• No results found

5. Het vormen van de discours

De huidige discours over hernieuwbare energie wordt samengesteld door de frames van verschillende partijen zoals in het vorige hoofdstuk geanalyseerd. Om te bepalen welke stromingen overheersen, moeten de frames geclassificeerd worden aan de hand van de waarom, hoe, wie en de rol van de overheid vragen. De indelingen van Rydin (2003) en Dryzek (1997) kunnen aangewend worden voor de eerste twee vragen. Voor de andere twee vragen zijn nieuwe indelingen opgesteld. Opvallend is dat alle actoren zich actief en uitgesproken uitlaten over de energietransitie en deze ook concreet weten te visualiseren. Dit is te verwachten van de partijen die het Energieakkoord hebben getekend of milieubelangen vertegenwoordigen, maar ook alle politieke partijen mengen zich in het debat. Dit betekent dat energie en de transitie onderwerpen zijn waar men niet meer omheen kan.

De twee kranten zijn alleen in de eerste indeling, de waarom, opgenomen. Voor de andere drie indelingen zijn namelijk geen voldoende conclusies te trekken.

5.1 De ‘waarom’

Rydin’s driedelige indeling baseert zich, zoals in hoofdstuk 1 beschreven, op de rationaliteit. Dit kan vertaald worden in de ‘waarom’ van energietransitie. Zetten de actoren in op een transitie omdat zij de wetenschappelijke claims van klimaatbedreiging ondersteunen en klimaatverandering willen tegengaan? Zien de actoren een kans om de economie te versterken door middel van een verandering in het energiesysteem? Of is een transitie nodig om sociale rechten te verdedigen en een eerlijke verdeling te creëren? Hoewel zowel de wetenschappelijke, economische als communicatieve rationaliteit terug komen in de frames van de meeste partijen, is er wel een dominante rationaliteit te ontdekken. Onderstaand zijn de actoren ingedeeld op de rationaliteit die het sterkste terugkomt in hun frames.

Wetenschappelijke rationaliteit Economische rationaliteit Communicatieve rationaliteit

1. PvdA 2. D66 3. Greenpeace 4. Urgenda 5. NRC Handelsblad 6. PBL 7. ECN 1. VVD 2. SP 3. PVV 4. VNO-NCW 5. Aedes 6. De Telegraaf 1. CDA 2. e-Decentraal 3. Natuur en Milieu

Tabel 4. Indeling naar rationaliteit

De wetenschappelijke en economische rationaliteit oefenen samen een evenredige invloed uit op de overheersende discours wanneer men kijkt naar het aantal actoren en hun gewicht. De communicatieve rationaliteit is echter ondervertegenwoordigd. Over het algemeen wordt de energietransitie dus verdedigd vanuit een discours die stelt dat een omslag van het energiesysteem zowel klimaatverandering tegen gaat als de economie bevordert. De PVV en de Telegraaf vormen hier de uitzondering aangezien zij tegen een transitie zijn omdat dit slecht is voor de economie.

5.2 De ‘hoe’

Dryzek past een tweedimensionale indeling toe die discoursen categoriseert op de manier waarop zij veranderingen in de toekomstige wereld visualiseren. Deze verdeling kan worden toegepast op de verschillende stromingen van de geanalyseerde actoren. Hiermee wordt de vraag beantwoord over ‘hoe’ de transitie zich moet uiten in sociaal-maatschappelijk opzicht. Zet de actor in op een verandering van het huidige maatschappelijk-economisch systeem of op een complete omslag van het systeem? Worden oplossingen gedefinieerd vanuit de industrialisatie of worden er oplossingen gezien waarbij de natuur boven het kapitalisme wordt geplaatst?

Reformistisch Radicaal Prozaïsch 1. PVV 1. CDA 2. D66 3. e-Decentraal 4. PBL 5. ECN Creatief 1. VVD 2. PvdA 3. SP 4. VNO-NCW 5. Aedes 1. Greenpeace 2. Urgenda 3. Natuur en Milieu

Tabel 5. Classificatie matrix van Dryzek

Met de VVD, de PvdA en VNO-NCW samen geclusterd, heeft de reformistisch en creatieve dimensie een overwicht in de discours over hernieuwbare energie. De dominante stroming heeft een verandering van het huidige systeem voor ogen waarin er oplossingen moeten komen om de economie met duurzaamheid te verenigen. Daarnaast wordt de huidige discours ook beïnvloed door de radicaal prozaïsch en radicaal creatieve stroming.

5.3 De ‘wie’

Bij het analyseren van de frames die de actoren inzetten, is een duidelijk onderscheid te ontdekken in welke partij er verantwoordelijk wordt gehouden voor een energietransitie. Vier partijen worden benoemd: de overheid, de wetenschap, de markt en de samenleving. De actoren kunnen dan ook in deze vier categorieën worden ingedeeld.

De overheid De wetenschap De markt De samenleving

1. PvdA 2. D66 1. SP 2. PBL 3. ECN 1. VVD 2. VNO-NCW 3. Aedes 1. CDA 2. PVV 3. e-Decentraal 4. Greenpeace 5. Urgenda 6. Natuur en Milieu Tabel 6. De verantwoordelijke partij

Het overgrote deel van de actoren ziet een transitie voortkomen uit de samenleving en deze groep wordt versterkt door Greenpeace en Natuur en Milieu, twee prominente spelers. Desalniettemin zijn ook alle drie de andere categorieën redelijk evenredig verdeeld, met de groep die de markt verantwoordelijk houdt, sterk vertegenwoordigd door de VVD en VNO-NCW. Er is hier dan ook niet duidelijk één overheersende stroming maar juist sterk conflicterend stromingen.

5.4 De rol van de overheid

Voor de Nederlandse beleidsvoering van de komende jaren richting 2020 moet er naast de overheersende discours ook rekening gehouden worden met welke rol de actoren voor de overheid zien weggelegd. Wanneer de overheid anders handelt dan dat er verwacht en geprefereerd wordt, kan frictie ontstaan welke een vertragend effect heeft op de energietransitie. Om te beoordelen hoe de overheid moet handelen, is er een tweedimensionale verdeling gemaakt naar aanleiding van de voorgaande analyse. De eerste dimensie maakt een onderscheid tussen een top-down en bottom-up aanpak. De tweede dimensie stelt of de overheid moet ingrijpen door middel van wet- en regelgeving of juist moet stimuleren door het verminderen van de regels en het bieden van ruimte.

Top-down Bottom-up Ingrijpen 1. PvdA 2. D66 3. Greenpeace Stimuleren 1. SP 2. VNO-NCW 3. ECN 4. Aedes 1. VVD 2. CDA 3. PVV 4. e-Decentraal 5. Urgenda 6. Natuur en Milieu 7. PBL

Tabel 7. De rol van de overheid

Het overwicht ligt evident in de categorie van een stimulerende bottom-up aanpak. De hoofdgedachte in deze groep is dat via stimulering van onderaf de transitie zich ook naar boven toe zal manifesteren. Dit kan bereikt worden door regels en belemmeringen weg te nemen en door lokale initiatieven meer ruimte te bieden. Toch stelt de helft van de actoren een top-down benadering voor waar gelooft wordt dat een transitie alleen kan plaatsvinden als deze bij de overheden en industrie begint. Binnen deze groep is wel een sterke verdeeldheid over of de overheid moet ingrijpen of stimuleren.

5.5 Overeenkomsten

Er zijn enkele opmerkelijke overeenkomsten te vinden in de frames van de actoren. Het eerste punt waar bijna algehele overeenstemming over is, gaat over de afhankelijkheid van Nederland. Vrijwel alle actoren stellen dat Nederland te afhankelijk is van andere regio’s en dat dit een bedreiging kan vormen voor de energiezekerheid. Een transitie helpt Nederland om onafhankelijk te kunnen voorzien in genoeg energie. Een andere opmerkelijk punt is vooral terug te vinden in de frames van

de politieke partijen en hebben betrekking op de rol van de EU. Het overgrote deel vindt dat de EU bindende milieuafspraken moet maken en dat zij strenger moet optreden tegen landen die zich hier niet aan houden. Maar Nederland heeft zelf nog een lange weg te gaan en is nog niet zeker van het behalen van de 20-20-20 doelstellingen. Het is dus interessant dat het overgrote deel pleit voor strengere afspraken terwijl er in Nederland geen zekerheid is over het behalen van de doelstellingen.

5.6 Verschillen

Eén van de punten waar zeker geen consensus over bereikt wordt, is het gebruik van fossiele bronnen. Waar sommige actoren ruimte zien voor kernenergie zijn andere actoren stellig tegen deze manier van energieopwekking. Ook schaliegas is een punt van discussie waarin duidelijke voor- en tegenstanders zijn. Niet alleen bestaan er verschillen tussen het wel of niet mogen gebruiken van dergelijke bronnen, maar ook tussen de beweegredenen van voor- en tegenstanders.

CONCLUSIE,