• No results found

De wet op de inkomstenbelasting 2001

2 Internationale concurrentiepositie

3.4 Fiscale maatregelen

3.4.1 De wet op de inkomstenbelasting 2001

Met ingang van 1 januari 2001 is de nieuwe Wet op de inkomstenbelasting 2001 van kracht. Ten opzichte van de oude Wet op de inkomstenbelasting 1964 is één van de belangrijkste wijzigingen dat er voortaan sprake is van het zogenoemde “gesloten boxensysteem”. Niet langer heeft een belastingplichtige één belastbaar inkomen, maar het zal regelmatig kunnen voorkomen dat iemand drie (!) belastbare inkomens heeft; deze drie belastbare inkomens worden samen het verzamelinkomen genoemd.

Box 1 Box 2 Box 3

Inkomen uit werk en woning Inkomen uit aanmerkelijk belang Inkomen uit sparen en beleggen

• Winst uit onderneming • Inkomen uit roerende zaken

• Loon uit dienstbetrekking • Inkomen uit roerende zaken voor

zover niet voor persoonlijke

• Inkomen uit eigen woning

• Aftrekbare lijfrentepremies

• Uitgaven voor kinderopvang

• Persoonsgebonden aftrek

Tarief 32,35%-52% Tarief 25% Tarief 30%

In Box 3 bestaan de volgende vrijstellingen:

- een heffingvrij (belastingvrij) vermogen van (€ 17599,87) per persoon - een kindertoeslag van (€ 2349,22)

Met belastingvorderingen of –schulden wordt geen rekening gehouden; deze verhogen of verminderen het belastbaar vermogen dus niet.

De belasting van Box 3-inkomsten wordt geheven over het gemiddeld vermogen in een jaar.

Belangrijk is dat verliezen uit box 1 niet kunnen worden verrekend met belastbare inkomsten uit een van de andere boxen. Is er sprake van een verlies uit onderneming en is daardoor het saldo van alle inkomsten in box 1 negatief, dan kan dat negatieve saldo dus niet worden verrekend met de positieve rente-inkomsten van

spaargelden in box 3. Het is wel mogelijk om verliezen uit een box te verrekenen met positieve bedragen van voorgaande of toekomstige jaren.

Met ingang van 1 januari 2001 is er voortaan sprake van partner en is het begrip echtgenote verdwenen. Als partner wordt aangemerkt (mits niet duurzaam gescheiden levend) de echtgenote of geregistreerd partner, maar ook een ongehuwd meerderjarige, mits de samenwoning meer dan 6 maanden heeft geduurd en beide partners op hetzelfde adres staan ingeschreven. Overigens kan iemand – in fiscale zin – niet meer dan één partner hebben.

Partners hebben van jaar tot jaar de keuze om bepaalde inkomsten in hun aangiften te verdelen, als er per saldo maar 100% van die inkomsten wordt aangegeven.

Voor werknemers is van belang dat zij niet langer de door hen gemaakte beroepskosten in aftrek op het belastbaar inkomen kunnen brengen.

Bijtelling privé-gebruik auto van de zaak

Met ingang van 1 januari 2001 geldt de fiscale bijtelling voor ter beschikking gestelde auto’s ook voor

bestelauto’s. De forfaitaire bijtelling blijft alleen achterwege als de bestelauto door aard of inrichting voor 90% of meer is ingericht voor het vervoer van goederen.

De bijtelling is afhankelijk van de waarde van de auto; deze waarde is voor:

- een personenauto de catalogusprijs inclusief BTW en BPM

- een bestelauto de catalogusprijs inclusief BTW

- een personen- of bestelauto van ouder dan 15 jaar de waarde in het economisch verkeer Privé-kilometers Fiscale bijtelling

0 tot 500 nihil

500 tot 4000 15%

4000 tot 7000 20%

Meer dan 7000 25%

Door middel van het bijhouden van een rittenadministratie kan worden aangetoond dat het privé-gebruik minder dan 7000 kilometer per jaar is. Zo’n rittenadministratie moet dan de volgende informatie bevatten:

- Het merk, de type en het kentekennummer van de auto

- De periode dat de betreffende auto ter beschikking staat/privé wordt gebruikt - En voor elke rit afzonderlijk

- de datum

- begin- en eindstand van de kilometerteller - de bezochte adressen

- vermelden of de rit zakelijk of privé is - de gereden route

Voor bestelauto’s, waarmee per jaar minder dan 500 kilometer privé wordt gereden, geldt een vereenvoudigde rittenadministratie. Hetzelfde geldt voor de bestelauto’s, waarmee wel meer dan 500 maar niet meer dan 4000 kilometer privé wordt gereden.

Het eigenwoningforfait.

Uitgangspunt voor het eigenwoningforfait (tot en met 2000 huurwaardeforfait genoemd) is de zogenoemde waarde. Voor de periode 2001 tot en met 2004 geldt de nieuwe waarde per 1 januari 2001. De WOZ-waarde is de WOZ-waarde volgens de wet Waardering Onroerende Zaken.

Eigenwoningforfait

Bij een WOZ-waarde van (euro) en niet meer dan (euro) is het forfaitpercentage (%)

0 12.500 0,00

12.500 25.000 0,30

25.000 50.000 0,45

50.000 75.000 0,60

De zogenoemde wetsfictiegemeenten zijn er niet meer. Tot en met 2000 moest de WOZ-waarde van die gemeenten met een bepaald percentage worden verhoogd.

De ondernemersaftrek

De ondernemersaftrek bestaat uit:

- De zelfstandigenaftrek

- Speur- en ontwikkelingswerkaftrek (S & O) - De meewerkaftrek

- De stakingsaftrek

Voor al deze aftrekposten geldt dat aan het zogenoemde urencriterium moet worden voldaan. De voorwaarden voor het urencriterium zijn dat:

• van de voor de winst uit onderneming, belastbaar loon en belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden beschikbare tijd meer dan de helft (> 50%) en tenminste 1225 uur moet zijn besteed aan de eigen onderneming. Voor startende ondernemers geldt dat zij alleen aan de eis van 1225 uur moeten voldoen

• als sprake is van een samenwerkingsverband, dan worden er strengere eisen aan het urencriterium gesteld.

Werkzaamheden van bijvoorbeeld ondersteunende aard tellen voor die partner niet mee voor het urencriterium en hetzelfde geldt als het maatschappelijk ongebruikelijk is dat een dergelijk samenwerkingsverband wordt aangegaan tussen derden (zijnde niet-verbonden personen).

De zelfstandigenaftrek

Ten opzichte van voorgaande jaren zijn de volgende wijzigingen aangebracht:

- De leeftijdsgrens van 18 jaar is komen te vervallen

- De regeling betreffende het urencriterium voor de meewerkende partner is ook komen te vervallen. Tot en met 2000 werd het urencriterium van 1225 uur verlaagd tot 875 uur als ook de echtgenote in de onderneming werkte. Deze verlaagde urennorm is dus afgeschaft.

Bij een winst gelijk maar minder dan euro bedraagt de

aan of meer dan euro zelfstandigenaftrek euro

0 11.745 13.408

De zelfstandigenaftrek wordt voor startende ondernemers verhoogd met € 1774,=.

Speur- en ontwikkelingswerkaftrk (S & O)

Ondernemers die persoonlijk tenminste 625 uur per jaar besteden aan speur- en ontwikkelingswerk hebben in 2001 recht op een extra-aftrekpost van € 4990,=.

Voor startende ondernemers wordt de S & O-aftrek verhoogd met € 2495,=. Deze startende ondernemer komt in aanmerking voor de extra-aftrek als

- de ondernemer in een van de 5 voorgaande jaren geen ondernemer is geweest en - deze S & O-aftrek in die periode van 5 jaren niet meer dan twee keer is gebruikt.

De meewerkaftrek

Deze regeling is ten opzichte van het voorgaande jaar eigenlijk niet veranderd. De meewerkaftrek geldt voor de partner, die in de onderneming meewerkt en daarvoor geen (reële) arbeidsvergoeding ontvangt.

Aantal meegewerkte uren

Van tot Aftrekpercentage van de winst

0 525 0,00%

525 875 1,25%

875 1225 2,00%

1225 1750 3,00%

1750 of meer 4,00%

Uiteraard kunnen de ondernemer en de partner kiezen voor het toekennen van een reële arbeidsvergoeding.

Kiezen zij voor die regeling dan vervalt het recht op de meewerkaftrek.

De vergoeding moet tenminste € 5000,= bedragen. Is dat het geval dan kan de ondernemer de vergoeding als aftrek op zijn winst brengen.

In afwijking van de jaren tot 2000 is het niet langer nodig dat een schriftelijke overeenkomst tussen de

ondernemer en de partner wordt opgemaakt. Ook behoeft niet langer in de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekering om de faciliteit worden verzocht.

De stakingsaftrek

De stakingsaftrek is de vervanger van de stakingswinstvrijstelling. Deze stakingsaftrek is veel beknopter dan zijn voorganger. De stakingsaftrek is alleen nog van toepassing bij staking van de gehele onderneming en dus niet bij bijvoorbeeld een duurzame inkrimping van de onderneming (gedeeltelijke staking). Het is de bedoeling dat de stakingsaftrek tot het jaar 2006 gelijkmatig wordt verminderd tot uiteindelijk € 3630,= per ondernemer.

Er zijn ingewikkelde – tijdelijke - overgangsregelingen voor commanditaire vennoten in onder andere zeescheepvaart- en film-C.V.’s. Ook zijn er overgangsregelingen voor bestaande commanditaire vennootschappen.