• No results found

We zijn er, maar niet met volle overtuiging

In deze paragraaf wordt er gekeken vanuit het perspectief van het Jeugdjournaal naar hoe zij de verschillende online platforms inzetten. Het Jeugdjournaal is een journaal voor kinderen in de leeftijdscategorie van 9 tot en met 12 jaar. Het Jeugdjournaal doet er alles aan om het televisiejournaal aan deze doelgroep aan te passen. De onderwerpen, de manier van

presenteren en de studio zijn afgestemd op de jonge kijker.184 Opvallend is dat wanneer het gaat om de andere platforms die het Jeugdjournaal inzet, dit niet met volle overtuiging wordt gedaan. Het Jeugdjournaal is er wel aanwezig maar eerder omdat de doelgroep daar ook aanwezig is. Zo zegt Joost van Liere over het gebruik van Facebook:

‘Met Facebook was het, we gaan het nu toch maar doen. We besloten dit op een gegeven moment omdat we weten dat de kinderen daar zijn. Dat kan je niet meer negeren. Dan gaan we daar ook zitten’ (Van Liere, 2 juni 2014)

Ten eerste blijkt uit het onderzoek dat het Jeugdjournaal de online platforms niet met overtuiging inzet als er wordt gekeken naar de content op de sociale media. De content op zowel Twitter als Facebook bestaat vooral uit hyperlinks die naar de website toe verwijzen, zoals te zien is in tabel 2. Zo zijn er in totaal 19 berichten geplaatst op Facebook door het

Jeugdjournaal tijdens de onderzochte periode en in al

deze berichten wordt er gebruikgemaakt van een link. Op Twitter zijn er in de

onderzoeksperiode 26 berichten geplaatst waarvan er 23 een link bevatten. Zoals in de vorige paragraaf werd laten zien klikken kinderen vrijwel niet op de links. Hierdoor blijven ze op de 184 http://over.nos.nl/programma-s/onze-programma-s/nos-nieuws, 07-08-2014 Facebook Twitter Interne links 0 0 Externe links 0 1 Links naar ander Jeugdjournaal platform 19 22

44 pagina hangen. Maar hier is verder niet veel te doen. De sociale media fungeren dus niet als eigen platforms maar als platforms om naar de website te verwijzen. Ook uit het interview met Joost van Liere blijkt dat ze de sociale media vooral inzetten om naar de website te verwijzen.

‘Nu is het een van de vele manieren waarop we content kunnen verspreiden’ (Joost van Liere, 2 juni 2014)

Hiermee worden dus de mogelijkheden van Facebook en Twitter als het plaatsen van vragen, interactie met het publiek en unieke content verspreiden niet gebruikt. Joost van Liere geeft zelf ook aan dat dit misschien moet veranderen.

‘ Dat zouden we misschien minder moeten doen. Dat hoeft helemaal niet als het alleen in dat ene bericht kan zetten.’ (Joost van Liere, 2 juni 2014)

Naast dat er geen berichten specifiek voor de sociale media van het Jeugdjournaal geplaatst worden, komt in de kwalitatieve analyse naar voren dat de inhoud van de berichten op de sociale media geen unieke content bevatten. Zo is er gekeken naar de overlap tussen berichten op Twitter, Facebook en de website over het overlijden van Nelson Mandela. Op Facebook is er één bericht geplaatst over de dood van Mandela, wat een kopie is van het bericht op de website. Op Twitter zijn er meer berichten geplaatst. In bijna elk bericht wordt er verwezen naar de site voor het hele bericht. Bijvoorbeeld een spoiler naar het

ochtendjournaal over Nelson Mandela. Het retweeten van berichten levert het Jeugdjournaal wel unieke content op. Dit betekent dat een tweet van een ander persoon wordt overgenomen door het Jeugdjournaal. Zoals dit bericht:

45 Dit is een bericht dat verslaggever Tako van het Jeugdjournaal op Twitter heeft geplaatst. Dit levert unieke content op voor het Jeugdjournaal omdat het niet op de website,

Facebookpagina of in de uitzending te zien is geweest. De kinderen die mee hebben gewerkt aan het think-aloud onderzoek vinden het wel handig dat dezelfde content op verschillende platforms staat. Zo wordt er gezegd:

‘Wel handig anders moet je de hele pagina er weer bij halen’. En: ‘Dat vind ik wel handig dan hoef ik niet helemaal naar Google toe te gaan, als ik iets wil bekijken.’185

Het plaatsen van unieke content zoals bijvoorbeeld achter de schermen foto’s is wel een onderwerp waar over gesproken wordt bij het Jeugdjournaal. Joost van Liere:

‘In de praktijk merk je dat je iets meer achter de schermen foto erop zet, dat je daar veel meer bereik mee hebt. Veel meer likes. Daarom zou Instagram ook wel goed zijn, dat doen we nu niet. Je hebt daar in ieder geval dat je veel kinderen kan bereiken als je leuke achter de schermen foto’s hebt. Alleen dan wijken we wel een beetje af van onze taak, namelijk nieuws verspreiden. Want toch, daar zijn we het meeste meebezig’. (Joost van Liere, 2 juni 2014)

Aan de ene kant is het doel van het Jeugdjournaal nieuws brengen. Maar aan de andere kant trek je meer lezers door ook achter de schermen foto’s te plaatsen. Waar trek je de grens? Veel discussie is er over de popularisering van nieuws.186 Volgens Harrington (2008) werd kwaliteitsnieuws gezien als goed en populair nieuws als slecht. Maar dit is aan het

veranderen. Zo kan populair nieuws zorgen voor een nieuwe en meer open en gelijke publieke sfeer.187 Bij achter de schermen foto’s gaat het wellicht niet om nieuws maar ook dit zorgt voor een open sfeer. Hierdoor kunnen lezers zich beter met het nieuws of in dit geval met het Jeugdjournaal identificeren omdat persoonlijke ervaringen ook ingezet kunnen worden als bron van kennis188. Het Jeugdjournaal is niet het enige journaal dat te maken heeft met het vraagstuk ‘waar leg je de grens? Zo maakt de BBC gebruik van Instagram om een andere

185

Respondenten think-aloud onderzoek, 3 juni 2014

186

Liesbeth Hermans, Maurice Vergeer en Alexander Pleijter, ‘Nederlandse journalisten in 2010’ RU Nijmegen (2011)

http://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/103169/103169pos.pdf?sequence=1, (1 augustus 2014)

187

Stephen Harrington, ‘Populair news in the 21st century Time for a new critical approach?’, Journalism 9, no.3 (2008) http://jou.sagepub.com/content/9/3/266266 (11 augustus 2014)

188

46 doelgroep aan te spreken.189 Daarnaast heeft het plaatsen van ‘leuke’ content ook meer voordelen. Zo kan het zorgen voor transparantie en inzicht geven in bijvoorbeeld de

werkwijze van het Jeugdjournaal. Daarnaast kunnen kinderen hierdoor een band opbouwen met het Jeugdjournaal en ook verhalen op de sociale media gaan lezen.

Ten tweede is een uniek kenmerk van sociale media interactiviteit. Het heet niet voor niets sociale media. Op de sociale media van het Jeugdjournaal is dit ver te zoeken. Wederom worden hier deze online platforms niet optimaal ingezet en dit met volle overtuiging gedaan. Joost van Liere geeft aan dat dit niet het doel van de sociale media voor het Jeugdjournaal is.

‘Veel volwassen tegenhangers gebruiken Facebook en Twitter om in contact te komen met de doelgroep, veel bedrijven ook. Dit doen wij in dit geval minder. Omdat er al zoveel wordt gereageerd op onze website. En ik denk dat veel scholen en ouders dat meer als een veilige omgeving zien als Twitter en Facebook’. (Joost van Liere, 2 juni 2014)

Hier wordt toch een uniek kenmerk van deze sociale media laten liggen. Facebook kan vooral gebruikt worden om op een laagdrempelige manier interactie te creëren. Uit onderzoek van Sonia Livingstone (2010) blijkt dat als jongeren participeren op het internet dit ook leidt tot participatie online, zoals sociale participatie, empowerment en burgerschap.190 Wanneer het Jeugdjournaal dit meer zou stimuleren kunnen leden meer actief worden, zichtbaar en machtiger in het nieuwsproductieproces, zo kunnen ze reageren, delen en aanbevelen van content191 Twitter wordt nog wel door het Jeugdjournaal gebruikt om oproepen te doen. Joost van Liere:

‘Het voordeel van Twitter is wel dat het een volwassen netwerk is waar veel volwassenen opzitten en geïnteresseerde ons volgen. Als wij een kind zoeken die bijvoorbeeld nu in Thailand op school zit, of als we een iemand nodig hebben die morgen met de klas gaat

189

http://www.denieuwereporter.nl/2014/02/8-vragen-over-de-bbc-op-instagram-kort-korter-instafax/ , 11 augustus 2014

190

Sonia Livingstone, ‘Interactivity and participation on the Internet: Young people’s response to the civic sphere, in Dahlgren, Peter, ed., Young citizens and new media: learning for

democratic participation, (London, UK : Routledge, 2010) 103-124.

191

Sanne Hille and Piet Bakker, ‘I like news. Searching the ‘Holy Grail’ of social media: The use of Facebook by Dutch news and their audience’, European Journal of Communication 28, no. 6 (2013)

47 zwemmen, dan is het een mooie manier om een oproep te doen. Voor oproepen is het heel slim’ (Joost van Liere, 2 juni 2014)

Ook het doen van oproepen is een vorm van interactie, maar hier worden de kinderen niet benadert maar volwassenen. De reden voor het gebruik van Facebook en Twitter op deze passieve manier is deels omdat de doelgroep niet op deze platforms zit maar ook omdat de website veel van deze taken overneemt. Zo valt te zien dat de website het meeste prioriteit heeft van de drie online platforms. Er is een groot verschil te zien tussen hoe het

Jeugdjournaal de sociale media kanalen inzet en de website. Dit begint met het aantal berichten tijdens de onderzoeksperiode op de verschillende platforms. Zo werden er 249 berichten op de website geplaatst in tegenstelling tot 19 berichten op Facebook en 26 berichten op Twitter. Ook Joost van Liere geeft aan dat de website de meeste prioriteit. Zo wordt de website als zelfstandig podium gezien. Dit is bij Twitter en Facebook niet het geval omdat hier vooral naar de website gelinkt worden.

Een ander verschil is dat waar er bij de sociale mediaplatforms geen gebruik wordt gemaakt van interactie, is dit bij de website anders. Het Jeugdjournaal maakt vaak gebruik van een interactie element, zoals een poll, oproep of het gebruik van user generated content in combinatie met een link. En vindt dit ook belangrijk. Zo geeft Joost van Liere aan:

‘Ten eerste zegt hij dat het meer zegt dan dat je alleen een quote haalt. ‘Je hebt

gewoon tussen de 3000 á 4000 kinderen die ergens iets van vinden en dan weet je gewoon dat iets zo is’ (Joost van Liere, 2 juni 2014)

Daarnaast geeft hij aan dat het belangrijk is om een podium te bieden, om zo kinderen een plek te geven. Omdat het een periode in het leven van kinderen is dat ze een mening vormen. Dit is een belangrijk onderdeel in hun leven en het Jeugdjournaal maakt hier deel vanuit.

Verder bevatten deze berichten ook nog video, tekst of een foto. Hieruit blijkt wel dat het Jeugdjournaal veel unieke aspecten van het web gebruikt. Op het vijfde niveau dat Gordon onderscheidt tussen de verschillende soorten convergentie, valt dit onder convergentie op het niveau van nieuwspresentatie. Er wordt dus veel gebruikgemaakt van de kwaliteiten van dit medium. Zagen we dat er bij de sociale media geen unieke content werd geplaatst ook dit is bij de website anders. Content komt voornamelijk van de televisie-uitzending maar er wordt ook unieke content geplaatst door middel van artikelen en natuurlijk polls, stellingen en

48 vragen. Ondanks dat er zowel gebruik wordt gemaakt van video en tekst in een bericht bleek uit de kwalitatieve analyse dat de inhoud geen overlap betrof.

Zoals te zien is wordt de website van drie platforms het beste op de doelgroep

afgestemd en een diversiteit aan online kenmerken aangeboden zoals het gebruik van polls en stellingen, stellen van vragen en het gebruik van zowel video als tekst. De televisie-uitzending en de website hebben de meeste prioriteit en worden op de doelgroep afgestemd, dit geldt niet voor Facebook en Twitter.