• No results found

Historische voorbeelden

Case 3: Wegvallen import soja(schroot)

Sinds de EU rond 1980 zelfvoorzienend werd voor de meeste landbouwproducten, is zij niet meer erg gevoelig voor externe calamiteiten. Maar zoals gezegd resteren nog twee Achilles- hielen: de import van plantaardige olie en vooral die van soja(schroot). Die kunnen plotseling stoppen door fysieke of geopolitieke oorzaken. Wat zouden de gevolgen daarvan zijn?

Relative Prices 0.5 0.7 0.9 1.1 1.3 1.5 1.7 1.9 2.1 -2 -1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 0 Po rk Me a t Mi l k Be e f C h icke n Eg g s Relative Quantities 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9 1 1.1 1.2 1.3 -2 -1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 0 Po rk Me a t Mi l k Be e f C h icke n Eg g s

Figuur 5.2 Effecten van een twee jaar durende onderbreking van de import van soja(schroot) in de EU op productie en prijzen van vlees, melk en eieren. Bron: Jansen et al. 2010. Berekende gevolgen voor de sector

Jansen et al. hebben met hun indicatieve model berekend wat de mogelijke gevolgen voor de EU kunnen zijn van een twee jaar durende onderbreking van de import van soja en soja- schroot. Aangenomen is dat internationale handel in graan gewoon mogelijk blijft.

106

Dit scenario is ook bestudeerd in het kader van de Strategie Nationale Veiligheid, die alleen betrekking heeft op Nederland. Daarbij is aangenomen dat de soja-import wegvalt door de combinatie van een weigering van de EU om een in Zuid Amerika geteeld nieuw GM-ras toe te laten, misoogst in Zuid-Amerika en een import- subsidie van China. Ministerie van Veiligheid en Justitie 2010. Nationale Risicobeoordeling - Bevindingrap-

Belangrijkste resultaten:

• Al in het eerste kwartaal ontstaat een nijpend tekort aan soja. Er zijn wel voorraden, maar het lijkt aannemelijk dat handelaren die niet ineens verkopen maar in stappen. Soja wordt dan bijna 3x zo duur en het gebruik daalt fors: met tweederde.

• Varkens- en pluimveehouders reageren daarop door versneld dieren af te voeren en min- der dieren in productie te nemen. Daardoor daalt de productie van varkensvlees in het eerste kwartaal met 25% en die van pluimveevlees zelfs met 60%. De productie van eie- ren daalt minder en later (doordat leghennen een langere levensduur is vergund dan vleeskippen). De productie van zuivel en rundvlees daalt slechts licht en nog later.

• Door deze krimp worden varkensvlees en pluimveevlees schaars. De prijzen van var- kensvlees stijgen scherp tot 180% in het derde kwartaal en die van pluimveevlees 200% in het vierde kwartaal. De eierprijzen pieken minder hoog en pas in het zesde kwartaal en de prijzen van zuivel en rundvlees nog lager en pas in het zevende resp. tiende kwartaal.

• De hoge prijzen zijn voor de overlevers onder de varkens- en pluimveehouders een prik- kel om de vleesproductie al in het tweede kwartaal weer op te voeren.

• Pluimveehouders gaan produceren met 75% minder soja en 65% meer graan en zijn al in het vierde kwartaal terug op het aanvangsniveau. De varkenshouders en legpluimveehou- ders bereiken dat niveau in het achtste kwartaal.107

• Door de gestegen productie dalen de prijzen van varkens- en pluimveevlees weer scherp, om via enkele golfbewegingen na 6 jaar te stabiliseren.

• De veehouderij als geheel gebruikt 50% meer graan dan vóór het wegvallen van de im- port van sojaschroot).

• Akkerbouwers reageren op de hoge sojaprijzen door in het eerstvolgende teeltseizoen meer eiwitrijke gewassen in plaats van graan te telen; het grote graanareaal daalt licht.

• Dank zij die aanpassing daalt het sojagebruik van alle sectoren tezamen over de hele twee jaar gemeten niet verder dan tot 28%.

• Aan het eind is de sojavoorraad zelfs iets groter dan in het begin. Dat komt doordat de soja geteeld in jaar 2 dient om het hele seizoen tot aan de oogst in jaar 3 mee te gaan, en is verondersteld dat het herstel van de import onverwacht komt.

• Ondanks het kleinere graanareaal stijgt de graanprijs niet, doordat de handel al snel min- der graan gaat exporteren en meer importeren. Volgens het model zou dat geen effect hebben op de graanprijzen op de wereldmarkt.

Vergelijken we de grafieken met die van een - eveneens tweejarige - droogte (Figuur 5.1), dan zijn de belangrijkste verschillen dat vooral de pluimvee- en varkenshouderij worden getroffen en dat de schokken heftiger zijn maar korter duren, als gevolg van de kortere levensduur en snellere opgroei van pluimvee en varkens.

Andere gevolgen voor sector

Aan deze modelberekeningen kunnen we op basis van common sense de volgende verwach- tingen toevoegen. Door de drastische productiedalingen loopt een groot aantal pluimvee- en varkensbedrijven het risico om te vallen.108

Dat zullen vooral bedrijven zijn die sterk afhanke- lijk zijn van de import van soja(schroot). Ook in de veevoer- en de vleesindustrie bestaat het

107 Hoewel de prijsschokken op kwartaalbasis heftig zijn, daalt de varkensvleesproductie gemiddeld over 2 jaar

met slechts 7%, bij een tweederde lager gebruik van soja. Die 7% is aanmerkelijk minder dan de 1/3 die was berekend door Bindraban et al. (2008).

108

Tijdens de epidemieën van varkenspest (1997) en vogelgriep (2003) in Nederland wisten de meeste geruimde bedrijven te overleven. Het LEI concludeerde dat de vergoeding in 1997 goed was, zodat bedrijven bleven bestaan, met als gevolg een blijvend overaanbod en lage varkensprijzen in 1998/99. Dat was vooral dank zij het publiek/privaat gefinancierde Diergezondheidsfonds, waaruit een groot deel van de schade werd vergoed. Zulke fondsen zijn er niet voor calamiteiten als een importstop van soja.

risico dat bedrijven omvallen. Maar de “blijvers” wacht compensatie door hogere prijzen. Dat verkleint de kans dat banken de kredietkraan dichtdraaien.

Ook in dit scenario is te verwachten dat de smokkel - i.c. van varkens- en pluimveevlees - toeneemt met als risico insleep van dierziekten. Dat kan de schade in de sector vergroten. Voor de Nederlandse veehouderij zal de schade waarschijnlijk groter zijn dan voor die in de meeste andere lidstaten. Met name de varkens- en de pluimveehouderij leunen immers rela- tief sterk op import van soja en export van dieren en vlees.109 Productiedalingen in de pluim-

veehouderij van méér dan 60% zijn dus in Nederland zeer wel denkbaar. Bovendien zijn Ne- derlandse landbouwbedrijven gefinancierd met relatief veel vreemd kapitaal. Dat verzwakt hun veerkracht.

Gevolgen voor de samenleving.

Ook in dit scenario zijn bijverschijnselen te verwachten zoals hamsteren, criminaliteit en spe- culatie. Die kunnen de prijsschokken versterken. Daardoor kan vlees te duur worden voor de laagste inkomensklassen en stijgt het risico van voedingsdeficiënties, met name bij kinderen in steden in de minst welvarende lidstaten.

Gevolgen voor ontwikkelingslanden

De gevolgen van het wegvallen van de import voor voedselimporterende ontwikkelingslanden hangen af van de oorzaak van het wegvallen. Ligt de oorzaak in de EU zelf, dan drukt dat de prijs op de wereldmarkt. Maar we gaan ervan uit dat de oorzaak is gelegen in misoogsten in Zuid en/of Noord Amerika, dan wel in mega-aankopen van soja door China. In dat geval zal de sojaprijs ook op de wereldmarkt stijgen en zal zij de graanprijzen mee omhoog trekken. Dat effect zal worden versterkt als de EU de graanexport terugschroeft en de graanimport opvoert. Dan kunnen de gevolgen voor voedselimporterende ontwikkelingslanden ernstig zijn, met name voor arme bevolkingsgroepen in de steden en – voor zover de prijsstijging door- werkt op de binnenlandse markten - voor boeren die netto-koper van voedsel zijn. Voedselrel- len kunnen leiden tot politieke instabiliteit, veiligheidsrisico's en vluchtelingenstromen.110