• No results found

Walter Benjamin

In document Onmacht bij dwarslaesierevalidanten (pagina 79-81)

6 CONFRONTATIE VAN ANALYSE VAN INTERVIEWDATA MET THEORETISCH KADER

6.7 Walter Benjamin

6.7.1 Mijn bevindingen ten aanzien van verwachtte relevantie

Mijn twijfel of revalidanten wel woorden kunnen geven aan hun ervaren onmacht was reëel. Bij beide revalidanten was er sprake van een afgekapseld innerlijk (das Innere). Als onderzoekster ben ik niet de aangewezen persoon een weg te helpen zoeken om uit het ingekapselde innerlijk te komen. Ik twijfel of revalidanten hiertoe überhaupt ruimte kunnen ervaren naast alle revalidatie-inspanningen. Terugkijkend zou ik voor

vervolgonderzoek denken aan beeldmateriaal om meer toegang tot een afgekapseld innerlijk te krijgen

6.7.2 Verwijzing naar uitwerking

Het onderscheid tussen das Innere en Innerlichkeit heb ik in de vorige paragraaf

toegelicht en bij de confrontatie van mijn analyse met de overwegingen van Bosma (zie 6.9) Bij Bosma’s overwegingen geef ik mijn reflectie op aspecten die een rol spelen in het contact tussen geestelijk begeleider en revalidant.

6.8 Baumeister

6.8.1 Mijn bevindingen ten aanzien van verwachtte relevantie

Zowel religie, medische wetenschap als zelfbeeld spelen een rol tijdens de

revalidatieperiode in het ervaren van onmacht. Het herzien van een wereldbeeld lijkt beperkt een rol te spelen. Mogelijk omdat de leefwereld van de revalidant zich lijkt te beperken tot het RCA.

6.8.2 Religie en het gevoel van controle

Religie heeft een lange traditie in een belofte te helpen bij het krijgen van een gevoel van controle. Voor revalidant A is haar geloof in God een steun in aanvulling op haar geloof in de medische wetenschap. Zij hoopt op herstel en als dit niet helemaal mogelijk blijkt dan hoopt ze op steun vanuit haar geloof om de ‘ellende in goede banen te kunnen leiden’ (A1 r580). Haar religieus kader staat niet open voor dialoog, het is een vast gegeven. Zij hoopt in de toekomst de betekenis/bedoeling te gaan zien van haar

dwarslaesie. Voor revalidant B is religie een passief aanwezig gegeven vanuit zijn jeugd. Zijn geloof in God heeft niets te maken met zijn situatie nu. Hij merkt nu niets van een God, maar sluit de mogelijkheid voor later niet uit. Onduidelijk of hij later in dit leven of het hiernamaals bedoelde. Beide richten zich op hun toekomst als controle ervaren in het heden niet lukt. Dit komt overeen met wat Baumeister benoemt het construeren van

nieuwe illusies van controle in geval van lijden in het nu. Als nieuwe illusies van controle in het heden niet gevonden worden, dan zoekt men de belofte in de toekomst. Beide revalidanten proberen doelen te stellen, die haalbaar lijken en streven die doelen na. Er is een verschil in de manier waarop revalidant A en B met gestelde doelen omgaan. Voor revalidant A is het een teleurstelling als ze een doel niet bereikt. Voor revalidant B is elk bereikt doel een meevaller. Revalidant A loopt op beoogde resultaten vooruit en is voor haar een bron van onmacht. Revalidant B onderscheidt dingen die veranderd kunnen worden en dingen die niet te veranderen zijn, waardoor hij minder onmacht ervaart. Voor beiden is de eventuele mogelijkheid van verbetering, de illusie van controle van belang voor de motivatie tot revalidatie. Religie helpt revalidant A op den duur voor het herkrijgen van enige controle. Religie is voor revalidant B een toekomstige optie om van betekenis te kunnen zijn.

6.8.3 Zelfbeeld en wereldbeeld in relatie tot onmacht

Baumeister stelt dat na een trauma iemand zijn zelfbeeld en wereldbeeld moet herzien. Qua zelfbeeld vindt revalidant B dat hij wel iets mag verwachten van andere mensen, vanuit de gedachte ik stond voor de ander klaar, nu moet de ander voor mij klaar staan. Met af en toe blijk van twijfel, omdat de rollen omgedraaid zijn. Revalidant A heeft in dit opzicht veel minder vertrouwen dat anderen voor haar klaarstaan. Ze worstelt

aanvankelijk met haar gevoel gestraft te worden via deze ziekte. Na verloop van tijd speelt haar dit minder parten, onduidelijk of haar zelfbeeld verandert of dat ze minder beroep hoeft te doen op de ander. Haar echtgenoot en kinderen tonen zich op positieve wijze aan haar, waardoor haar vertrouwen dat zij er voor haar kunnen zijn groeit. Het zelfbeeld van revalidant B is positiever dan het zelfbeeld van revalidant A (vanuit genderperspectief wellicht verklaarbaar). Zijn verwachtingen zijn niet direct gekoppeld aan personen, maar meer algemeen gericht op zijn sociale kring. Een flexibelere en meer open verwachting. Zelfvertrouwen in combinatie met flexibele, open verwachtingen lijkt een krachtige combinatie om minder onmacht te ervaren.

Het herzien van hun wereldbeeld heeft in de interviews beperkt plek gehad. De wereld verkleint zich veelal tot het RCA. Revalidant B heeft wel laten blijken meer oog te hebben gekregen voor de problemen van gehandicapte mensen in het sociale verkeer en de gevolgen daarvan. Revalidant A probeert zich een voorstelling te maken van mensen die op haar handicap reageren, waarbij ze een mondige en verdedigende rol voor zich weggelegd ziet. De beeldvorming is nog abstract, waardoor (onmacht)ervaringen nog niet weergegeven kunnen worden.

6.8.4 Verlies van betekenis

Baumeister (Baumeister,1991, p. 243) Het relateert het onvrijwillig denken aan een pijnlijk incident (rumination), aan het vinden van betekenis. Het vinden van betekenis zou rumination verminderen. Daarin falen kan rumination doen ontstaan. Met betrekking tot het vinden van betekenis wordt geen tijdsduiding gegeven. Tijdens het revalideren is het falen van voortgang van herstel voor beide revalidanten aanleiding tot rumination. Met dit verschil dat revalidant A er uiting aan geeft als een spraakwaterval. Revalidant B noemt het beknopt. Het herkauwen van ervaringen betreft qua inhoud het

revalidatieproces, de pijnlijke gevolgen van de dwarslaesie. Beide revalidanten hebben weliswaar verteld over het ontstaan van de dwarslaesie, maar dat was op mijn verzoek en niet op eigen initiatief.

In het proces van revalideren speelt het herschikken van prioriteiten een rol. Uit onderzoek bij borstkankerpatiënten blijkt dat het herschikken van prioriteiten als een positieve verandering wordt beoordeeld (Baumeister, 1991, p. 252). Dit geldt niet voor beide revalidanten. Het herschikken van prioriteiten heeft eerder een negatieve lading dan een positieve.

Voor het labelen van de eerste stap op weg naar ongelukkig zijn, stelt Baumeister: ‘potentially harmful events can often be taken in either a positive or a negative way, and this initial interpretation is crucial for determining all further responses and

consequences.’ ‘you first decide what the event means and then you appraise your own resources for dealing with it.’ (Baumeister, 1991, p. 235). (Vertaald; mogelijk

bedreigende gebeurtenissen kunnen positief en negatief opgenomen worden, de eerste interpretatie is cruciaal voor bepalen van volgende antwoorden en consequenties. Je besluit eerst wat de gebeurtenis betekent en dan spreek je bronnen aan om er mee om te gaan.) Zo gesteld veronderstelt hij dat dit besluit een keuze inhoudt. Terwijl beide revalidanten overspoeld worden door hun ziek zijn en de gevolgen, waarbij ze zich veeleer overgeleverd voelen aan de besluiten van de medici dan dat er sprake was van een eigen keuze. Revalidant B was buiten bewustzijn voorafgaand aan zijn operatie, waarvan hij later zegt dat het voor hem niet had gehoeven, als hij dit had geweten. Revalidant A vaart op de deskundigheid van de arts, die kan en moet de situatie beoordelen. Besluiten wat de gebeurtenis voor je betekent is voor de revalidanten niet één moment en ook geen statisch gegeven. Het is een langdurende reeks van momenten die steeds aan verandering onderhevig zijn, een vloeiende (kolkende) beweging, waarbij positieve en negatieve interpretaties elkaar afwisselen of strijden om de voorrang. Er is niet één beginkeuze die de latere keuzes kleurt. Revalidant B zegt dat hij niet voor een operatie gekozen had als hij wist dat hij geheel verlamd zou worden. Met als

onderscheidende voorwaarde ‘als ik dit geweten had’, wellicht was voorafgaand aan de operatie niets met zekerheid te zeggen. Nu hij zijn situatie wel weet ervaart hij geen keus te hebben. Hij is veranderd van een negatieve naar positieve betekenis. Een mogelijkheid weer terug van positief naar negatief lijkt me ook mogelijk. Betekenis en ervaring vallen niet geheel samen of zijn niet direct van elkaar af te leiden.

In document Onmacht bij dwarslaesierevalidanten (pagina 79-81)