• No results found

C MACHTELOOSHEID EN VERWERKING BIJ DWARSLAESIEREVALIDANTEN

In document Onmacht bij dwarslaesierevalidanten (pagina 95-97)

Inleiding

Revalidanten hebben in het algemeen te maken met verlies. Verlies van lichaamsdelen en/of verlies van functionaliteit van een lichaamsdeel. Dit verlies heeft vaak verdere gevolgen: bepaalde activiteiten en taken kunnen niet meer uitgeoefend worden, waardoor men geconfronteerd wordt met beperkingen, wat z’n weerslag heeft op de persoon en zijn omgeving. Een belangrijke ervaring van revalidanten is het verlies van controle. De revalidant ervaart dat hij veel ogenschijnlijk eenvoudige en kleine dingen, maar ook ingrijpende zaken niet meer onder controle heeft. Men verliest de ‘grip’ op zichzelf en op de wereld om zich heen. Een zeer beangstigende en alarmerende ervaring.

Op deze ervaring en de (persoonlijke) reacties daarop wil dit onderzoek zich richten. Daarbij concentreert het onderzoek zich primair op de dwarslaesie revalidanten omdat bij hen het verlies vaak ingrijpender en blijvend is. Er wordt in de revalidatie minder dan bij andere diagnosegroepen gewerkt aan het herstel van de stoornis, omdat deze vaak definitief is. Daarmee komt de aandacht vooral te liggen op het verminderen van de beperkingen. Toch zijn vaak grotere aanpassingen noodzakelijk. Aanpassingen die niet gemakkelijk te camoufleren zijn. Dit maakt het voor dwarslaesierevalidanten vrijwel onmogelijk om hun ‘oude’ leven weer op te pakken. Een illusie die andere revalidanten vaak nog wel in stand kunnen houden. De actuele situatie kan door andere revalidanten daardoor gemakkelijker gezien worden als een ‘intermezzo’, waardoor ingrijpen minder nodig is. Afwachten en uitzitten is dan het adagium. Deze redenatie doet vermoeden dat dwarslaesierevalidanten meer dan andere revalidanten zich genoodzaakt voelen om in de actuele gang van zaken in te grijpen en de controle te herstellen.

De hypothese die dit onderzoek wil toetsen is de volgende. Omdat de revalidant de controle over zichzelf, over z’n lijf, over zijn kunnen en op de wereld verliest, raakt hij in vertwijfeling over wat nog wel en wat niet gecontroleerd en beheerst kan worden. De revalidant twijfelt aan alles, aan zijn eigen kunnen, aan zijn eigen persoon. Als reactie daarop zal de revalidant opnieuw onderzoeken en toetsen wat er nog beheerst en

gecontroleerd kan worden. Wat kan er nog? Wat kan ik nog? Wat kan ik nog voor elkaar krijgen? Door bijvoorbeeld de verzorgende te vragen (te bellen), kan toch het raam geopend worden. Dit onderzoek van de revalidant kan de vorm krijgen van (kan geïnterpreteerd worden als) veeleisend en kinderachtig gedrag of juist van een

commanderend en autoritair gedrag. Ook kunnen in de zoektocht naar ‘wat er naar de hand gezet kan worden’ grenzen verkend en overschreden worden.

Controle hebben op de wereld om je heen heeft alles met macht te maken. Juist het ontbreken daarvan: machteloosheid wordt breed ervaren. In die zin is het weer onder controle krijgen een vorm van het herstellen van de persoonlijke macht. De macht over jezelf, de macht over je lijf en de macht over de wereld om je heen. Het lijkt erop dat de revalidant zich gedwongen voelt om de controle en dus de macht over lijf en omgeving opnieuw te valideren en te herstellen (ziektecompensatie).

Goede (dwarslaesie) revalidatiezorg moet mijn inziens inspelen op en rekening houden met deze herstelprocessen en deze zoveel mogelijk professioneel begeleiden. Juist het zoek- en herstelproces van de persoonlijke macht is zeer delicaat: dit proces kan

de zorgverleners en mederevalidanten).

Tot zover de hypothese of theorie. Een aantal observaties lijken deze theorie te ondersteunen: op de dwarslaesieafdeling is meer dan op andere afdelingen sprake van agressie, van machtsstrijd en machtsspelletjes tussen revalidanten onderling en tussen revalidanten en zorgverleners/behandelaars. Ook zijn er op de dwarslaesieafdeling meer dan op andere afdelingen problemen met het hanteren (stellen, verantwoorden en

handhaven) van grenzen.

Door het onderhavige onderzoek willen we meer inzicht krijgen in de

onmachtsgevoelens bij en het hanteren van deze gevoelens door de revalidant. Kortom meer inzicht te krijgen in de (innerlijke) herstelprocessen die betrekking hebben op de persoonlijke controle. Ook de rol die de omstanders (o.a. verzorgenden en behandelaars) in deze processen zijn punt van onderzoek.

Theoretische en praktische relevantie Praktisch

Het onderzoek kan leiden tot een groter inzicht in de (innerlijke) herstelprocessen bij de revalidanten, wat op haar beurt kan bijdragen tot de verdere professionalisering van verplegenden en verzorgenden in de revalidatie.

Door meer zicht te krijgen op de processen die spelen in een zorgrelatie en de effecten die deze kunnen hebben op de eigen persoon van de verzorgende of behandelaar, kunnen compenserende reacties binnen het team verminderen en daardoor kan het de kwaliteit van het team verbeteren.

Inzicht in de zorgprocessen en de daardoor toenemende professionalisering kan ook leiden tot een betere bejegening van de revalidant door de zorgverleners. En bijdragen tot een betere emotionele- en psychische verwerking van verlies door de revalidant.

Theoretisch

Er wordt in kaart gebracht welke de bronnen van onmachtgevoelens zijn voor een revalidant.

Ook worden de verschillende strategieën in kaart gebracht van hoe de revalidant omgaat met onmachtgevoelens. Er wordt in kaart gebracht welke machtsprocessen kunnen spelen in de zorgverlening aan revalidanten in een revalidatiecentrum.

Onderzoekswijze

Het onderzoek zal vooral ‘in kaart brengen’, niet kwantificeren. Het is dus een kwalitatief onderzoek.

Door middel van enkele persoonlijke gesprekken / diepte interviews met revalidanten wordt data verzameld. Na elk gesprek wordt de data geanalyseerd en worden eventuele nieuwe inzichten weer verwerkt in de volgende gesprekken. Theorievorming zal daardoor tijdens het hele proces plaatsvinden en daarmee het onderzoek ook al doende (bij-)sturen.

Omdat de focus vooral zal liggen op de innerlijke herstelprocessen van de revalidant zal het accent minder liggen op de uitingsvormen die deze processen tentoonspreiden. Om deze processen aan het licht te brengen zal het nodig zijn om in het persoonlijk

gesprek/interview de nodige omzichtigheid te betrachten. Dit ook om te voorkomen dat het gesprek (het onderzoek) negatief interfereert met de herstelprocessen van de

revalidant en daarmee mogelijk met het zorgproces binnen het RCA. Hielke Bosma

geestelijke verzorging

email: h.bosma@rcamsterdam.nl

In document Onmacht bij dwarslaesierevalidanten (pagina 95-97)