• No results found

Hoofdstuk 3: Methodologisch hoofdstuk

3.1 Werving respondenten

Om te testen of het onderscheid tussen sceptici en gelovers echt bestaat, is dit onderzoek opgedeeld in twee groepen. Bij de eerste groep wordt getracht een representatieve steekproef van de samenleving te creëren, maar de tweede groep bestaat volledig uit gelovers. Van gelovers wordt verwacht dat ze regelmatig surfen op complotwebsites en daar complottheorieën of actualiteiten bespreken. Daarom wordt de tweede groep op deze complotwebsites geworven. De eerste groep wordt geworven op verschillende, niet complot-gerelateerde internetfora. Voor deze scriptie zijn niet de middelen

bevinding was dat de 30 respondenten, 30 verschillende verhalen construeerden, waarin conspirationele en officiële elementen moeiteloos gecombineerd werden. Hoewel we er in de theorievorming en in het ontwerpen van enquêtes graag van uitgaan dat mensen simpelweg meer of minder geloven in een complottheorie, blijkt deze veronderstelling niet te rijmen met de werkelijkheid.

34 beschikbaar om een aselecte steekproef te genereren, maar door gericht respondenten te zoeken op specifieke internetfora kan een representatieve steekproef worden verkregen. Concreet betekent dit dat er is getracht een gelijke verhouding tussen mannen en vrouwen te verkrijgen met een representatieve indeling van leeftijd, opleidingsniveau, geloof en etniciteit. Dit is bewerkstelligd door bijvoorbeeld vrouwen te zoeken op internetfora als Libelle, Viva, en VrouwenForum, mensen van hogere leeftijd op internetfora als 50plusplein en seniorencafe.nl, en mensen van verschillende geloven op Joodse, Turkse en Marokkaanse internetfora.

Vanwege het stigma dat er heerst over complottheorieën, is in de oproep is rekening gehouden met mogelijke afkeer tegen de term „complottheorie‟. Dit is gedaan door in het oproepbericht uit te leggen dat ik geïnteresseerd ben in “alternatieve verklaringen van gebeurtenissen, in de volksmond ook wel complottheorieën genoemd”. Voor mensen die niet zo bekend zijn met complottheorieën, is de 9/11 complottheorie kort als voorbeeld uitgelegd. Zodoende is getracht zowel mensen die in complottheorieën geloven, als mensen die niet geloven in complottheorieën aan te trekken. De oproep voor de eerste groep is op 30 verschillende fora geplaatst. Niet alle fora zijn echter even geschikt om respondenten te werven: sommige fora hebben strenge regels wat betreft het plaatsen van topics waarin respondenten worden geworven, andere fora bleken te weinig bezoekers te hebben. De respondenten uit de eerste groep zijn uiteindelijk op 16 verschillende internetfora geworven. De eerste respondenten zijn geworven op het Fok!Forum en Gathering of Tweakers forum. Complottheorieën bleken nog steeds een populair en veel bediscussieerd onderwerp te zijn, want in de eerste dagen was de enquête al 150 keer ingevuld en bediscussieerden mensen op de forumthreads uitvoerig over complottheorieën en zelfs de enquête zelf, die door veel forumposters als positief beschreven werd. Op deze forums reageerden echter vooral autochtone mannen. De aandacht is in de resterende weken daarom uitgegaan naar het werven van vrouwelijke respondenten en niet-autochtone respondenten.

De tweede groep respondenten is geworven op verschillende facebook groepen en blogs waar complottheorieën het centrale onderwerp zijn. Nederlandse complot-fora zijn de laatste jaren één voor één offline gegaan, waardoor Nederlandse fora-bezoekers nu aangewezen zijn op internationale fora, of Nederlandse blogs en Facebook-groepen. De meest bezochte Nederlandse website lijkt nu Niburu te

35 zijn, maar deze site levert niet te mogelijkheid om publiekelijke berichten achter te laten. Om Nederlandse respondenten te werven is daarom gerekruteerd op facebook pagina‟s en groepen, en enkele sites waar een mogelijkheid bestond een bericht op het prikbord te plaatsen. Het overgrote deel van de respondenten uit de tweede groep kwam echter uit de facebook groep „Illuminati in Nederland020‟.

Na vier weken zijn de online enquêtes afgesloten, waarna de data en de variabelen zijn gecontroleerd in twee fasen: case screening en variable screening

3.2 Case screening

De data is eerst gecontroleerd op zogenaamde „forum-trolls‟, oftewel mensen die voor de grap onzinnige antwoorden geven. Het onderwerp complottheorieën leent zich daar namelijk goed voor. Een voorbeeld is dat iemand „spaghettimonster‟ invult wanneer gevraagd werd naar de religieuze overtuiging van de respondent. In eerste instantie zijn de variabelen waar open beantwoording mogelijk was visueel gecheckt. Duidelijke „trolls‟ zijn direct verwijderd, maar bij verdachte antwoorden11 zijn de hele cases visueel geïnspecteerd. Bij deze visuele inspectie werd op een aantal aspecten gelet. In eerste instantie werd gekeken of de waarden van omgekeerde variabelen inderdaad „omgekeerd‟ beantwoord werden. Daarnaast vulden enkele respondenten bij het ene blok complotstellingen bij elke complotstelling „helemaal mee eens‟ in, en bij het volgend blok overal „helemaal mee oneens‟. Er werd bij verdachte cases ook gekeken naar de bekendheid met complottheorieën en de antwoorden die de respondenten gaven bij het zoekgedrag. Enkele respondenten gaven bijvoorbeeld aan dagelijks op complotwebsites te zoeken naar informatie, en honderden complotfilmpjes te kennen, maar bij de vraag naar bekendheid met complottheorieën, gaven ze aan niet te weten wat de Nieuwe Wereld Orde of een false flag operation is.

Daarna is bij alle variabelen met Likertschalen gecontroleerd op unengaged responses door te zoeken naar standaarddeviaties lager dan 0,5. Aangezien deze variabelen op verschillende posities in de enquête, in blokjes van vijf of zes, zijn gemeten, is ook gecheckt naar unengaged responses per blok. Alle cases met een standaarddeviatie lager dan 0,5 zijn wederom visueel gecheckt op dezelfde

36 manier als hierboven is beschreven. Uiteindelijk zijn op deze manier 21 cases verwijderd. Daarnaast zijn de cases van 7 respondenten van Belgische afkomst verwijderd, aangezien dit onderzoek zich toespitst op Nederland. Zodoende telt groep één uiteindelijk 358 respondenten.

Bij de tweede groep zijn dezelfde controles uitgevoerd, met de toevoeging dat respondenten die „nee‟ hebben geantwoord op de vraag of ze „lid zijn van, of geabonneerd zijn op een Facebook groep, Youtube kanaal of Twitter account waarin complottheorieën serieus behandeld worden‟, zijn verwijderd. Het oproepbericht dat in de complottheorie-gerelateerde facebook-groep is geplaatst, is namelijk zeven maal gedeeld door leden uit die groep, waarvan vijf maal op hun eigen facebookpagina. Deze onvoorziene wending is gelukkig bijna direct opgemerkt en daarna bijgehouden. Uiteindelijk zijn daardoor 21 cases verwijderd uit groep twee, waardoor er precies 100 respondenten overbleven in groep twee.

3.3 Variable screening

Alle variabelen zijn gecontroleerd op missende waarden, kurtosis en uitschieters. Ik neem een waarde van 2.2 als grens waar de kurtosis problematisch wordt. Bij de eerste groep hebben vijf variabelen een kurtosis waarde van hoger dan 2.2. In al deze gevallen komt dit omdat de mediaan zich op één van de uitersten ligt, bijvoorbeeld het antwoord “zeker niet” op een Likertschaal. Er kan dan geen normaalverdeling plaatsvinden. De variabelen die hoge kurtosiswaarden vertoonden zijn: 9/11 Al Qaida (2.41); complotstelling10 (2.39); deelgedrag1 (14.99); deelgedrag2 (4.98); en baanonzekerheid (2.23). Een volledige lijst met namen van de variabelen en de bijbehorende vragen bevindt zich in bijlage 1. Bij de eerste vier variabelen is de hoge kurtosis waarde logisch te verklaren omdat de meeste respondenten niet geloven in complottheorieën en deze dan ook niet delen met anderen. De kurtosis bij baanonzekerheid is veroorzaakt doordat de mediaan „1‟ (nooit) is, terwijl het gemiddelde hier logischerwijs hoger is (1.68). Bij deze variabele wordt ook geen normaalverdeling verwacht of vereist, dus is dit geen probleem.

Bij de tweede groep gebeurde hetzelfde, maar dan aan de andere zijde van de Likertschaal. In de tweede groep geloofden mensen zo sterk in complottheorieën, dat de mediaan soms „zeker weten‟ was. Deze variabelen zijn: 9/11 Al Qaida (3.10); complotstelling1 (10.15); complotstelling2 (15.58);

37 complotstelling3 (3.45); coomplotstelling5 (5.78); complotstelling9 (5.24); valentie1 (8.04); valentie3 (6.42); religiositeit (3.59). Zoals verwacht, vertoont deelgedrag in deze groep geen problematische kurtosis, omdat respondenten in deze groep meer variëren wat betreft hun deelgedrag dan de eerste groep. De soms extreem hoge kurtosis-waarden bij complotstellingen zijn problematisch; veel mensen in groep twee hebben op bijna alle complotstellingen „eens‟ of „helemaal eens‟ geantwoord. Hoewel dit, met het idee van het monologische geloofssysteem van Goertzel (1994) in het achterhoofd, te verwachten viel, dient hier in het verder onderzoek rekening mee gehouden te worden. Uiteindelijk zullen complotstellingen één en twee niet worden gebruikt in de empirische analyses, aangezien deze stellingen nog een tekortkoming kennen. Dit wordt in de laatste paragraaf van dit hoofdstuk meer uitgebreid besproken. Naast de complotstellingen, vertonen twee valentievariabelen ook een hoge kurtosis. In beide gevallen komt dit wederom door een zeer hoge mediaan en gemiddelde. Mensen in groep twee vonden het zeer belangrijk dat anderen zich beter informeren over complottheorieën, en zijn het „helemaal eens„ dat ze wereldgebeurtenissen anders interpreteren nu ze bekend zijn met verscheidene complottheorieën.

De hoge kurtosiswaarden in veel van de variabelen duidt ook op de mogelijkheid dat een deel van de respondenten de enquête beschouwden als een aangelegenheid om hun opgekropte ontevredenheid te uitten over het onbegrip dat ze ervaren van mensen die niet in complottheorieën geloven. In deze groep vulden veel respondenten bijvoorbeeld op alle drie variabelen die zelfwaardigheidsgevoel meten „helemaal eens‟ in, alsof ze extra duidelijk wilden maken dat er met hen niets mis is. Er is ook een mogelijkheid dat mensen de enquête als een mogelijkheid zagen om aan anderen te signaleren dat complotten echt bestaan. Dean (2001) oppert bijvoorbeeld het idee dat complottheorieën wellicht niet zozeer als serieuze theses gezien zouden moeten worden, maar als een soort signaleringsmethode, een alarmering van wat zou kunnen gebeuren als we niet goed opletten. Dit zou kunnen verklaren waarom groep twee extreem hoog antwoord op veel van deze vragen.

3.4 Uiteindelijke onderzoekspopulatie

Uiteindelijk bestaat de eerste groep uit 358 respondenten met een gemiddelde leeftijd van 35 (SE=12,49). Het aantal mannen is 247 (69 procent) en het aantal vrouwen 111 (31 procent). Het aantal

38 autochtone Nederlanders is 313 (87,4 procent) en het aantal niet-autochtone Nederlanders 45 (12,6 procent). De tweede groep bestaat uit 100 respondenten met een gemiddelde leeftijd van 36 (SE=14,19). Het aantal mannen is 65 en het aantal vrouwen 35. Het aantal autochtone Nederlanders is 84 en het aantal niet-autochtone Nederlanders 16. In beide groepen is het aantal vrouwen aanzienlijk lager dan in de Nederlandse populatie. In voorgaande onderzoeken is er echter nooit een verschil aangetoond tussen mannen en vrouwen en ook in deze steekproef bleek er geen significant verschil te bestaan tussen mannen en vrouwen wat betreft geloof in complottheorieën12. Bovendien is geslacht slechts een controlevariabele, wat de scheve man-vrouw verhouding minder problematisch maakt.

Verder is de onderzoekspopulatie wat betreft leeftijd, etniciteit, opleidingsniveau en inkomen een representatieve steekproef van de Nederlandse samenleving. Wat religieuze stromingen betreft lijkt de steekproef ook representatief te zijn, met uitzondering van het gebrek aan Joodse respondenten. In bijlage 2 en 3 is informatie over de achtergrondkenmerken van de onderzoekspopulatie meer uitgebreid uiteengezet.

3.5 Indicatoren

Geloof in complottheorieën

Om geloof in complottheorieën te meten is een itemset gemaakt van tien stellingen waar in algemene bewoording een complottheorie wordt beschreven. Hoewel deze stellingen in bijlage 1 terug te vinden zijn, is voor het leesgemak hieronder in tabel 1 de stellingen uiteengezet. De stellingen zijn in algemene termen verwoord, om het door Byford (2011) en Brotherton, Christopher en Pickering (2013) benoemde probleem te voorkomen dat bekendheid met werkelijke complottheorieën scores op Likertschalen kan verhogen.

De tien stellingen zijn zorgvuldig geselecteerd vanuit theoretische overwegingen. Stellingen 1, 3, 5, 7, en 9 zijn vertaald uit de itemset die door Brotherton, Christopher en Pickering (2013) is opgesteld op basis van de vijf thema‟s die zij in hun onderzoek hebben gevonden. Dit zijn respectievelijk: overheidsmisdaden, persoonlijke gezondheid en welzijn, globale complotten,

12

Het gemiddelde geloof in complottheorieën bij mannen is 2,16 (SD = 1). Bij vrouwen is dit gemiddelde 2,22 (SD = 1,1). Dit verschil is niet significant, t(356) = -0,44, p = 0,66, CI = [-0,28, 0,18].

39 Tabel 1: Complotstellingen

# Vraagstelling

1* De Nederlandse overheid maakt geheime afspraken met de media over wat er in het nieuws komt en hoe het verteld wordt

2* Internationale bedrijven en bankiers spannen samen om er zelf beter van te worden, ten koste van het algemene welzijn

3 Verspreiding van bepaalde virussen en/of ziektes is het resultaat van verborgen inspanningen van een organisatie

4 Er bestaat een netwerk van Nederlandse politici die regelmatig lugubere misdaden plegen, zoals pedofilie of rituele opoffering

5 Een kleine, geheime groep mensen maakt op wereldniveau alle belangrijke beslissingen, zoals het starten van oorlogen

6 De meeste revoluties, oorlogen en andere grote gebeurtenissen van de afgelopen eeuwen, zijn bedacht door dezelfde geheime organisatie

7 Bepaalde Ufowaarnemingen zijn in scene gezet om het publiek af te leiden van echt contact met buitenaardse wezens

8 Moslims voeren samen een plan uit met als doel ons land over te nemen

9 Informatie die wij tot ons krijgen is vaak gemanipuleerd of zelfs gefabriceerd door een geheime organisatie

10 De aanslag op de redactie van Charlie Hebdo is door Zionisten in scene gezet * = deze stellingen worden niet gebruikt in de empirische analyses

ontkenning van buitenaards leven, en controle van informatie. Van stelling 1 en 2 is uit reacties op forums echter gebleken dat de bewoording multi-interpretabel was13. De factoranalyse en Cronbach‟s α test bevestigden het vermoeden dat deze stellingen niet meegenomen dienen te worden.

Stelling 4 meet het geloof in complottheorieën die immorele praktijken, zoals pedofilie en rituele opoffering beschrijven. Stelling 6 meet het geloof in complottheorieën die het complot als de drijvende kracht in de geschiedenis beschouwen, iets dat volgens Byford‟s theorie vooral bij gelovers zou moeten voorkomen. Stelling 8 meet het sinds de opkomst van Pim Fortuyn in populariteit toegenomen idee dat er een Islamitisch complot is, welke als doel heeft ons land over te nemen. Stelling 10 meet enerzijds antisemitisme, maar is ook de enige werkelijke, doch bij de mainstream onbekende complottheorie.

13 Van beide stellingen werd door enkele respondenten gezegd dat dit geen complottheorieën zijn, maar dat deze

stellingen de werkelijke gang van zaken beschrijft. Bij nader inzien kunnen de stellingen inderdaad zo geïnterpreteerd worden. Overheidsberichten worden bijvoorbeeld vaak onder embargo uitgebracht, en politici maken soms afspraken met journalisten over welke stukken uit het interview geschrapt moeten worden. Bij stelling 2 was het de bedoeling om te impliceren dat het financieel systeem één grote truc is van een samenzwerende groep. De bewoording van stelling 2 liet echter de mogelijkheid open dat sommige respondenten op de forums meldden dat ze het eens waren met deze stelling, omdat er waargebeurde voorbeelden waren, zoals het LIBOR schandaal.

40 Naar de 9/11 aanslagen is op een andere manier gevraagd, omdat deze complottheorieën algemeen bekend zijn bij de meeste Nederlanders. Respondenten werden gevraagd hoe waarschijnlijk ze het van elk van de volgende partijen vonden dat deze achter de aanslagen zaten: de Al Qaida; de Amerikaanse overheid; Israël; en „een andere partij‟. Respondenten konden dus ook aangeven dat ze meerdere partijen tegelijk verdenken, of juist dat ze bij geen enkele partij zeker genoeg zijn om ze van de aanslagen te verdenken.

Hoewel deze complotstellingen bij de analyse ook afzonderlijk als afhankelijke variabele gebruikt zullen worden, wordt een selectie van de stellingen ook gebruikt als algemene indicator van algemeen geloof in complottheorieën. Stellingen 1 en 2 worden zoals gezegd niet meegenomen, maar ook de 9/11 stelling „andere partij‟ gaf problemen bij de factoranalyse. Deze variabele laadde zeer laag op de eerste factor (0,27), en creëerde een tweede factor. Daarom is deze variabele niet meegenomen in de uiteindelijke itemschaal voor algemeen geloof in complottheorieën. Complotstelling 8, betreffende het Islamitisch complot om Nederland over te nemen, is ook niet meegenomen vanwege de te lage communality-waarde (0,18). De betrouwbaarheid van de itemschaal is bovendien iets beter wanneer stelling 8 wordt weggelaten. Aangezien er ook theoretische redenen zijn om stelling 8 weg te laten (het betreft hier een ander soort complottheorie dan waar in dit onderzoek op gedoeld wordt), is ervoor gekozen om stelling 8 niet in de itemschaal mee te nemen. In tabel 2 is de factoranalyse van de uiteindelijke geloofschaal te zien.

Anomie

Om anomie te meten zijn drie vragen gekopieerd uit een reeds bestaande itemset (Streefkerk, 2012). Deze itemset bevat vijf vragen, maar om praktische problemen gerelateerd aan lange enquêtes - zoals frustratie bij de respondent, achteloos antwoorden of voortijdig stoppen met de enquête – te voorkomen (Brotherton, Christopher & Picking, 2013), zijn indicatoren teruggebracht naar maximaal 3 vragen per construct. Een voorbeeldvraag van het anomie construct is: “Wat je voelt of denkt, telt tegenwoordig niet meer”.

41 Tabel 2: Factoranalyse van de itemschaal geloof in complottheorieën

Items Ladingen

9/11: VS overheid 0,82

9/11: Israël 0,68

Stelling 3: Virus en ziektes 0,81 Stelling 4: Pedofiel netwerk / rituele opoffering 0,75 Stelling 5: Schaduwelite wereldgebeurtenissen 0,83 Stelling 6: Complot als drijvende kracht geschiedenis 0,85

Stelling 7: UFO ontkenning 0,71

Stelling 9: Publieke informatie gemanipuleerd 0,83 Stelling 10: Aanslag Charlie Hebdo in scene gezet 0,84

Eigenwaarde 5,67 R2 0,63 Betrouwbaarheid (Cronbach’s α) 0,93 N 358 Postmoderne onzekerheid

Om postmoderne onzekerheid te meten is ervoor gekozen om alleen op epistemologische onzekerheid te richten, wederom om de respondenten niet te overspoelen in vragen. Drie vragen zijn gekopieerd uit de epistemologische onzekerheidsschaal van Streefkerk (2012). Een voorbeeldvraag is: “Wetenschappelijke kennis is uiteindelijk gebaseerd op een mening”.

Zelfwaardigheidsgevoel

De indicator voor zelfwaardigheidsgevoel is overgenomen en vertaald uit de „Rosenberg self-esteem

scale‟ (Rosenberg, 1965). Aangezien er geen Cronbach‟s alpha waarden zijn aangegeven bij de

oorspronkelijke tien vragen, zijn drie vragen geselecteerd die zich het beste naar het Nederlands lieten vertalen. Een voorbeeld van zo een vraag is: “Ik ben tevreden met mezelf”.

Gevoel van machteloosheid

Uit voorgaande onderzoeken is gebleken dat gevoel van machteloosheid positief correleerde met geloof in complottheorieën. Aangezien dit in de theorie in verband gebracht wordt met de anomische verklaring, wordt deze indicator ook in dit onderzoek toegevoegd. De indicator is overgenomen van Pearlin, Menaghan, Lieberman en Mullan (1981). De drie vragen met de hoogste Cronbach‟s alpha waarde zijn uit de oorspronkelijk zeven vragen tellende itemschaal vertaald en overgenomen. Een voorbeeld van zo een vraag is: “Ik heb weinig controle over de dingen die mij gebeuren”.

42 Aangezien anomie, postmoderne onzekerheid, zelfwaardigheidsgevoel en gevoel van machteloosheid de belangrijkste onafhankelijke variabelen zijn, is van deze variabelen een gezamenlijke factoranalyse uitgevoerd. De factoranalyse is uitgevoerd in SmartPLS, aangezien dit programma gebruik maakt van de Partial Least Square (PLS) methode. Deze methode wordt geprefereerd bij formatieve variabelen en variabelen met hoge skewness in de verdeling van de residuen14 (Vilares, Almeida & Coelho, 2009; Henseler, Ringle & Sinkovics, 2009). Uit de variable screening bleek dat er in deze dataset inderdaad skewness problemen waren, en de postmoderne onzekerheidsindicatoren zijn formatieve variabelen15. Daarom is gekozen voor de PLS methode.

Betrouwbaarheid wordt in PLS op een andere methode gemeten. In plaats van de Cronbach‟s α, is de Composite Reliability (CR) het criterium voor de betrouwbaarheid van de variabelen op constructniveau (Henseler, Ringle & Sinkovics, 2009). Zowel bij Cronbach‟s α als bij CR is een waarde van 0,7 of hoger gewenst. Omdat de betrouwbaarheid van individuele items kan variëren, dienen de correlaties tussen de individuele items en de latente variabelen ook gemeten te worden. Dit gebeurt door de factorladingen te rapporteren, welke hoger moeten zijn dan 0,5 (Henseler, Ringle & Sinkovics, 2009).

Het testen van convergent validity (CV) en discriminant validity (DV) werkt in PLS ook anders. Om CV te meten wordt Average Variance Extracted (AVE) als criterium gebruikt, waar een waarde van 0,5 of hoger in indicatie is van goede CV (Henseler, Ringle & Sinkovics 2009). DV kan op twee manieren worden gemeten: het Fornell-Larcker criterium en het beoordelen van de cross-

loadings (Henseler, Ringle & Sinkovics, 2009). Het Fornell-Larcker criterium eist dat de AVE-

waarden van de latente variabelen hoger zijn dan de hoogste gekwadrateerde correlatie met een andere

14 Hoewel dit niet de standaard geaccepteerde methode is om betrouwbaarheid en validiteit te meten, is uit enkele

onderzoeken gebleken dat deze methode net zo robuust en accuraat is als de standaardmethoden die gebruik maken van covariantie (Vilares, Almeida & Coelho, 2009; Ringle, Wilson & Götz, 2007. In: Henseler, Ringle &