• No results found

Wijkbudget in Regentesse Valkenboskwartier Zuid

In document De burger als klankbord (pagina 46-54)

1. Inleiding

4.3. Wijkbudget in Regentesse Valkenboskwartier Zuid

4.3.1. Beschrijving respondenten

Respondent 4 is een ambtenaar van de gemeente Den Haag die als projectleider verantwoordelijk is geweest voor de wijkbudgetten binnen twee wijken in stadsdeel Segbroek, waaronder het Regentesse- en Valkenboskwartier. Vanuit zijn functie houdt hij zich bezig met het ondersteunen van bewonersini- tiatieven.

Respondent 5 is een burger, woonachtig binnen het Regentesse- en Valkenboskwartier. De respondent heeft destijds een idee ingediend om de leefbaarheid binnen de wijk te verbeteren en heeft uiteindelijk het budget gewonnen, waardoor het idee tot uitvoering gebracht mocht worden.

4.3.2. Beleids- en participatietraject

De gemeente Den Haag heeft zich de ambitie heeft gesteld om de invloed, zeggenschap en eigenaarschap van bewoners over de sociale en fysieke leefbaarheid in hun eigen buurt en wijk te vergroten (zie bijlage C1). Het college van B&W en de gemeenteraad heeft eind 2016 het Actieplan Burgerparticipatie 2016- 2020 aangenomen om een impuls te geven aan participatie. Eén van de acties hierin is een proef met een wijkbudget binnen 13 Haagse wijken, waarbij een succesvol experiment ruimte biedt voor meer proe- ven. De doelstelling van de proef met het wijkbudget is om de betrokkenheid en de invloed van bewoners op de sociale en fysieke leefbaarheid in de wijk te vergroten. De gemeente hoopt daarnaast dat het eigenaarschap bij bewoners kan creëren over het wijkbudget en de uitvoering van de initiatieven (zie bijlage C1). De gemeente bevestigt dat het creëren van eigenaarschap en betrokkenheid bij de wijk de belangrijkste doelen zijn van de proef met het wijkbudget.

“We willen dat mensen zich verantwoordelijk voelen voor hun leefomgeving. Dat vinden wij belangrijk omdat wij de overtuiging hebben dat daardoor de leefbaarheid verbetert in wijken en buurten. Als ge- meente kunnen we wel iets vinden maar uiteindelijk moet de buurt erachter staan en zij wonen in de wijken en buurten en weten wat er nodig is.” (Respondent 4)

Uit de analyse van het projectplan ‘Wijkbudget van start’ blijkt dat de gemeente onder een wijkbudget een gemeentelijk budget van 50.000 euro verstaat dat bewoners vrij kunnen besteden aan initiatieven die bijdragen aan de sociale en/of fysieke leefbaarheid van de wijk, waarbij bewoners beslissen waar het budget aan wordt uitgegeven en wie zorg draagt voor de uitvoering van het initiatief.

De proef is volgens de gemeente geslaagd wanneer (zie bijlage C1):

1. Als bewoners daadwerkelijk besloten hebben over de besteding van het Wijkbudget.

2. Als de zeggenschap van bewoners over het budget een prikkel is geweest in het versterken van bewonersparticipatie bij nemen van initiatief of meedenken met beleidsplannen.

3. Als werkwijze van aanpak Wijkbudget transparant is, zodat de aanpak in andere stadsdelen her- haalbaar is.

4. Als er geoefend is met een vernieuwend element om representatieve bewonersgroep (met be- slisrol) te creëren (hieronder vallen nog eens vier subdoelstellingen).

5. Als het budget in 2018 wordt besteed en ook daadwerkelijk gerealiseerd is.

Met name het vergroten van zeggenschap bij bewoners (zie punt 5) ten aanzien van het besteden van het wijkbudget is een belangrijk element om de leefbaarheid in de wijk te vergroten, zo stelt de gemeente. “Juist omdat wij er als gemeente en als stadsdeel erin geloven dat je samen het verschil kan maken. Je kunt als stadsdeel heel veel, en daar hebben we ook wel middelen voor. Maar het echte verschil maak je pas als je daarin samen optrekt met bewoners. Uiteindelijk maken zij de leefomgeving en bepalen ook hoe dat zich ontwikkeld – door zich ervoor in te zetten of juist niet.” (Respondent 4)

De inrichting van het proces is volgens de het projectplan ‘Wijkbudget van start’ als volgt. In een eerste gesprek met bewoners over de proef met het wijkbudget zal de behoefte aan zeggenschap en een budget worden gepeild, en zullen ideeën worden uitgewisseld over hoe het traject zal worden vormgegeven. Na het afspreken van spelregels en het uitwerken van de eerste ideeën zal het wijkbudget worden bekend gemaakt. Hierna zal via stemming worden besloten waar het budget aan wordt besteed en zal tenslotte de uitvoering van het initiatief plaatsvinden (zie bijlage C1). In de wijk Regentesse- Valkenboskwartier Zuid werd de organisatie ‘Cultuurkwartier’ ingezet om het wijkbudget onder bewoners te promoten, zo blijkt uit de gesprekken met de gemeente en de bewoner. De bewoner zegt daarover:

“Ik zag een oproep via Facebook vanuit het Cultuurkwartier, dat is een aantal mensen die in de wijk Regentesse-Valkenboskwartier een soort platform creëren om elkaar te helpen. (…) Die hadden de taak kennelijk, daar kwam ik achteraf pas achter, om een wedstrijd uit te schrijven voor het wijkbudget, waarin dus 50.000 euro ter beschikking gesteld werd door de gemeente voor een goed initiatief vanuit de burger (…).” (Respondent 5)

Verder blijkt ook dat de gemeente Bureau Graswortel als extern bureau inhuurde om het traject te bege- leiden. De burger geeft aan dat het ook gedurende het proces vooral contact heeft gehad met dit bureau. De gemeente zegt over Bureau Graswortel:

“Zij zijn echt procesbegeleider geweest. Zij hebben de campagne vorm gegeven, Cultuurkwartier bege- leidt en ondersteunt het hele traject; de avond ook georganiseerd, de vorm uitgedacht. Zij hebben ei- genlijk het Cultuurkwartier ondersteunt in het vormgeven en het uitputten van het wijkbudget.” (Res- pondent 4)

4.3.3. Participatievorm

Selectie van participanten

De gemeente en de burger vertellen dat alleen bewoners van de wijk Regentesse- Valkenboskwartier (ReVa) aan het project wijkbudget konden deelnemen. De gemeente stelt dat dit een voorwaarde was om deel te kunnen nemen aan het wijkbudget binnen de wijk.

Daarnaast toont de het projectplan ‘Wijkbudget van start’ aan dat bewoners zelf mochten beslissen waaraan het budget zou worden besteed en wie de verantwoordelijkheid draagt voor de uitvoering. Ver- der moest de gemeente samen met de bewoners van de wijk ook besluiten hoe de ‘beslisgroep’ zou worden samengesteld, namelijk burgers die over het budget mochten besluiten (zie bijlage C1). De ge- meente laat weten dat binnen de wijk een jury is samengesteld en bewoners zich hiervoor konden opge- ven.

“Die juryleden hebben zichzelf ook opgegeven, naar aanleiding van een oproep in de wijkkrant. Veer- tien mensen hebben dat gelezen en dachten, ‘dat lijkt me wel leuk, blijkbaar interessant of fijn dat de gemeente dat wijkbudget beschikbaar stelt, ik wil daar mijn bijdrage aan leveren door in ieder geval in de jury te gaan zitten.’ De voorwaarde voor de juryleden was dat ze geen enkele verbinding hadden met één van de pitchers of één van de ideeën die was ingediend, dus die moesten echt onafhankelijk zijn.” (Respondent 4)

De gemeente zelf maakte uiteindelijk de selectie van de juryleden, die gedurende een speciaal georga- niseerde avond de pitches beoordeelden van de bewoners die een initiatief hadden bedacht om de sociale en fysieke leefbaarheid in de wijk te verbeteren.

Ook binnen deze casus is gebruik gemaakt van diverse vormen van participantenselectie. De burgers die konden meedoen met het insturen van een idee werden geselecteerd volgens ‘open selectieve rekrute- ring’, omdat iedereen binnen de doelgroep (inwoners van de wijk ReVa) kond deelnemen. De burgers die zitting namen in de jury waren ‘lay stakeholders’, die tijd en moeite namen om de rest van de wijk te vertegenwoordigen bij het jureren van de ideeën van medebewoners.

Communicatie en beslissingen

De gemeente vertelt dat binnen de wijk Regentesse- Valkenboskwartier Zuid een campagne is opgestart waarin werd gecommuniceerd dat bewoners ideeën voor de wijk konden aandragen. Een idee kon zowel individueel als collectief worden ingediend, zo vertelt de gemeente.

“Dat is wisselend. Soms is het een individu, soms een collectief. Bijvoorbeeld Weimar, die wilden heel graag namens een groep bewoners onderzoek doen naar de winkelstraat. Die hebben uiteindelijk niet gewonnen maar die dienen het plan dan in als groep.” (Respondent 4)

De in te dienen ideeën moesten aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moest het onder meer passen binnen het beschikbare budget en er moest voldoende draagvlak voor zijn. De gemeente controleerde vervolgens of een idee voldeed aan de voorwaarden, en/of het paste binnen het huidige beleid.

“Dat is al een schifting die we van tevoren maken. Wij hebben bijvoorbeeld een wegbeheerder, een milieubeheerder, grondbeheerder. Zij zijn verantwoordelijk voor het onderhoud van de fysieke buiten- ruimte en voordat iemand doorkomt naar de pitchronde hebben we alle initiatieven daar bij hun ge- toetst.” (Respondent 4)

Als een idee voldeed aan de eisen ging deze door naar de tweede ronde, waar mensen hun idee moesten pitchen voor een jury van veertien onafhankelijke burgers.

“Tijdens de avond die we toen hebben georganiseerd hebben alle, iets van tien of elf initiatiefnemers gepitcht. De jury kon daar vragen over stellen. Dus er ontstond soms discussie over. (…) Je had wel iets van een discussie, maar dat beperkte zich vooral tussen juryleden en pitchers.” (Respondent 4)

De burger stelt dat er van discussie met andere burgers (die niet in de jury zaten) geen sprake was. “Wij deden die pitch en bij ieder initiatief kreeg de jury kans om vragen te stellen, dus ook bij mij, maar ook bij de anderen. Dus dat was eigenlijk alleen maar de interactie tussen de jury en de initiatiefnemers. Maar dat was niet echt een mogelijkheid tot discussie, of zo, het was eigenlijk meer van: wel vragen, ‘hoe wil je dat… hoe ga je het uitvoeren, heb je al een pand’.” (Respondent 5)

De gemeente vertelt dat elk jurylid tenslotte een stem mocht uitbrengen over het gepitchte idee, vari- erend van 1 punt voor een slecht idee tot 5 punten voor een uitstekend idee. Voor deze vorm was gekozen zodat zonder discussie een aantal winnaars aangewezen konden worden.

Op basis van het onderzoek concluderen we dat er sprake is van ‘participant deelt voorkeuren’ volgens de theorie van Fung (2006). De burger kon namelijk niet met andere burgers discussiëren over zijn/haar idee, en ook juryleden hadden niet de mogelijkheid om van gedachten te wisselen over de ideeën en hun puntenverdeling. Deze vorm van communicatie en besluitvorming nodigt minder uit voor inhoudelijke beleidsadviezen met technische, economische of juridische beleidsinformatie dan een vorm die meer discussie en onderhandeling faciliteert.

Autoriteit en macht

Het onderzoek wijst binnen het wijkbudget vooral op een grote rol voor de burgers en slechts een faci- literende rol voor de gemeente. Het zijn uiteindelijk de bewoners die bepalen waaraan het budget wordt besteed en wie verantwoordelijk is voor de uitvoering van het initiatief (met eventuele ondersteuning van de gemeente). Daarbij moet overigens worden opgemerkt dat de gemeente gedurende het traject controleert of een initiatief wel voldoet aan de door haar opgestelde voorwaarden (zie bijlage C1). De gemeente zelf vindt dat burgers binnen het wijkbudget directe zeggenschap hadden over overheidsbe- slissingen.

“De reden waarom ik dat zeg is dat wij echt faciliterend hebben opgetreden. Wij hebben beperkte in- vloed gehad op wat eruit komt, maar dat is echt heel marginaal. Het gaat echt om technische uitvoer- baarheid; wettelijke kaders, de echte randvoorwaarden. Maar dat is niet over de inhoud geweest.” (Respondent 4)

Een ander argument dat wijst op een grote rol voor de burger is het feit dat deze zelf zorg draagt voor de uitvoering van het initiatief. De gemeente heeft volgens de burger vanaf het begin af aan gecommu- niceerd dat het winnende idee uitgevoerd zou worden.

“Ik ben degene die het doet, want ik bepaal waar die tegels komen te liggen (…). Het is niet zo dat de gemeente zich daarmee bemoeit.” (Respondent 5)

Op basis van het onderzoek kunnen we stellen dat burgers geen directe invloed hebben over publieke beslissingen en financiën, omdat plannen binnen de richtlijnen van de gemeente moeten vallen. Omdat de burger overigens wel een rol van betekenis heeft en de gemeente de uitvoering van het project (zij het zelf, zij het door middel van een ingeschakelde secundaire organisatie) faciliteert, maakt dat de di- mensie ‘macht en autoriteit’ wordt ingedeeld op ‘cogovernance’, waarbij burger en gemeente samen plannen maken voor publieke actie.

4.3.4. Beleidsinformatie

De gemeente vertelt in het onderzoek dat het wijkbudget vooral gericht is op het vergroten van het eigenaarschap van burgers en betrokkenheid bij hun wijk. De informatie die de gemeente van de burgers verlangde waren dan ook vooral ideeën om de fysieke en sociale leefbaarheid te vergroten, en de ge- meente zag het als haar taak om vervolgens op basis van hun kennis en ervaring te beoordelen in hoe- verre uitvoering haalbaar is. Uit het onderzoek bleek uiteindelijk dat burgers technische en economische beleidsinformatie hebben gegeven. We zullen hier nu in meer detail op ingaan.

Technische informatie

De gemeente vertelt dat burgers technische informatie geven over hun idee. De uitvoerbaarheid van een idee was de eerste voorwaarde.

“Dat is wel het uitgangspunt: dat het idee uitvoerbaar is. Dat moeten ze laten zien aan de hand van hun plan. Ik weet dat Bureau Graswortel met sommige initiatiefnemers daar aan gesleuteld heeft om het uitvoerbaar te laten zijn. Sommige zaken beoordeel je op papier als uitvoerbaar, maar zijn het in de praktijk wat minder.” (Respondent 4)

De gemeente stelt dat het bij haar afweging op basis van kennis en ervaring beoordeelt of een idee wel of niet uitgevoerd zou kunnen worden. Ideeën die niet haalbaar bleken gingen niet door naar de volgende ronde. Naast haalbaarheid werd ook informatie gegeven waar specialistische kennis voor nodig is. Zo vertelt de burger dat er bijvoorbeeld voor het idee ‘Tegelweetjes’ werd ingegaan op de vraag of tegels bijvoorbeeld hufterproof waren. Tenslotte moesten de ideeën op een zekere argumentatie gestoeld zijn. Hierbij ging het bij de burger met name over de sociale effecten van het idee. Een citaat uit het plan voor het idee ‘Tegelweetjes’ laat dit zien (bijlage C2): “Een ander aspect is het verwelkomen van expats in onze wijk. Die leren dan op een makkelijke manier onze wijkhistorie en is tevens bevorderlijk voor inburgering in onze wijk. Voor de jonge bewoners van onze wijk zijn de “Tegel Weetjes” een uitkomst om op een educatief verantwoorde manier meer over onze wijk te weten te komen. (…) Voor kinderen ook weer leerzaam maar vooral goed om ze op die manier de wijk te laten ontdekken en vanaf een jonge leeftijd betrokkenheid te creëren voor hun leefomgeving.” Daarnaast toont het onderzoek aan dat som- mige burgers ook adviseren over de potentiële effectiviteit van hun idee.

Op basis van ons onderzoek kunnen we zeggen dat de burgers in hun advies technische beleidsinformatie geven, conform De Bruycker (2015).

Economische informatie

Uit de analyse van de plannen van de ideeën voor de wijk (bijlagen C2-C7) blijkt dat burgers, gezien het feit dat ze een idee indienen inclusief een vereist budget, vrijwel allemaal adviseren over de finan- ciële kosten van het idee. De gemeente en de burger bevestigen dit in de gesprekken. Voor het plan ‘Tegelweetjes’, een idee om stoeptegels in de wijk van QR-codes te voorzien, waarmee wetenswaardig- heden over de wijk kunnen worden verteld, is een begroting ingediend (zie bijlage C2). De burger geeft aan dat noch binnen het plan, noch in de pitch is gerept over economische impact of werkgelegenheid. Ook de gemeente stelt dat het economische aspect een ondergeschikt belang heeft.

“Het gaat echt over leefbaarheid. Dat is voor ons het belangrijkste: eigenaarschap. Als daar werkgele- genheid mee wordt gecreëerd kan het een extra argument zijn, maar het is niet het doel. Op wat voor

een manier wordt werkgelegenheid gecreëerd? Een wijkbudget is bedoeld voor de wijk en niet om soci- ale ondernemers de juiste zet in de rug te geven. Daar zijn andere potjes voor.” (Respondent 4) Het onderzoek wijst uit dat de bewoners economische informatie geven, alleen al omdat voor hun plan een begroting moet worden ingediend. Hiermee komt de informatie overeen met de definitie van De Bruycker (2015).

Juridische informatie

Uit de analyse van de plannen van de burgers blijkt dat de burger geen advies geeft ten aanzien van administratieve of juridische aspecten (zie bijlagen C2-C7). De burger laat weten dat diegene binnen het plan niet over dit soort aspecten heeft geadviseerd. Dit wordt bevestigd door de gemeente, die uitlegt dat de compatibiliteit van een idee met het huidige beleid en de huidige wet- en regelgeving door de gemeente wordt gecontroleerd.

“Het eerst wat wij doen is checken of het past, die casussen die ze hebben gegeven. Die rol ligt echt bij ons, en die rol blijft ook bij ons (…).” (Respondent 4)

Om deze rolverdeling dit te illustreren geeft de gemeente een voorbeeld van een bewoner die in de wijk bijvoorbeeld bepaalde banken wil plaatsen (straatmeubilair).

“Wij hebben bijvoorbeeld een wegbeheerder, een milieubeheerder, grondbeheerder. Zij zijn verant- woordelijk voor het onderhoud van de fysieke buitenruimte en voordat iemand doorkomt naar de pitch- ronde hebben we alle initiatieven daar bij hun getoetst. Dus de wegbeheerder zegt: ‘leuk en aardig, die gekke banken, maar we hebben een richtlijn voor banken en dat ligt vast in het handboek openbare ruimte’ en dat is vooral ter bedoeling om een wirwar aan straatmeubilair te voorkomen. Dus een bankje kan, maar dan moet het voldoen aan die en die eisen.” (Respondent 4)

Uit het onderzoekt blijkt dat burgers in hun plan geen advies met juridische informatie geven, en dat deze rol duidelijk bij de gemeente ligt.

Politieke informatie

Analyse van de plannen voor de ideeën van burgers (bijlagen C2-C7) wijst uit dat er binnen de plannen niet of nauwelijks wordt gerept over politiek of maatschappelijk draagvlak voor een idee, bijvoorbeeld onder andere inwoners van de wijk. De burger bevestigt dit beeld en stelt dat ze dit niet in haar plan heeft opgenomen.

“Nee, eigenlijk niet. Dat merk ik achteraf pas. Hoe gedragen het wordt in de wijk, hoe leuk mensen het vinden. Dat merk ik nu pas.” (Respondent 5)

De gemeente stelt echter dat er initiatieven zijn geweest die hier wel op zijn ingegaan.

“Ja, dat zeggen ze wel. Dat is ook het uitgangspunt; dat een hele hoop mensen in de straat het leuk vinden of dat ze dat al getoetst hebben. Maar als je echt iets gaat uitvoeren dan moet het nog een keer goed onder de aandacht worden gebracht.” (Respondent 4)

De gemeente stelt echter dat het moeilijk is om aan te geven wanneer een idee op voldoende steun kan rekenen.

“Als je het met vijf buren hebt besproken met wie je altijd al een innige band hebt, die vinden het alle- maal harstikke leuk, maar dat betekent niet dat die andere twintig bewoners in de straat die je eigenlijk nooit gedag zegt of niet spreekt het ook een goed idee vinden. Dus dat is soms nog wel een uitdaging, zeker als het invloed heeft op hoe de straat er uiteindelijk uit gaat zien of als het ten koste gaat van iets waar anderen geen openbaar belang bij hebben.” (Respondent 4)

Uit het onderzoek blijkt onvoldoende dat er sprake is van beleidsinput van burgers met politieke infor- matie volgens De Bruycker (2015). Ondanks dat de gemeente aangeeft dat burgers deze informatie ga- ven, is dit niet terug te zien in de plannen.

In document De burger als klankbord (pagina 46-54)