• No results found

Conclusies

In document De burger als klankbord (pagina 60-64)

Binnen het onderzoek zijn drie participatievormen onderzocht. Gekozen werd voor drie vormen die qua opzet sterk verschillen: een online enquête, een burgerpanel en een wijkbudget. Op grond van van Fung (2006) werd vastgesteld dat de drie vormen dusdanig van elkaar verschillen dat verschil in beleidsinput verondersteld kon worden. Op basis van de theorie van De Bruycker (2015) werden vervolgens verkla- rende verwachtingen geformuleerd voor het soort beleidsinformatie dat burgers zouden geven.

Het onderzoek heeft allereerst aangetoond dat de drie onderzochte participatievormen inderdaad sterk in opzet verschillen. Op het gebied van de selectie van participanten, de manier van communicatie en besluitvorming, en de macht en autoriteit van de burgers binnen de participatievorm is veel verschil te zien. Deze verschillen zijn ook goed waarneembaar in de democratische kubus op basis van de theorie van Fung (2006).

De online enquête selecteert haar burgers willekeurig, burgers delen hun voorkeuren binnen de enquête en hun macht is advies en consultatie. De opzet nodigt burgers niet uit tot uitgebreide beleidsadviezen. Het burgerpanel selecteert burgers op drie manieren: door middel van willekeurige selectie, door ‘lay stakeholders’ en professionele stakeholders. Verder vindt de communicatie en besluitvorming plaats via deliberatie en onderhandeling, en maken de burgers samen met de gemeente het beleid. Het burgerpanel is een participatievorm die de totstandkoming van een inhoudelijk beleidsadvies in elk geval faciliteert. Tenslotte worden binnen het wijkbudget burgers geselecteerd via open selectieve rekrutering en lay stakeholders; burgers delen hun voorkeuren binnen het wijkbudget en ook hier maken burgers samen met de gemeente beleidsplannen. Deze vorm stimuleert vooral eigenaarschap van burgers en focust minder op het verkrijgen van uitgebreide beleidsadviezen.

Uit het onderzoek blijkt dat de beleidsinput die burgers hebben gegeven binnen de drie participatievor- men eveneens sterk verschilt. Binnen de online enquête geven burgers geen beleidsinformatie die we kunnen scharen onder de informatie gedefinieerd door De Bruycker (2015). De burgers binnen het bur- gerpanel geven in hun advies zowel technische, economische, juridische en politieke informatie. Burgers

die deelnamen aan het wijkbudget gaven technische en economischeinformatie.

Op basis van deze resultaten kunnen we daarmee concluderen dat de opzet van een participatieprocedure inderdaad invloed heeft op het soort beleidsinput dat burgers geven. Een online enquête die zich minder leent voor uitgebreide, diepgaande adviezen, levert in het onderzoek dan ook geen beleidsadvies op; terwijl een burgerpanel waarin burgers een visie ontwikkelen over een bepaald gebied in het onderzoek input oplevert met technische, economische, juridische en politieke informatie.

De probleemstelling van de thesis luidt: ‘In hoeverre leiden verschillende vormen van participatie van burgers tijdens een beleidsprocedure op lokaal niveau tot verschillende soorten beleidsinput?’

We kunnen op basis van het onderzoek stellen dat verschillende vormen van participatie van burgers tijdens een beleidsprocedure op lokaal niveau inderdaad leiden tot verschillende soorten beleidsinput. De drie onderzochte participatievormen die zijn onderzocht verschilden in opzet van elkaar en leidden ook tot verschillende soorten beleidsinput.

6.1. Beperkingen van dit onderzoek

Voor dit onderzoek zijn drie participatievormen onderzocht. Dat is een beperkt aantal, omdat er alleen al binnen Nederland met tientallen verschillende soorten participatievormen geëxperimenteerd wordt. ProDemos bracht bijvoorbeeld al 41 participatiemethoden in kaart (ProDemos, 2018). Vanwege de prak- tische uitvoerbaarheid is binnen het onderzoek gekozen voor drie participatievormen die qua opzet sterk uiteenlopen.

Een andere beperking is het feit dat er drie participatievormen zijn onderzocht binnen één gemeente, waardoor de resultaten niet gegeneraliseerd kunnen worden. Doordat binnen de wetenschappelijke lite- ratuur rond dit onderwerp nog geen onderzoek is gerapporteerd kunnen de conclusies van het onderzoek daarom niet wordt ondersteund of verworpen. Toekomstig onderzoek zou verschillende gemeenten en meerdere casussen moeten onderzoeken om de uitkomsten te kunnen ondersteunen.

Binnen het onderzoek is op basis van de theorie van De Bruycker (2015) gekozen voor vier soorten beleidsinformatie: technisch, economisch, juridisch en politiek. Er is mogelijkerwijs ook informatie die niet direct binnen deze vier categorieën valt, zoals bijvoorbeeld sociaal-culturele informatie. Zo gaf de burger binnen de derde casus aan informatie te geven over de sociale gevolgen van haar idee, maar kon deze informatie niet een-op-een worden ingedeeld in een van de vier soorten beleidsinformatie.

Het onderzoek laat de motivatie en bereidheid tot participatie van burgers die deelnemen aan een parti- cipatievorm buiten beschouwing. Motivatie zou een belangrijke rol kunnen spelen in de manier waarop burgers zich aanmelden om deel te nemen aan de participatievorm en op het verdere verloop van het participatietraject. Daarnaast bestaat ook de kans dat respondenten (met name burgers) antwoorden ge- ven die afhankelijk zijn van hun individuele bereidheid en motivatie. Hierdoor bestaat het gevaar dat de burger antwoorden geeft over zijn/haar eigen bereidheid en niet over de werkelijke procedure.

Verder is op basis van de theorie een inschatting gemaakt van de te verwachten beleidsinformatie, maar deze verwachtingen bleken (gedeeltelijk) onjuist. Zo werd bijvoorbeeld verwacht dat de beleidsinput van burgers die zitting namen in een burgerpanel technische en politieke informatie zou bedragen, maar hun beleidsinput bleek ook economische en juridische beleidsinformatie te vatten. Het feit dat deze verwachtingen niet volledig juist waren is echter niet problematisch, omdat de theorie richting moest

geven aan onze verwachtingen en het onderzoek theorie-genererend was. Het laat zien dat binnen de literatuur nog niet genoeg kennis aanwezig was om valide verwachtingen op te kunnen stellen.

6.2. Bredere implicaties

De resultaten van het onderzoek hebben ook implicaties voor de kennis binnen de wetenschappelijke literatuur over burgerparticipatie. Bryson et al. (2012) stellen bijvoorbeeld dat burgerparticipatie met name nuttig is wanneer vooraf bepaalde doelen behaald moeten worden. De online enquête had als doel om informatie op te halen bij burgers over aantrekkelijke elementen van de stad, en dat is door middel van de enquête gelukt. Bij de tweede casus had de gemeente Den Haag als doel om een inhoudelijke visie over het gebied te krijgen van het burgerpanel, en dat heeft uiteindelijk ook geresulteerd in een inhoudelijk advies. Of de gemeente er in de derde casus in is geslaagd om onder haar inwoners het eigenaarschap te vergroten is onbekend. Op basis van de eerste twee casussen kunnen we in elk geval stellen dat burgerparticipatie met een vooraf bepaald doel inderdaad succesvol kan zijn.

Baldwin (2017) stelt dat de indeling van burgerparticipatievormen de invloed van stakeholders op beleid vergroot. Het resultaat van dit onderzoek ondersteunt deze stelling, aangezien burgers binnen de online enquête, waarbij slechts korte antwoorden worden gevraagd en geen uitgebreid inhoudelijk advies, min- der invloed uitoefenen op het beleid dan binnen het burgerpanel of het wijkbudget, waar burgers om een inhoudelijk advies wordt gevraagd.

Tenslotte stelt Michels (2011) dat interactief bestuur (met burgerparticipatie als onderdeel) onder meer een positief effect heeft op de invloed van burgers op beleid. In de alinea hierboven is aangetoond dat dit niet altijd het gevoel is. De overheid kan bij burgerparticipatie kiezen voor een participatievorm die gericht is op gelimiteerde input van burgers (zoals de online enquête in casus 1) waardoor de invloed beperkt is, maar kan ook kiezen voor een participatievorm gericht op een inhoudelijk advies (zoals het burgerpanel in casus 2) waarbij burgers meer invloed hebben. Burgerparticipatie betekent volgens de resultaten van dit onderzoek overigens niet dat burgers automatisch meer invloed op beleid hebben. Tenslotte werd in de inleiding geïllustreerd dat burgerparticipatie onder meer wordt gebruikt om het vertrouwen van de burger in de overheid te laten toenemen. Schaap & Jacobs (2018) stellen dat de nieuwe vormen van burgerparticipatie vooral uit een “vrijblijvend advies” aan de gemeente bestaat, waardoor burgers zich niet serieus genomen voelen. Op basis daarvan zou kunnen worden gesteld dat, wanneer burgers zij-aan-zij met de overheid werken of zelfs beslissingen mogen nemen, het vertrouwen kan groeien. Hier is in het geval van het burgerpanel en het wijkbudget sprake van: burgers geven na- mens het burgerpanel een onafhankelijk advies dat wordt overgenomen door de gemeente, en burgers beslissen bij het wijkbudget over gemeentelijk budget. Dit soort vormen van burgerparticipatie waarbij burgers macht hebben zou op die manier kunnen leiden tot meer vertrouwen in de overheid.

6.3. Praktische aanbevelingen en suggesties voor vervolgonderzoek

Het onderzoek laat zien dat de opzet van de participatievorm invloed heeft op het soort beleidsinformatie dat burgers afgeven. Daarnaast speelt ook het soort informatie die de gemeente bij de burgers wil opha- len een grote rol. Een enquête waarbij de gemeente feedback wil op het huidige beleid levert logischer- wijs andere informatie op dan wanneer burgers gevraagd wordt wat ze aantrekkelijk vinden aan hun stad. Op basis van het onderzoek kunnen we concluderen dat, wanneer een gemeente de burgers om hun mening wil vragen zonder uitgebreide inhoudelijke feedback dit het best kan worden gedaan middels een (online) enquête. Het wijkbudget leent zich met name voor het vergroten van de betrokkenheid van burgers bij hun wijk. Een burgerpanel is geschikt wanneer de gemeente een onafhankelijk inhoudelijk beleidsadvies van burgers wil krijgen over een bepaald onderwerp.

Tenslotte zijn er een tweetal suggesties voor toekomstig onderzoek. Omdat deze onderzoeksopzet van- wege de praktische uitvoerbaarheid een relatief klein aantal casussen en respondenten kende, en deze allemaal binnen dezelfde gemeente werden uitgevoerd, kunnen de resultaten niet worden gegenerali- seerd. Een toekomstig onderzoek met een bredere opzet zou binnen verschillende gemeenten gericht kunnen zijn op een groter aantal participatievormen, waardoor de resultaten van dit onderzoek kunnen worden ondersteund of verworpen.

Daarnaast is gebleken dat de ervaringen van gemeenten met burgerparticipatie met name is opgeschre- ven in ‘grijze’ literatuur zoals interne documenten van gemeenten en andere beleidsstukken. Om de kennis over dit domein (burgerparticipatie en de hieruit voortvloeiende beleidsinput van burgers) te ver- groten, zou een grootschalig onderzoek moeten worden gedaan. De Vereniging van Nederlandse Ge- meenten (VNG) zou dit onderzoek moeten leiden om verschillende gemeenten te vragen naar hun erva- ringen met burgerparticipatie. Op deze manier kan grootschalig empirisch bewijs worden opgehaald en kan meer generieke kennis worden opgedaan over dit onderwerp.

In document De burger als klankbord (pagina 60-64)