• No results found

Muiden en de zeilvaart omstreeks anderhalve eeuw geleden

In document uiden Sr v (pagina 74-77)

A. Doedens

Voor de liefhebber van de geschiedenis van de (zee)zeilvaart is Muiden een merkwaar­ dige plaats, zeker in de negentiende eeuw. De vroegere zeestad was honderdvijftig jaar geleden een landstad geworden. Eerder een stad van boeren en winkeliers dan van schippers en zeelui: een stad zonder eigen scheepvaart of visserij van belang. Het was echter tevens een stad waar zeilen en masten van niet uit Muiden afkomstige schepen de horizon bepaalden. Men zag vooral binnen­ vaartschepen. In 1846 heette het:

Alle schepen, die, door Utrecht, den Rijn bevaren, en te groot zijn, om aan de Nieuwer-sluis tusschen Loenen en Breukelen, o f door Weesp te schutten, moeten de vaart door de Muiderzeesluis kiezen. Onder hen zijn de Keulsche en Wezelsche samereuzen en rijnaken.

Daarnaast zag men aan de Muider waterkant vooral smakken, kagen en tjalken. Dit waren alle platboomde vaartuigen: de door vissers gebruikte smak en de binnenvaart­ schepen kaag en tjalk. Voor grotere soorten met meer diepgang was de ondiepe Vecht onbevaarbaar. Dat realiseerde ook burge­ meester Saportas zich in 1828 toen hij schreef dat de rivier slechts geschikt was voor de binnenvaart. Er was slechts vaarge-legenheid voor kagen en tjalken niet dieper

gaande dan een el en vijf palen tot een el en twee palen. Ook aan de zeezijde maakte

ondiepte het de scheepvaart moeilijk. De haven was (en bleef) in slechte staat, terwijl het Muiderzand de stad voor grotere zeeschepen ontoegankelijk maakte, in 1812 kwamen de nieuwe Muider zeesluizen gereed. Daarmee werd Muiden vanuit zee nog niet toegankelijker. Een aantal plannen tot havenverbetering en uitdieping van de vaargeul kwam op tafel. Bekend zijn de ontwerpen van 1814/1815, 1817 en 1830. Ze werden niet uitgevoerd. In januari 1829

Smak, tegeltableau in blauw, 18e eeuw.

ƒ .> /

• \ \ \

verzuchtte het gemeentebestuur tevergeefs: (Mocht het gouvernement besluiten) de

mond der haven te Muiden te doen uitdiepen, zoo dat de zeeschepen, gelijk ook menige grote Kof en Smakschepen daar in en uit konden varen, hetwelk voor de aanzienlijke vaart op de Vecht, voor de Fabrieken, daarlangs gevestigd ... van het hoogste aanbelang is.

Een echte zeestad zou Muiden nooit meer worden. De opheffing van het kantoor voor de Convooijen en Licenten in 1816 was veelbetekenend: de opbrengst van de in Muiden betaalde in- en uitvoerrechten waren te gering geworden. In 1817 kwam nog een menigte (zee)schepen de haven binnen, terwijl in de winter van 1826/1827

Kaagschip, tweede van rechts, monochrome aquarel, O.B. Vriesendorp, 1854.

nog 20 tot 30 koffen aan de Muider duc-dalven lagen; ook in 1846 liepen nog dertig zeeschepen de haven uit. naarde Zuiderzee. Veelzeggend genoeg waren dit echter schepen met weinig diepgang en van een relatief gering tonnage. Kofschepen bijvoor­ beeld waren doorgaans tweemasters die ‘rond en vol’ waren, met een vlakke bodem. Mocht het al druk geweest zijn in de Muider haven, dat kwam zeker niet door Muider schepen. Van de dertig zeeschepen van 1846 waren er slechts drie uit Muiden zelf. Als de haven vol lag met de smakken en botters van vissers, dan kwamen die uit Huizen, niet uit Muiden. Bij gebrek aan een eigen haven brachten de Huizers hun vangst in Muiden aan de wal. Zij waren de voornaamste leveranciers voor de in 1839 opnieuw opgerichte haringafslag. De Huizer vloot was in 1844 eene der grootste op de Zuiderzee. Als hij in de Muider haven lag, moet het een drukte van belang zijn geweest. In deze drukte viel de enkele Muider visser niet eens op.

Het waren niet alleen koffen, smakken, botters, tjalken en kagen die het waterfront van Muiden zijn gezicht gaven. De Muider scheepsbouw en het transito-verkeer in mensen en goederen zorgde voor diversiteit. Vanaf 1818 vertrok een grote stroom van vele honderden Duitssprekende landver­ huizers via Muiden naar Amerika. Zij vertrokken op Amerikaanse driemasters als de Roll:a en de Gulnare. Deze moeten, vanwege hun diepgang, in 1830 ver uit de kust gelegen hebben toen zij op de Muider rede door middel van kleinere schepen hun menselijke lading inkregen. Naast botters en kofschepen bouwde men op een werf van de familie Pouw in de vroege negentiende eeuw barken en brikken. De tweemaster-brikken behoorden tot een wat kleinere categorie, van de driemaster-barken kon dat zeker niet gezegd worden. Hoe men ze van de werf af, de haven uit gekregen heeft, is niet duidelijk. De belangrijkste bijdrage van Muiden aan de zeezeilvaart in deze periode komt op rekening van de Muider werven. Het waren in Muiden belangrijke werkgevers. In 1843

werkte meer dan een kwart van de Muider beroepsbevolking op de vier werven, bij de drie zeilenmakerijen, de taanderij en de mast-, blok- en pompenmakerij. Ook hier ging het niet echt goed met Muiden. In 1817 werkte nog het dubbele getal mensen in de Muider scheepsbouw. Toch werden er nog redelijke orders uitgevoerd door de werven van Paddenburg, Pauw en Schouten. Zo plaatste de Amsterdamse reder Boissevain in 1842 twee orders voor zeezeilschepen van respectievelijk 132 en 160 ton, de Jonge

Walrave ende Jonge Daniël. In 1840 en 1844

lag er voor respectievelijk 471 en 246 ton op stapel. Het ging hier vooral om kofschepen. Amsterdamse kooplui, die vaak lading van de Nederlandsche Handel Maatschappij voor en van Indië innamen, bestelden onder meer in Muiden nieuwe schepen. Dat had alles te maken met de lage loonkosten. Deze

bestellingen benadrukken nog eens, dat ook de landstad Muiden anderhalve eeuw geleden een groot belang had bij de zeezeil-vaart.

Naschrift

De gegevens voor het bovenstaande korte artikel werden geput uit: ‘Muden sal nooit

becliven. Geschiedenis van Muiden. De Periode 1815-1850’. In: dr A. Doedens.

prof.dr R.T. Griffiths en F. Grijzenhout red.

Zuiderzeesteden. Enkhuizen, Hoorn, Muiden en Harderwijk in de eerste helft van de negentiende eeuw. (Amsterdam, 1985)

pp. 85-129. Studenten van de Hogeschool Holland te Diemen (vroeger: Vrije Leer-gangen/VU) hielpen mee in het Muider gemeente-archief het materiaal voor dit artikel te verzamelen.

%

U

In document uiden Sr v (pagina 74-77)