• No results found

Wilde planten in de omgeving van Muiden

In document uiden Sr v (pagina 82-85)

W.K. Kraak

Er zijn in ons land, in verstedelijkt gebied, bijna geen terreinen meer te vinden, waar de vegetatie iets van het ongerepte van vroeger bewaart. Ze worden te druk bezocht door mens en huisdier, het plantenkleed verarmt. In dat vervuilde milieu vestigen zich de triviale soorten, die daar goed gedijen. Ze gaan overheersen ten koste van de oorspron­ kelijke vegetatie, die rijker en gevarieerder -maar kieskeuriger- was en die gedoemd is te verdwijnen.

Toch zijn er verrassingen mogelijk zelfs dicht bij woonkernen. Dat is gebleken uit een onderzoek dat in het jaar 1973 uitgevoerd werd in de omgeving van Muiden: een planteninventarisatie van een gebiedje dat in de vorige eeuw al door Jac. P. Thijsse ontdekt was.

Het stadje Muiden met zijn nauwe straten en grote drukte in het toeristenseizoen te land en te water bewaart in de onmiddellijke omgeving nog landelijkheid en rust. De grote toevloed van mensen richt zich op twee centra: de jachthaven en het Muiderslot. De parkeerplaatsen raken vol en men wandelt niet verder dan in het stadje zelf.

Zijn het alleen de inwoners van Muiden die de hoge oude zeedijk beklimmen, die aan de linkeroever van de Vecht bij de haven begint en verder westwaarts afbuigt? Ja, men laat er de hond uit, maar wie anders wandelt daar? Toch is het de moeite waard: eenmaal op de kruin van de dijk aangekomen ziet men het slot ten voeten uit, hoog torenend aan de overzijde van de Vecht. In de eerste knik van de dijk ligt nog een attractie: een oud fort met kanonnen op het plateau. Het ligt strategisch goed verscholen, maar de vuurmonden konden het water van de Zuiderzee bestrijken. Hoe ver was de draagwijdte van zo’n oud kanon en hoe groot de precisie van een schot?

Weet iemand van de vreemdelingen waar bij

Watergentiaan in bloei, tekening van de auteur.

y r

-- T /

m<

mm

Muiden de zogeheten ‘Schapenkade’ te vinden is? Thijsse is daar geweest en heeft er genoten. Hij ontdekte daar (in het weiland ten oosten van de Vecht, voorbij het Muiderslot) een stille plas, een moerasje, een interessante sloot langs de voet van de dijk en een weelderige plantengroei op de helling, een echt oud-hollands landschap met op de achtergrond het Hoge Huis van Muiden, het Muiderslot.

Het landschap is daar nu nog steeds zoals het was in de vorige eeuw in Thijsse’s jonge jaren. Er komt daar bijna niemand! Wie dit gebiedje wil opzoeken om er de flora te bestuderen kan goed beginnen in Muider-berg en daar de smalle weg onder langs de dijk van het IJmeer volgen. Het massief silhouet van het slot ligt dan nog op grote afstand. Kort na het Dijkhuis (of Dijkmaga-zijn) verlaat de weg de dijkvoet, afbuigend naar het zuidwesten landinwaarts. Thijsse liep hier juist rechtdoor, de dijk volgend. De eerstgenoemde weg komt uit op een kade langs een vaart, die hier Naarder trekvaart

heet. In Naarden spreekt men uiteraard van Muider trekvaart.

Daarmee zijn we al in vroeger eeuwen, een vaart met jaagpad erlangs als verbinding tussen twee steden.

Aan de overkant van de trekvaart ligt de verharde weg waar vroeger de stoomtram langs reed. Dat was in het begin van onze eeuw ook de straatweg voor het autoverkeer van Amsterdam via Muiden naar het Gooi; de weg met de beruchte tol. Nu is het er weer stiller, want de Al op enige afstand bui­ tenom trekt al het doorgaande verkeer aan. Het bovengenoemde jaagpad - nu een smalle verharde weg - bereikt met een paar scherpe bochten (voor en na de brug over de oude stadsgracht) de stad Muiden. Juist voor die brug buigt de ‘Schapenkade’ af naar het noorden het water volgend.

Botanische inventarisatie ‘Schapenkade’

In het voorjaar en in de zomer van 1973 heeft een drietal plantkundigen hier een plante-ninventarisatie uitgevoerd in de grote driehoek tussen IJsselmeerdijk, Schapen­ kade en de al eerder genoemde smalle verharde weg uit het zuidwesten naar het noordoosten tot de voet van de dijk, een weg die dan de dijk volgt tot Muiderberg. Men heeft niet het gehele terrein even grondig kunnen onderzoeken. Daartoe ontbrak de tijd. De aandacht richtte zich voornamelijk op de noordzijde van de plas en op de IJsselmeerdijk.

De inventarisatielijstl) vermeldt 155 soorten planten; hiervan werden 147 aangetroffen tijdens de twee inventarisatiedagen (30 april en 5 augustus 1973) en 8 soorten konden nog worden toegevoegd na afsluiting van het verslag als extra oogst van een onderzoek op

18 augustus 1973.

Het getal van 155 soorten moet men zien als een hoog aantal in vergelijking met andere terreinen in de omgeving van Muiden en Muiderberg. De opsteller van het verslag, A.S. Troelstra, noemt het een verrassende uitkomst, die hij overigens maar ten dele verklaarbaar acht uit de variatie in klein bestek van de componenten van het biotoop:

een sloot, een dijkberm, de oevervegetatie

van een plas, een verlaten akker, een stukje buitendijks land.

Een droge opsomming van gevonden planten is hier niet op zijn plaats. Wie geen planten kent zal hoogstens literair genoegen smaken in een volgende reeks: ganzevoet in vier soorten, zegge (vijf soorten), helaas maar twee soorten melde. Menmoetwel van jongs af opgevoed zijn in het herkennen van bloemen en planten om een lijst te kunnen hanteren en er een voorstelling van uiterlijk en milieu bij te krijgen. Toch waag ik me even aan het volgende proza - of heeft het de muziek van poëzie?

Pinksterbloem, harig wilgeroosje, fluite-kruid, kleine watereppe, engelwortel, bereklauw, kromhals, smeerwortel, honds­ draf, wolfspoot, leverkruid, kale jonker. Tot slot enige opmerkingen naar aanleiding van nog andere planten op de lijst:

Zannichellia (Zannichellia palustris). De aanwezigheid van deze waterplant wijst op een nog enigszins brak milieu in 1973. Hoe is de toestand nu?

Grote Ereprijs (Veronica persico), een eenjarige plant. Wie de vorm en de kleur van ereprijsbloemen kent weet al enigszins de weg. De kleur van de bloemen is helder blauw, naar het midden toe donkerder; de onderste slip van de bloemkroon is gewoon­ lijk bleker. Ieder die wel eens een bloeiend takje ereprijs heeft geplukt weet uit ervaring hoe gemakkelijk de bloemkroon afvalt. Knikkend Tandzaad (Bidens cernuus), ook eenjarig, is een composiet die gewoonlijk geen straalbloemen heeft. Zoiets alsof van een chrysant alle straalbloemen zijn afge­ knipt. Men ziet dus alleen de vuilgele bloemhoofdjes: hoofden zonder krans, maar ingebed in slordige, groene buitenste omwindselbladen. Mocht men ooit wel straalbloemen aantreffen: deze zijn breed en fors, indrukwekkend goudgeel van kleur. Wanneer Tandzaad gaat overheersen duidt de aanwezigheid op vervuiling van het milieu, op overbemesting.

Het Moeras-vergeet-mij-nietje staat niet op de lijst. Het is een overblijvende plant die pas verschijnt aan waterkanten en op moerassige plekken wanneer het water volkomen zoet is.

Muurleeuwbek.

■Sfi

Wel waren aanwezig het Zomp-vergeet-mij-nietje (Myosotis caespitosa) en het Middelst Vergeet-mij-nietje (Myosotis arvensis). Beide twee- of eenjarige planten. De hemelsblauwe bloemkleur spreekt de mensen zo aan dat iedereen, die oog heeft voor de natuur, de vergeet-mij-nietjes wel herkent al kost het meer moeite ze goed op soortnaam te brengen.

Van de overblijvende planten noem ik nog Waterscheerling, Watergentiaan en Groot Hoefblad.

Waterscheerling (Cicuta virosa) is een indrukwekkende soort schermbloem, dus uit de familie der Umbelliferae. De bladen verkleuren tot prachtig herfstrood. Wie vroeger de boekjes van Heimans en Thijsse verslond en de vele illustraties voor altijd in zijn geheugen heeft opgeslagen zal zich de tekening van de wortelstok herinneren en het spannend verhaal over de giftigheid graag herlezen (in het boekje ‘Door het rietland’). De plant is zwaar giftig. Wie dan ten onrechte ook nog aan de dood van Socrates denkt in dit verband moge weten, dat het dodelijk gif in het oude Griekenland niet gewonnen werd uit de daar nauwelijks voorkomende Waterscheerling -mijn moderne Griekse flora noemt alleen het voorkomen in moerassen van Epirus- maar uit de Gevlekte Scheerling (Conium

maculatum). Van deze schermbloem zegt

dezelfde flora: op onvruchtbare plekken en

aan de wegbermen in heel Griekenland.

De plas in het onderzochte gebied verschilt sterk van de wateren in Loosdrecht, Korten-hoef of Ankeveen. Dit blijkt onder andere

ook duidelijk uit de afwezigheid van Witte Waterlelie en Gele Plomp.

Het is hier als in de wielen in de Eempolder: de kleine ronde bladen drijvend op de waterspiegel, een dicht bladerdek vormend, zijn van de Watergentiaan (Nymphaea

peltata). De plant heeft een voorkeur voor

rustig water boven een kleiige bodem. Van juli tot september komt de goudgele bloemenpracht even boven water uitsteken. Wie dit eens gezien heeft wil elke zomer de kennismaking hernieuwen.

Groot Hoefblad (Petasites hybridus) groeit hier evenals op enkele plekken van de wallen van Naarden. Elk voorjaar weer is het een lust om de dikke, teer-rose gekleurde bloeikaarsen uit de grond omhoog te zien steken nog voordat het blad zich ontwikkelt. Tegen de tijd dat de kaarsen uitgebloeid raken komen de bladen als bolle kabouter-vuistjes boven de grond. Daarna ontwikke­ len ze zich in langzaam tempo tot reuzenbla­ den. Het blad kan wel een breedte van 60 cm bereiken.

Zeldzame planten zijn bij het inventariseren niet gevonden. Dat is van weinig belang voor het beoordelen van de waarde van het onderzochte terrein.

De opsteller van het verslag maakt enkele slotopmerkingen die ik hier graag overneem:

een dergelijk terrein is, zeker in de omgeving van Muiden, vrijwel enig in zijn soort en aantasting door het uitvoeren van werken van enige omvang is onherstelbaar.

Het terrein leent zich uitstekend voor rustige wandelrecreatie; het openstellen van de ‘schapenkade’ zou de inwoners van Muiden een zeer aantrekkelijke wandelroute verschaf­ fen. Wellicht zou zelfs een deel van het terrein

als ‘natuurwandeling’ ingericht kunnen worden.

Wat betreft het esthetisch aspect: men make begin mei een wandeling van een paar honderd meter langs het pad onderlangs de IJsselmeerdijk, te beginnen aan de oostzijde van het terrein. De rijkdom aan bloemen spreekt dan voor zichzelf.

NOTEN

1) Verslag botanische inventarisatie ‘Schapenkade’, A.S. Troelstra getypt.

Muiderberger onzichtbare historie

In document uiden Sr v (pagina 82-85)