• No results found

Hoofdstuk 3: Methodologisch hoofdstuk

4.2 Het onderscheid tussen gelovers en sceptici

Hoewel de analyses hierboven al meer rekening houden met mogelijke verschillen in soorten complottheorieën en de mensen die deze complottheorieën aanhangen, is nog steeds onduidelijk of de gevonden verbanden gelden voor zowel sceptici als gelovers. Het is mogelijk dat er een aantal onafhankelijke variabelen zijn die mensen meer ontvankelijk maken voor complottheorieën, maar niet zozeer overtuigde gelovers oplevert. Omgekeerd is het mogelijk dat een aantal onafhankelijke variabelen geloof in complottheorieën bij gelovers verstevigt, terwijl het bij sceptici amper een verband heeft.

55 Een eerste inzicht in deze mogelijke verschillen levert tabel 8. Hier is onderscheid gemaakt tussen mensen die lid zijn van complotwebsites20 en mensen die geen lid zijn van complotwebsites. Het lijkt redelijk om aan te nemen dat gelovers lid zijn van dergelijke websites, terwijl dit voor sceptici een stapje te ver is. Om deze reden is de enquête ook verspreid op complotwebsites. Deze groep vormt, zoals in het methodologisch hoofdstuk vermeld, de tweede onderzoeksgroep, die in de volgende analyses samengevoegd wordt met de respondenten uit de eerste onderzoeksgroep. Dat maakt vergelijking tussen beide groepen mogelijk. Nog preciezer is het echter om niet de verschillen tussen beide onderzoeksgroepen te onderzoeken, maar om de respondenten in te delen in het wel of niet lid zijn van een complotwebsite. Zodoende worden namelijk ook de (20) respondenten uit de eerste onderzoeksgroep die lid zijn van dergelijke websites, meegenomen in de categorie „gelovers‟, en bestaat de categorie „sceptici en niet-gelovers‟ echt alleen maar uit respondenten die niet lid zijn van een compotwebsite. Dit levert een meer nauwkeurig onderscheid op tussen gelovers en sceptici.

In tabel 8 zijn inderdaad verschillen te zien tussen gelovers en de rest van de onderzoekspopulatie. Voor het leesgemak zijn in de eerste kolom de resultaten van tabel 6 - waar geen onderscheid is gemaakt tussen gelovers en sceptici – weergegeven. Het verband tussen postmoderne

Tabel 8: Verschillen gelovers en sceptici (lineaire regressie (OLS). Methode = enter. Gestandaardiseerde waarden weergegeven)

Variabelen Resultaten tabel 6 Sceptici en niet-gelovers Gelovers Postmoderne onzekerheid ,38*** ,37*** ,55*** Sociale anomie ,27*** ,23*** ,08 Machteloosheidsgevoel ,05 ,06 ,04 Zelfwaardigheidsgevoel ,03 -,01 ,14* Leeftijd -,08* -,08* ,21*** Geslacht -,01 ,02 -,05 Opleidingsniveau -,11*** -,13** ,03 Etnische minderheid ,19*** ,19*** ,20** Inkomen ,03 ,01 -,20** Baanonzekerheid -,03 -,01 ,03 Religieus (1=ja) -,03 -,02 -,11 Adjusted R2 ,46 ,42 ,39 N 358 338 120 * p ≤0,1 ** p ≤0,05 *** p ≤0,01 (eenzijdig getest)

20 Onder complotwebsites worden websites verstaan waar het delen en bespreken van complottheorieën centraal

staat. Dit kunnen forums, blogs of alternatieve nieuwswebsites zijn, maar vooral ook facebook groepen, Youtube kanalen en andere vormen van social media.

56 onzekerheid en geloof in complottheorieën is bij gelovers aanzienlijk sterker dan bij sceptici. Hoewel het verband van sociale anomie in tabel 6 nog vrij sterk was, en bij sceptici redelijk sterk en significant blijft, is het verband tussen anomie en geloof in complottheorieën bij gelovers slechts licht, en niet significant. Hypothese 3 en 4 kunnen daarom worden aangenomen21. Postmoderne onzekerheid heeft inderdaad een sterker verband bij gelovers dan bij sceptici, en sociale anomie heeft een sterker verband bij sceptici dan bij gelovers.

Hypothese 6 luidde dat zelfwaardigheidsgevoel een negatief verband zou hebben bij sceptici, maar juist een positief verband bij gelovers. Deze hypothese lijkt deels waar te zijn. Waar het verband in tabel 6 nog nihil was, is in tabel 8 te zien dat er bij gelovers een licht positief verband is, en wordt het verband bij sceptici iets negatiever, maar nog steeds te dicht bij nul om daar iets over te kunnen zeggen. Het negatief verband van zelfwaardigheidsgevoel dat in enkele andere onderzoeken is gebleken, wordt in dit onderzoek dus niet gevonden. Zelfs niet wanneer onderscheid wordt aangebracht tussen gelovers en sceptici. Het verband tussen zelfwaardigheidsgevoel en complottheorieën draait echter zoals verwacht om bij gelovers: hier vinden we juist een positief verband22. De hypothese kan daarom deels worden aangenomen. Er is geen bewijs gevonden voor een negatief verband tussen zelfwaardigheidsgevoel en geloof in complottheorieën bij sceptici, maar bij gelovers is dit verband positief en significant.

Andere verschillen die blijken uit tabel 8 zijn onder andere dat hoewel leeftijd bij sceptici een negatief effect heeft op geloof in complottheorieën, dit effect bij gelovers juist positief is. Des te ouder de respondent, des te sterker het geloof in complottheorieën. Het negatieve verband met opleidingsniveau verdwijnt bij gelovers ook. Bij gelovers ontstaat er ook ineens een verband tussen inkomen en geloof in complottheorieën: des te lager het inkomen, des te sterker het geloof in complottheorieën. Religie, ten slotte, lijkt amper een effect te hebben op sceptici, maar heeft op de gelovers in deze steekproef wel een licht negatief effect. Dit verband is echter niet significant,

21 Om te verifiëren of de gevonden correlatiewaarden wel significant verschillen tussen beide groepen, is hier

een significantietest voor uitgevoerd. De eenzijdige p-waarde van het verschil tussen de correlaties van postmoderne onzekerheid is 0,016. De eenzijdige p-waarde van het verschil tussen de correlaties van sociale anomie is 0,076. Het verschil is bij postmoderne onzekerheid duidelijk significant vanwege het grote verschil, maar bij sociale anomie is het verschil slechts significant op het 0,1 niveau.

57 waardoor er niet met zekerheid gezegd kan worden dat deze bevinding representatief is voor alle Nederlanders.

Hypothese 5 stelt dat er naast de zojuist beschreven correlationele verschillen tussen gelovers en sceptici, ook verschillen bestaan in andere dimensies van het geloof. Om precies te zijn suggereerde hypothese 5 dat zoekgedrag, deelgedrag en valentie hoger zou zijn bij gelovers dan bij sceptici. Om dit te onderzoeken kan niet zomaar het verschil tussen gelovers en sceptici worden gemeten. Het ligt namelijk voor de hand dat geloof in complottheorieën samengaat met hoe vaak men naar complottheorieën heeft gezocht. Hiermee vergelijkbaar, is het logisch dat iemand eerst in een complottheorie moet geloven voordat diegene de keuze maakt om deze complottheorie met zijn of haar vrienden en familie deelt. Ook het belang dat men hecht aan complottheorieën, als interpretatieschema‟s en als belangrijke kennis om te hebben, is direct verbonden aan het geloof in complottheorieën. Het simpelweg vergelijken van het zoekgedrag, deelgedrag en valentie tussen gelovers en sceptici zou daarom resultaten opleveren die misschien meer te maken hebben met het hogere geloof in complottheorieën dat gelovers hebben ten opzichte van sceptici, dan met het wel of niet lid zijn van een complotsite. Om hypothese 5 te testen, is het derhalve nodig om te controleren voor het geloof in complottheorieën.

Daarom zijn er drie regressieanalyses gemaakt met respectievelijk zoekgedrag, deelgedrag en valentie als afhankelijke variabele. In deze regressieanalyses is gecontroleerd op geloof in complottheorieën, en op alle variabelen die in tabel 6 en 8 ook zijn gebruikt. Daarnaast is een dummy gemaakt van het wel of niet lid zijn van een complotwebsite. Een positief verband bij deze dummy zou dan suggereren dat gelovers hoger scoren op zoekgedrag, deelgedrag of valentie, zelfs wanneer de mate van hun instemming met de complotstellingen buiten beschouwing wordt gelaten. De resultaten van deze analyses zijn in tabel 9 weergegeven.

58 Tabel 9: Verband lidmaatschap complotsite met zoekgedrag, deelgedrag en valentie (lineaire regressie (OLS). Methode = enter. Gestandaardiseerde waarden weergegeven)

Zoekgedrag Deelgedrag Valentie

Geloof in complottheorieën ,43*** ,30*** ,68*** Dummy lidmaatschap (1 = lid) ,41*** ,56*** ,15***

Adjusted R2 ,55 ,77 ,74

N= 452

* p ≤0,1 ** p ≤0,05 *** p ≤0,01 (eenzijdig getest)

Te zien valt dat gelovers op alle drie de variabelen hoger scoren dan sceptici. Bij zoekgedrag en deelgedrag is dit effect zeer sterk, waarschijnlijk omdat het lid zijn van een complotwebsite de mogelijkheid om complottheorieën te zoeken en delen vergroot. Het is niet duidelijk waarom valentie relatief laag scoort, maar het gevonden verband is desalniettemin aanwezig en significant. Hypothese 5 kan daarom worden aangenomen. Gelovers verschillen inderdaad met gelovers in andere dimensies dan instemming met complottheorieën. Ze gaan actiever om met complottheorieën en complottheorieën maken een belangrijker deel uit van hun wereldbeeld.

59