• No results found

Beleggingen in durfkapitaal

2 Internationale concurrentiepositie

3.4 Fiscale maatregelen

3.4.5 Beleggingen in durfkapitaal

Dit is de vervanger van de Tante Agaath-regeling. In de nieuwe regeling wordt ook onderscheid gemaakt in directe en indirecte beleggingen in durfkapitaal. Voor beide regelingen geldt in Box 3 een vrijstelling van

€ 46.984,= per belastingplichtige; bij partners wordt deze vrijstelling verdubbeld.

Een directe belegging is:

• een geregistreerde, achtergestelde geldlening aan

• een beginnend ondernemer/natuurlijk persoon, die

• de lening gebruikt voor de financiering van verplicht ondernemingsvermogen

• of een lening aan een rechtspersoon (bijvoorbeeld B.V.), die

• de lening gebruikt voor de financiering van verplicht ondernemingsvermogen als die rechtspersoon een natuurlijk persoon zou zijn

Voor de achtergestelde lening geldt dat de hoofdsom tenminste € 2269,= moet zijn en dat de bedongen rente niet hoger mag zijn dan de wettelijke rente (thans 8%). De leningsovereenkomst moet door de schuldeiser en de schuldenaar zijn ondertekend en vervolgens moet de leningsovereenkomst binnen vier weken na het afsluiten bij de belastingdienst worden geregistreerd.

Iemand wordt als beginnend ondernemer aangemerkt als

• hij een natuurlijk persoon is, die

• in Nederland een onderneming drijft

• in aanmerking kan komen voor de zelfstandigenaftrek in het jaar van afsluiten van de leningsovereenkomst dan wel het jaar daarvoor of het jaar erna

• en in principe niet meer dan 7 jaar (of 14 jaar na een eerdere bedrijfsopvolging) de zelfstandigenaftrek heeft ontvangen.

• er sprake is van een rechtspersoon, die

• in Nederland een onderneming drijft

• op het moment van afsluiten van de geldlening niet langer dan 8 jaar bestaat

• werknemers heeft, welke tenminste 1225 uur werkzaam zijn in de onderneming

• geen voortzetting is van een andere rechtspersoon van de aandeelhouder(s)

Overigens is de vrijstelling van beleggingen in durfkapitaal niet van toepassing voor leningen tussen partners of tussen personen in een samenwerkingsverband en voor leningen die voor 1 januari 1996 zijn verstrekt.

Een indirecte belegging is:

• een geldlening aan

• een aandeel in

• een winstbewijs van

aangewezen participatiemaatschappijen, die achtergestelde geldleningen verstrekken aan beginnende ondernemers of die deelnemen (participeren) in participatiemaatschappijen die de hiervoor vermelde geldleningen aan beginnende ondernemers verstrekken.

De vrijstelling geldt niet voor geldleningen die voor 1 januari 1996 zijn verstrekt en voor aandelen in of winstbewijzen, die voor 1 januari 1996 zijn uitgegeven.

3.4.6 Middeling

Bij sterk wisselende inkomens kan men over een periode van 3 aaneengesloten jaren middelen. Met ingang van 2001 is middeling alleen nog mogelijk voor inkomsten uit Box 1 (de Boxen 2 en 3 hebben immers een vast tarief van 25% respectievelijk 30%).

Bij middeling geldt een drempelbedrag van € 545,= en elk jaar mag slechts eenmaal in een middeling worden betrokken.

Nieuw is dat met ingang van 2001 ook het jaar waarin iemand 65 jaar is geworden, in de middeling mag worden meegenomen.

Tevens is er een overgangsregeling:

• Als het jaar 1998 als laatste in een middeling is meegenomen, dan wordt het eerstvolgende middelingstijdvak 1999 – 2000 en geldt een drempel van € 363,=

• Indien iemand overlijdt of emigreert in 2003 dan wordt het eerste middelingstijdvak 2001 - 2002 en bedraagt de drempel ook € 363,=

3.4.7 De heffingskortingen

Met ingang van 2001 bestaan de belastingvrije sommen niet meer en zijn deze vervangen door zogenoemde heffingskortingen. Er zijn een (flink) aantal heffingskortingen, te weten:

1. arbeidskorting 12. korting voor beleggingen in durfkapitaal

ad 1: Is voor belastingplichtigen die winst uit onderneming, loon uit dienstbetrekking of resultaat uit overige werkzaamheden (bijverdiensten) genieten. Deze korting is maximaal € 920,=.

ad 2: Elke belastingplichtige heeft recht op deze korting van € 1576,=

ad 3: Deze korting is in totaal € 38,12 (dus voor beide partners samen) en is van toepassing als er gedurende tenminste 6 maanden een kind tot het huishouden behoort het kind bij aanvang van het jaar nog geen 16

gezamenlijk inkomen van beide partners meer dan € 54.500,= dan vervalt deze korting.

ad 4: Bestaat er recht op kinderkorting en is het gezamenlijk inkomen lager dan € 27.251,= dan hebben de gezamenlijke partners recht op deze aanvullende korting van € 192,=.

ad 5: Is van toepassing als iemand

• met tegenwoordige arbeid, winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden inkomen geniet en

• dat inkomen meer is dan € 3938,= en

• een kind heeft dat tot zijn huishouden behoort

• dat kind bij aanvang van het jaar nog geen 12 jaar is

Deze combinatie korting is € 138,= en geldt voor iedere belastingplichtige afzonderlijk. Bij partners wordt deze korting dus verdubbeld.

ad 6: Deze is van toepassing voor een alleenstaande belastingplichtige, die in een jaar gedurende tenminste 6 maanden samen met een kind een huishouden voert en dit kind bij aanvang van het jaar jonger is dan 27 jaar en door hem in belangrijke mate wordt onderhouden.

De alleenstaande ouderkorting is € 1261,= per jaar.

ad 7: Geldt voor de belastingplichtige die in aanmerking komt voor de alleenstaande ouderkorting en als het kind bij aanvang van het jaar nog geen 12 jaar is. Deze aanvullende korting is 4,3% van de inkomsten uit

tegenwoordige arbeid, winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden, maar maximaal

€ 1261,=.

ad 8: Deze korting is € 236,= en geldt voor belastingplichtigen die bij aanvang van het jaar 65 jaar zijn en een verzamelinkomen heeft van maximaal € 27.704,=.

ad 9: Deze aanvullende korting is € 248,= en is van toepassing als recht bestaat op de ouderenkorting recht bestaat op een pensioen krachtens de AOW (dus niet een particulier pensioen)

ad 10: Als iemand recht heeft op een uitkering krachtens de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening

jonggehandicapten (Wajong) en de ouderenkorting is niet van toepassing, heeft hij recht op deze korting van

€ 484,=.

ad 11: wordt hier niet nader beschreven.

ad 12: Deze korting is gelijk aan 1,3% van het vrijgestelde bedrag volgens de vrijstellingen beleggingen in durfkapitaal (zie hiervoor).

De tarieven van de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen Dit betreft de tarieven in box 1.

Tariefpercentage Over belastbare som (€) Totale heffing over de schijven (€)

Tot 65 jaar 32,35% 0– 14.870 4.810

37,60% 14.870 – 27.009 9.374

42,00% 27.009 – 46.309 17.480

52,00% 46.309 -

-vanaf 65 jaar 14,45% idem 2.149

19,70% idem 4.540

42,00% idem 12.645

52,00% idem

-De vermogensbelasting

Met ingang van 1 januari 2001 is de wet op de vermogensbelasting afgeschaft. Feitelijk is deze belasting echter vervangen door Box 3 van de wet op de inkomstenbelasting 2001.

De tarieven van de BTW

Het algemene (hoge) tarief 19%

Het lage tarief 6%

Privé-gebruik auto 12%

Het landbouwforfait 1) 5,1%

1) Een BTW-plichtige afnemer van landbouwproducten mag een percentage van de aankoopprijs beschouwen (verrekenen) als door hem betaalde BTW. Dit percentage wordt aangeduid met de term Landbouwforfait.