• No results found

5 Wijzigingen in 2021

5.2 Wetswijzigingen

In mei 2018 presenteerde het kabinet het actieplan Brede Schuldenaanpak. Dit plan is gericht op:

➢ Voorkomen van schulden door preventie en vroegsignalering.

➢ De inwoner in een verder stadium te ontzorgen en te ondersteunen.

➢ Met een zorgvuldige en maatschappelijk verantwoorde incasso.

➢ Aansluiting/verbinding van schuldenbewind op andere soorten sociale- of maatschappelijke ondersteuning.

In het kader van dit actieplan worden in 2021 een aantal wetswijzigingen doorgevoerd, die hieronder besproken worden.

Wijziging wet gemeentelijke schuldhulpverlening

Op 1 januari 2021 treedt de Wijziging wet gemeentelijke schuldhulpverlening in werking.

Hiermee krijgen gemeenten de mogelijkheid om gegevens van burgers met

betalingsachterstanden in een vroeg stadium uit te wisselen met woningcorporaties, energie- en drinkwaterbedrijven en zorgverzekeraars. Daardoor krijgen gemeenten mensen met schulden tijdig in beeld en kunnen zij schuldhulpverlening aanbieden.

De wetswijziging zorgt dat het wettelijk kader voor de gegevensuitwisseling aansluit bij de privacyregelgeving. Naast reparatie is de wetswijziging een impuls voor vroegsignalering van schulden. Dat is een bewezen effectieve aanpak om mensen met problematische schulden eerder te vinden en sneller te helpen.

De wetswijziging maakt schuldhulpverlening effectiever en efficiënter en is een belangrijke maatregel uit de Brede Schuldenaanpak van het kabinet. De wetswijziging is extra van belang nu de coronacrisis zeer waarschijnlijk gaat leiden tot een toename van de mensen met problematische schulden.

Wat betekent dit voor gemeenten?

Gemeenten moeten straks alle meldingen van betalingsachterstanden van

woningcorporaties, zorgverzekeraars, water- en energieleveranciers opvolgen. Voor al deze wettelijke meldingen geldt dat er geen toestemming van de klant nodig is.

De wetswijziging vraagt het nodige van de gemeente, zowel op beleidsmatig als op uitvoering niveau. Het Nibud ontwikkelde de checklist vroegsignalering, waarin compact wordt beschreven met welke elementen gemeenten rekening moeten houden.

Adviesrecht gemeenten bij schuldenbewinden

Per 1 januari 2021 treedt het ‘Adviesrecht gemeenten bij schuldenbewind’ in werking:

gemeenten mogen dan de rechter adviseren of een inwoner het beste geholpen is met voorzetting van het bewind of door een lichtere vorm van gemeentelijke ondersteuning.

Verder regelt het wetsvoorstel dat schuldenbewind niet meer voor onbepaalde tijd mag worden ingesteld.

Binnen drie maanden na instelling schuldenbewind moet de bewindvoerder een plan van aanpak naar de gemeente sturen. De gemeente mag adviseren. Het advies moet dan binnen vier weken naar de griffier, de rechthebbende en de bewindvoerder. De rechter beslist op basis daarvan of het bewind wordt voortgezet dan wel beëindigd. Gemeenten kunnen hiertegen niet in hoger beroep. Gegevens over de gezondheid van de inwoner mogen worden verwerkt in het plan van aanpak en het advies.

Als de inwoner als gevolg van lichamelijke of geestelijke toestand duurzaam niet in staat is zijn belangen waar te nemen én er zijn problematische schulden, hoeft de rechter de bewindvoerder niet te verplichten een plan van aanpak te sturen. De gemeente heeft dan dus ook geen adviesrecht. Het bewind mag in dit geval voor onbepaalde tijd worden ingesteld.

Wat betekent dit voor gemeenten?

Gemeenten krijgen niet automatisch informatie toegestuurd over nieuwe uitspraken van beschermingsbewind. Zij moeten zelf de rechtbank op de hoogte stellen van het feit dat zij gebruik willen maken van het adviesrecht voor hun inwoners. Dit voorkomt dat

persoonsgegevens onnodig worden gedeeld met gemeenten die geen gebruik gaan maken van het adviesrecht. De bewindvoerder is vervolgens verplicht om de gemeente binnen twee weken te informeren over de instelling van het bewind.

Verder is de bewindvoerder verplicht om binnen drie maanden na de instelling van het schuldenbewind een afschrift van de boedelbeschrijving en een plan van aanpak naar de gemeente te sturen. Als het bewind is ingesteld vanwege lichamelijke of geestelijke toestand, dan kan de rechter deze verplichting ook opleggen aan de bewindvoerder, maar zal dit niet standaard gebeuren. Maximaal 4 weken nadat de gemeente de gegevens van de bewindvoerder heeft ontvangen, kan de gemeente een advies aan de rechtbank (griffier) uitbrengen.

Dit advies kan gebaseerd zijn op de boedelbeschrijving en het plan van aanpak, maar in sommige gevallen is het lastig om op basis van deze feitelijke informatie een passend advies uit te brengen. Dan kan het gewenst zijn om een gesprek te initiëren tussen de inwoner, de adviseur van de gemeente en eventueel de beschermingsbewindvoerder.

De gemeente is vrij om afspraken te maken met bewindvoerders en rechtbanken over de wijze waarop een passend advies kan worden gegeven.

Deze wet wordt ingevoerd zodat gemeenten hun regierol rondom schuldhulpverlening beter kunnen vormgeven. In dit kader is het dan ook aan te raden dat een specialist op het gebied van schuldhulpverlening het advies uitbrengt.

De gemeente adviseert de rechter op de vraag of het beschermingsbewind de meest passende ondersteuning biedt aan de inwoner, of dat een minder verstrekkende

voorziening een beter alternatief is. Als de gemeente een lichtere vorm van ondersteuning adviseert, moet dit goed onderbouwd worden. Hoe concreter de vorm van ondersteuning wordt omschreven, hoe beter de rechter in staat zal zijn af te wegen of het

beschermingsbewind voorgezet moet worden of niet.

De rechter beoordeelt het advies en hoeft het advies van de gemeente niet op te volgen.

Wet vereenvoudiging beslagvrije voet

De bescherming die de beslagvrije voet mensen moet bieden is de afgelopen jaren steeds meer onder druk komen te staan. Onderzoek heeft uitgewezen dat in 75 procent van de gevallen de beslagvrije voet te laag wordt vastgesteld en inwoners dus niet in het

bestaansminimum kunnen voorzien. Het te laag vaststellen van de beslagvrije voet wordt veroorzaakt door de volgende knelpunten:

➢ De vaststelling van de beslagvrije voet is complex en weinig transparant;

➢ Een juiste berekening is in grote mate afhankelijk van informatie die door de inwoner wordt aangeleverd;

➢ Inwoners reageren niet of nauwelijks op een verzoek om informatie aan te leveren om de beslagvrije voet vast te stellen.

Daarom wordt per 1 januari 2021 de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (Wvbvv) ingevoerd. Met deze wet wordt een standaard rekenwijze geïntroduceerd waarbij de beslagvrije voet op basis van broninformatie wordt berekend. Daarbij wordt vanuit data uit de Basis Registratie Personen (BRP) de leefsituatie en vanuit data uit de

polisadministratie het inkomen van de leefeenheid herleid. Met deze data wordt vervolgens via een wettelijk vastgelegde rekenformule de basis beslagvrije voet op uniforme wijze berekend.

Wat betekent dit voor gemeenten?

Gemeenten moeten allemaal gebruik gaan maken van de wettelijke rekenformule door middel van een uniforme rekentool die zij gaan afnemen. Dit is een centrale voorziening

die gevalideerde berekeningen maakt en waarop de gemeente zal moeten aansluiten om de beslagvrije voet altijd solide en juist te kunnen vaststellen. Uiteindelijk komen er vier tools voor de beslagberekening: voor de overheid, het UWV, de Fiscus en de

gerechtsdeurwaarders). Ook wordt een burgertool ontwikkeld voor controle door de burger.

Op basis van de nieuwe wet moet in een beslagsituatie een schuldenaar in ieder geval vijf procent van zijn totale netto-inkomsten uit arbeid of uitkering inzetten voor de aflossing van zijn schulden.

Bij lage inkomens bedraagt de beslagvrije voet daardoor 95 procent van dit inkomen. Dit geldt ook bij verrekening van een vordering met de bijstandsuitkering. De te hanteren beslagvrije voet is dan gelijk aan 95 procent van de bijstandsnorm, ook wanneer de kostendelersnorm speelt.

Schuldenaren kunnen in 2021 zowel te maken krijgen met een beslagvrije voet op basis van oude regelgeving als op basis van de Wvbvv. Dit komt doordat beslagen en

verrekeningen van voor 1 januari 2021 binnen 12 maanden herberekend moeten worden op basis van de nieuwe regelgeving. Dat houdt in dat zeker in de eerste fase schuldenaren met oudere schulden nog vaak met een beslagvrije voet op basis van de oude regelgeving te maken zullen hebben. Deze groep schuldenaren heeft altijd het recht om de

beslagleggende partij te benaderen voor een herberekening.3

Het streven is dat de wet met ingang van 1 januari 2021 in werking kan treden.

Als de gemeente nog niet klaar is voor de Wvbvv is er de mogelijkheid om de beslagvrije voet tijdelijk – tot 1 juli – te berekenen op basis van de ‘oude’ regelgeving. De wet kent hiervoor een overgangstermijn tot 1 juli 2021. Uiterlijk op deze einddatum moet de organisatie dan wel volledig uitvoering kunnen geven aan de Wvbvv.

Wetsvoorstel herziening beslag- en executierecht

Het wetsvoorstel Herziening van het beslag- en executierecht komt tegemoet aan het bestaansminimum van schuldenaren. Ook maakt het wetsvoorstel beslaglegging en executie eenvoudiger. Het wetsvoorstel is aangenomen door de Eerste Kamer en de wet is, op enkele onderdelen na, op 1 oktober 2020 in werking getreden. De wet zal volledig in werking treden per 1 april 2021.

Dit wetsvoorstel regelt onder andere dat er een beslagvrij bedrag bij beslag op een bankrekening wordt ingevoerd en dat het beslagverbod op roerende zaken wordt gemoderniseerd.

Als iemand zijn schulden niet betaalt, mag een schuldeiser maatregelen nemen om zijn geld terug te krijgen, maar mensen met schulden moeten niet onder het

bestaansminimum terechtkomen. Zij moeten geld overhouden om van te leven. Daarom wordt straks bij een beslag op hun bankrekening een deel van het tegoed vrijgehouden.

Bij beslag op loon of een uitkering geldt dit al.

Verder mag er geen beslag worden gelegd op roerende zaken, zoals een auto of een inboedel, als voorzienbaar is dat de kosten de baten overtreffen.

____________________

In de gemeente Zaanstad wordt al geruime tijd 95 procent van de bijstandsnorm aangehouden, anticiperend op deze wetgeving.

Ook wordt het beslagverbod op roerende zaken gemoderniseerd, net zoals de regels inzake de veiling van roerende zaken. Daarnaast wordt het mogelijk gemaakt om administratief beslag te leggen op motorrijtuigen.

Wetsvoorstel kwaliteit incassodienstverlening

Met de wet kwaliteit incassodienstverlening wordt een incassoregister ingesteld waardoor alleen de bonafide incassobureaus mogen blijven opereren.

Er komen eisen voor incassobureaus en buitengerechtelijk incassowerk van

advocaten/gerechtsdeurwaarders, bureaus die incassodiensten aanbieden en bedrijven die vorderingen opkopen. Bureaus en bedrijven die aan de eisen voldoen, worden openbaar geregistreerd. Zonder registratie mag men niet actief zijn.

Opname in het register volgt als een bedrijf voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat en op welke wijze het zal voldoen aan de bij of krachtens de wet gestelde normen en heeft kunnen aantonen dat het, net als eventuele bestuurders, voldoende betrouwbaar is. Voor deurwaarders en advocaten wordt een uitzondering van de registratieplicht voorgesteld.

Dat houdt in dat er voor deze beroepsgroepen geen verplichting is om, voorafgaand aan het verrichten of aanbieden van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden, een

registratie aan te vragen. Zij zullen bij het verrichten of aanbieden van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden echter wel zijn gehouden aan de normen die voortvloeien uit het voorontwerp.

Ook komt er een regeling tegen ongewenste stapeling van incassokosten bij termijnvorderingen.

De verwachte groei van schulden onder consumenten en bedrijven door de coronacrisis maakt een verantwoorde wijze van incasseren nu meer dan ooit nodig.