• No results found

Wanneer is een uitzendkracht een payrollmedewerker?

In document Handboek Loonheffingen 2020 (pagina 189-192)

Vanaf 2020 gelden er wettelijke bepalingen over payrolling, waaronder een definitie van payrolling. Volgens die definitie is payrolling een speciale vorm van een uitzendovereenkomst waarbij sprake is van de volgende verschillen:

-Bij de uitzendovereenkomst zoekt het uitzendbureau een voor de opdrachtgever (inlener) geschikte werknemer op de arbeidsmarkt. Bij payrolling heeft het payrollbedrijf hier geen bemoeienis mee. De opdrachtgever (inlener) of een derde zorgt zelf voor een geschikte werknemer.

-Het uitzendbureau kan een uitzendkracht ook voor andere werkgevers laten werken. Bij payrolling is daarvoor toestemming nodig van de opdrachtgever (inlener).

Verder is geregeld dat voor een nieuwe of bestaande payroll werknemer dezelfde arbeidsvoorwaarden gaan gelden als voor een werknemer die werkt in een gelijke of gelijkwaardige functie bij de opdrachtgever (inlener).

Het lichtere arbeidsrechtelijke regime van de uitzendovereenkomst – zoals het uitzendbeding – is vanaf 1 januari 2020 niet langer van toepassing op een payrollovereenkomst.

Het is dan ook van belang dat er per werknemer wordt vastgesteld of er sprake is van een payroll werknemer of een uitzendkracht. Voor de payroll werknemer geldt code aard arbeidsverhouding 82 en voor de

uitzendkracht geldt code aard arbeidsverhouding 11.

Het payrollbedrijf is de juridische werkgever. Dat wil zeggen dat het payrollbedrijf alle administratieve zaken regelt, zoals het sluiten van de arbeidsovereenkomst, uitbetaling tijdens ziekte en het doen van aangifte. Alle loonkosten belast het payrollbedrijf door aan de opdrachtgever.

De payrollmedewerker is in beginsel in echte dienstbetrekking bij het payrollbedrijf.

16.20 Vrijwilligers

Een vrijwilliger is iemand die voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen niet in echte of fictieve dienstbetrekking is en die niet 'bij wijze van beroep' werkt voor 1 van de volgende organisaties:

- een organisatie die geen aangifte vennootschapsbelasting hoeft te doen - een sportorganisatie

- een algemeen nut beogende instelling (ANBI)

Bij een sportorganisatie en een ANBI zijn de rechtsvorm en het wel of niet aangifte vennootschapsbelasting hoeven doen niet van belang.

Een vrijwilliger is iemand die alleen een beloning krijgt die binnen de grenzen van een vrijwilligersvergoeding blijft. Een belangrijk kenmerk van vrijwilligerswerk is namelijk dat een vergoeding niet in verhouding

staat tot het tijdsbeslag en de aard van het werk. Van een vrijwilligersvergoeding is sprake als iemand vergoedingen of verstrekkingen krijgt met een gezamenlijke waarde van maximaal € 170 per maand en maximaal € 1.700 per kalenderjaar.

Als u binnen deze maximumbedragen iemand een vergoeding of verstrekking per uur betaalt, dan beschouwen wij een uurvergoeding van maximaal € 5,00 (of € 2,75 voor een vrijwilliger jonger dan 21 jaar) als vrijwilligersvergoeding. Betaalt u een vrijwilliger niet per uur, maar per activiteit, dan moet u de vergoeding omrekenen naar een vergoeding per uur. Over een uurvergoeding van maximaal € 5,00 (of

€ 2,75 voor een vrijwilliger jonger dan 21 jaar) hoeft u geen loonheffingen in te houden en te betalen. Ook hoeft u geen urenadministratie bij te houden.

Betaalt u een marktconforme beloning en is degene aan wie u deze betaalt, aan te merken als werknemer, dan gelden de normale regels voor de loonheffingen.

Voorbeeld 1

Voor vereniging X werken 3 vrijwilligers. Vrijwilliger A krijgt per activiteit betaald: hij krijgt € 9 voor een activiteit van 2 uur, die hij 10 x per maand voor de organisatie doet. Vrijwilligers B en C krijgen allebei een vergoeding van € 4 per uur en zijn 35 uur per maand actief. Vrijwilliger C declareert per maand ook nog € 47,50 reiskosten. Alle vrijwilligers zijn 22 jaar of ouder. Omdat de uurvergoeding voor de vrijwilligers niet hoger is dan € 5,00, vallen A, B en C onder de fiscale definitie van vrijwilliger.

Aan de hand van de uitbetaalde bedragen moet de vereniging beoordelen of de

vrijwilligersvrijstelling van toepassing is. Vrijwilliger A blijft onder de € 170 per maand en ook onder de € 1.700 per jaar, dus de vergoeding is onbelast. Vrijwilliger B krijgt € 140 per maand en blijft daarmee onder het maandbedrag van € 170. Als de vereniging ervoor zorgt dat het jaarbedrag niet boven de € 1.700 uitkomt, is de vergoeding onbelast. Vrijwilliger C krijgt € 187,50 (€ 140 + € 47,50 reiskostenvergoeding) en komt daarmee boven het maandmaximum, dat geldt voor het totaal van de vergoedingen en verstrekkingen, inclusief kostenvergoedingen. De vrijwilligersvrijstelling is op vrijwilliger C niet van toepassing: de vereniging moet vaststellen of deze persoon is aan te merken als werknemer.

Voorbeeld 2

Een vrijwilliger werkt 2 maanden 100 uur per maand en 3 maanden 50 uur per maand voor een voetbalvereniging. In totaal werkt de vrijwilliger dus 350 uur in 5 maanden. Hij krijgt een vergoeding van € 2 per uur, in totaal € 700. Een vergoeding van € 2 per uur is geen marktconforme beloning en de totale vergoeding van € 700 komt niet boven het jaarmaximum van € 1.700. Toch is de vrijwilligersregeling niet van toepassing, omdat de beloning boven het maandmaximum van

€ 170 komt. De vergoeding in de 2 maanden waarin de vrijwilliger 100 uur werkt, is namelijk € 200.

De vereniging moet vaststellen of er sprake is van een werknemer. Zo ja, dan moet de vereniging over de totale vergoeding loonheffingen inhouden en betalen. Ook moet de vereniging dan een urenadministratie bijhouden.

Voorbeeld 3

Een 25-jarige vrijwilliger werkt 10 maanden 50 uur per maand voor een voetbalvereniging. Hij krijgt een vergoeding van € 3 per uur, in totaal € 1.500. De vereniging maakt dit bedrag in 1 keer aan hem over. Een vergoeding van € 3 per uur is geen marktconforme beloning en de totale vergoeding van € 1.500 komt niet boven het maandmaximum van € 170 en het jaarmaximum van € 1.700. De vereniging hoeft over de vergoeding van deze vrijwilliger dus geen loonheffingen in te houden en te betalen. Ook hoeft de vereniging geen urenadministratie bij te houden.

Voorbeeld 4

Een tennisvereniging betaalt een vrijwilliger een vergoeding van € 7 per uur. De vrijwilliger werkt 9 maanden 20 uur per maand voor de vereniging. Hoewel de vergoeding niet boven het maandmaximum van € 170 en het jaarmaximum van € 1.700 komt, moet de vereniging toch loonheffingen inhouden en betalen en een urenadministratie bijhouden als er sprake is van een werknemer. De vergoeding van € 7 per uur is namelijk een marktconforme beloning.

16.21 Werknemers die de AOW-leeftijd hebben bereikt

Vanaf 1 januari 2019 en dus ook in het jaar 2020 is de AOW-leeftijd 66 jaar en 4 maanden. Voor

werknemers die de AOW-leeftijd hebben bereikt, betaalt u de werkgeversheffing Zvw tot het einde van de dienstbetrekking. Sinds 1 januari 2017 zijn deze werknemers ook verzekerd voor de ZW. U betaalt voor deze werknemers geen premies werknemersverzekeringen.

Voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen geldt vanaf de 1e dag van de maand waarin de werknemer de AOW-leeftijd bereikt, de inhouding die bij de AOW-leeftijd hoort. Ook bij een weekloon of een vierwekenloon geldt die inhouding als de werknemer dat loon geniet op of na de 1e dag van de maand waarin hij de AOW-leeftijd bereikt.

Voorbeeld 1: loon per maand

Uw werknemer wordt 66 jaar op 18 mei 2020. Na het bereiken van de AOW-leeftijd op 18 september 2020 blijft hij nog werken. Dit betekent het volgende:

- Uw werknemer heeft recht op een AOW-uitkering vanaf 18 september 2020.

- De verzekeringsplicht voor de AOW, WW, WAO en WIA loopt door tot en met 17 september 2020. Na deze datum blijft de werknemer nog wel verzekerd voor de ZW.

- U houdt de hele maand augustus nog AOW-premie in en u betaalt premies werknemersverzekeringen, dus tot en met 31 augustus 2020.

- U blijft werkgeversheffing Zvw betalen tot het einde van de dienstbetrekking.

- Voor de berekening van de loonbelasting/premie volksverzekeringen maakt u voor loon dat de werknemer geniet vanaf 1 september 2020, gebruik van de kolom 'AOW-leeftijd en ouder'.

Voorbeeld 2: loon per 4 weken

Uw werknemer wordt 66 jaar op 25 juni 2020. Na het bereiken van de AOW-leeftijd op 25 oktober 2020 blijft hij werken. Dit betekent het volgende:

- Uw werknemer heeft recht op een AOW-uitkering vanaf 25 oktober 2020.

- De verzekeringsplicht voor de AOW, WW, WAO, en WIA loopt tot en met 24 oktober 2020. Na deze datum blijft de werknemer nog wel verzekerd voor de ZW.

- U betaalt vanaf de 11e periode van 4 weken (van 7 oktober 2020 tot en met 3 november 2020) geen premies werknemersverzekeringen meer.

- U blijft werkgeversheffing Zvw betalen tot het einde van de dienstbetrekking.

- Voor de berekening van de loonbelasting/premie volksverzekeringen maakt u voor het loon dat de werknemer geniet over de 10e periode van 4 weken (van 9 september 2020 tot en met 6 oktober 2020) gebruik van de kolom 'Jonger dan de AOW-leeftijd' als u het loon betaalt vóór 1 oktober. Betaalt u het loon op of na 1 oktober, dan gebruikt u de kolom 'AOW-leeftijd en ouder'.

- Vanaf de 11e periode (van 7 oktober 2020 tot en met 3 november 2020) maakt u gebruik van de kolom 'AOW-leeftijd en ouder'.

- Betaalt u het loon over de 10e periode (van 9 september 2020 tot en met 6 oktober 2020) op 30 september 2020 uit, dan is dat vóór de 1e van de maand waarin de werknemer de AOW-leeftijd bereikt. De werknemer is dan de hele 10e periode verzekerd voor de

werknemersverzekeringen en u moet in deze periode dus premies werknemersverzekeringen voor hem betalen. Betaalt u het loon over de 10e periode uit op 3 oktober, dan hoeft u geen premies werknemersverzekeringen te betalen.

Let op!

Als de werknemer in december 2019 66 jaar en 4 maanden of ouder was, dan heeft hij in 2019 de AOW-leeftijd bereikt. Gebruik dan vanaf januari 2020 ook de bedragen en tarieven voor werknemers met de AOW-leeftijd en ouder.

In document Handboek Loonheffingen 2020 (pagina 189-192)