• No results found

Wettelijk kader verduurzaming woonzorgvastgoed

4. Probleemanalyse

4.3 Wettelijk kader verduurzaming woonzorgvastgoed

In deze paragraaf wordt het wettelijk kader omtrent renovatie bij zorginstellingen in kaart gebracht.

Dit wettelijk kader geeft inzicht in de voorwaarden waar vastgoed aan moet voldoen volgens de huidige regelgeving en bij renovatie. Daarnaast biedt het een kader voor de verplichtingen die zorginstellingen opgelegd krijgen met betrekking tot energiebesparende maatregelen. Ook zijn er vanuit de wet doelstellingen opgezet die de zorgsector moet behalen op het vlak van CO2-emissiereductie.

4.3.1 Wetgeving omtrent renovatie woonzorgvastgoed

Een aantal wetten en besluiten spelen een rol bij het tot stand komen en het renoveren van woonzorgvastgoed. Aan de hand van deze wetten en besluiten komen de voorwaarden tot stand waar het vastgoed nu en in de toekomst aan moet voldoen. In tabel 14 worden deze wetten en besluiten weergegeven en de aspecten van het zorgvastgoed waaraan zij voorwaarden stellen.

Tabel 14. Wettelijk framework voor woonzorgvastgoed Wet / Besluit: Voorwaarden omtrent:

Wet langdurige zorg (Wlz) Bekostiging zorginstellingen geregeld vanuit Wlz. Daarnaast wettelijk verplicht minimale hoeveelheid vierkante meter onder de Wlz volgend uit het Zorg Zwaarte Profiel (ZZP) van de client.

Daarnaast kwaliteitseisen gesteld aan zorg vanuit de Wlz.

Bouwbesluit 2012 Besluit met betrekking tot het bouwen, gebruiken en slopen van bouwwerken gericht op veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu.

Woningwet Wetgeving omtrent bouwen en verhuren van zorgvastgoed door woningcorporaties en zorginstellingen (Aedes, 2016).

Activiteitenbesluit Milieubeheer Besluit stelt regels op voor energiebesparingseisen waaraan ‘instellingen’

verplicht zijn te voldoen.

Klimaatakkoord:

Transitievisie warmte

De transitievisie geeft een tijdspad aan waarin wijken moeten worden verduurzaamd en van het gas af moeten gaan. Zorginstellingen met locaties in deze wijken moeten meegaan in deze plannen en dit heeft implicaties voor de instelling zijn renovatie of nieuwbouwplannen.

Vanuit de Wlz komt de minimale oppervlakte van een zorgwoning per ZZP naar voren. Dit minimale oppervlakte wordt over het algemeen ruim behaald in nieuwbouw en renovatie. De woningwet heeft met name betrekking op wetgeving omtrent nieuwbouw en de wijze van verhuur van zorgvastgoed.

Bij renovatiewerkzaamheden in het bestaande vastgoed zijn voornamelijk belangrijk het Bouwbesluit, het Activiteitenbesluit Milieubeheer en de Informatieplicht die voortkomt uit het Activiteitenbesluit. De vereisten uit deze besluiten zijn verplicht voor instellingen vanaf een bepaalde grootte. Daarbij bepalen de bouwtechnische voorwaarden waar het woonzorgvastgoed aan moet voldoen. Dit geldt ook bij het renoveren van het woonzorgvastgoed (Niessink e.a., 2017).

Bouwbesluit

Het Bouwbesluit is een verzameling bouwtechnische voorschriften waaraan alle bouwwerken in Nederland minimaal moeten voldoen. Verbouwing en renovatie valt hier ook onder. Het besluit stelt eisen aan gebouwen zoals minimale isolatiewaarden, ventilatie en koeling zodat vastgoed aan bijvoorbeeld EPC eisen4 voldoet. In 1992 trad het eerste Bouwbesluit in werking. Hierdoor werden de technische bouwvoorschriften voor het hele land gelijk (Rijksoverheid, 2019b). In 2003 en 2012 zijn een vernieuwde versie uitgebracht. Dit Bouwbesluit 2012 is het laatste Bouwbesluit, naar verwachting zal deze in 2021 opgaan in de Omgevingswet.

4 De Energieprestatie coëfficiënt is een index die de energetische efficiëntie van nieuwbouw aangeeft. Deze wordt per 1 januari 2020 vervangen door de BENG (RVO, 2019).

48 Activiteitenbesluit milieubeheer

Het activiteitenbesluit milieubeheer is een algemene maatregel van bestuur (AMvB) die de Wet milieubeheer moet ondersteunen. In dit besluit staan milieuregels voor alle bedrijven die onder de Wet milieubeheer vallen. Deze regels richten zich op het verplichten van zorginstellingen tot het nemen van vergaande stappen om te voldoen aan de klimaatdoelstellingen. Om deze doelstellingen te bereiken worden vanuit de Wet Milieubeheer specifiek technische maatregelen in kaart gebracht en beschikbaar gemaakt voor instellingen, de zogenaamde Erkende Maatregelen (Infomil, z.d.).

De aanleiding voor deze Erkende Maatregelen uit de huidige Wet Milieubeheer is terug te vinden In de Wet Milieubeheer van 1993. Hierin is de bepaling al opgenomen dat bedrijven energiebesparende maatregelen verplicht zijn te nemen als die binnen 5 jaar zijn terug te verdienen.

Op deze maatregel is echter nooit gehandhaafd (Weissink, 2015). Wanneer in 2012 de Europese Energie-Efficiency Richtlijn (EED) wordt vastgelegd (20% CO2-reductie in 2020) en hieruit in 2013 het Klimaatakkoord volgt komen de maatregelen uit 1993 opnieuw op de agenda.

De Nederlandse overheid stelt in maart 2019 de (hernieuwde) Erkende Maatregelenlijst Energiebesparing (EML) op. Deze moeten voor 19 branches actief gehandhaafd gaan worden met een EED-audit (de Bree, 2019a). Deze audit is een systematische aanpak om bedrijven en instellingen bewust te maken van hun energieverbruik en de mogelijkheden om energie te besparen (RVO, 2019a).

De Informatieplicht

Daarnaast is in 2019 als update van de EML de informatieplicht aan het Activiteitenbesluit toegevoegd (de Bree, 2019a). Deze informatieplicht houdt in dat bedrijven en instellingen nu verplicht zijn eens in de 4 jaar de overheid te informeren over welke maatregelen zij ondernemen en wanneer, aan de hand van een rapportage. Dit had uiterlijk voor 1 juli 2019 moeten gebeuren.

Wanneer niet aan de maatregelen wordt voldaan of niet tijdig geïnformeerd wordt, kan een dwangsom per overtreding worden opgelegd (CBRE Healthcare, 2016). Op deze wijze tracht de overheid energiebesparing door zorginstellingen te monitoren en zo nodig (dwingend) te versnellen.

De gemeenten, en daarmee indirect de omgevingsdiensten, zijn belast met de taak van handhaving van deze maatregelen.

Naast de informatieplicht energiebesparing kan een instelling ook een EED-auditplicht hebben. Wanneer dit het geval is moet de instelling uiterlijk op 5 december 2019 voor het eerst aan de informatieplicht voldoen (RVO, 2019a).

Voorwaarden aan verplichtingen

De Erkende Maatregelen en informatieplicht gelden alleen voor instellingen met een jaarlijks elektriciteitsverbruik van meer dan 50.000 kWh of voor die instellingen met een jaarlijks gasverbruik van meer dan 25.000 kubieke meter (Niessink e.a., 2017). In tabel 15 is te zien dat 48% van de tehuizen met overnachting5 hieronder vallen. Deze 48% van de instellingen is verantwoordelijk voor 91% van het totale aandeel vloeroppervlak van de tehuizen met overnachting.

Instellingen met meer dan 250 fte of een jaaromzet van meer dan €50 miljoen euro vallen onder de noemer ‘grote onderneming’ en vallen hierdoor ook onder de EED-auditplicht.

Tabel 15. Aandeel gebouwen en vloeroppervlak onder de Wet Milieubeheer (Niessink e.a., 2017).

Aandeel gebouwen onder de WMB Aandeel oppervlakte onder de WMB

Kantoren 32% 87%

Ziekenhuizen 77% 100%

Tehuis met overnachting 48% 91%

Dagopvang 27% 74%

Medische praktijken 9% 66%

Basisscholen 23% 50%

Voorgezet onderwijs 88% 98%

5 ‘Tehuizen met overnachting’ oftewel tehuizen waar langdurige zorg plaatsvindt met wooncomponent

49 Van klimaatakkoord naar transitievisie warmte

In het klimaatakkoord is opgenomen dat elke gemeente een warmtevisie op moet hebben gesteld in 2021. Deze visie betreft een regierol voor de gemeente waarin vanaf 2021 jaarlijks 30.000 tot 50.000 gebouwen aardgasvrij en zeer energiezuinig gemaakt moeten worden. Dit aantal loopt op tot 200.000 gebouwen per jaar in 2030 (RVO, 2017).

Binnen deze warmtevisie wordt het tijdspad waarin wijken worden verduurzaamd binnen de gemeente vastgelegd. Dit houdt in dat elke gemeente per wijk een leveringsplan opstelt om gasloos te worden door te kiezen voor All Electric, aansluiting op een warmtenet of groen gas. 20 tot 30% van de warmte zal geleverd gaan worden via groen gas of een warmtenet, 70 tot 80% van de warmte zal elektrisch geleverd gaan worden (van Engelen & Sijsling, 2019).

Deze plannen van de gemeente hebben implicaties voor zorginstellingen doordat het vastgoed van de instelling en de wijze waarop dit vastgoed verwarmd of gekoeld wordt aangepast moet worden aan de hand van de visie van de gemeente.

4.3.2 Doelstelling van het wettelijk kader

Deze vernieuwde actieve handhaving is het gevolg van de doelstellingen die de Nederlandse overheid in het klimaatakkoord overeen is gekomen. Deze doelstellingen worden vertaald in het regeerakkoord naar de doelstelling om in 2050 een CO2-neutrale zorgsector te hebben. Het subdoel is om in 2030 zo’n 49% minder CO2-uitstoot te bereiken en om in 2050 een CO2-reductie van 95% te bereiken. Om naar dit doel toe te werken is een extra subdoel van 10% CO2-reductie in 2021 toegevoegd (Routekaart Duurzame zorg, 2018). Tabel 16 geeft het energieverbruik en de CO2 uitstoot weer van het vastgoed in de langdurige zorg en de te behalen doelstellingen in 2021 en 2030.

Tabel 16. Doelstelling energieverbruik en CO2-uitstoot woonzorgvastgoed (CBS, 2018).

2017 2021* 2030

Energie elektra 1.306.000.000 kWh 1.175.000.000 kWh 652.000.000 kWh Energie aardgas 339.000.000 m3 305.000.000 m3 169.500.000 m3 CO2 emissie totaal 1.307.000 ton 1.176.000 ton 653.500 ton

Het doel van 10% reductie ten opzichte van 2017 betekent een CO2-emmissiereductie van 3% per jaar. Dit percentage is echter niet voldoende zodat de intensiteit van de maatregelen moet worden opgeschroefd. Om de doelen te behalen moet de CO2-voetafdruk met 6 tot 8% per jaar gereduceerd worden. Dit is het besparingspercentage dat gehaald moet worden, zelfs zonder rekening te houden met een toename in zorggebruik of andere trends die leiden tot meer CO2-uitstoot (de Bruin, Houwert

& Merkus, 2019).

Uit casestudies blijkt dat de CO2-reductie afneemt van 7 tot 8% per jaar in de eerste 5 jaar, naar 1 tot 3% per jaar na 15 jaar (Hernández, 2016). Dit betekent dat er grote veranderingen en innovaties nodig zijn om de CO2-reductie op pijl te houden. In figuur 10 is de opgave weergegeven waar de zorgsector nu voor staat. De zorgsector stelt meerdere plannen in het werk om deze doelstellingen te behalen, elk met hun eigen instrumenten. Eén hiervan is de Erkende Maatregelenlijsten.

50 Figuur 10. Vereiste jaarlijkse reductie om CO2-neutraal te zijn in 2050. (de Bruin, Houwert & Merkus, 2019).

4.3.3 Gekozen aanpak Ministerie en zorgbranches

Om de doelstellingen die geformuleerd zijn vanuit dit wettelijk kader te behalen hebben de brancheorganisaties in de zorgsector en het ministerie van VWS samen afgesproken het initiatief te nemen in de energietransitie. De branches hebben bepleit geen uitgebreide wetgeving te willen, omdat dit zou leiden tot normering en voorgeschreven maatregelen. Deze sluiten bijna nooit goed aan op lopende bedrijfsprocessen en zorgprocessen die in deze sector leidend zijn. Dit zou inefficiëntie en onnodige kosten in de hand werken doordat het investeren op natuurlijke momenten tegenwerkt, schrijft het Milieu Platform Zorgsector in mei 2019.

Om deze redenen is er geluisterd naar de zorgbranches en gekozen voor het instrument van de Routekaart. Deze aanpak is vervolgens opgenomen in het klimaatakkoord. Dit houdt in dat er (tot nog toe) geen verdere wetgeving komt en de zorgsector de ruimte krijgt om een eigen aanpak via routekaarten te ontwikkelen. Dit zou tijd besparen en zorgen voor meer doelmatigheid. Er wordt op brancheniveau gemonitord of de routekaarten leiden tot voldoende CO2-reductie.

Deze routekaarten moeten door zorginstellingen zelf worden ingevuld op portfolioniveau om zo inzichtelijk te maken hoe de CO2-emissiereductie bereikt kan worden binnen de sector. De routekaarten worden ontwikkeld door de brancheorganisaties en moeten door de zorginstellingen ingevuld en aangeleverd worden.

4.3.4 Conclusie wettelijk kader verduurzaming woonzorgvastgoed

Het besluit van de overheid tot informatieplicht en de uitvoering van de wettelijk verplichte Erkende Maatregelen zijn op dit moment een van de weinige vormen van wetgeving die wordt ingezet om zorginstellingen met duurzaamheidsmaatregelen aan de slag te laten gaan. Naast deze plichten moeten veel zorginstellingen ook nog aan de EED-plicht voldoen. Deze rapportage moet in december 2019 voor de eerste maal aangeleverd worden. Zorginstellingen worden verplichten om plannen te maken, maar worden niet gecontroleerd op concrete normering zoals verplichte energie labels.

Al deze wettelijke verplichtingen zijn in het leven geroepen om de CO2-emissie van de zorgsector te reduceren. Instellingen moeten in 2030 hun uitstoot met 50% gereduceerd hebben.

Vervolgens moet in 2050 95% minder CO2-emissie gerealiseerd zijn. Om deze doelen te behalen moet de CO2-voetafdruk van de zorgsector, en dus ook het woonzorgvastgoed binnen de Wlz, met 6 tot 8%

per jaar gereduceerd worden.

Om deze gestelde doelen te behalen wordt er niet voor verdere wetgeving gekozen door de overheid. In plaats hiervan krijgt de sector de ruimte om zelf routekaarten te ontwikkelen om in kaart te brengen hoe de CO2-emissiereductie zich ontwikkeld en de doelstellingen behaald kunnen worden.

51