• No results found

Zou jij tegen vrienden zeggen dat het leuk is op de groep? R: Ja eh, niet echt eigenlijk Soms, niet echt eigenlijk.

Bijlage XVII – Transcript semigestructureerde interviews

I: Zou jij tegen vrienden zeggen dat het leuk is op de groep? R: Ja eh, niet echt eigenlijk Soms, niet echt eigenlijk.

I: Waarom niet?

R: Ik vind vooral, eh vrienden die ik heb, die of bij hun moeder wonen of die het wel goed hebben thuis. Zou ik het niet zeggen want ik vind het zelf niet zo heel leuk, en dat mijn vrienden het ook niet zo leuk

zouden vinden hier. Omdat er best oudere mensen wonen, en misschien ook dat ze het niet leuk vinden omdat de gezelligheid te weinig is.

I: Ja.

R: ’s avonds dan.

I: En je zei soms, zou je het soms wel vertellen tegen vrienden? R: Niet echt eigenlijk.

I: Ok, duidelijk. Heb je nog een voorbeeld? R: Nee

I: Goed gedaan. Komt de volgende vraag. Vraag 2

I: Hoe gaat de begeleiding met jou om?

R: Normaal, ik praat wel met de leiding en dat gaat wel goed. Maar soms als ik een vraag heb en ze zitten hier op kantoor dan ben ik weer op mijn kamer en wil ik net iets vragen wat ik, wat me te binnen schoot of zo. En dan zitten ze weer in het kantoor met het bordje op rood omdat het betekent dat ze in gesprek zijn en dan kan ik dus niks vragen. En soms is het nu en dan nogal dringend, niet zo heel dringend dat het echt ja misschien dat er iemand slaat of zo, alleen dan mogen ze ingrijpen. Maar ik mag niet altijd binnengaan en dat vind ik soms wel nogal vervelend eigenlijk.

I: Ja, duidelijk. En heb je nog een voorbeeld over hoe de begeleiding met jou omgaat?

R: Eh, ja met de verzorging. Dat ik zeg maar, dat ze me er wel op wijzen dat ik mijn tanden poets en alles. Alle andere dingen doe, vooral ook.

I: Ok. En luistert de begeleiding naar jou?

R: Ja, dat wel. Behalve als ze in gesprek binnen zijn dan, maar als ik iets vraag dan luisteren ze wel. In mijn geval.

I: Heb je daar een voorbeeld van?

R: Dan vraag ik van: ‘Hoe schrijf je dat in het Engels?’ of ‘Hoe doe je dat?’, iets over de groep of iets over van school of zo. En dan luisteren ze ook wel aandachtig, zeg maar. Dan lijkt het wel dat je zeg maar een antwoord hebt, ja.

I: Ok. Wil je daar nog iets over vertellen? R: Nee.

I: Goed. Vraag 3

I: Hoe voel je je op de groep?

R: Ja, eh, niet echt alleen maar ook niet eh. Ik weet het niet echt eigenlijk. Omdat er weinig jongeren zijn voel ik me niet, zeg maar, hoe moet je het zeggen. Dan heb ik gewoon niks te doen. Die bewoners zijn nogal, hoe noem je dat, beperkt en ik wou dat er andere bewoners waren waar ik leukere dingen mee kon doen dan de mensen hier. Ik vind de bewoners niet zo heel fijn, omdat ze nogal oud zijn en beperkt zeg maar. I: Ok. Heb je nog een voorbeeld of kun je nog iets vertellen over hoe je je voelt hier?

R: Nee, niet echt.

I: Ok, dat was heel duidelijk. Gaan we naar de volgende. Vraag 4

I: Welke nieuwe dingen leer je op de groep?

R: Niet echt veel eigenlijk. Het enigste wat ik leer is gewoon eh, eigenlijk niks volgens mij. Ik heb al genoeg geleerd. Ik leer nog wel op school maar op de groep niet eigenlijk. Niet iets specifieks wat ik normaal niet zou leren.

I: Ja, goed. Wilde je hier nog iets over zeggen? R: Nee.

I: Goed, dan gaan we naar de volgende. Vraag 5

I: Hoe vind je het op de groep?

R: Ja, soms wel leuk, soms ook niet. Ik mis altijd wel een vriend in de groep om iets mee te doen zeg maar. En als er een vriend zou zijn, dan zou ik het leuker hebben dan nu. Dus ja, niet zo heel leuk.

I: Ok, wil je er nog iets over vertellen? R: Nee.

Vraag 6

I: Heb jij vrienden op de groep?

R: Nee. Alleen L., dat is alleen niet echt een… Nou ja, het is wel een vriend maar ja dat is de enigste dat ik denk, ze is nog wel normaal. Ze kan praten, ze is een normaal iemand, ze is jonger en niet zo heel beperkt. Maar ik vind het toch weer niet echt een hele goede vriend. Dus eigenlijk moet ik iemand hebben die echt gewoon jong is en gewoon ja, dingen wil doen. En L. die heeft ook andere dingen nog, die heeft ook dingen die ze moet doen. En ze kan ook niet een keer naar de stad zeg maar.

I: Doen jullie wel eens iets samen?

R: Nee, zij mag alleen maar op de groep blijven en ze mag niet naar de winkel. Zelf heb ik meer vrijheid dan haar, zeg maar. Gewoon naar de stad en naar de winkel, en daar mis ik wel iemand voor. Met L. kan ik dat wel doen maar dan moet er een leiding mee, en dan ben je dus ook weer afhankelijk van de leiding. Dus ja. I: Ok, wil je nog iets vertellen over vrienden?

R: Nee.

I: Ok, goed. Dit stuk is klaar. 13. Interview ICG Datum 29-8-2012 Deelnamenummer: 029 Locatie: De Koraalgroep Tijdsduur: 10 min. 15 sec. I: Interviewer

R: Cliënt Vraag 1

I: Zou jij tegen vrienden zeggen dat het leuk is op de groep? R: Ja.

I: Ja. En waarom zou je dat tegen vrienden zeggen? R: Omdat er leuke cliënten zijn hier op de groep. I: Kun je daar een voorbeeld van geven?

R: T. en T. I: En waarom?

R: Die zijn lief, en ze lijken op elkaar. T. en T.

I: Ok. En kun je nog meer vertellen waarom het leuk is op de groep? R: Alles is gewoon leuk.

I: En kun je daar een voorbeeld van geven? R: De activiteiten.

I: De activiteiten. Welke activiteiten doe je? R: Wandelen met sommige cliënten.

I: Ok. Is er nog iets wat je hierover wilt vertellen? R: Nee.

I: Hartstikke goed, gaan we naar de volgende vraag. Vraag 2

I: Hoe gaat de begeleiding met jou om? R: Goed.

I: Ja? R: Ja.

I: En wat bedoel je met goed?

R: Dat ze normaal moeten praten tegen mij. Dan vind ik het goed. I: En kun je daar een voorbeeld van geven?

R: Eh, de telefoon netjes op de oplader leggen waar die hoort. Ik vraag altijd: ‘Mag ik de telefoon op de oplader leggen alsjeblieft?’. Die heeft het personeel altijd hier liggen.

I: Luistert de begeleiding naar jou? R: Ja.

I: Ja? Wanneer luistert de begeleider naar jou?

R: Als ze zeggen van: ‘Je hebt nou kamermoment.’ dan zegt de leiding dat tegen mij. I: En luisteren ze ook als jij iets vraagt of zegt?

R: Soms niet.

I: Kun je daar een voorbeeld van geven? R: Dat ze me niet goed kunnen snappen.

I: Ok. Dus als jij wat zegt, dan snappen ze je niet altijd? R: Dan gaan ze bijvoorbeeld allemaal door elkaar praten. […] I: Wil je hier nog iets meer over zeggen?

R: Nee.

I: Gaan we naar de volgende vraag? R: Ja.

Vraag 3

I: Hoe voel je je op de groep? R: Goed.

I: Goed? R: Ja.

I: Ok. En wat bedoel je met goed? R: Dat ik hier veilig woon. I: Veilig?

R: Ja.

I: En kun je een voorbeeld geven van dat je je hier veilig voelt? R: Dat ik het fijn vind thuis, hier.

I: En kun je daar iets meer over vertellen, dat je het fijn vindt hier?

R: Ik vind het fijner wonen als op de D.. Daar mocht je helemaal niks. Mocht je niks hebben. Geen muziek, geen tv.

I: En hier mag je muziek en tv hebben?

R: Ja. En ik hoef het ook niet in te leveren. Niet meer. Dat was eerst wel, maar nu niet meer. I: Ok. Heel goed, je gaat echt als een speer he, we zijn al bij…

R: Ja, ik ben bijna achttien. Dan krijg ik een uitkering. I: Kijk. Zullen we nog een vraag doen?

R: Ja. Vraag 4

I: Welke nieuwe dingen leer je op de groep?

R: Boodschappen doen [kleine onderbreking, er komt een begeleiding binnen]. We zijn opnames aan het maken, met de telefoon.

I: Gaan we weer verder. Jij vertelde net dat je leert boodschappen doen, kun je daar wat meer over vertellen?

R: Toetje kopen, chips kopen. I: En ga je dan zelf betalen? R: Ja, voor de groep.

I: Ok. En leer je nog andere dingen op de groep? R: Naar de stad gaan niet. Te druk.

I: Leer je ook nog dingen binnen op de groep? R: Nee.

I: Nee? R: Nee.

I: Hartstikke goed. Gaan we naar de volgende vraag. Vraag 5

I: Hoe vind je het op de groep? R: Leuk.

I: Leuk? R: Ja.

I: Kun je daar iets meer over vertellen?

R: Het is vriendelijk hier op de groep, dat ze met de kinderen omgaan. I: Wat bedoel je met vriendelijk?

R: Dat M. [medebewoner] hier met elkaar om kan gaan. En T. en T., S. en A. [medebewoners]. I: Ja. Wil je hier nog iets meer over vertellen?

R: Nee.

I: Dan gaan we alweer naar de laatste vraag. Vraag 6

I: Heb jij vrienden op de groep?