• No results found

pryor van windesem c) ten diepenveen gecomen was + om suster kathrinen hoer nichte toe professiënd)Soe genck ‖ dit kint van henevliet al heymelike mytter hulpe

73a

Mer dat kint en wolde daer niet blijven sonder sijn moder.

+

Ende sie meenden

heymelike des margens van daer te varen, ‖ doe dat kint noch sliep, als sie

meenden· Mer dat vernam dat kint· ende en liet niet of van onrusticheit

2)

, hent

siet mede nemen. Doe waert sie weder onderweghen ter

3)

doet toe sieck, soe dat

siet doe geerne toe amesvoert

4)

gelaten hadden, mer sie en wisten daer niemant,

den siet toe betrouwen dorsten. Du toegen sie voert myt groter pijnlicheit ende

quemen ten diepenveen op sante Augustijnus

5)

octave

b)

. Dese sieckte was hoer ene

grote oersaeke onsen lieven heren te dienen. Ende als sie ten diepenveen was,

soe waerdet beter myt hoer, mer sie vensede hoer seer weekelic te wesen, om dat

sie sij niet myt

6)

hem weder omme en solden nemen. Ende doe sie vernam dat die

+

73b

pryor van windesem

c)

ten diepenveen gecomen was

+

om suster kathrinen hoer nichte

toe professiën

d)

Soe genck ‖ dit kint van henevliet al heymelike mytter hulpe

godes ende eenre suster, die hoer daertoe halp dat sie hem allene kreech, ende

bat hem om ene stede ten diepenveen. Ende die eerweerdige vader antwoerde

hoer ende segede· ‘dat en is u niet toe weygeren, u olders hebben ons soe voel

geweest.’

7)

Hoer olders weren godfruchtige

8)

lude ende hadden alle guede lude lief,

sonderlinge die reguleers

9)

Ende hoer older vader

10)

here hughe van henevliet was

fondiere des reguliers cloester toe ruggen in den briel

e)

- Ende daer licht hij begraven

voer dat hoeghe altaer - Ende hoer vader ende

1) geestelike vrouwe,geestelijk levende, dus vrome, devote vrouw.

a) Zie over Agatha Ernesti, behalve in ons hs. 158b-159a: BUSCH,Chron. Wind., p. 196 (ed. Grube, p. 363).

2) onrusticheit,onrustigheid, onrust, gemis van kalmte en gemoedsvrede. 3) Lees: totter? - Zie de vorige kolom.

4) amesvoert (achter ‘ames’ - einde reg. - staat een afbrekingsteeken),Amersfoort. 5) Met rooden inkt onderstreept.

b) 4 September; 52c heeft echter: voer die octave ... sante Augustinus. 6) In margine.

c) Johan Vos van Heusden.

d) Deze professie heeft plaats gehad in 1413, toen Elis. van Heenvliet 12 jaar oud was (52b, 53a); volgens 73c was zij bij die gelegenheid ‘in hoer xjte yaer’.

7) MATTHAEUS,Vita, 234: u olders hebben ons so voel gudertíeren geweest. - Het woord ‘gudertieren’ staat evenwel niet in den tekst.

8) ‘godfruchtich’ (= godevruchtich),godvruchtig, godvreezend. KIL.: g o d v o r c h t i g h , g o d v r u c h t i g h , religiosus, pius,ϑεόϕοβος, timens Deum.

9) reguleers (= reguliers),reguliere kanunniken. 10) older vader (= oudervader, oudevader),grootvader.

e) Zie over het mannenklooster Rugge bij Brielle, in 1404 gesticht en in 1406 in het Kapittel van Windesheim opgenomen, alsmede over wat het aan Heer Hugo van Heenvliet en zijne kinderen heeft te danken gehad, ACQUOY,Kl. te Wind., dl. III, blz. 40-42. Verg. RÖMER,Kloosters en abdijen van Holland en Zeeland, afd. I, blz. 342-346.

+

73c

moder weren seer gunstich onser oerden

1)

. Ende om deser doecht ende

+

ander

waldaden deser gueder luyde soe gaf hij hoer toe willich- ‖ liker die stede· al was

sie noch ionck, als in hoer xjte yaer

a)

, ende te male cleyn ende weekelick. Hoer

was seer lieve dat sie die stede vercregen hadde. Ende als hoer nichte professie

gedaen hadde ende sie weder te huys solden reysen, soe vensede sie hoer seer

weekelick te wesen. Doe dat

2)

hoer vrou moder van henevliet ende hoer moy van

naeldewick dit segen, soe en dorsten sie geensyns bestaen te reysen mytten kinde

Om dattet hem soe was gegaen, doe sie wt reyseden· ende hem dochte beter wesen

dat sie dat kint ten diepenveen lieten blijven By ionfer griete van naeldewick sijn

+

73d

nichte ende by ionfer armgert van lissen, die doch daer

+

solden blijven, hent dattet

beter worde mytten kinde. Ende ‖ sie toegen weder te huys myt horen gesynde.

Ende als die vrouwe van henevliet weder quam sonder dat kint, waert die vader

seer bestoeten ende viel hem seer swaerlick op sijn herte Ende verdroech seer

swaerlike dat ofwesen sijnre dochter. Ende hij sende tot elcker maent enen baden

ten diepenveen om te besien, hoet myt sijn dochter weer Om dat hij sie gerne te

huys hadde gehad. Mer dat kint vensede hem al sieck te wesen, ende in alsulker

maeten

3)

lieten siet hijr blijven. Die vrou van henevliet hoer moder die hadde hoer

wal gegont dat sie onsen lieven heren had gedient, doe siet selven aldus vercoes·

- want sie was selven ene goddienstige vrouwe - Mer hoer here riet hoer soe bange

4)

,

+

74a

dat sie dicke daer omme

+

in groten lijden was. Ende als ‖ dan dit kint een wijltijdes

ten diepenveen geweest hadde mytten susteren daer buten

5)

· soe haddet gerne

sijn haer of gehad Mer onse weerdige vader here iohan brinckerinck en woldes niet

1) onser oerden, d.i.aan de orde van St. Augustinus, waartoe de Windesh. congregatie behoorde a) Constitutiones, pars III, cap. 1 (Arch. v. Ned. kerkgesch., dl. V, blz. 284; verg. blz. 386): Puellas

intra clausuram donec annum duodecimum compleverint, et ad habitum religionis donec annum quartumdecimum attingerint recipere non presumant. - Men heeft dus voor Elis. van Heenvliet eene uitzondering gemaakt; òf men moet met 52b en 53a aannemen, dat zij bij hare komst te Diepenveen werkelijk was ‘van xij iaren’. In ieder geval is zij ingekleed ‘in hoer xiiij yaer’, 78a.

2) ‘dat’ moet behouden blijven; nog tegenwoordig wordttoen dat dikwijls gebruikt. Het is het middel om van het bijwoord ‘doe’ een voegewoord te maken (bij het voegw. ‘doe’ wordt eig. ‘dat’ weggelaten). ZieMnl. Wdb. op ‘doe, 1ste art.’, en op ‘dat, 2de art., no. 3,c’ (Bijwoorden of bijwoordelijke uitdr. worden, met d a t verbonden, tot voegwoorden).

3) in alsulker maeten,in zoodanigen toestand, onder zulke omstandigheden; eig. op die manier. 4) MATTHAEUS,Vita, 235: lange. Zie de aant. bij ‘banghe riet’, 2d.

5) ‘die susteren daer buten’,de zusters, tot wier opneming in het klooster (die ontfanginge; Lat. receptio)nog niet was besloten. Verg. blz. 101, aant. 1.

lijden

1)

omme hoer olders willen. Doe sette sie hoer een tijt lanck te vreden· mer cort

daer na was sie mytten susteren in die kercke. Doe hadde sie soe groten strijt dat

haer of te snijden Dat sie een mes nam ende sneet hoer vlechten of onder hoer

hoyke

2)

als sie best conde, dat daer niemant van en wiste. Mer des avends soe

twijvelde eenre suster daer an ende te hant tastede sie daer na ende ondervandet

3)

+

74b

dattet also was. Doe vernemen dat te hant hoer olders ende worden seer trubeert

4)+

ende bedrucket Ende en wisten niet, hoe siet an setten

5)

‖ solden om hoer kint

weder te crijgen. Die vrouwe van henevliet quam haestelike ten diepen veen ende

haepte hoer dochter te besmeyken

6)

in dusdaniger manier Als dat sie myt hoer te

huys solde trecken, op dat hoer here vader hoer noch eens mochte sien ende toe

spreken· die so seer om hoer bedrucket weer. Ende sie lavede hoer dat sie sij dan

ten diepen veen weder brengen wolde. Ende die vrouwe was lange tijt allene by

hore dochter int slot· ende genck hore dochter seer neernstelike an

7)

, nu myt

smeyken· nu myt dreygen Mer dat kint bleef starck ende onverwandelick in sinen

guede

8)

opset Ende en wolde omme leven noch om sterven weder totten vader

+

74c

trecken, den sie nochtans sunderlinge lief hadde. ‖

+

Ende als die vrouwe sach dattet

ommeniet

9)

was dat sie arbeyde, so scheyde sie van hoer mit groten rouwen.

Mer

10)

hoer druck en was niet so seer om den gueden willen den sie in den kinde

sach - Want sie was ene godvruchtige vrouwe ende solde sie geerne onser god

gegunt hebben - Hadde hoer gedaen den groten onverdrachliken rouwen den si

sach an horen heren· Dat ock geen wonder en was, want het was ummers sijn

enyge dochter. Ende dese guede vrouwe beval hoer dochter enen eerliken

1) en woldes niet lijden,wilde - des niet, eig. niets daarvan, d.i. het in het geheel niet, het volstrekt niet - toelaten, dulden.

2) hoyke,kleedingstuk dat tot op de voeten reikte en van voren over het hoofd heen in een langen hoorn uitliep, dus kapmantel. KIL: h u y c k e , toga, pallium; LÜBBENe. WALTHER,Mnd. Handwörterb.: h o i k e (h e i k e , h u k e , h o k e ), Mantel (des Mannes wie der Frau, vom einfachsten Schäfermantel bis zum kostbarsten Frauenmantel).

3) ‘ondervinden’,bevinden. 4) trubeert: 76a; verg. 152c.

5) ‘a(e)nsetten’,aanpakken, aanleggen.

6) ‘enen besmeyken’ (= besmeken),iemand met zachte woorden, vleiend toespreken; hem trachten over te halen.

7) ‘a(e)ngaen’ (met den 3den naamv. van den persoon),iemand aanspreken, maar met het doel om iets te verkrijgen. Verg. blz. 89, aant. 6.

8) Lees: gueden? Doch verg. b.v. 44a: Een luttel daer na sprack si den hillige cruce toe, en STOETT,Bekn. Middeln. Spraakk., Etymologie, § 123.

9) ommeniet,te vergeefs.

10) Deze zin loopt niet af; ook MATTHAEUS,Vita, 236, heeft dit gevoeld en de apodosis aldus weêrgegeven: haddet hoer niet gedaen, enz.