• No results found

Welke methode is in theorie de beste voor de toerekening van synergievoordelen en waarom?

Vergelijking en Alternatieven

5.1 Welke methode is in theorie de beste voor de toerekening van synergievoordelen en waarom?

Het toerekenen van synergievoordelen en welke methode in theorie het beste is, is in de vorige hoofdstukken uitgebreid bekeken aan de hand van de OESO profit split methode in vergelijking met het

formula apportionment-voorstel van de Commissie. De profit split methode wijkt af van de traditionele

benadering onder de separate entity approach, maar hanteert de uitgangspunten voor het toepassen van de functionele analyse en het zoeken naar comparables, zoals beschreven in de OESO Guidelines. Het CCCTB-voorstel is qua berekening eenvoudiger en synergievoordelen behoeven niet gesplitst te worden van de ‘gewone’ winst. Ook wordt voor iedere multinational de heffingsgrondslag op dezelfde voorgeschreven manier vastgesteld. Het is duidelijk dat het CCCTB-voorstel op basis van formula

apportionment problemen van arm’s length pricing weg kan nemen, zoals het moeten vinden van comparables. Het nadeel is echter, ook voor het toerekenen van synergievoordelen, dat de toepassing

geen administratieve lasten vermindert zolang de CCCTB slechts op EU-niveau toegepast zal worden. Bij invoering van het voorstel uit 2016 zal de CCCTB verplicht worden voor ondernemingen met een omzet van meer dan EUR 750 miljoen, waaronder ook ondernemingen die zowel op de interne markt als daarbuiten opereren. Het hanteren van de internationale standaard van transfer pricing regels naast een CCCTB zal ook het toerekenen van synergievoordelen niet makkelijker maken. Daarnaast blijft het voor beide systemen een punt van discussie in de huidige digitaliserende economie hoe om te gaan met winsten waarvan niet duidelijk is aan welk land zij toegerekend dienen te worden, zoals bijvoorbeeld winst uit e-commerce activiteiten. Onder de OESO Guidelines is dit in beginsel de plek waar de waarde gecreëerd is, maar onder het CCCTB-voorstel betreft dit de plaats waar de omzet uit die activiteiten gegenereerd is. Een andere reden voor het zoeken naar een andere manier van winsttoerekening is de door de Europese Commissie in het licht gestelde manipuleerbaarheid van verrekenprijzen. Echter, de kans is aanwezig dat met het invoeren van de CCCTB de huidige manipulatie van verrekenprijzen,

54

vervangen wordt door manipulatie van allocatiefactoren. Het blijkt dat beide methoden hun kanttekeningen hebben.

In het theoretische geval dat alleen de interne markt van de Europese Unie zou bestaan, maakt een CCCTB zowel de administratieve lasten lichter, als het berekenen van welk deel aan welke groepsentiteit gealloceerd dient te worden. Binnen de EU zullen ondernemingen slechts bij één belastingautoriteit aangifte hoeven te doen, wat ook de administratieve druk op belastingautoriteiten vermindert. Ook neemt de CCCTB principiële pijnpunten weg van de toerekening van synergievoordelen onder het arm’s length beginsel. Zouden we het voorstel voor invoering van een CCCTB nader bekijken op haalbaarheid, dan is met name relevant of de implementatie ervan haalbaar is. Waar het arm’s length beginsel tegenwoordig de internationale standaard is en ook de nodige richtlijnen heeft voor het gebruik, is het CCCTB-voorstel gericht op de EU. Ook wordt onzekerheid ervaren door landen met betrekking tot de toepassing van de CCCTB door de belastingdiensten. Het zal politieke consensus vergen om de verdeelsleutel en de winstgrondslagberekening vast te stellen, zeker omdat alle EU-lidstaten dezelfde formule zullen gebruiken en dezelfde gewichten aan de factoren moeten hangen. Voorbeelden van

formulary apportionment in onder meer de Verenigde Staten laten zien dat dit lastig is. Echter, eenmaal

geïmplementeerd, is de verwachting dat de CCCTB tot meer eenvoud zal leiden en meer zekerheid. In het licht van oneerlijke belastingconcurrentie is het mogelijk dat overheden het manipuleren van factorcomponenten zullen gaan bestrijden door te concurreren op hun belastingtarieven.

Het voorstel dat naar mijn mening de voorkeur verdient, is de methode waarin formula apportionment in aanvulling wordt gebruikt op de profit split methode. Deze restwinstanalyse is in feite een uitbreiding van de normale restwinstanalyse onder de profit split methode en zou eenvoudig te implementeren zijn, omdat de internationale transfer pricing standaard inclusief uitgekristalliseerde toepassing daarvan behouden kunnen blijven, terwijl toerekening van synergiën of de beoordeling van unieke transacties die steeds vaker zullen voorkomen in de huidige digitaliserende economie nauwkeuriger kan worden. Het implementeren van deze methode zou ook relatief eenvoudig zijn, omdat het een aanvulling is op de bestaande praktijk. Deze samengestelde aanpak vermindert tevens het conceptuele probleem van het arm’s length beginsel, namelijk de noodzaak tot het vinden van comparables. Een dergelijke methode zorgt er ook voor dat een puur op formulary apportionment gebaseerde verdeling niet mogelijk is, omdat in de eerste stap door middel van de door de OESO genoemde transfer pricing methoden de routinefuncties beloond worden, alvorens de formule de restwinst toebedeelt. Het probleempunt dat rest, is dat dit voorstel van Francescucci en Amerkhail vraagt om definities van wat kernactiviteiten en wat

55

niet-kernactiviteiten zijn. Daarnaast moet het hele concept nog in detail uitgewerkt worden. Dit zou opgelost kunnen worden door het voorstel te laten onderzoeken door de OESO en dit in aanvulling op de bestaande transfer pricing standaarden te implementeren. Mijn voorstel is wel om, zoals Vincent en Li hebben voorgesteld, in de formule factoren op te nemen die zo mogelijk ook de immateriële activa omvatten en recht zullen doen aan de economische activiteiten van de betrokken entiteiten.

5.2 Eindconclusie

In beginsel bestaan synergievoordelen niet onder het arm’s length beginsel omdat separate accounting ervan uitgaat dat ondernemingen als losse, niet-geïntegreerde entiteiten moeten worden gezien. De OESO BEPS Actions 8-10, geven aan dat belastingheffing waardecreatie moet volgen en dat waardecreatie plaatsvindt waar de functies worden uitgeoefend, risico’s worden beheerst en waar de bezittingen van de onderneming worden gebruikt om deze waarde te creëren.165 Deze rapporten zijn inmiddels overgenomen in de recent gepubliceerde Transfer Pricing Guidelines. Zeker in de toenemende digitaliserende economie wordt het steeds lastiger om transacties juist te prijzen onder het arm’s length beginsel. De zoektocht naar alternatieven heeft onder meer een optie met formula apprtionment opgeleverd, waarin synergiewinst niet apart wordt benoemd, maar volledig wordt meegenomen in de groepswinst, waarna een toerekening plaatsvindt op basis van een vooraf bepaalde verdeelsleutel. De

profit split methode is de meest geschikte bestaande transfer pricing methode voor het toerekenen van

synergievoordelen. Beide methoden hebben echter voor- en nadelen. Daarnaast is uit onderzoeken gebleken dat beide methoden opties open laten voor belastingstructurering. Is dit niet door manipulatie van verrekenprijzen, dan door de manipulatie van allocatiefactoren. De lancering van het nieuwe CCTB/CCCTB-voorstel komt op het moment waarop zowel de EU als de individuele lidstaten zich zorgen maken over schadelijke belastingconcurrentie, getuige de lancering van het BEPS-Project en de aankomende implementatie van de ATAD. Ik betwijfel echter of het CCTB/CCCTB-voorstel in zijn huidige vorm politiek geaccepteerd zal worden. Het toerekenen van synergievoordelen vraagt om een methode die de economische werkelijkheid zo goed mogelijk kan benaderen, zonder te complex te worden in de uitvoering. De uiteenzetting in dit concluderende hoofdstuk kan aldus samengevat worden dat wat mij betreft de oplossing is gelegen in een hybride variant, waarbij voor het toerekenen van synergievoordelen uitgegaan moet worden van de transfer pricing methoden, aangevuld met een formula apportionment. Het voorstel voor een hybride variant maakt namelijk gebruik van de sterke punten van beide opties.

56