag, november 1997.



Stad en wijk: verschillen maken kwaliteit



