• No results found

Followers durven niet

In deze paragraaf wordt er vanuit de doelgroep gekeken naar de online platforms van het Jeugdjournaal en met name Facebook en Twitter. Sociale media worden vaak bezocht door jonge mensen die niet altijd door traditionele media bereikt worden.192 Een unieke kans voor het Jeugdjournaal om haar jonge doelgroep te bereiken. Of toch niet? Uit het think-aloud onderzoek blijkt dat veel kinderen de Facebookpagina en Twitterpagina van het Jeugdjournaal helemaal niet kennen. Dit ondanks dat ze wel op sociale media actief zijn. Ze kennen het Jeugdjournaal vooral van televisie. Werd er in het theoretisch kader gesproken over een afnemende interesse voor kinderen in nieuws. Voor de respondenten van het think-aloud onderzoek geldt dit niet. Allen kijken ze naar het Jeugdjournaal in de klas en een meerderheid kijkt ook thuis met ouders, broers of zussen naar het Jeugdjournaal.

Facebook en Twitter bieden interactiemogelijkheden aan. Zoals bijvoorbeeld het reageren op berichten, het plaatsen van comments of het liken van berichten op Facebook en het retweeten, reageren en een bericht benoemen tot favoriet op Twitter. Ondanks dat het Jeugdjournaal interactie op de sociale media niet actief stimuleren, bieden ze dit wel aan. Simpelweg omdat ze een Facebook en Twitterpagina met content aan de gebruikers

aanbieden. En van deze mogelijkheden worden ook gebruikgemaakt. Zo bleek uit de content analyse dat dertien van de negentien berichten op Facebook comments bevatten. Negen berichten op Twitter bevatte een reply. Zowel comments als de reply zijn mogelijkheden om te reageren op sociale media. Maar uit het think-aloud onderzoek blijkt dat de kinderen helemaal niet durven te reageren. Terwijl ze aangeven dit wel bij vrienden en vriendinnen te doen. Zo wordt er bijvoorbeeld gezegd:

192Sanne Hille and Piet Bakker, ‘I like news. Searching the ‘Holy Grail’ of social media: The use of Facebook by Dutch news and their audience’, European Journal of Communication 28, no. 6 (2013)

49 ‘Die mensen ken ik dan meestal en als ik daar een videootje of berichtje naar stuur ken ik ze wel, en deze mensen ken ik haast niet’ of ‘Nee, meestal doe ik dat wel op Youtube dan reageer ik wel vaak’193

Dit heeft vooral te maken met de omgeving die ze niet kennen. Maar ook is er een verschil tussen Facebook, Twitter en onafhankelijke nieuwssites. Op deze sites gaat het om nieuws en informatie. Uit de content analyse blijkt dat er hier wel gereageerd wordt door kinderen. En ook het Jeugdjournaal is hier op de website serieus meebezig. Facebook is een ‘sociaal’ platform waar mensen persoonlijke informatie uitwisselen. Zoals het delen van foto’s en het praten over vakanties, of andere dingen die antwoord geven op de vraag ‘wat ben jij aan het doen?’ Nieuwsmedia zijn meer ‘publieke ruimtes’. Op Facebook is nieuws vaak een

bijproduct. 194 Wellicht willen kinderen Facebook voor hun vriendjes en vriendinnen

gebruiken maar niet voor nieuws. In tegenstelling tot volwassenen. Zo bestaat een deel van de Facebook volgers en Twitter volgers van het Jeugdjournaal uit volwassenen. Joost van Liere:

‘Als je kijkt naar Facebook en Twitter dan zijn daar best veel kinderen bij. Maar als je eerlijk bent zijn dat vooral volwassenen die ons volgen. Dat zijn docenten, collega journalisten, communicatiemedewerkers, voorlichters. Allemaal mensen die het Jeugdjournaal wel leuk vinden of vroeger al leuk vinden en het nu interessant vinden’. (Joost van Liere, 2 juni 2014)

Dit valt ook te zien in de content analyse wanneer er gekeken wordt naar de comments die onder berichten wordt geplaatst. Zoals op afbeelding 1 te zien is.

193

Respondent think-aloud onderzoek, 3 juni 2014

194Sanne Hille and Piet Bakker, ‘I like news. Searching the ‘Holy Grail’ of social media: The use of Facebook by Dutch news and their audience’, European Journal of Communication 28, no. 6 (2013)

50 Afbeelding 1.Voorbeeld bericht Facebook.

De tools delen en ‘vind ik leuk’ worden wel veel gebruikt door kinderen. Uit de content analyse bleek dat een bericht twaalf keer in deze categorie viel. Maar dit betekent niet dat er maar twaalf keer gedeeld is. In totaal zijn berichten 43 keer gedeeld. Het gaat hier om het aantal berichten dat op het moment van analyseren gedeeld zijn. Ook hier worden veel berichten gerelateerd aan politiek gedeeld. Zoals het bericht ‘Premier Rutte reageert in Jeugdjournaal’ welke elf keer gedeeld is. En het bericht ‘Nieuwe volg app voor ouders’ werd achttien keer gedeeld. Wanneer er naar Facebook gekeken wordt kan er niet om de ‘vind ik leuk’ knop heen worden gekeken. Een populaire tool op Facebook. Negentien berichten hadden ‘vind ik leuks’ maar in totaal waren dit er 284. Ook hier sprong het bericht: ‘Vader maakt lunchkunst van boterhamzakjes’ met 28 likes en Premier Rutte reageert in

Jeugdjournaal’ met 29 likes en President Obama in Nederland met 35 likes eruit.

De volgers op de Facebook en Twitterpagina van het Jeugdjournaal bestaan dus voor een groot gedeelte uit volwassenen. De doelgroep maakt wel gebruik van deze platforms maar niet om nieuws te consumeren. Misschien dat er door middel van Instagram meer interactie met het publiek kan ontstaan.

51

Hoofdstuk 4 Conclusie

Onderwerpen, de studio en de manier van presenteren worden aangepast aan de jonge kijkers van het Jeugdjournaal. Maar het Jeugdjournaal is meer dan alleen een televisiejournaal. Zo zijn ze online actief met een website, maken ze gebruik van Facebook, Twitter, Instagram en een app. In dit onderzoek ligt de focus op de website, Facebook en Twitterpagina van het Jeugdjournaal. Uit het onderzoek blijkt dat er geen vast format is dat gebruikt kan worden voor het inzetten voor deze online platforms. Deze platforms moeten net als het

televisiejournaal aangepast worden aan de jonge doelgroep. Ten eerste moet het gebruik van hyperlinks aangepast worden aan de doelgroep. De literatuur noemt een hele reeks van voordelen voor het gebruik van hyperlinks. Zo bieden hyperlinks onder andere transparantie, interactie en kan er makkelijk naar andere bronnen worden verwezen. Kinderen klikken alleen niet op de links. Ze raken er van in de war. De voordelen van hyperlinks als het creëren van interactiviteit, geven van achtergrondinformatie en het bieden van inzicht in hoe het nieuws wordt gemaakt worden hierdoor niet gebruikt. Onderzoek van Pijpers en Marteijn (2008) geeft aan dat links voor kinderen een andere kleur moeten hebben en onderstreept moeten zijn om ze duidelijk te herkennen.195 Maar wellicht moeten links ook een andere plek in de tekst krijgen. Bijvoorbeeld onderaan een bericht. Zo lezen kinderen liever eerst voordat ze een link aanklikken.

Ten tweede worden de kinderen door het Jeugdjournaal onderschat als het op mediatypen aankomt. Het Jeugdjournaal maakt voornamelijk gebruik van video of tekst of een combinatie van deze twee in een bericht. Dit terwijl er nog veel meer mogelijkheden zijn. Joost van Liere zegt: ‘Het liefst zou ik alle belangrijke informatie in een filmpje hebben en dan een stuk erbij’. Dit omdat het minder werk is? Er te weinig mensen zijn om content in andere mediatypen te realiseren? Of is dit echt de ultieme vorm van verhaalvertelling voor een nieuwswebsite voor kinderen? Kinderen lezen het tekstbericht en kijken de video helemaal uit. Een signaal dat ze wel degelijk meerdere mediatypen tegelijkertijd aankunnen. Ten derde wordt er in de literatuur aangegeven dat berichten unieke content moeten bevatten. Voor de website van het Jeugdjournaal geldt dat er voornamelijk video’s van de televisie-uitzending worden geplaatst met een artikel erbij. Daarnaast worden hier ook artikelen

195Remco Pijpers en Thomas Marteijn, ‘Klik en klaar’(Stichting Mijn Kind Online, 2008),

http://mijnkindonline.nl/sites/default/files/uploads/MKO_usability_rapport_download_full.pdf, (19 juni 2014)

52 geplaatst die speciaal voor de website gemaakt worden. Voor Facebook en Twitter is dit anders. Hier wordt helemaal geen unieke content geplaatst. Waar er in de literatuur artikelen verschenen zijn over deze herhaling van content en dat dit niet de ultieme vorm van online journalistiek is, maakt dit kinderen helemaal niet uit. Zo wordt er gezegd: ‘Wel handig anders moet je de hele pagina er weer bij halen’. En: ‘Dat vind ik wel handig dan hoef ik niet

helemaal naar Google toe te gaan, als ik iets wil bekijken’196 Deze drie aanpassingen geven tevens antwoord op de deelvraag ‘Hoe evalueren kinderen de online platforms?’ Kinderen gebruiken de platforms anders dan volwassenen en vinden andere dingen belangrijk. Zoals bijvoorbeeld de herhaling van content. Waar een volwassene zou zeggen ‘dit heb ik al gelezen’, vindt een kind het juist gemakkelijk.

De website is het belangrijkste online medium dat het Jeugdjournaal inzet. Volgens het Jeugdjournaal is dit een plek waar het nieuws als eerste op geplaatst wordt. Zo wordt er niet gewacht tot het eerstvolgende televisiejournaal. Ook wel een internet-first strategie genoemd. Ondanks dat er geen gebruik wordt gemaakt van meer dan twee soorten mediatypen in een bericht wordt er wel gebruikgemaakt van unieke kenmerken van het web. Zo vindt er op de website interactie plaats. Dit door middel van polls, stellingen en vragen. Daarnaast kunnen kinderen reageren. Dit is een belangrijk speerpunt voor het Jeugdjournaal omdat ze kinderen een podium willen bieden. Er wordt dus veel gebruikgemaakt van de kwaliteiten van het medium website.

Bij de sociale media die het Jeugdjournaal inzet is dit anders. Ondanks dat de website een geschikte plek voor interactie is, bieden Facebook en Twitter meer

interactiemogelijkheden. Bijvoorbeeld het delen van berichten op de eigen Facebookpagina of het retweeten van een bericht. Het Jeugdjournaal is wel aanwezig op Facebook en Twitter en zet hier berichten op, maar daar is ook alles mee gezegd. Net als de website hebben Facebook en Twitter ook unieke kwaliteiten. Voornamelijk ligt de kracht van sociale media in het creëren van interactie.197 Maar het Jeugdjournaal gebruikt Facebook en Twitter vooral om naar de website te verwijzen. Dit door middel van links. Zoals eerder werd geconcludeerd klikken kinderen niet op links. Daardoor blijven ze op de Facebook en Twitterpagina hangen, waar verder niks te beleven is. Door deze passieve manier van het gebruiken van Facebook en

196196

Respondenten think-aloud onderzoek, 3 juni 2014

197

Sanne Hille and Piet Bakker, ‘I like news. Searching the ‘Holy Grail’ of social media: The use of Facebook by Dutch news and their audience’, European Journal of Communication 28, no. 6 (2013)

53 Twitter laat het Jeugdjournaal kansen liggen. Zo kan er op een laagdrempelige manier

interactie gecreëerd worden. Wanneer het Jeugdjournaal dit meer zou stimuleren kunnen leden meer actief worden, zichtbaarder en machtiger in het nieuwsproductieproces zijn. Zo kunnen ze reageren, delen en content aanbevelen.198 Wat eventueel weer nieuwe bezoekers oplevert.

Tevens geeft dit antwoordt op de eerste twee deelvragen. ‘Op welke manieren maakt het Jeugdjournaal gebruik van de verschillende platforms’ en ‘Wat is de strategie van het Jeugdjournaal voor het gebruik van de verschillende platforms?’ Prioriteit ligt er bij de website van het Jeugdjournaal. Hier maakt het Jeugdjournaal gebruik van de unieke kenmerken van heb web zoals interactie, het gebruik van meerdere soorten mediatypen en hyperlinks. Al moet gezegd worden dat er nog kansen liggen bij het gebruiken van meerdere soorten mediatypen en het aanpassen van hyperlinks zodat kinderen hier wel op gaan klikken. Facebook en Twitter worden niet met volle overtuiging ingezet. Zo zijn deze platforms

opgezet omdat de doelgroep er zit. Een uniek kenmerk van sociale media is interactie maar dit wordt niet gestimuleerd. De sociale media worden ingezet als passieve platforms om naar de website te linken. Hierdoor worden er kansen gemist en worden deze platforms niet met volle overtuiging ingezet, zoals dit wel te zien is bij het televisiejournaal van het Jeugdjournaal.

Het Jeugdjournaal gebruikt Facebook en Twitter niet met volle overtuiging maar dit doen de gebruikers ook niet. Zo durven de kinderen die mee hebben gewerkt aan het think-aloud onderzoek bijvoorbeeld niet te reageren op de Facebookpagina van het Jeugdjournaal. Op de website durven kinderen dit wel. Dit kan te maken hebben met dat dit een veiligere omgeving is of er wordt bijvoorbeeld met de klas gereageerd. Daarnaast speelt mee dat Facebook en Twitter ‘sociale’ platforms zijn. Hier delen kinderen foto’s van hun huisdier of vertellen ze wat ze gaan doen. Want de respondenten geven aan dat ze wel bij vrienden en vriendinnen reageren of op andere sites. Nieuws is blijkbaar een bijzaak. Maar er is nog wel een lichtpuntje in de duisternis. Want de laagdrempelige manier van Facebook die interactie biedt is de ‘vind ik leuk’ knop. De kinderen geven aan hier wel op te klikken en uit de content analyse blijkt ook dat dit gebeurt.

198

Sanne Hille and Piet Bakker, ‘I like news. Searching the ‘Holy Grail’ of social media: The use of Facebook by Dutch news and their audience’, European Journal of Communication 28, no. 6 (2013)

54 De kinderen die mee hebben gewerkt aan het think-aloud onderzoek gaven aan niet te durven reageren op Facebook. Toch kwam uit de content analyse naar voren dat er wel reacties zijn, zowel op Facebook als Twitter. Welkom volwassenen! Veel van deze reacties zijn niet afkomstig van kinderen, maar van volwassenen. Dit ligt in contrast met de reden waarom het Jeugdjournaal op Facebook aanwezig is, dit omdat de doelgroep hier aanwezig is. De doelgroep is hier wel aanwezig, maar volgt het Jeugdjournaal niet. Wederom: wellicht willen kinderen op sociale media geen nieuws lezen en blijft het voornaamste medium waar kinderen nieuws binnenkrijgen het Jeugdjournaal op televisie. Twitter wordt door het Jeugdjournaal vooral ingezet om content te verspreiden en oproepen te doen. Ook hier gaat het niet om het bereiken van de doelgroep.

Zoals er te zien is vindt er zowel aan de kant van het Jeugdjournaal als aan de kant van de doelgroep geen beweging op de Facebook en Twitterpagina van het Jeugdjournaal plaats. Daarnaast bestaat een groot deel van de volgers niet uit de doelgroep. Zit je dan wel goed op deze platforms? Er kan geconcludeerd worden dat Facebook en Twitter voor het

Jeugdjournaal geen platforms zijn waar ze veel mee kunnen. Wellicht is Instagram een betere optie. Dit blijkt ook uit het aantal snelgroeiende volgers. Daarnaast is Instagram een jong platform waar de doelgroep aanwezig is. Naar schatting heeft Instagram in 2014 zo’n 1.4 miljoen Nederlandse volgers.199 Alleen vraagt Joost van Liere zich wel af, hoever kan je hiermee gaan? Want het doel van het Jeugdjournaal blijft nieuws brengen aan kinderen. Aan de andere kant levert het plaatsen van achter de schermen foto’s meer likes op en dus

interactie. Daarnaast kan het plaatsen van foto’s achter de schermen inzicht bieden in de werkwijze van het Jeugdjournaal, meer transparantie wat op Facebook en Twitter niet lukt. Het Jeugdjournaal is niet het enige journaal dat te maken heeft met het vraagstuk: waar leg je de grens? Zo maakt de BBC gebruik van Instagram om een andere doelgroep aan te

spreken.200 Daarnaast kunnen kinderen hierdoor een band opbouwen met het Jeugdjournaal en ook verhalen op de andere sociale media gaan lezen.

De ultieme vorm van online journalistiek van Deuze waarin:‘De online journalist beslissingen maakt over welk media format of formats het beste bij een verhaal passen (multimedialiteit), opties overweegt voor het publiek om te reageren, het meedoen of zelfs het 199 https://www.youtube.com/watch?v=U1NZljglfRU, 14 augustus 2014 200 http://www.denieuwereporter.nl/2014/02/8-vragen-over-de-bbc-op-instagram-kort-korter-instafax/ , 11 augustus 2014

55 veranderen van bepaalde verhalen (interactiviteit), en nadenkt over manieren om een verhaal een connectie te laten maken met andere verhalen, archieven, bronnen, etc., dit door middel van hyperlinks (hypertekstualiteit). Dit is de ideale vorm van online journalistiek’.201 is dus niet de ultieme vorm van journalistiek voor kinderen. Om effectief te zijn moeten de online activiteiten aangepast worden aan de doelgroep. Sociale media worden door kinderen ook echt gebruikt als sociale media maar dan wel met vrienden. Hier hoort het Jeugdjournaal niet bij. Wellicht dat Instagram hier verandering in kan brengen door een kijkje achter de

schermen te laten zien. Voor nu worden Facebook en Twitter niet door de doelgroep gebruikt om nieuws te consumeren. Hiermee lijkt het er voor nu niet op dat Facebook en Twitter een nieuwe manier zijn om interesse in nieuws te wekken. Deze taak blijft er voor het

televisiejournaal van het Jeugdjournaal.

Zoals ieder onderzoek roept ook dit onderzoek weer nieuwe vragen op. Er was nog geen onderzoek gedaan naar het gebruik van online platforms door nieuwsorganisaties gericht op kinderen. Dit onderzoek heeft hier kleine stappen ingezet. Maar veel vragen blijven nog onbeantwoord. Door de omvang en de tijd waarin dit onderzoek gedaan is blijft de think-aloud methode beperkt. Verder en uitgebreider onderzoek naar de evaluatie van kinderen van verschillende platforms kan een beter beeld geven van wat ze van de verschillende platforms vinden en of er potentie inzit om gebruikt te worden voor nieuwsconsumptie. Daarnaast is het interessant om het onderzoek breder te trekken naar andere landen. Zitten er verschillen in nieuwsorganisaties gericht op kinderen en welke content bieden zij aan op verschillende platforms? In mijn laatste weken van het schrijven van het onderzoek heeft het Jeugdjournaal een nieuwe app uitgebracht en zijn ze actief op Instagram. Deze platforms hebben veel potentie om interactie te creëren of om kinderen meer betrokken te laten worden bij het nieuws. Daarom is het interessant om hier verder naar te kijken. Ook hebben Instagram en de app weer andere unieke kenmerken dan Facebook, Twitter en de website. Vervolgonderzoek naar online nieuwsplatforms voor kinderen is schaars, maar ontzettend interessant en

belangrijk omdat kinderen eenmaal andere behoeften hebben als het gaat om het gebruiken van online platforms dan volwassenen. Belangrijk is dat deze verschillende platforms afgestemd worden op de doelgroep. Dit kan alleen door de doelgroep aan het woord te laten en kinderen te laten vertellen hoe zij verschillende platforms gebruiken.

201

Mark Deuze, ‘The web and its journalisms: considering the consequences of different types of news media online’. New Media and Society 5 no.2 (2003) 206

56

Literatuurlijst

Apler, Meryl. ‘Developmentally appropriate New Media Literacies: Supporting cultural competencies and social skills in early childhood education.’ Journal of Early Childhood Literacy 13, no 2 (2013), http://ecl.sagepub.com/content/13/2/175 (30 augustus 2013)

Beyers, Hans. ‘De kr@nt van morgen: nog steeds op papier? Een studie naar percepties, opinies en attitutes tegenover online-kranten’ (enquête online-kranten, 2005, Universiteit Antwerpen) (11 augustus 2014)

Bittman, Michael et al.. ‘Digital natives? New and old media and children’s outcomes.’ Australian Journal of Education 55 (2011) 2: 161 – 175

Boren, Ted and Ramey, Judith. Manuscript, 1999, Associat member IEEE p. 262.

Bowles. Melissa A. The Think-Aloud controversy in Second Language Research. Newyork: