• No results found

Woensdag, 4 Augustus 1943

In document Het Achterhuis (pagina 104-107)

Lieve Kitty,

Je weet nu, nadat we ruim een jaar Achterhuizers zijn, wel wat van ons leven af, maar volledig kan ik je toch niet inlichten. Het is alles zo uitgebreid, anders dan in gewone tijden en bij gewone mensen. Om je toch een beetje een nadere blik in ons leven te gunnen zal ik in het vervolg af en toe een stuk van een gewone dag

beschrijven. Vandaag begin ik met de avond en de nacht:

's Avonds negen uur begint in het Achterhuis de drukte van het naar bed gaan en

dat is werkelijk altijd een hele drukte.

Stoelen worden verschoven, bedden omvergehaald, dekens opgevouwen; niets blijft waar het overdag wezen moet. Ik slaap op de kleine divan, die nog geen 1.50 m lang is. Hier moeten dus stoelen als verlengstuk dienen. Een plumeau, lakens, kussens, dekens, alles wordt uit Dussels bed gehaald, waar het overdag verblijf houdt.

Binnen hoort men een vreselijk gekraak; het bed à la harmonica van Margot. Weer divandekens en kussens, alles om de houten latjes een beetje comfortabeler te maken. Boven lijkt het of het onweert, het is alleen maar het bed van mevrouw. Dit wordt namelijk bij het raam geschoven om hare Hoogheid, met het rose bedjasje, iets prikkelends in de kleine neusgaatjes te geven.

Negen uur: Na Peter treed ik de waskamer binnen, waar dan een grondige

wasbehandeling volgt, en het gebeurt

soms (alleen in de hete maanden of weken), dat er een kleine vlo mee in het waswater drijft. Dan tanden poetsen, haren krullen, nagels behandelen, waterstofwatjes hanteren (dient om zwarte snorharen te bleken) en dit alles in een klein half uur.

Half tien. Gauw badjas aan, zeep in de ene, po, haarspelden, broek, kruipennen

en watten in de andere hand snel ik de badkamer uit, meestal nog eens teruggeroepen voor de verschillende haren, die in sierlijke, maar voor de volgende wasser niet al te aangename bogen de wastafel ontsieren.

Tien uur: Verduistering voor, goede nacht. In huis wel een kwartier lang een

gekraak van bedden en een zuchten van kapotte veren, dan is alles stil, als tenminste de bovenburen geen bedruzie hebben.

Half twaalf: De badkamerdeur kraakt. Een dunne streep licht valt in de kamer.

Gekraak van schoenen, een grote jas, nog groter dan de man er onder ... Dussel komt van zijn nachtwerk in het kantoor van Kraler terug. Tien minuten lang schuifelen over de grond, ritselen van papier (dat zijn de op te bergen etenswaren) en een bed wordt opgemaakt. Dan verdwijnt de gestalte weer en men hoort alleen van tijd tot tijd van de W.C. een verdacht geluid komen.

Drie uur: Ik moet opstaan voor een kleine boodschap in het metalen blikje onder

mijn bed, waar voorzichtigheidshalve een gummi-matje onder gelegd is, voor het eventuele lekken. Als dit moet geschieden, houd ik altijd mijn adem in, want het klatert in het busje als een beekje van een berg. Dan gaat het blikje weer op zijn plaats en een gestalte in een witte nachtjapon, die iedere avond weer aan Margot de uitroep ontlokt: ‘O, die onzedelijke nachtjapon!’ stapt in bed.

Een klein kwartiertje ligt dan een zeker iemand te luisteren naar de nachtelijke geluiden. Allereerst of er misschien een dief beneden zou kunnen zijn, dan naar de diverse bedden, boven naast en in de kamer, waaruit men meestal kan opmaken hoe de verschillende huisgenoten slapen of half-wakker de nacht doorbrengen.

Dit laatste is zeker niet prettig, vooral als het een lid van de familie met name Dussel betreft. Eerst hoor ik een geluidje alsof een vis naar lucht hapt, dit herhaalt zich een stuk of tien keer, dan worden met veel omhaal de lippen bevochtigd, afgewisseld door kleine smakgeluidjes, gevolgd door een langdurig heen en weer draaien in bed en verschikken van kussens. Vijf minuten volkomen rust en dan herhaalt zich deze afwikkeling van gebeurtenissen nog wel drie keer, waarna de dr zich zeker weer voor een poosje in slaap gesust heeft.

Het kan ook gebeuren, dat er 's nachts variërend tussen een en vier uur geschoten wordt. Dit besef ik nooit helemaal vóór ik uit gewoonte naast mijn bed sta. Soms ben ik ook zo aan het dromen, dat ik denk aan Franse onregelmatige werkwoorden of een bovenruzietje. Als dit dan afgelopen is, merk ik pas dat er geschoten is en ik stil in de kamer gebleven ben. Maar meestal gebeurt, zoals boven gezegd. Vlug wordt een kussen plus zakdoek in de hand gestopt, badjas aan, pantoffels en dan op een holletje naar vader, net zoals Margot in een verjaardagsgedicht schreef:

‘'s Nachts bij het allereerst geschiet, Daar kraakt een deur en ziet ...

Een zakdoek, een kussen en een kleine meid ...’

Eenmaal bij het grote bed aangeland, is de ergste schrik al heen, behalve als het schieten erg hard mocht zijn.

Kwart voor zeven: Trrrr ... het wekkertje, dat op elk uur van de dag (als men er

naar vraagt of soms ook zonder dat) zijn stemmetje kan verheffen. Knak ... pang ... Mevrouw heeft het afgezet. Kraak ... mijnheer is opgestaan. Water opzetten en dan fluks naar de badkamer.

Kwart over zeven: De deur kraakt weer. Dussel kan naar de badkamer gaan.

Eenmaal alleen wordt ontduisterd ... en de nieuwe dag in het Achterhuis is begonnen. Je Anne.

In document Het Achterhuis (pagina 104-107)