• No results found

wetenschapsfilosofische achtergronden

In document Complexiteit in gebiedsontwikkeling (pagina 34-37)

Het huidige onderzoek naar gebiedsontwikkeling baseert zich veelal op een sociaal-constructivistische paradigma waarbij de ruimtelijke ordening wordt bedreven vanuit een relativistische epistemologie. Hierbij wordt de werkelijkheid gezien als een sociaal construct dat gevormd wordt door de interactie van ideeën, normen & waarden en meningen door subjecten, ofwel door intersubjectieve interactie. Taal en symbolen zijn hierbij van groot belang om tot een consensus te komen over hoe de realiteit gezien kan worden. De realiteit is in dit paradigma een vorm van een ‘agreed reality’ (de Roo et al, 2012). Deze zienswijze is onder andere beïnvloed door het werk van Habermas over communicatieve rationaliteit en de structuratietheorie van Giddens. Habermas (1981) stelt dat de wetenschappelijke objectiviteit een product is van intersubjectieve interactie. Giddens (1984) voegt daar aan toe dat er een wisselwerking plaats vindt tussen bestaande structuren en sociale actoren (duality of structure), waarbij zowel handelingen als structuren elkaar beïnvloeden en definiëren (Murdoch, 2006).

De huidige technologische vooruitgang voedt echter de vraag of ook niet-menselijke actoren interactie vertonen met hun omgeving en daarmee structuur aanbrengen. Deze gedachtegang is onderdeel van het postmodernistische en poststructuralistische

gedachtengoed van o.a. Deleuze, Rorty, Foucault, Derrida en Massey. Zij constateren dat: 1) bestaande indelingen (categorieën en grenzen) vervagen door een toename in connectiviteit, 2) niet alleen mensen, maar ook ‘dingen’ het vermogen bezitten om de wereld om zich heen te veranderen (agency kennen), 3) agency zelf verkregen wordt in een relationeel netwerk van zowel mensen als dingen (zie Latour’s Actor-Network Theory) en 4) het ontstaan en

verkrijgen van macht gezien kan worden als een relationeel proces (Murdoch, 2006). Deze inzichten sluiten aan bij een relativistische epistemologie. Maar tevens wordt de werkelijkheid hier ontologisch gepositioneerd als een relationeel construct. De

relationalistisch ontologie verklaart dat de realiteit (en dus het ‘zijn’) gezien worden als het resultaat van in tijd en ruimte interacterende entiteiten (zowel mensen als dingen). Inzichten bestaan alleen ten opzichte van elkaar waarmee ze veranderlijk zijn en verworden tot

35

procesfilosofie van Whitehead (1929) die de werkelijkheid duidt als een groot proces van elkaar opvolgende gebeurtenissen welke met elkaar in verbinding staan en dus niet losstaand bepaald kunnen worden (de gebeurtenissen bestaan ten opzichte van elkaar). Voor de

ruimtelijke ordening betekent dit dat ‘the performance of social practices and the

performance of space go hand in hand. The performer (for example, the social agent) and the context of performance (space or place, for example) are not distinct from one another, but they are both entangled in the heterogeneous spatial processes of “becoming”’ (Murdoch,

2006:18).

Wanneer de objectieve werkelijkheid met het subjectieve verbonden wordt doormiddel van intersubjectieve interactie (o.a. de Roo et al., 2012), kan het relationalistische perspectief op de werkelijkheid gezien worden als de verbinding tussen de objectivistische en de

subjectivistische epistemologie (zie tabel 4.1).

De bruikbaarheid van het relativistische en relationalistische perspectief wordt ook ondersteund door theoretische noties uit de exacte wetenschap. De onzekerheidsrelatie (Heisenberg) uit de kwantummechanica stelt dat het onmogelijk is om exacte waarden te bepalen (te meten) zonder dat de waarde door de meting beïnvloed wordt. De waarnemer beïnvloedt hierdoor de ‘objectieve werkelijkheid’ (met het meetinstrument) waardoor deze altijd afhankelijk is van interpretatie. Hiermee levert het een belangrijke bijdrage aan het relativistische paradigma. Het relationalistische perspectief wordt ondersteund door de relativiteitstheorie (Einstein). Deze positioneert het mathematisch concept van ‘ruimtetijd’ waarin ruimte en tijd niet meer beschouwd worden als onafhankelijke grootheden.

De relationele benadering wordt gebruikt om het ontstaan en de betekenis van

gebeurtenissen of ‘events’ op basis van hun relaties tot elkaar te verklaren. Ze zijn immers een bepaald ruimtetijdconstruct. Er dient dan ook altijd naar de specifieke (lokale) context

(ruimtetijd) gekeken te worden om de interacties (het handelen) te begrijpen (Murdoch, 2006; Balducci et al., 2011). Deze poststructuralistische benaderingswijze heeft in het bijzonder gehoor gevonden in de relationele geografie (Boelens, 2010; 2011) waar Massey met haar boek ‘For Space’ (2005) een van de eerste auteurs die de stelling positioneert dat de ruimte een product is van interacties en daardoor niet statisch is, maar continue aan verandering onderhevig in de tijd.

36

Filosofische tegenstellingen

Filosofische stroming Realisme Idealisme

Intellectuele stroming

(sociale wetenschap) Existentialisme Poststructuralisme

Structuralisme / Sociaal-constructivisme

Ontologie Absolutisme Relationalisme = ook

relativistisch Relativisme Epistemologie Objectivisme A=A Relationalisme A can be A Sociaal constructivisme A ≠ A

Tijd-ruimte relatie Substantialisme Relationalisme Idealisme

Verklaring van de

werkelijkheid Reductionisme Holisme Expansionisme

Pragmatisme

Tabel 4.1: positionering van het relationalistische perspectief in de ruimtelijke wetenschap

De relationalistische benadering gaat er van uit dat objecten en mensen tijd-gerelateerde constructies zijn in de ruimte (ofwel constructies in de ruimtetijd), die relationeel bepaald worden. Zowel dingen als gebeurtenissen kennen een duidelijke tijdruimte-relatie. Ze krijgen betekenis door hun relatie ten opzichte van elkaar. Daarmee levert dit perspectief een

aanvulling op de sociaal-constructivistische benadering voor het doen van onderzoek binnen de ruimtelijke wetenschap. Het leidt tot de volgende benaderingswijze voor het hier

beschreven onderzoek:

IN DEZE STUDIE WORDT UITGEGAAN VAN EEN

RELATIONALISTISCH BENADERING: DE WERKELIJKHEID IS RELATIEF EN WORDT GECONSTRUEERD DOOR INTERACTIE IN EEN BEPAALDE RUIMTETIJD.

Uitgaande van een evolutionair karakter van kennis (o.a. Popper, Kuhn) en de

argumentatie van Lakatos (1974) over wetenschappelijke theorievorming is het interessant om te bezien of de relationalistische benadering een aanvulling kan bieden op de bestaande

perspectieven en nieuwe kansen biedt voor gebiedsontwikkeling. Het relationalistische perspectief vergt een holistische (nadruk op het geheel) benadering, wat gerelateerd is aan ‘complexiteitstheorie’ en systeemdenken. Vanuit de wetenschap wordt het begrip

complexiteit steeds meer gekoppeld aan ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling (de Roo et al., 2012; Portugali et al,, 2012; de Roo & Silva, 2010; De Roo & Porter, 2007; Innes & Booher, 2010; Teisman et al, 2009; Hillier, 2007; Healey, 2007 en Teisman, 2005).

37

5. COMPLEXITEIT-DENKEN EN GEBIEDSONTWIKKELING

In document Complexiteit in gebiedsontwikkeling (pagina 34-37)