• No results found

6 Conclusies en aanbevelingen

6.2 Aanbevelingen

Verminder niet-gebruik regelingen

Bij het lezen van deze rapportage moet het volgende goed in het oog worden gehouden:

in de berekeningen is ervan uitgegaan dat alle aanspraken op landelijke en lokale regelingen zijn aangevraagd. Dat is echter niet voor ieder huishouden een

vanzelfsprekendheid.4

Gemeenten kunnen het gebruik van lokale regelingen stimuleren door hieraan publiciteit te geven en de toegang tot deze regelingen te vereenvoudigen. In de gemeente Zaanstad gebeurt al veel op dit gebied. Het Nibud adviseert om deze activiteiten voort te zetten en te blijven werken aan het oplossen van drempels om lokale voorzieningen aan te vragen.

Ook voorlichting door intermediairs is vaak doeltreffend. Het is daarbij belangrijk dat de intermediairs bekend zijn met alle regelingen die de gemeente Zaanstad te bieden heeft en dat zij ook continu op de hoogte worden gebracht van veranderingen in

inkomensondersteunende maatregelen.

Om het niet-gebruik te verminderen, kunnen gemeenten ook de wijkteams inzetten. In Zaanstad wordt dit al gedaan en zijn wijkteams een belangrijk onderdeel in de keten.

De wijkteams bestaan uit professionals met een verschillende achtergrond en expertise. In hun gesprekken met inwoners blijken wijkteams veel te maken te hebben met financiële problemen van burgers. Om de kwaliteit van de hulpverlening te waarborgen tijdens keukentafelgesprekken, is het wenselijk dat de professionals binnen het wijkteam op de hoogte zijn van alle inkomensondersteunende maatregelen die de gemeente Zaanstad te bieden heeft.

Stimuleer goed financieel beheer

Om rond te kunnen komen van een minimuminkomen is een goed financieel beheer van het huishouden noodzakelijk. Men reserveert om zo nodig grote uitgaven te kunnen doen voor de vervanging van inventaris. We gaan ervan uit dat het huishouden niet leent, zodat er niet nog extra kosten van rente en aflossing bijkomen. Veel huishoudens die van een minimum inkomen moeten rondkomen, voeren een goed financieel beheer, maar een deel ook niet. Voor deze huishoudens is het aan te bevelen cursussen of begeleiding te

organiseren. Het Nibud, en ook andere (lokale) organisaties, hebben hiervoor een uitgebreid aanbod.

Help energielasten verlagen

Het is te verwachten dat de energielasten een groter deel van de woonlasten en daarmee van de totale begroting van minima gaan innemen. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat juist minima vaak in minder goed geïsoleerde woningen wonen, waardoor ze ook een hoger verbruik dan gemiddeld hebben. Ook de toekomstige energietransitie zal de nodige kosten met zich meebrengen. Voor bewoners van een huurwoning is nog onduidelijk of de woningbouwcorporaties dit gaan doorberekenen aan hun huurders. Het Nibud adviseert de gemeente hier aandacht voor te hebben.

____________________

Huishoudens met een laag inkomen zouden hulp van energieadviseurs of gratis/ goedkope energieboxen aangeboden kunnen krijgen. Producten zoals ledlampen en isolatiefolies, waarvan de aanschafkosten voor deze doelgroep vaak te hoog zijn, terwijl ze een snelle terugverdientijd hebben, zijn dan het meest effectief.

Houd bij de berekening van de kwijtschelding rekening met overige belastingen

Om voor kwijtschelding van gemeentelijke heffingen en waterschapslasten in aanmerking te komen hanteren zowel de gemeente als het waterschap een kwijtscheldingsnorm van 100 procent. Dit is hoger dan de wettelijk voorgeschreven norm van 90 procent.

Voor beide (gemeente en waterschap) wordt de betalingscapaciteit apart berekend.

Hiermee wordt er van uitgegaan dat het huishouden twee maal over de betalingscapaciteit beschikt, wat uiteraard niet zo is. De gemeente heeft de mogelijkheid de

betalingscapaciteit op een andere wijze te berekenen: de regelgeving (Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, URIW 1990) is zodanig dat bij de berekening van de

betalingscapaciteit rekening kan worden gehouden met meerdere belastingaanslagen.5 Het Nibud adviseert de gemeente samenwerking met het waterschap te zoeken om te voorkomen dat inwoners hun betalingscapaciteit twee keer moeten inzetten.

Zie er op toe dat deelnemers aan de collectieve zorgverzekering het ‘juiste’ pakket kiezen De gemeente Zaanstad biedt inwoners met een laag inkomen (tot en met een inkomen van 110 procent van de geldende bijstandsnorm) een collectieve zorgverzekering aan.

Deelnemers kunnen kiezen uit verschillende pakketten bij verschillende zorgverzekeraars.

Met deze verzekering zijn deelnemers uitgebreider verzekerd dan huishoudens met een gemiddelde verzekering. Door deze uitgebreide verzekering zal het beroep op de

bijzondere bijstand lager zijn, wat gunstig uitpakt voor de (uitvoerings)kosten van de gemeente. Ook deelnemers aan de collectieve verzekering zijn beter af: zij krijgen een uitgebreid pakket aan medische kosten vergoed.

Met het herverzekeren van het eigen risico kan worden voorkomen dat huishoudens zorg gaan mijden, omdat zij de eerste 385 euro zelf moeten betalen. Het is daarom positief dat de gemeente Zaanstad pakketten aanbiedt waarin het eigen risico is meeverzekerd.

Daarnaast biedt de gemeente een goedkoper pakket aan zonder herverzekering van het eigen risico, Univé compact. Het Nibud adviseert om huishoudens die voor deze

verzekering gekozen hebben en die toch hun (volledig) eigen risico moeten betalen, een betalingsregeling aan te bieden. In de gemeente Zaanstad is dit nu al mogelijk.

Voor chronisch zieken en mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking is het meest uitgebreide zeer waardevol, gezien de uitgebreide dekking en het feit dat het eigen risico en de eigen bijdrage Wmo worden betaald door de collectieve zorgverzekering. Er zijn echter ook huishoudens die geen zorgvraag hebben en wel een uitgebreide collectief zorgverzekeringspakket.

Het Nibud adviseert oververzekering van de gebruikers van de collectieve zorgverzekering zoveel mogelijk tegen te gaan. In de gemeente Zaanstad wordt hier vorm aan gegeven door, in samenwerking met de betreffende zorgverzekeraars, inwoners informatie te verstrekken die hen kan ondersteunen bij het maken van een passende keuze voor hun persoonlijke situatie.

____________________

Differentieer de individuele inkomenstoeslag

In de gemeente Zaanstad kunnen huishoudens onder de AOW-gerechtigde leeftijd, die gedurende minimaal vijf jaar een inkomen ontvangen van maximaal 110 procent van de geldende bijstandsnorm, in aanmerking komen voor een individuele inkomenstoeslag.

De tegemoetkoming heeft een gunstig effect op de bestedingsruimte van huishoudens die langdurig van een laag inkomen moeten rondkomen. Huishoudens met een laag inkomen zullen, als dat nodig is, in eerste instantie bezuinigen op de reserveringsuitgaven, omdat deze niet elke maand terugkomen. Wanneer dit huishouden dan plotseling voor een grote uitgave komt te staan, zal het schulden moeten gaan maken. De IIT biedt dan een goed vangnet. Het Nibud adviseert deze regeling in stand te houden.

De hoogte van de IIT bedraagt voor paren 605 euro per jaar, voor alleenstaande ouders 545 euro per jaar en voor alleenstaanden 385 euro per jaar.

Het Nibud beoordeelt het als positief dat een gemeente bij het vaststellen van de hoogte van de inkomenstoeslag rekening houdt met de verschillen in kosten die verschillende huishoudtypen hebben. Er wordt echter geen onderscheid gemaakt tussen paren met en zonder kinderen. Ook het aantal kinderen heeft geen invloed op de hoogte van de inkomenstoeslag.

Aangezien de kosten van (oudere) kinderen niet volledig gecompenseerd worden door kindgebonden toeslagen, kan de gemeente ervoor kiezen om één basisbedrag vast te stellen en daar bovenop een extra bedrag toe te kennen voor elk ten laste komend kind.

Omdat oudere kinderen zwaarder op de begroting drukken, zou de gemeente voor oudere kinderen een hogere toeslag kunnen verstrekken dan voor jonge kinderen.

Daarnaast zien we dat alle onderzochte huishoudens, die in aanmerking komen voor IIT, op 120 procent van de geldende norm te maken krijgen met een armoedeval, soms in de vorm van een doorstroomval en soms een uitstroomval.

In enkele gevallen was er zonder IIT al sprake van een doorstroomval, maar verandert deze in een uitstroomval als het betreffende huishouden ook de IIT ontvangt. Dit zien we bijvoorbeeld bij het paar zonder kinderen en het paar met jonge kinderen. En in die gevallen waarin al sprake was van een uitstroomval, wordt deze groter (het verschil in de bestedingsruimte tussen 120 procent en bijstandsniveau neemt toe).

Het verhogen van de inkomensgrens van de IIT naar 120 procent, lost dit probleem maar in beperkte mate op: bij de alleenstaande en de zelfstandig werkende alleenstaande ouder verdwijnt de armoedeval op 120 procent, bij het eenoudergezin met jonge kinderen

verschuift de armoedeval naar 130 procent en bij de overige onderzochte huishoudens blijft een armoedeval op 120 procent bestaan, hoewel de omvang van de armoedeval wel afneemt.

Een andere manier om de armoedeval op 120 procent te beperken, is door de IIT getrapt af te bouwen en op 110 procent een lager bedrag toe te kennen dan op bijstandsniveau.

Door vervolgens een constructie toe te passen van een basisbedrag plus een extra bedrag voor ten laste komende kinderen, zoals hierboven besproken, kan de armoedeval

verkleind worden en kunnen tegelijkertijd nieuwe tekorten voorkómen worden.

Hierbij moet de gemeente in het oog houden dat wijzigingen in de inkomensgrens van de IIT niet alleen gevolgen hebben voor de armoedeval, maar ook voor de bestedingsruimte van huishoudens: door het verhogen van de inkomensgrens naar 120 procent neemt de bestedingsruimte bij alle huishoudens op 120 procent toe, bij het getrapt afbouwen neemt de bestedingsruimte juist af (als op 110 procent een lager bedrag wordt toegekend dan in de huidige situatie).

Verstrek een vergoeding voor sociale participatie aan volwassenen

In de gemeente Zaanstad kunnen kinderen tot 18 jaar in aanmerking komen voor

vergoedingen voor sport en cultuur. Dit is een stimulans om kinderen deel te laten nemen aan sportieve en culturele activiteiten. Het Nibud beoordeelt dit als zeer positief.

De inkomensgrens voor de vergoedingen voor sport en cultuur ligt op 110 procent van de geldende bijstandsnorm. Huishoudens met een inkomen tussen 110 en 120 procent kunnen een beroep doen op het Jeugdfonds Sport & Cultuur. Dit zal in de praktijk niet altijd gebeuren. Daarom is in de begrotingen gerekend met een inkomensgrens van 110 procent. In paragraaf 4.5 is inzichtelijk gemaakt wat het betekent als de vergoeding voor sport en cultuur ook wordt toegekend bij een inkomensgrens van 120 procent. Naast het feit dat de bestedingsruimte voor gezinnen met kinderen op 120 procent groter is, zien we enkele verschuivingen van armoedevallen: bij eenoudergezinnen (met twee oudere

kinderen of met vier kinderen) verdwijnt de armoedeval op 120 procent, maar wordt wel een armoedeval op 130 procent zichtbaar. Bij paren met twee oudere kinderen of met vier kinderen is er (bij het verhogen van de inkomensgrens) nog steeds sprake van een

armoedeval op 120 procent. Het gaat dan echter niet meer om een uitstroomval, maar om een doorstroomval, met andere woorden de bestedingsruimte op 120 procent is dan weliswaar lager dan op 110 procent, maar niet lager dan op bijstandsniveau.

Voor volwassenen kent de gemeente Zaanstad geen tegemoetkoming voor sportieve of culturele activiteiten. Echter, ook voor volwassenen is sociale participatie belangrijk.

Sociale uitsluiting kan zo worden tegengegaan, wat de kansen op de arbeidsmarkt zou kunnen vergroten. Financiële ondersteuning voor volwassenen kan hier een positieve rol spelen.

De gemeente Zaanstad zou kunnen onderzoeken of ook aan een volwassenen een vergoeding kan worden verstrekt. Met name paren, die de kosten van twee volwassenen moeten dragen, zullen veel baat hebben bij een bijdrage voor sociale participatie. Maar ook alleenstaanden onder de AOW-leeftijd hebben niet heel veel bestedingsruimte als zij zowel de kosten uit het basispakket als de kosten voor sociale participatie willen

bekostigen.

Aan de keuze om ook volwassenen een vergoeding te verstrekken, zijn uiteraard aanzienlijke budgettaire consequenties verbonden. Bovendien zal een vergoeding voor volwassenen de armoedeval op 120 procent, die nu bij enkele huishoudens zichtbaar is, nog verder vergroten. Anderzijds zullen tekorten op de lagere inkomensniveaus

verminderen.

Door regelingen getrapt af te bouwen, of door te werken met verschillende

inkomensgrenzen kunnen soms armoedevallen voorkómen worden. Een dergelijke constructie is echter voor inwoners niet altijd gemakkelijk te begrijpen, wat van invloed kan zijn op het (niet)gebruik van regelingen.

Een andere optie is om de regeling voor kinderen uit te breiden naar 27 jaar. Juist jongeren in de leeftijdscategorie van 12 tot 18 jaar stoppen vaak met sporten. Door de regeling uit te breiden kan gestimuleerd worden dat zij blijven sporten of weer gaan sporten.

Ook zou “Meedoen Zaanstad” aan de onderkant uitgebreid kunnen worden, zodat ook kinderen van 0 tot vier jaar van de regeling gebruik kunnen maken (bijvoorbeeld voor peutergym).